Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Peters over het bericht ‘Goede relatie met China belangrijker voor Universiteit Groningen dan academische vrijheid’
Vragen van het lid Peters (CDA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Goede relatie met China belangrijker voor Universiteit Groningen dan academische vrijheid» (ingezonden 17 mei 2021).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
16 juni 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Goede relatie met China belangrijker voor Universiteit
Groningen dan academische vrijheid»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u er van dat Hongkongse studenten aan de RUG2 zich onveilig voelen door de aanwezigheid van het Confucius Instituut in Groningen
en ze zich zorgen maken over hun academische vrijheid? Wat zou volgens u de collegevoorzitter
moeten doen met de aangeboden petitie?
Antwoord 2
Ik hecht groot belang aan het waarborgen van academische vrijheid door de hoger onderwijsinstellingen.
Het is aan de instellingen, in dit geval de RUG, om dit te garanderen. Ook hecht ik
eraan dat studenten zich veilig voelen binnen de academische omgeving en dat zorgen
van studenten serieus worden genomen.
Vanwege de huidige organisatorische inbedding van het Confucius Instituut in enkele
Nederlandse instellingen voor hoger onderwijs, is het voorstelbaar dat zorgen, zoals
beschreven in het artikel waarnaar u verwijst, ontstaan. De onderzoekers van Instituut
Clingendael wijzen er in hun rapport «China’s invloed op onderwijs in Nederland» ook
op dat «de huidige situatie van inbedding van de Confucius Instituten in Nederlandse
kennisinstellingen op gespannen voet staat met de onafhankelijkheid van Nederlandse
kennisinstellingen en de Nederlandse normen en waarden op het gebied van wetenschappelijke
integriteit.» Ik vind het dan ook verstandig dat de betrokken instellingen deze inbedding
heroverwegen. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Vraag 3
Wat vindt u van de uitspraak van de collegevoorzitter van de RUG dat er een kader
van de overheid nodig is om in te kunnen grijpen? Wat is de stand van zaken van het
opstellen van richtsnoeren kennisveiligheid en het toetsingskader ongewenste kennis-
en technologieoverdracht? Welke resultaten zijn er uit de eerste ronde gekomen van
de kennisveiligheidsdialoog met de universiteiten? Wanneer worden de bestuurlijke
afspraken kennisveiligheid naar verwachting afgesloten?
Antwoord 3
In de Kamerbrief over kennisveiligheid heeft het kabinet een reeks maatregelen gepresenteerd
om kennisveiligheid, in algemene zin, beter te waarborgen. Deze maatregelen zijn landenneutraal
en dus op ieder land van toepassing. De maatregelen bieden de kennisinstellingen een
kader op het gebied van kennisveiligheid om zo beter invulling te kunnen geven aan
de verantwoordelijkheid die zij op grond van hun institutionele autonomie hebben.
Het is verder belangrijk te onderstrepen dat het bij maatregelen als de richtsnoeren,
bestuurlijke afspraken en de kennisveiligheidsdialoog gaat om een gezamenlijke opgave
voor de kennisinstellingen en de overheid.
De in de Kamerbrief genoemde maatregelen zijn: de dialoog kennisveiligheid gericht
op het verhogen van het kennisveiligheidsbewustzijn binnen kennisinstellingen; richtsnoeren
en bestuurlijke afspraken over kennisveiligheid die samen met de kennissector worden
uitgewerkt; een Rijksbreed expertise- en adviesloket; een toetsingskader ongewenste
kennis- en technologieoverdracht. De richtsnoeren zullen naar verwachting kort na
de zomer opgeleverd worden. Verder is in de Kamerbrief aangegeven dat er naar gestreefd
wordt om de bestuurlijke afspraken in de tweede helft van 2021 gereed te hebben en
de basisfuncties van het expertise- en adviesloket in de loop van 2021 operationeel
te hebben. Voor het toetsingskader geldt dat het op zijn vroegst in 2023 in werking
zal treden. Zoals toegezegd in de brief zal ik uw Kamer dit najaar informeren over
de voortgang bij het uitwerken van de genoemde maatregelen.
De eerste ronde van de kennisveiligheidsdialoog met de universiteiten en de onderzoeksinstituten
laat een wisselend bewustzijnsniveau ten aanzien van kennisveiligheid zien. De instellingen
geven aan de risico’s rondom kennisveiligheid te herkennen, maar nog niet overal is
het bewustzijn ten aanzien van kennisveiligheid ook tot in de haarvaten van de organisatie
doorgedrongen. De dialoog kennisveiligheid is daarom ook een doorlopend gesprek. Sinds
de eerste gespreksreeks is te zien dat door verschillende universiteiten en onderzoeksinstituten
actief stappen gezet worden op het gebied van kennisveiligheid. Het Ministerie van
EZK heeft parallel ook met de TO2-instellingen een kennisveiligheidsdialoog gevoerd
en werkt deze nu verder uit in een thematische workshopronde waarin de instellingen
een aantal aspecten dieper analyseren en praktisch uitwerken. De kennisveiligheidsdialoog
met de Hogescholen is in juni begonnen. De dialoog met de universitair medisch centra
gaat binnenkort van start.
Vraag 4
Wat vindt u van de uitspraak van Van Rosmalen dat hogescholen wel kunnen samenwerken
met een Confucius Instituut omdat de academische vrijheid bij hen niet in het geding
is? Tot wanneer loopt het contract van Hogeschool Zuyd met het Confucius Instituut
en is hogeschool Zuyd voornemens om de samenwerking te verlengen?
Antwoord 4
Ik begrijp de uitspraak van Van Rosmalen zó, dat hij het risico op aantasting van
de academische vrijheid bij de Hogeschool Zuyd gering acht, omdat er daar geen China-gerelateerd
onderzoek wordt uitgevoerd. Ik ben het met hem eens dat het risico inderdaad groter
zou zijn als de Hogeschool Zuyd dergelijk onderzoek wél zou uitvoeren. Tegelijkertijd
kan de huidige inbedding van een Confucius Instituut in een Nederlandse kennisinstelling,
zoals dat ook bij Hogeschool Zuyd het geval is, wel op gespannen voet staan met de
onafhankelijkheid van Nederlandse kennisinstellingen (zie ook antwoord op vraag 2).
Zoals ik uw Kamer eerder heb laten weten3 heeft de Hogeschool Zuyd aangegeven dat de overeenkomst tussen het Confucius Instituut
Maastricht (CIM) en de Chinese moederorganisatie Hanban een geldigheidsduur van vijf
jaar kent.4 De overeenkomst is getekend op 28 december 2016 en zal dus verlopen op 28 december
2021, met een opzegtermijn van 90 dagen voorafgaand aan de einddatum. Indien de overeenkomst
niet vóór de opzegtermijn wordt beëindigd door een van de beide partijen zal deze
stilzwijgend worden verlengd. Hogeschool Zuyd laat desgevraagd weten dat besluitvorming
omtrent het voortzetten van de huidige inbedding van het Confucius Instituut bij Hogeschool
Zuyd dit najaar verwacht wordt. In vervolg op de gesprekken die OCW met de instellingen
heeft gevoerd over het rapport van Instituut Clingendael5 adviseer ik om te kiezen voor ontkoppeling van het Confucius Instituut. Dat zou mijns
inziens de beste manier zijn om zorgen over mogelijke aantasting van academische vrijheid,
of de schijn daarvan, weg te nemen. Ik heb de andere twee instellingen op dezelfde
manier geadviseerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.