Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 10 juni 2021, over Politie
29 628 Politie
Nr. 1033
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 27 juli 2021
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 10 juni 2021 overleg gevoerd
met de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid, over:
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 11 februari 2021 inzake stand
van zaken C2000 (Kamerstuk 25 124, nr. 107);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 26 februari 2021 inzake uitstel
toezending informatie over de voortgang van de afdoening van oude restschadezaken
en over de hoofdlijnen van het nieuwe stelsel bij beroepsrisico’s (PTSS) (Kamerstuk
29 628, nr. 1006);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 11 maart 2021 inzake inspectierapport
«Parate kennis noodhulp» (Kamerstuk 29 628, nr. 1007);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 12 maart 2021 inzake stelsel
beroepsziekten en dienstongevallen politie (Kamerstuk 29 628, nr. 1008);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 25 maart 2021 inzake position
paper «De politie van morgen en overmorgen» en Onderzoek personele en materiële lasten
2021–2025 (Kamerstuk 29 628, nr. 1009);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 31 maart 2021 inzake taskforce
«Onze hulpverleners veilig» (Kamerstuk 28 684, nr. 657);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 12 april 2021 inzake onderzoeksrapport
van de Politieacademie inzake «Professioneel Controleren» 2018–2019 (Kamerstuk 29 628, nr. 1011);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 15 april 2021 inzake analyse
geweldgebruik politie en publicatie cijfers CBS (Kamerstuk 29 628, nr. 1012);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 26 april 2021 inzake ontwikkelingen
bij de Landelijke Eenheid (Kamerstuk 29 628, nr. 1013);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 30 april 2021 inzake tussenevaluatie
handhaving coronagedragsregels (Kamerstuk 25 295, nr. 1174);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 20 mei 2021 inzake racistische
berichten in appgroep politie Rotterdam (Kamerstuk 29 628, nr. 1014);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 4 juni 2021 inzake eerste
halfjaarbericht politie 2021 (Kamerstuk 29 628, nr. 1015).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Brood
Voorzitter: Van Nispen
Griffier: Koerselman
Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Azarkan, Bikker, Bisschop, Helder, Kathmann,
Van Meijeren, Michon-Derkzen, Van Nispen, Palland, Simons en Van der Werf,
en de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 10.03 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen, allemaal. Welkom bij dit commissiedebat Politie. Ik heet iedereen van
harte welkom, ook de mensen thuis. Hartelijk welkom aan de Minister van Justitie en
Veiligheid, die graag zijn verlate komst wil verklaren. Daarvoor geef ik hem het woord.
Minister Grapperhaus:
Mijn verontschuldigingen aan u en de commissieleden. Ik had even een belangrijke ontmoeting
met uw vaste voorzitter, Paul van Meenen, die grootvader is geworden. Ik heb hem het
toch ook voor mensen die in de politie geïnteresseerd zijn zeer lezenswaardige boek
Pietepaf het circushondje voor zijn kleinzoon gegeven. Dat gaat over een hondje dat
heel klein is en daarom zoveel mensen naar het circus trekt, maar vervolgens begint
te groeien. Dan wil niemand meer naar hem komen kijken, totdat hij vier meter wordt
en dan komen de mensen weer terug. Vraagt u me niet wat de moraal is van het verhaal,
maar we weten er vast iets op te vinden.
De heer Bisschop (SGP):
De Minister kent zijn klassiekers. Dat hebben we weer meegekregen.
De voorzitter:
Ik ken het boekje ook, erken ik dan maar hier. Hartelijk dank dat u dit heeft gedaan
voor de commissievoorzitter. Dat is erg attent en daarmee is uw verlate komst zeer
verontschuldigd.
We gaan gauw beginnen. Er staat veel op de agenda. Het is een debat waar wij drie
uur de tijd voor hebben, dus ik ga strikt de vier minuten spreektijd hanteren. Interrupties
graag kort en bondig. Twee interrupties per persoon in tweeën of eventueel vier korte
vragen. Dat kan ook als u dat liever heeft. We gaan beginnen met mevrouw Helder van
de PVV.
Mevrouw Helder (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik weet niet of onze vaste voorzitter kijkt, maar ik wil hem
via deze weg feliciteren met de geboorte van zijn kleinkind.
Voorzitter. Dan de agenda natuurlijk, waarvoor we hier zijn. Ik begin met de nieuwe
contouren voor het stelsel voor beroepsziekten in het algemeen en de afhandeling van
de PTSS-dossiers in het bijzonder, want dat is een never ending story die met iedere
stap slechter uitpakt voor de betreffende agenten of ex-agenten. Gelukkig hebben beide
politievakbonden aangegeven de vereiste instemming met het nieuwe stelsel niet te
geven als er toch wordt verrekend, dus als in strijd met mijn met algemene stemmen
aangenomen motie wordt gehandeld. Daar ben ik oprecht blij mee. Niet alleen de Minister
gaat aan het belang van de agent met PTSS en de langlopende dossiers voorbij. Ook
de korpsleiding doet dat met een interne richtlijn, die ik na herhaaldelijk vragen
niet via de officiële kanalen heb gekregen, maar van een agent met PTSS. Zo worden
deze dossiers er toch doorheen gejast en het nieuwe systeem verandert hier niks aan.
De houding van de korpsleiding jegens agenten met PTSS is gewoon verkeerd. Ik heb
op dit punt drie vragen aan de Minister. Ten eerste. Waarom wordt er in strijd met
de aangenomen motie gehandeld? Twee. Waarom wordt er met slechts drie schadeposten
rekening gehouden? Bestaat de zogenoemde stuurgroep alleen uit de heer Kok van de
korpsleiding oftewel is de stuurgroep een farce?
Dan de ontwikkelingen bij de Landelijke Eenheid. Hulde voor het geweldige resultaat
dat dinsdag bekend werd van een internationale undercoveractie met cryptotelefoons.
Maar waar ik het vandaag over wil hebben, is helaas minder fraai. Een medewerker van
de Dienst Specialistische Operaties, DSO, van de Landelijke Eenheid is onlangs overleden.
Er komt een onafhankelijk onderzoek naar de feiten en omstandigheden, waaronder een
mogelijk verband met de werkomstandigheden bij de DSO. Ik heb eerder vragen gesteld
– de Minister weet dat – over het causale verband tussen het overlijden van twee politie-informanten
en het falen van de leiding van de Landelijke Eenheid. Hier loopt weer een onderzoek,
nadat de Minister ons in eerdergenoemd notaoverleg in reactie op mijn vragen verkeerd
informeerde. De Minister zegt dat de inspectie zelf tot dat besluit is gekomen, maar
die versie geloof ik niet helemaal. Ik wil dus heel graag weten wat de aanleiding
is dat de inspectie nu weer onderzoek naar datzelfde geval gaat doen.
Er zijn inmiddels meerdere onderzoeken ten aanzien van diverse onderdelen van de Landelijke
Eenheid – ik zei het net al – met allemaal als kern een enorm wantrouwen jegens de
leiding. Zonder de politievakbonden, met hard duwen en trekken, zouden die onderzoeken
er niet zijn geweest. Ik vind dit geen incidenten meer, maar een patroon. De Minister
is verantwoordelijk voor de werking van het politiestelsel. De PVV vindt dat de Minister
moet ingrijpen bij de Landelijke Eenheid en zich niet moet verschuilen achter incidenten
die vertrouwelijk onderzocht worden en waar de Kamer dan waarschijnlijk niks meer
over hoort. Die grens is gepasseerd. Ik heb graag een reactie op dit punt van de Minister.
Tot slot twee punten. Als eerste De politie van morgen en overmorgen. We weten allemaal
dat de politie het heden niet eens aankan. Corona is ons allemaal overkomen, dus daar
heb ik het niet over. Daarvoor was daar al sprake van. Te veel mensen, te veel taken.
Wanneer verandert dat nu eens? Wat is de schamele belofte waard dat de operationele
sterkte in 2024 wel op peil zal zijn?
Dan helemaal tot slot het andere punt: Politie voor Iedereen. Mijn mailbox stroomt
vol met berichten van autochtone jongeren die alle toelatingstesten voor de Politieacademie
hebben gehaald, maar worden afgewezen omdat ze niet in het diversiteitsstreven van
die 25% passen. Daar heb ik ook graag een reactie van de Minister op. Ook de rapporten
die we gisteren nog kregen, bij het halfjaarbericht, impliceren dat de politie een
racistisch en discriminerend bolwerk is. Daar staan gewoon teksten in als «waar komen
we vandaan». Waar bij de ernstige gevallen bij de Landelijke Eenheid wordt gedaan
alsof het incidenten zijn, is het hier precies het tegenovergestelde: er wordt net
gedaan alsof het een racistisch bolwerk is. Ik heb altijd gezegd dat racisme en discriminatie
natuurlijk keihard moeten worden aangepakt, maar deze suggestie, deze implicatie,
vind ik zeer ernstig en een grove miskenning van de mensen op de werkvloer. De onevenredige
aandacht die hieraan wordt besteed, staat in schril contrast met de zorg voor agenten
met PTSS. Dan zouden hun dossiers allang zijn afgehandeld. Tot slot de vraag aan de
Minister of hij het met mij eens is dat er fundamenteel iets moet veranderen aan de
mindset bij korpsleiding.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een vraag van de heer Azarkan. Ik zeg nogmaals: we zijn met elf
woordvoerders, dus laten we kort en bondig formuleren. Meneer Azarkan.
De heer Azarkan (DENK):
De politie is geen racistisch bolwerk. Waar we wel mee te maken hebben, zijn incidenten
waar agenten zich racistisch uitlaten. Collega Helder zegt: dat moeten we keihard
aanpakken. Mijn vraag aan haar is hoe dat keihard aanpakken eruitziet.
Mevrouw Helder (PVV):
Dat kan op twee manieren. De korpsleiding. Ze kunnen dat zelf aanpakken, de eenheden
kunnen dat zelf doen. Je kan ook aangifte doen, het strafrechtelijke proces volgen.
Wat ik verkeerd vind, is dat dat wordt uitgerold en wordt gedaan alsof dat dus voor
die hele eenheden geldt en dat vind ik heel kwalijk.
De heer Azarkan (DENK):
Daar vinden we elkaar. Dat betekent dat we als er een racistisch incident is, zoals
bijvoorbeeld in Rotterdam, ervoor moeten zorgen dat dat niet uitgesmeerd wordt over
het hele korps. Door de wijze waarop het nu aangepakt is, is dat wel zo. Wat je zag,
is dat vanuit het hele land mensen zich opwonden over de hele lichte straf. Het gevolg
is dat je precies krijgt waar mevrouw Helder tegen is. Dat betekent dat als je het
niet aanpakt, als je het niet goed op de plek aanpakt, het blijft bestaan. Mijn vraag
aan mevrouw Helder is in dit geval: vindt u nou die aanpak van de korpschef en de
burgemeester afdoende?
Mevrouw Helder (PVV):
In dat geval is de indruk inderdaad gewekt dat het niet keihard is aangepakt. Dat
deel ik wel met de Azarkan. Maar wat heel erg vreemd is, is dat er met twee maten
wordt gemeten. Want in dit geval lijkt het er inderdaad op dat het niet keihard is
aangepakt – ik zeg het netjes – maar er is ook een geval bekend waarin een partij
– de heer Azarkan weet wie ik bedoel, dat was de situatie van, ik mag zijn naam noemen,
de heer Hoekerswever – door de eigen leiding gewoon voor de bus is gegooid. De man
is vrijgesproken. Niemand wilde hem geloven. Hij zou iemand racistisch hebben bejegend,
een agent uit Amsterdam die zich in burger bij de balie meldde. Dat heeft tot een
conflict geleid. De beste meneer Hoekerswever is zodanig aangepakt dat hij zelf een
klachtprocedure tegen zichzelf heeft gestart om maar strafrechtelijk vrijgesproken
te worden, wat ook is gebeurd. Ten tijde van dat proces vond de eigen leiding het
nodig om nog een externe commissie in te stellen, onder leiding van mevrouw Berndsen,
die het nog maar een keer ging overdoen, omdat de vrijspraak niet helemaal terecht
was. Dat is keihard aanpakken. En dan vraag ik aan de heer Azarkan: dat kan toch ook
niet de bedoeling zijn?
De voorzitter:
We kunnen geen wedervragen stellen in antwoord op interrupties. Misschien kan de heer
Azarkan er zo nog iets over zeggen. Mevrouw Van der Werf van D66.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank u wel, voorzitter. Een op de acht vrouwen is ooit verkracht. Laat dat even op
je inwerken. Dat zijn dus ruim 900.000 mensen in Nederland en slechts een klein deel
van hen doet een melding bij de politie. Van die groep doet slechts minder dan de
helft daadwerkelijk aangifte, met als gevolg dat veel seksueel geweld onbestraft blijft.
Ik vind dat onbestaanbaar en ik wil daar wat aan doen. De Inspectie Justitie en Veiligheid concludeerde
in 2020 dat zedenrechercheurs vanuit de intentie om slachtoffers in bescherming te
nemen soms toch te veel nadruk leggen op de negatieve gevolgen van aangifte doen.
Daar komt dan een bedenktermijn van twee weken bij, die een extra drempel opwerpt
voor slachtoffers om daarna nogmaals naar de politie te stappen. Tegelijkertijd blijft
onderbelicht wat de gevolgen voor de lange termijn zijn als je het bij een melding
laat. Hoe denk je daar dan over, vijf jaar later? Ik heb zelfs slachtoffers gesproken
die zeiden: had ik het maar gedaan. Onbewuste ontmoediging, zou je het kunnen noemen.
Met de beste bedoelingen krijgt aangifte doen van seksueel geweld niet de prioriteit
die het zou moeten krijgen en dat laat zich zien in de cijfers.
Voorzitter. Helaas is hoge werkdruk niet alleen bij de zedenpolitie een probleem,
maar bij de gehele politieorganisatie. Vooral over de onderbezetting van de wijkagenten
maak ik mij grote zorgen. Zij vangen vaak de enorme druk binnen de basisteams op,
maar komen daardoor onvoldoende toe aan hun werk in de wijk. Daarom vraag ik de Minister
welke mogelijkheden hij ziet om de werkdruk te verlagen. Wat kunnen we de komende
vier jaar doen, los van het aannemen van meer aspirant-agenten, om die werkdruk te
verlagen?
Voorzitter. Ik zie dat ik een pagina heb weggelaten. Ik ben te snel naar mijn pagina
3 gegaan, dus ik ga even terug naar het begin. Ik dacht al: waar zijn mijn vragen?
D66 wil dat het kabinet zich inspant voor de slachtoffers van seksueel geweld. Wij
weten dat de zedenpolitie een plan van aanpak heeft gemaakt naar aanleiding van dat
inspectierapport. Dat juichen wij uiteraard toe. De vraag is of dat plan in de praktijk
ook gaat leiden tot minder onbewuste ontmoediging, meer aangiften en betere nazorg
voor slachtoffers. Daarom vraag ik de Minister hoe hij de resultaten van dat plan
gaat monitoren en hoe hij de Kamer daarvan op de hoogte gaat houden. En heel concreet:
kan de Kamer structureel geïnformeerd worden over het aantal meldingen van verkrachting
die ook leiden tot aangifte, want ik denk dat het inzicht daarin heel belangrijk is.
Wij willen ons bij dit onderwerp niet alleen over incidenten opwinden. Ik vind het
belangrijk dat wij hier als commissie inzicht in krijgen. Ik begrijp heel goed dat
dit slechts een deel is van de keten in de aanpak van zedenmisdrijven. De stapels
werk bij het OM en de rechtbanken lossen wij hier niet mee op, maar ik denk wel dat
meer capaciteit hard nodig is, net als meer inzicht. Gelukkig is daar geld voor vrijgemaakt.
En vervolgens ga ik weer over op de wijkagenten, voorzitter.
De voorzitter:
Maar er is een vraag van de heer Azarkan.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Helemaal goed.
De heer Azarkan (DENK):
Ja, een vraag aan mijn collega. Ik sluit mij aan bij het verhaal. Seksueel geweld
moeten we echt aanpakken. In de vorige periode heeft collega Buitenweg, Kathalijne,
er ook veel inzet op gepleegd, net als andere collega's. Ik heb afgelopen november
een motie ingediend. Daarin vraag ik extra inzet voor de slachtoffers van seksueel
geweld en kindermishandeling. Nu zie ik dat D66 heeft tegengestemd. Hoe kan dat?
Mevrouw Van der Werf (D66):
Het is misschien heel flauw, maar ik heb echt geen idee om welke motie dat gaat. Ik
ben sinds 31 maart in de Kamer.
De voorzitter:
De heer Azarkan voor een laatste vraag.
De heer Azarkan (DENK):
Ik stel voor dat mijn collega er in haar tweede termijn op kan reageren. Misschien
waren er goede redenen voor. Dan kan ik het misschien nog aanpassen en kunnen we kijken
hoe we gezamenlijk kunnen optrekken. Het doel moet zijn dat we daders van seksueel
geweld aanpakken en de slachtoffers beschermen. Er moet echt capaciteit bij.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Werf, u kunt uw betoog vervolgen.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Uiteraard kom ik daar in de tweede termijn op terug. Ik vind het een terechte vraag.
Maar ik wil hier wel één nuance aanbrengen: mijn punt was juist dat het niet alleen
maar gaat om capaciteit. Dit gaat ook om de werkwijze. Dit gaat ook om de manier waarop
die gesprekken worden gevoerd. Dit gaat ook om het wegnemen van de drempels voor aangifte.
Ik vind het te makkelijk om alleen maar te zeggen: u heeft ooit motie X niet gesteund,
toen wij meer politieagenten wilden. Het is veel meer dan dat.
Voorzitter. Met uw welnemen ga ik verder met mijn betoog. Tot slot. Ik ben blij dat
de politie werk maakt van het tegengaan van etnisch profileren, onder andere door
de registratie van controles met een app. En toch zijn de conclusies van het onderzoek
naar het gebruik van die app wel enigszins zorgelijk, want veel medewerkers gebruiken
die simpelweg niet. In een van de brieven las ik het cijfer van 30.000. Volgens mij
zijn we met 50.000, 60.000 mensen operationeel, dus ik ben wel benieuwd hoe dat dan
kan. Ik vraag me af of die app in het gebruik laagdrempelig genoeg is. Worden alle
agenten voor wie het ook van toepassing is, daadwerkelijk meegenomen in de uitrol
van het programma?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Azarkan van DENK.
De heer Azarkan (DENK):
Voorzitter, dank. Voor het thema PTSS sluit ik mij graag aan bij collega Helder. Ik
vind de houding tegenover dienders die PTSS hebben opgelopen echt ronduit schandalig.
Ik ben ook al een keer op bezoek geweest bij de Minister om er aandacht voor te vragen.
Ik heb verschillende getroffenen gesproken. Het is met name de niet-empathische en
niet-ruimhartige behandeling die als problematisch wordt gezien. Mensen worden weggezet
als vijand. Het meest trieste is dat die behandeling ervoor zorgt dat de kwaliteiten
die ze hebben, ook niet meer ingezet kunnen worden. Ze raken verloren voor het korps.
Voorzitter. Dan iets over de onderbezetting en de hoge werkdruk, want die blijft structureel
aanhouden. We weten ook dat er dienders zijn die de minimale trainingsuren niet halen
maar wel ingezet worden in de frontlinie. De Minister zegt dat dit ergens in 2024
wel op orde zal zijn. Hij geeft aan dat de formatie al geregeld is. Maar daar gaat
het niet om. We hebben ook in de vorige periode verschillende debatten gehad over
de vraag hoeveel agenten er werkelijk zijn. Wat is de formatie? Wat is de bezetting?
Daar kwamen we niet goed uit.
We zijn natuurlijk ook bezig met de rapportage van de Algemene Rekenkamer. Die conclusie
laat zien dat er – laat ik zeggen – nogal wat licht zit tussen wat de Minister elk
jaar rapporteert en de praktijk. De praktijk laat zien dat we, als we zo doorgaan,
die nieuwe agenten niet op tijd gaan vinden, wat we ook doen. Daarom vraag ik de Minister
of hij dat erkent. Wat gaat hij doen om dat in de komende jaren echt te organiseren?
Voorzitter. Dan wat cijfers over diversiteit. Voorzichtig positief zeg ik dat we een
toename zien, weliswaar erg klein, maar toch. We zien ook dat de politie er gelukkig
in slaagt om mensen met een diverse achtergrond te rekruteren. Dat is niet makkelijk,
omdat 1% van alle Nederlanders met een migratieachtergrond bij de politie wil werken
en 8% niet. Dat zegt ook iets over de aantrekkelijkheid. Vervolgens zien we dat het
misgaat na het rekruteren. Er stromen veel te veel mensen uit. Dat zagen we in 2019,
toen de uitstroom net zo groot was als de instroom, en dat zien we nu ook weer. Het
schiet dus niet goed genoeg op.
Voorzitter. Dan iets over het etnisch profileren. Dat heb ik altijd sterk veroordeeld.
We zien dat er altijd aandacht voor is als bekende mensen, zoals Typhoon of Vermeer,
of bekende rappers, worden aangehouden. Dan komt een agent bij Op1 of bij Jinek uitleggen
dat dat helemaal niet goed is. Vervolgens wordt die mensen vaak gevraagd om eens langs
te komen en met de politie te gaan kijken. Ik vind het echt droevig hoe we dat vervolgens
structureel aanpakken. De collega van D66 sprak er al over. Het gaat over het professioneel
controleren. De brief maar ook de conclusies zijn ronduit droevig. Ronduit droevig.
Het leest echt als een moetje. Als 3,8% van de agenten het handelingskader kent als
ze op stap moeten gaan... 3,8% van de onderzochten: dat is toch niks? Daar kun je
als Minister toch niet blij mee zijn? Dan kun je toch niet zeggen dat dat goed uitgevent
is?
In het rapport staat ook nog dat het achteraf een soort laissez-faire bleek. In managementtaal:
een laat-maar-waaienaanpak. We lieten het over aan de korpsen. Nou, dat blijkt ook,
want het is gewoon totaal niet geslaagd. We zien dat de app nauwelijks gebruikt wordt
ten opzichte van de MEOS-app, en we zien dat vrijwel geen agent het handelingskader
kent. Ik heb dat handelingskader gelezen. Ik ga het nu uit mijn hoofd proberen. Er
zijn vier basisprincipes. Het handelingskader is als volgt. Je houdt aan op basis
van gedragingen, feiten en omstandigheden. Je legt tactisch uit waarom iemand aangehouden
is. Je bejegent ze respectvol en correct. En de vierde stap is dat je reflecteert
met je collega. Dat weet maar 3,8% van de agenten die betrokken zijn bij deze pilot!
De voorzitter:
Wilt u gaan afronden?
De heer Azarkan (DENK):
Ben ik al bij het einde, voorzitter? Jemig, dat gaat hard. Wat gaat de Minister hieraan
doen? Gaat de Minister etnisch profileren nu echt aanpakken met een aanpak die werkt,
en niet op deze manier? Ik las dat en ik wil echt van de Minister weten wat hij er
zelf van vindt. Ik houd het hier even bij.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Palland van het CDA.
Mevrouw Palland (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Ik begin dit commissiedebat over de politie maar met een compliment
aan de politieorganisatie. Het is een bizar jaar met corona. Dat vergt het nodige
van de politie, die ook met capaciteitstekorten te maken heeft. Desondanks hoorden
we afgelopen week van het bijzonder puike werk in de Trojan Shield-actie, waarbij
veel criminele bendes wereldwijd konden worden aangepakt. Echt uniek en bijzonder,
dus mijn complimenten.
Voorzitter. Ik heb veel voor vier minuten, dus ik ga met gezwinde spoed langs een
aantal onderwerpen. Als eerste: handen af van onze hulpverleners. Het is mooi dat
de Taskforce «Onze hulpverleners veilig» is ingericht. De taskforce heeft echter geconstateerd
dat te veel hulpverleners teleurgesteld zijn over de afhandeling van een melding of
aangifte. De taskforce gaat met betrokkenen op zoek naar verbetermogelijkheden. Dat
lijkt ons heel belangrijk. In het werk komt er ook veel op politiemensen af. Ik denk
alleen al aan de indrukwekkende beelden van het team Amsterdam dat in de weilanden
achter een bende criminelen met automatische wapens aan ging. Nazorg is dan van belang,
niet alleen op de dag zelf en de dag erna. Er moet ook structureel een check zijn:
hoe gaat het met je? Is dat geborgd, vraag ik de Minister.
Dat brengt mij vervolgens op het onderwerp dat ook op de agenda staat, PTSS. Afgelopen
zaterdag was ik bij een oud-politieman met PTSS die actief is bij de BNMO. Erkenning
en preventie zijn relevant. Ik ontving onder andere dit boekje van hem. De Minister
had het over kinderboekjes. Dit is er ook een, om met kinderen het gesprek aan te
kunnen gaan als pa of ma bij de politie moeilijke dingen heeft meegemaakt en dat ook
in gedrag uit. Zo zijn er ook programma's voor partners. Dat is heel erg van belang.
Ik vind het goed om in de brief van de Minister te lezen dat hij een onafhankelijke
paritaire commissie instelt, zoals mijn voorganger Chris van Dam bij het laatste debat
heeft geopperd. Is er al zicht op wie de voorzitter hiervan zal zijn? Is de onafhankelijkheid
daarbij ook geborgd? We willen dat de zaken, die zich soms jarenlang voortslepen,
nu echt spoedig en op een fatsoenlijke manier worden afgedaan. Zal er bij de uitkomst
van deze commissie in individuele zaken ook rekening worden gehouden met de motie
van collega Helder? Daarin wordt gezegd dat reeds uitgekeerde bedragen niet teruggevorderd
worden. Graag een reactie.
Voorzitter. Dan de Landelijke Eenheid.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (PVV):
In de staart noemde collega Palland mijn motie wel, maar nu wordt een beetje de indruk
gewekt dat collega Van Dam voorstander was van die paritaire commissie. Dat was niet
helemaal zo. Hij had – dat weet ik van hem – een motie klaarliggen. Na een onderling
overleg is hij gelukkig zo collegiaal geweest om die niet in te dienen, zodat mijn
motie honderd procent overeind bleef. Die paritaire commissie zal namelijk niks anders
doen dan handelen in strijd met de aangenomen motie, die gewoon heel duidelijk is
en waar de hele Kamer het over eens is, namelijk dat er niet verrekend moet worden
met reeds toegekende bedragen. Die paritaire commissie gaat dat weer wegen. Al rolt
er maar één geval uit waarbij een toegekend bedrag wordt aangetast... Wat vindt mevrouw
Palland er dan van? Wil ze dan nog steeds dat er zo'n vaart wordt gemaakt met die
paritaire commissie die de Minister eigenhandig toch instelt, zonder dat de Kamer
zich erover heeft uitgesproken?
Mevrouw Palland (CDA):
Ik denk dat voorop moet staan dat deze langslepende zaken goed worden beëindigd en
dat mensen krijgen waar ze recht op hebben. Ik denk dat dat het uiteindelijke doel
is. Ik denk dat een commissie daarbij kan helpen. Ik vind het wel van belang dat de
instructie en de reikwijdte van datgene waarover de commissie kan gaan ook helder
zijn. Misschien kan de Minister in zijn eerste termijn aangeven hoe hij daarmee te
werk gaat. Maar ik vind het vooral van belang dat we de mensen in deze langslepende
zaken recht doen, dat dat in goed overleg gebeurt en dat de mensen ook verder kunnen.
Voorzitter. Dan de Landelijke Eenheid. Ik heb al complimenten gemaakt voor de laatste
operatie; echt ongekend. Maar er is ook veel aan de hand bij de Landelijke Eenheid.
We hebben een heftig rapport ontvangen en er zitten er nog meer in de pijplijn. Is
het een idee dat we een besloten technische briefing organiseren om eens goed in deze
materie te kunnen duiken, samen met de ambtenaren van het ministerie en/of de politie?
Ik hoor graag hoe de Minister daartegen aankijkt.
Voorzitter. Dan een vraag over de samenwerking tussen boa's en agenten. Bij een werkbezoek
aan boa's in Utrecht heb ik gezien en gehoord dat er in de praktijk een knelpunt is
bij identiteitscontroles. Boa's houden met regelmaat natuurlijk mensen staande naar
aanleiding van een geconstateerde overtreding. Zij moeten dan een identiteitscontrole
doen om te weten met wie ze te maken hebben, maar als mensen hun ID niet willen geven
of niet op zak hebben, hebben de boa's geen bevoegdheid om daarop te acteren en moeten
ze assistentie van de politie inroepen, die alleen daarvoor moet langskomen. Dit gebeurt
geregeld en is voor iedereen die daarbij betrokken is enorm tijdrovend en inefficiënt.
Herkent de Minister deze problematiek? Is daar niet een oplossing voor te bedenken,
zo vraag ik de Minister.
Voorzitter. Dan C2000. Uit het onderzoek van TNO haal ik dat er sinds de migratie
geen landelijk dekkende metingen zijn uitgevoerd om de door het netwerk geleverde
dekking in Nederland te controleren. Die zouden volgens TNO op termijn wel moeten
worden uitgevoerd. Is de Minister voornemens deze metingen uit te voeren? Op welke
termijn? Verder blijkt dat het aantal locaties op de DIPP-lijst, waar dus problemen
zijn met de dekking, sinds de migratie zijn toegenomen van 23 tot circa 85. De Minister
schrijft in zijn brief dat er jaarlijks budget is gereserveerd om de meest urgente
issues op te lossen. Kan de Minister aangeven hoeveel issues er jaarlijks ongeveer
worden opgelost? Hoeveel budget is hiervoor beschikbaar? Hoe wordt de input van mensen
in de dagelijkse praktijk meegenomen in de prioritering?
Tot slot, voorzitter, als ik nog even heb: de handhaving van coronaregels.
De voorzitter:
Nog een laatste vraag, hooguit.
Mevrouw Palland (CDA):
Afgelopen week kwam in het nieuws bij dagblad Trouw dat conducteurs en machinisten
bij de NS bezorgd zijn over agressief gedrag van reizigers en een slechte naleving
van coronamaatregelen. Ik vraag de Minister of het nodig is om hier de handhaving
op te intensiveren, bijvoorbeeld door de uitbreiding van handhaving in treinen. NS-medewerkers
melden vervelende of agressieve situaties ook niet meer. Is de Minister op de hoogte
hiervan? Wat kan hij doen om de melding- of aangiftebereidheid te verhogen? Graag
een reactie.
Verder sluit ik me aan bij de vragen van collega Van der Werf over de aangiftebereidheid
bij seksuele misdrijven.
De voorzitter:
Dank u wel. Het debat heeft zich vooral geconcentreerd aan deze kant van de zaal,
maar er zitten nog zes mensen die het woord gaan voeren. Daarvoor geef ik allereerst
het woord aan mevrouw Bikker van de ChristenUnie.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Vanmorgen hoorde ik dat er is bepaald dat op de tweede donderdag
in juni op alle politiebureaus de vlag halfstok hangt, juist om degenen te herdenken
die in politiedienst hun leven hebben moeten verliezen, door de inzet voor ons land.
Ik denk dat het goed is om ook op deze plek daarbij stil te staan, want wat nemen
politiemensen soms een risico's voor ons allemaal om de samenleving veilig te houden.
We zagen pas de beelden in Noord-Holland. Daar liep het gelukkig goed af, maar we
weten ook van mensen die voor altijd een geliefde missen die ingezet is geweest voor
ons land. Daarmee wil ik beginnen en ik wil ook mijn medeleven betuigen. Wat is het
goed dat de politie daarbij stilstaat en ook dat er herdenkingsbijeenkomsten zijn
vandaag.
Het is een intensief jaar geweest voor de politie, met corona, met veel evenementen
met veel inzet, en dan merken we extra dat de capaciteit onder druk staat. Dit kabinet
heeft fors geïnvesteerd – er is 2.400 fte bij gekomen – maar we zijn er de komende
jaren nog niet en dat knelt. Op dit moment is een tekort van bijna 1.400 volledige
plaatsen. Ik sprak een aantal burgemeesters. Een van de burgemeesters zei bijvoorbeeld:
de formatie in mijn gebied was 136 en ik heb die in de afgelopen jaren terug zien
gaan naar 97. In het landelijk gebied een kwart eraf. Dat betekent veel. Dat merken
burgers en dat merken de mensen op straat die juist proberen om de veiligheid te waarborgen.
Juist in het landelijk gebied betekent het ook gewoon dat de politie minder zichtbaar
is en haar functie als aanspreekpunt verliest.
Voorzitter. Ik vind het tekenend dat je ziet dat gemeenten die, op zo veel plekken
onder druk staan, financieel, er toch voor kiezen om te investeren in boa's en in
veiligheid. Dat toont aan hoe groot dat tekort is. Ik vind dat een opdracht voor een
komend kabinet, maar ook nu brengt dat al vragen met zich mee. Hoe gaan we dit tot
2024 volhouden, met die gemeentes waar het zo knelt? Welke handelingsperspectief ziet
de Minister, juist voor de burgemeesters in het landelijk gebied? Hoe zorgen we dat
als het zo terugloopt en het weefsel aan politiebezetting zo dun wordt, dat het vol
te houden is en dat we de lokale veiligheidsissues toch nog aandacht kunnen geven?
Ik wil daar graag een concreet antwoord op.
Voorzitter, dat brengt mij bij een tweede punt: de rol van de wijkagent, vanouds de
kracht van het Nederlandse politiestelsel. Niet voor niks spreekt de Politiewet in
artikel 38 uit dat er per 5.000 inwoners één wijkagent moet zijn. Dan is toch wel
mijn vraag hoe het kan dat het aantal wijkagenten niet meegroeit met de bevolkingsgroei.
Zou de Minister niet voor dat automatisme zijn? De ChristenUnie vindt dat in elk geval
logisch. Terug naar die norm: het is heel goed dat er één wijkagent per 5.000 inwoners
is, maar daar was een gedachte bij over wat een wijkagent voor werk doet. We zien
steeds meer in het takenpakket van de wijkagent ander werk dan het echte werk van
een wijkagent, namelijk in verbinding zijn met die wijk. Wat betekent dan die norm?
Kan de Minister daarop reflecteren? Als artikel 38a zegt «één wijkagent per 5.000
inwoners», zegt dat dan wat over het takenpakket van die wijkagent of is het alleen
een papieren norm? Ik verwacht van niet. In 2017 is de Politiewet geëvalueerd. Daarna
is een wetvoorstel gemaakt, dat nog steeds ligt te wachten. Hoe staat het daarmee?
Ik zou op het punt dat ik net benoemde ook willen vragen om als er in 2022 weer geëvalueerd
wordt, juist dit aspect mee te nemen.
Kort nog een aantal vragen, voorzitter. Allereerst ten aanzien van mensenhandel. Ik
ben blij dat de ambitie is opgeschroefd. Dat komt door de motie-Van der Graaf/Kuiken,
ingediend met de collega van de PvdA. We zien dat daarmee ook meer zaken gedraaid
worden. Heel goed. De 10 miljoen die is ingezet door de motie-Segers/Asscher komt
van pas. Tegelijkertijd blijf ik signalen krijgen dat men bij de AVIM, dat is de organisatie
bij de politie die juist hierop zit, nog steeds veel moeite heeft om de organisatie
goed overeind te houden en de bezetting overeind te houden. Kan de Minister een update
geven over hoe dat ervoor staat en over hoe hij ervoor zorgt dat juist die organisatie
staat?
Ik kom tot mijn laatste twee vragen. De eerste zit op het Wetboek van Strafvordering.
Er moet een nieuw wetboek komen – dat is helder – maar dat is een grote opgave. Kan
de Minister inzicht geven in wat dit betekent voor het opleidingsperspectief binnen
de politie voor het komende jaar en wat het betekent voor nieuwe wetgeving?
Mijn laatste vragen zien op politievrijwilligers. We hebben gezien dat er juist door
dit kabinet is gezegd dat we die in stand moeten houden en dat het zelfs moet groeien.
Als ik nu kijk naar alle woorden...
De voorzitter:
Wilt u af gaan ronden?
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Er wordt steeds beleid aangekondigd, maar dat beleid is er nog niet. Ik zie ook geen
groei. Ik zou de Minister willen vragen om juist op dat punt daadwerkelijk met beleid
te komen, het liefst voor de zomer.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Bisschop van de SGP.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Het is goed om aan te sluiten bij het bijzondere karakter
van deze dag als het gaat over de politie, die deze dag traditioneel de collega's
die zijn gevallen tijdens de uitoefening van hun dienst herdenkt. Ik denk dat dat
een goede traditie is. Ik sluit me in dat opzicht graag aan bij de woorden van collega
Bikker.
Voorzitter. Deze week werd de onderwereld een stevige slag toegebracht door een slim
opgezette val, waardoor anderhalf jaar lang de opsporingsdiensten mee konden lezen
met berichten van honderden criminelen die zich veilig waanden. De humor van de situatie
is dan dat ze gebruik maakten van een app van de FBI, waardoor de politie een-op-een
kon meelezen met hun plannen en hun voornemens. Wereldwijd zijn daardoor honderden
criminele acties voorkomen. Complimenten aan de politie, rechercheurs en specialisten,
die hier de afgelopen maanden keihard aan gewerkt hebben. Ze hebben inmiddels tientallen
aanhoudingen kunnen verrichten en we verwachten er nog meer.
Het is goed dat de politie deze bevoegdheden mag hanteren om door te kunnen dringen
tot criminele netwerken, om ook de grote vissen te kunnen vangen. Tegelijkertijd constateren
we dat diezelfde vindingrijkheid ook Russische criminelen hadden toen ze diep in de
politiesystemen doordrongen. De politie had de aanval niet eens in de gaten. Het was
de AIVD die de politie erop attendeerde. En dan vraag je je af hoe een organisatie
die waakt over onze veiligheid zo onveilig kan zijn. De opsporing van cybercriminaliteit
in een gedigitaliseerde politieorganisatie is aan de orde van de dag, schetst ook
de position paper De politie van morgen en overmorgen. Een citaat: «Door de digitale
criminaliteit komt de politie online met nieuwe regels in aanraking maar zonder de
macht die zij offline heeft.» Mijn concrete vraag aan de Minister is of hij kan aangeven
wat er nog moet gebeuren om de politie voldoende uit te rusten voor de bestrijding
van de digitale criminaliteit. Heeft de politie daar op dit moment voldoende capaciteit
voor en is er binnen de politieopleiding voldoende aandacht voor cybercrime?
Voorzitter. Dan het volgende punt: ondermijnende criminaliteit. De georganiseerde
criminaliteit verhardt. «De «grote jongens» van nu, waren ooit de «kleine boefjes»
van toen.» Ik citeer de position paper. Dit vraagt om een kennisintensieve aanpak
van de politie op internationaal, nationaal, regionaal en ook lokaal niveau. In dat
verband onderstreep ik, met mevrouw Bikker, het belang van de wijkagenten, waar ik
in voorgaande jaren al een- en andermaal aandacht voor heb gevraagd. Zo zag ik vorige
week op een werkbezoek aan de haven van Vlissingen dat er veel partners samenwerken
om drugssmokkel terug te dringen. Drugssmokkel is typisch een verschijnsel dat zich
kenmerkt door een waterbedeffect. Op het moment dat er in Rotterdam, op Schiphol of
waar dan ook steviger gecontroleerd wordt, verplaatst de import zich naar andere locaties.
Daar is onder andere de Vlissingse haven de dupe van. De havenpolitie van de North
Sea Port, het cluster waar Vlissingen toe behoort, bestaat slechts uit negen agenten.
Negen agenten. Dat is volgens ons echt ondermaats voor het volume dat er vanuit deze
haven richting het vasteland getransporteerd wordt. De capaciteit van de Landelijke
Eenheid mag dan wel op orde zijn in 2024, maar kan de Minister hier ook eens op inzoomen
en bezien of in dunbevolkte gebieden, zoals havens, niet voor meer capaciteit gezorgd
kan worden om drugssmokkel en -criminaliteit harder aan te pakken?
Voorzitter. Tot slot een puntje over het personeel. De politieorganisatie is dynamisch.
Er zijn 65.000 mensen werkzaam. Het actieplan van de nationale politie geeft aan dat
de politie inclusiever gemaakt moet worden en pleit ervoor om binnen vijf jaar een
korps te hebben waarin 35% van de agenten een migratieachtergrond heeft. Geen misverstand
daarover: dat is een prima streven natuurlijk. Aandacht daarvoor is uitstekend, maar
ik attendeer de Minister er wel op dat inclusiviteit boven kwaliteit een slechte zaak
is.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Bisschop (SGP):
We zijn ervoor beducht dat dit kwaliteits- en capaciteitsproblemen gaat opleveren.
Graag een reactie van de Minister.
Voorzitter, dank voor uw mildheid en uw straffe hand.
De voorzitter:
Zo kent u mij. Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Michon van de VVD.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik wil beginnen met een compliment, zelfs meer dan één.
Het nieuws over het in bezit hebben van eigen cryptotelefoons en een netwerkserver
waarmee een hele bende is opgerold, verdient een groot compliment. Dat vind ik ook
echt de politie van morgen, waar we ook in andere stukken over lezen, die veel meer
datagedreven werkt en slim gebruikmaakt van alle ICT-middelen die de daders in handen
hebben om ze te pakken. Het is natuurlijk lastig zat, want je kan stoere taal hebben
en je kan het allemaal slim aanpakken, maar het moet ook nog eens standhouden bij
de rechter. Ik vind het dan ook heel hoopvol dat je ziet dat zaken als die van EncroChat
– dat was vorig jaar – standhouden, ondanks dat er zaken worden aangespannen door
de verdachten. Ook dat verdient een groot compliment, want je moet het vanaf het begin
echt slim aanpakken om ervoor te zorgen dat je de eindstreep haalt en de daders hun
straf krijgen. In die zin vind ik het interessant wat mijn buurman van de SGP zei.
In hoeverre gaat ons nieuwe Wetboek van Strafvordering de politie helpen om dit soort
zaken beter te berechten? Nu zitten we toch met een echt oud Wetboek van Strafrecht
en met deze nieuwe vormen van criminaliteit. Dat dat alleen al lukt, verdient een
groot compliment.
De cao wil ik ook niet onbenoemd laten. We hebben in ieder geval een tijdelijke cao,
waardoor er rust in de organisatie is. Ook van mijn fractie complimenten richting
de Minister daarvoor.
Na mijn derde compliment zal ik ook een paar kritische vragen stellen. Anders denkt
u: wat zit mevrouw Michon hier nu te doen? Het derde compliment gaat over het stroomstootwapen.
Ik las gisteren in een nieuwsbericht dat we vanaf 2022 gaan beginnen met de opleiding
om het stroomstootwapen te hanteren en dat we dit middel ter beschikking stellen aan
17.000 agenten. Klopt dat, vraag ik de Minister. Blijkbaar is de proef succesvol geweest.
Wat mijn fractie betreft is dit een heel goed idee, want we hebben ons er niet voor
niets in 2019 al hard voor gemaakt en hebben er ook de middelen voor weten te realiseren
bij voorjaars- en najaarsnota.
Onderbrak u mij, voorzitter?
De voorzitter:
Ik zei niks.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dan een aantal vragen over C2000, waarover een aantal voorgaande sprekers ook hebben
gesproken. U stelt in uw brief dat er nog wat resterende problemen zijn met het spraaknetwerk
en dat u de verwachting heeft dat dat snel wordt opgelost. Ik heb er ook oudere brieven
op nageslagen en exact hetzelfde zinnetje staat in een brief van juni 2020. Ik zou
het interessant vinden om iets scherper zicht te hebben op die resterende problemen
en ook iets scherper zicht te hebben op wanneer die dan zijn opgelost. Iedereen zal
het met me eens zijn dat het cruciaal is dat we C2000 goed hebben draaien. Ik heb
overigens nog schriftelijke vragen uitstaan over mogelijke verstoring van C2000 door
het systeem van zonnepanelen, maar daar wacht ik uw reactie op af.
Ik heb nog twee andere punten. Ik wil de veilige publieke taak hier genoemd hebben.
Ik ben het eens met de taskforce; goed idee. Ik kijk natuurlijk uit naar het wetsvoorstel
doxing, waarover we het hebben gehad bij het wetsvoorstel ondermijning.
Mijn laatste punt is naar aanleiding van de brief over de handhaving van de coronaregels.
Daarin zie je dat politie en boa's in de moeilijke tijd van het afgelopen jaar heel
intensief met elkaar hebben samengewerkt en dat ze elkaar hebben ondersteund. Ook
in het kader van werkdruk, zeg ik tegen de collega's, zie je dat boa's steeds vaker
worden ingezet. Ik wil er geen interne derby van maken, maar ongeveer een maandje
geleden kwam er vanuit Rotterdam het grootse nieuws dat boa's en politie structureel
met elkaar samenwerken. Ik kijk ook naar mevrouw Van der Werf: we've been there in
het stadshuis. In Den Haag werkten boa's en politie allang samen. Het is heel goed
dat Rotterdam dat nu ook doet. Ik wil daar ook niets aan af doen. Ik vraag de Minister
of hij vanuit zijn positie een soort kader meegeeft aan gemeenten voor hoe boa's en
politie kunnen samenwerken. Het lijkt mij evident dat ze samenwerken. Waar dat kan,
moet je dat ook doen, zoals we dat in Den Haag al tijden doen en nu in Rotterdam ook.
Ik steun deze ontwikkeling en vraag de Minister om die kracht bij te zetten.
Daar laat ik het bij.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een vraag van mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (PVV):
Ik ben iets minder van de complimenten. Ik vind het allemaal heel leuk hoor, maar
ik zit in de oppositie en ik wil het graag even wat kritisch bejegenen. Ik hoor mevrouw
Michon zeggen dat C2000 cruciaal is, maar wat ook cruciaal is, is de capaciteit. Ik
heb daar meerdere collega's over horen praten. Daar heeft de fractie van de VVD het
de laatste jaren toch wel enorm bij laten afweten. Kan het zo zijn dat we de volgende
keer complimenten horen van mevrouw Michon dat haar fractie geld heeft gevonden om
de capaciteit van de agenten eindelijk eens uit te breiden?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Een terechte vraag van mevrouw Helder van de PVV. We kunnen hier allemaal naast elkaar
leggen wat er aan geld naar de politie is gegaan. Het zal altijd te weinig zijn –
dat vindt u en dat vind ik – want we willen dat er meer politie is, die goed wordt
opgeleid en goed in staat is om het werk te doen. Er wordt steeds meer van ze gevraagd;
totaal eens. Ik vind dat de afspraken die zijn gemaakt over de sterkte moeten worden
nageleefd. Bij het WGO over de Slotwet wil ik daar nog op terugkomen. We hebben een
tekort en we hebben natuurlijk een enorme uitstroom door de vergrijzing. Ik kan dus
heel goed volgen dat we met het verkorten van de opleidingen ervoor proberen te zorgen
dat er snel veel mensen operationeel zijn. Mevrouw Helder en ik verschillen daarin
dus niet van mening.
Mevrouw Helder (PVV):
Dat verkorten van die opleiding is ook een armoedegebrek, maar dan even over de cao.
Daar kun je toch niet positief over zijn? Dat is toch eigenlijk een doekje voor het
bloeden: een cao voor maar een korte tijd omdat er gewoon niet geleverd is wat de
agenten wilden? Ze wilden 2,5%, het werd een schamele 1,3%. Hoe kan mevrouw Michon
daar nu tevreden over zijn?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank voor de vraag. Het is moeilijk om juist in deze tijd een cao te sluiten. Ik hoorde
de voorzitters van de politiebonden zeggen: als we de afweging moeten maken tussen
geen cao omdat we wachten tot de formatie wanneer er meer duidelijkheid is en deze
tijdelijke cao, dan kiezen wij voor deze tijdelijke cao omdat dat rust geeft in de
organisatie. Ik kan die lijn heel goed volgen.
De voorzitter:
Dan is het woord aan mevrouw Kathmann van de PvdA.
Mevrouw Kathmann (PvdA):
Ik wil er geen stadsderby van maken, maar ik kom uit dat mooie Rotterdam en daar zeggen
we altijd: niet lullen, maar poetsen. Toen zei ik een paar jaar geleden: zullen we
nou eens wat vaker lullen over hoe goed we hier poetsen? Ik vind het dus mooi dat
ze dat hebben gedaan, want vaak vergeten we het te vertellen als we daar iets nieuws
gaan doen.
Voorzitter. Gisteren waren we bij elkaar in deze zaal voor een heel emotioneel debat.
Dat ging over adoptie. Eigenlijk had ik het tot vanochtend ook niet verwacht, maar
een debat over de politie is eigenlijk ook best wel emotioneel. Misschien heb ik ook
daarom wel een blauwe jurk aangetrokken, zodat al die dienders die meekijken – ik
weet dat ze dat doen – weten dat ze mijn steun hebben. U weet hoe de PvdA erin staat.
Onze leraren, onze zorgmedewerkers maar voornamelijk ook onze agenten zijn echt de
ruggengraat van onze samenleving. De politie heeft het geweldsmonopolie in handen
en is daarom misschien wel de bijzonderste groep van die ruggengraat. Daarom is ook
het vertrouwen in onze politie, door alle burgers, veel belangrijker dan bij anderen.
Wat maakt dit debat dan emotioneel? Ik zie mensen denken: nou, ik heb nog geen traantje
weggepinkt. Voor mij is dat met name het bespreekstuk over de racistische apps bij
de politie, want ik kom uit de wijk waar die agenten werken. Ik zat er eigenlijk met
mijn neus bovenop, vooral op het immense verdriet van familie en nabestaanden maar
ook op de terechte maatschappelijke onrust die dit met zich mee heeft gebracht. Het
debat is ook emotioneel omdat de nasleep van die wanstaltige app-affaire eigenlijk
alles blootlegt wat er misgaat in het land, maar soms ook wel misgaat in de Tweede
Kamer als we het over de politie hebben. We spreken allemaal heel veel en heel vaak
over de politie en wat de politie moet doen, maar we hebben geweigerd om te investeren
in het apparaat, om echt te investeren in het fundament, in het diversiteitsprogramma,
in een transparanter en voor de burger duidelijker sanctiebeleid binnen de politie,
maar ook in hogere salarissen, met name voor de startende agenten, en in meer agenten.
We stapelen hier steeds politiek-bestuurlijke wensen, zonder ons af te vragen of dat
fundament dan niet gewoon letterlijk omdondert.
Dat fundament zijn de agenten die op straat lopen. In deze uitdagende tijden is dit,
denk ik, de uitdagendste baan die je kan hebben. De veelheid aan onderwerpen over
de politie die op de lijst staat, gaf me even de mogelijkheid om wat breder te elaboreren
over de inzet rondom de politie die van mij verwacht kan worden. Die gaat dus vooral
over investeren in dat fundament, met vooral hoog in het vaandel «politie voor en
door iedereen», zodat je het volste vertrouwen vanuit de samenleving kan garanderen.
Ik heb ook een aantal vragen, vooral over het personeelstekort. Er moeten nieuwe mensen
worden geworven, maar daarbij helpt het ook als de arbeidsvoorwaarden goed op orde
zijn. Daar werd net ook al over gesproken. Niet alleen een goed salaris, maar ook
zorg als dat nodig is: dat is ongelofelijk belangrijk. Het is dus goed dat we het
hebben over het nieuwe stelsel voor beroepsziekten, maar ik heb wel begrepen dat er
problemen zijn met het overleg over dat nieuwe stelsel en, sterker nog, dat er op
dit moment crisisoverleg plaatsvindt. Ik wil graag van de Minister weten of dat klopt.
Kan de Minister ons dan meteen vertellen waarom er problemen zijn in de onderhandelingen
over het nieuwe stelsel? Klopt het dat er problemen zijn vanuit de werkgever over
de financiële aansprakelijkheid?
Ik blijf het herhalen: voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit zijn ten eerste
meer wijkagenten nodig, niet alleen in de wijken maar ook op het internet. Dat geeft
de politie zelf ook aan in de position paper. Hoe ziet de Minister de wens voor digitale
wijkagenten? «Digitaal» vraagt niet alleen om meer agenten, maar ook om meer investeringen
in digitale infrastructuur. Daarom vraagt de politie om een investering van 300 miljoen
euro, maar moeten er niet structureel meer middelen naar onze digitale veiligheid?
Tot slot. Een goed functionerend politieapparaat is een politieapparaat dat het vertrouwen
krijgt van alle Nederlanders. Daar begon ik mijn bijdrage ook mee. Discriminatoire
en racistische uitlatingen van agenten ondermijnen dit vertrouwen in de politie ten
zeerste. Het is dan ook onacceptabel dat agenten zich racistisch uitlaten. In de brief
van de Minister aan de Kamer van 10 september 2019 geeft de Minister aan dat er binnen
het huidige systeem verbeteringen mogelijk zijn met betrekking tot het huidige systeem
van interne disciplinaire straffen. Kan de Minister aangeven hoe het staat met de
verbetering van dit interne systeem? De Minister heeft zich positief uitgelaten over
het onafhankelijke tuchtrecht. Is hij nog steeds van mening dat dat nuttig en noodzakelijk
is?
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van Meijeren.
De heer Van Meijeren (FVD):
Dank u wel, voorzitter. Hoewel ik nooit een fan ben geweest van de slogan «De politie
is je beste vriend», heb ik de politie wel altijd beschouwd als zeer professioneel,
integer, moedig, betrouwbaar en ook goed benaderbaar. Dat zou de politie ook moeten
zijn, want de politie heeft het geweldsmonopolie, zoals net al werd genoemd. Er moet
te allen tijde op kunnen worden vertrouwd dat hier verantwoord mee wordt omgegaan.
Burgers die zelf geen geweld gebruiken, zouden ook nooit de vrees mogen hebben dat
fysiek geweld tegen hen wordt ingezet. Dit fundamentele uitgangspunt is sinds het
afgelopen jaar helaas niet meer altijd even vanzelfsprekend. Ik doel hierbij met name
op het buitensporige politiegeweld tegen vreedzame demonstranten bij demonstraties
tegen de rampzalige en onderdrukkende coronamaatregelen. Zelf heb ik diverse van zulke
demonstraties bijgewoond. Wat mij iedere keer weer opviel was de enorme diversiteit
aan demonstranten, van jong tot oud, mannen, vrouwen, kinderen uit alle lagen van
de bevolking. De sfeer was altijd uitstekend. Er heerste een soort van flowerpowergevoel.
Maar helaas werd die sfeer vaker wel dan niet verpest op het moment dat van hogerhand
het bevel werd gegeven om zo'n demonstratie te beëindigen, waarna er van alle kanten
binnen no time politie op demonstranten af kwam gestormd. Te voet, te paard, met bluswagens,
in busjes, met knuppels, met helmen; van alle kanten werden demonstranten overlopen,
uiteengedreven, neergeknuppeld, door politiehonden gebeten en door groepjes ME'ers
tot bloedens toe in elkaar geslagen.
Dat gebeurde gek genoeg niet zozeer om de openbare orde te handhaven, maar om de volksgezondheid
te beschermen. Het is mij heel erg opgevallen dat dit buitensporige geweld alleen
structureel plaatsvond bij demonstraties tegen de coronamaatregelen. Bij demonstraties
die erop gericht waren om het kabinetsbeleid te ondersteunen of te intensiveren, zoals
verschillende Black Lives Matter-demonstraties of klimaatdemonstraties, werd niet
ingegrepen. Dan zag het openbare gezag ineens geen bedreiging voor de volksgezondheid.
Dan was het demonstratierecht ineens wel heilig. Dan werd het onderwerp van een demonstratie
te belangrijk geacht en vond men het ineens wel van belang dat de-escalerend werd
opgetreden. De vraag aan de Minister is: hoe verklaart hij deze ongelijke behandeling
van demonstranten, die alle schijn heeft van discriminatie op grond van politieke
gezindheid, zoals expliciet verboden is in artikel 1 van onze Grondwet?
Vanzelfsprekend zijn het niet de politiemannen en -vrouwen zelf die besluiten wanneer
escalerend of de-escalerend wordt opgetreden. Zij volgen bevelen en instructies op
van hogerhand. Diverse agenten hebben geklaagd over druk van hogerhand om geweld te
gebruiken tegen vreedzame demonstranten, ondanks dat zij hier zelf gewetensbezwaren
tegen hadden. Dat blijkt uit diverse verklaringen die zijn afgelegd voor de Buitenparlementaire
Onderzoekscommissie 2020. Mijn vraag is of de Minister een reactie kan geven op de
bevindingen van deze commissie. Kan de Minister aangeven hoe precies wordt bepaald
of wel of niet wordt ingegrepen bij demonstraties? Er zal waarschijnlijk verwezen
worden naar de driehoek, maar bestaan hier wellicht ook algemene instructies of richtlijnen
voor? In welke mate zijn de Minister of zijn ambtenaren zelf bij deze afwegingen betrokken?
We weten dat de Minister nauw contact heeft gehad met de burgemeester van Amsterdam
over wel of niet ingrijpen, maar is dit vaker voorgekomen? Graag een reactie.
Tot slot. Is de Minister het met mij eens dat er nooit geweld mag worden gebruikt
tegen vreedzame demonstranten? Zo ja, is hij bereid zich ervoor in te spannen dat
dit ook nooit meer gebeurt?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een vraag van mevrouw Palland.
Mevrouw Palland (CDA):
Ik heb uw betoog gehoord. Het is natuurlijk terecht om vragen te stellen op het moment
dat er geweld wordt gebruikt en om daarover verantwoording af te leggen. Ik heb twee
vragen. Vindt u... Nee, laat ik het anders zeggen. We hebben een heleboel stukken
op de agenda staan. Ik heb u daar niet één vraag over horen stellen. Dat is natuurlijk
aan u, maar ik was benieuwd of u ook wat vond van de stukken die op de agenda staan
voor vandaag. Bij demonstraties moet de politie natuurlijk ook handhaven. Kan dat
ook op het moment dat het onderwerp u niet welgevallig is?
De heer Van Meijeren (FVD):
Ik heb op de agenda onder meer het stuk zien staan met de titel Analyse geweldgebruik
door de politie, alsmede de publicatie van cijfers daarover door het CBS. Daarin wordt
onder meer ingegaan op het gebruik van geweld op basis van bepaalde persoonskenmerken.
Politieke gezindheid is, zoals u weet, een persoonskenmerk. Van de vele stukken die
op de agenda stonden en die ik met veel belangstelling heb bekeken, vond ik dit vandaag
het meest urgent. We hebben een spreektijd van vier minuten en ik heb besloten om
hier vandaag de focus op te leggen. Zou u nog heel kort uw tweede vraag willen herhalen?
Ik was even op de agenda aan het kijken.
Mevrouw Palland (CDA):
De politie heeft een taak op het gebied van het handhaven van de openbare orde. Kan
die taak in uw beleving ook worden uitgeoefend op het moment dat het een onderwerp
betreft dat u niet welgevallig is?
De heer Van Meijeren (FVD):
Vanzelfsprekend. Uiteraard. Mijn punt is nu juist dat bij deze demonstraties geen
sprake was van openbare-ordeverstoring. Er was sprake van een uitstekende sfeer en
van vreedzame, weerloze demonstranten. De orde werd vaak pas verstoord, de chaos ontstond
pas op het moment dat besloten werd om zo'n demonstratie te beëindigen.
De heer Bisschop (SGP):
Ik ga even in op het laatste punt dat door collega Van Meijeren nogal breed wordt
uitgemeten. Als ik het betoog zo beluister, moet ik op basis van het betoogde de conclusie
trekken dat de demonstranten geen enkele aanleiding gaven tot het uitoefenen van geweld.
Op het moment dat ze de opdracht kregen om te vertrekken, stelden ze zich allemaal
netjes op in rijen van vier, gaven elkaar een handje en marcheerden...
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
1,5 meter!
De heer Bisschop (SGP):
O nee, 1,5 meter. Het is terecht dat mevrouw Bikker dit zegt. Maar ze marcheerden
toen het demonstratieveld af. Dit zinde de verbeten ME en arrestatieteams niet en
zij besloten om de wapenstok te trekken en om verwoed in te hakken op deze vreedzame
demonstranten. Dat is een beetje het beeld dat collega Van Meijeren schetst. Bedoelt
hij inderdaad dit beeld neer te zetten? Ziet hij dan voorbij aan de wapens die sommige
vreedzame demonstranten ook geprepareerd bij zich hadden?
De heer Van Meijeren (FVD):
Dank u wel voor deze vraag, want ik geef hier heel graag een reactie op. Op het moment
dat aan vreedzame demonstranten het bevel werd gegeven om te vertrekken, werd met
dat bevel al hun grondwettelijke recht om te demonstreren beperkt. Het fundament van
het demonstratierecht is nu juist dat je je in collectief verband moet kunnen uitspreken
tegen grondrechtenbeperkingen. Het is ook vaste jurisprudentie dat het enkele feit
dat er geen kennisgeving is gedaan van een demonstratie, nooit voldoende aanleiding
mag zijn om een demonstratie te verbieden of om vreedzame demonstranten te verdrijven.
Het is dus een stukje burgerlijke ongehoorzaamheid dat gerechtvaardigd is. Als er
ongrondwettelijke bevelen worden gegeven, kan het niet zo zijn dat daarmee het grondwettelijke
demonstratierecht feitelijk onmogelijk wordt gemaakt. Dan vind ik het zeer terecht
dat die demonstranten, inderdaad zolang zij vreedzaam zijn en geen geweld gebruiken...
Dat was het geval; vaak gingen ze op de grond zitten. Dan hadden ze van tevoren aangekondigd:
wij zitten hier één uurtje om ons te kunnen uiten tegen dit beleid. Het is dan ongehoord,
en dat is ook vaste jurisprudentie...
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Van Meijeren (FVD):
Ook Amnesty International is het hierover eens dat er dan geen geweld mag worden gebruikt.
Wat die geprepareerde wapens betreft …
De voorzitter:
Heel kort.
De heer Van Meijeren (FVD):
Er is inderdaad in de media op enig moment een afschrikwekkend beeld verschenen van
een demonstrant die van alle kanten in elkaar getrapt werd en een gat in z'n hoofd
had. Vervolgens is op de website van het Openbaar Ministerie terechtgekomen dat deze
demonstrant zelf verdacht werd van het rondlopen met een geprepareerd wapen, namelijk
met een fietsenstandaard die was vastgetapet aan een startkabel. Hij zou ook dreigend
op de agenten afgelopen zijn, en zou gezegd hebben: ik ga jullie allemaal doodmaken,
kankerlijers. Maar later bleek dat dit nepnieuws is geweest. Dat geprepareerde wapen
is namelijk door een agent zelf geprepareerd. Deze demonstrant had dat ook niet zelf
bij zich. Dit is ook gerectificeerd, dus u bent hier werkelijk onjuist over geïnformeerd.
De voorzitter:
Ook de beantwoording moet korter. We stellen korte vragen aan elkaar en geven korte
antwoorden.
De heer Bisschop (SGP):
Ik zal mijn uiterste best doen om de vervolgvraag zo kort mogelijk te houden. Ik hoor
de heer Van Meijeren zeggen: als je het gevoel hebt dat jouw grondwettelijke demonstratierecht
wordt ingeperkt, terwijl het bevoegde gezag in de aanwezigheid van de politie, opdracht
geeft om zaken te doen, dan hoef je daar geen aangifte van te doen of een juridische
procedure voor te starten, maar dan ga je gewoon burgerlijk ongehoorzaam zijn, dan
volg je de bevelen van de politie niet op, dan neem je het recht in eigen hand. Dan
vraag ik de heer Van Meijeren: hoe zit het dan met de rechtsstatelijkheid? Dit is
toch de wortel aan de boom van de rechtsstaat?
De heer Van Meijeren (FVD):
Dit is heel interessant, want het uitgangspunt dat burgerlijke ongehoorzaamheid gerechtvaardigd
kan zijn, is ook erkend in jurisprudentie. Dat ging over een zaak waarbij Greenpeace
op onrechtmatige wijze bepaalde gebouwen van Shell wilde blokkeren. Dat was in strijd
met de wet, maar zij hebben een beroep gedaan op de burgerlijke ongehoorzaamheid.
De rechter heeft toen geoordeeld dat dat inderdaad gerechtvaardigd was, omdat het
demonstratierecht heel belangrijk is en het heel belangrijk is dat burgers of organisaties
hun onvrede kunnen uiten over bepaald beleid. U heeft het dus over de rechtsstaat,
maar het recht bestaat ook uit jurisprudentie, en dit is dus erkend. Het is in ieder
geval te allen tijde uit den boze om fysiek geweld te gebruiken tegen vreedzame demonstranten.
Die kennisgeving is er namelijk op gericht dat de openbare orde gehandhaafd kan worden,
maar zolang de openbare orde niet verstoord is, is het dus ook niet gerechtvaardigd
om daar gewelddadig tegen op te treden.
De voorzitter:
Afrondend, de heer Bisschop, voor zijn derde vraag.
De heer Bisschop (SGP):
Afrondend, ja.
Het is een opmerkelijke redenering. De heer Van Meijeren beroept zich op jurisprudentie.
Dat is dus op basis van een aanklacht of een aangifte, terwijl het voorbeeld dat de
heer Van Meijeren noemt juist die jurisprudentie, die aangifte, ontbeert. Er wordt
dus een juridisch argument gebruikt om het optreden van demonstranten te verdedigen,
die vervolgens niet die juridische gang maken. Dit is toch een volslagen kromme redenering?
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Van Meijeren (FVD):
Nee.
De heer Bisschop (SGP):
Nou ja, oké. Succes ermee dan!
De heer Van Meijeren (FVD):
Nee. Er was helemaal geen sprake van een aangifte tegen wie dan ook. Als een bepaald
beginsel in jurisprudentie is neergelegd, zou het natuurlijk bizar zijn om hier wel
altijd direct gehoor aan te geven, als dat zou betekenen dat het daarmee feitelijk
onmogelijk wordt gemaakt om het demonstratierecht uit te oefenen. Wat je heel vaak
ziet... Kijk, de Black Lives Matter-demonstranten mogen midden op de Dam gaan staan
met 5.000 man om hun extremistische boodschappen te verspreiden. Ondertussen worden
anticoronamaatregelendemonstranten naar een industrieterreintje op 9 kilometer van
het centrum verwezen, om daar te gaan staan. Als je op een gegeven moment merkt dat
de overheid daadwerkelijk grondrechten beperkt, dan vind ik het gerechtvaardigd om
daar burgerlijke ongehoorzaamheid tegen in te zetten.
De voorzitter:
Dank u wel. Wij gaan luisteren naar mevrouw Simons namens BIJ1.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Dank u wel, voorzitter. Het is hier vandaag nog leuker dan ik dacht.
We spreken over de Nederlandse politie. Die is al een tijdje een zorgenkind. We zien
te vaak, te veel, beelden van buitenproportioneel geweld, etnisch profileren en berichtgeving
over racistische uitlatingen in appgroepen. En ondanks het beeld dat een aantal collega's
hier vandaag probeert te schetsen, gaat het bij de politie dus niet om eens een keertje,
af en toe of incidenteel. Nee, de politie kent een structureel probleem, onder andere
met racisme.
Tegelijkertijd is er aan de andere kant iets wat we bijna nooit zien: consequenties.
In de position paper over de politie van morgen en overmorgen wordt gesproken over
het feit dat de politie een organisatie moet zijn voor iedereen, die het vertrouwen
heeft van de burger, en een politie moet zijn die gezag uitstraalt en criminelen die
zich onaantastbaar wanen, achter de tralies zet. Dat laatste lukt gelukkig, af en
toe.
Maar ik zou willen concluderen dat het overall vooral de politie is die zich onaantastbaar
waant. Helaas geven de cijfers mij, maar ook hen, gelijk. Control Alt Delete geeft
bijvoorbeeld aan dat tussen 2016 en 2019 ongeveer 0,5% van alle bekendgemaakte aangiftes
van buitenproportioneel geweld door de politie leidde tot een veroordeling – 0,5%!
In het onderzoeksrapport over professioneel controleren lezen we daarnaast dat veel
van de hiervoor ondervraagde agenten de discussie rondom etnisch profileren vooral
erg overdreven vinden en dat ze de regels en handelingskaders afdoen als «betutteling»,
áls ze de handelingskaders überhaupt kennen. Ik herhaal het nog maar een keer: wie
acht zich hier eigenlijk onaantastbaar?
Maar goed, een politie voor iedereen, dus.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Michon.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Het is een beetje onaardig dat ik iets tegen iemand zeg die ik echt totaal niet aan
kan kijken. Excuus daarvoor, maar ik zeg het toch.
Het is niet verbazingwekkend, maar mevrouw Simons van BIJ1 gebruikt grote woorden
als zij spreekt over een structureel probleem in een politiekorps waarbij racisme
de norm is. Als mevrouw Simons dat zo stevig zegt, dan wil ik haar uitdagen om dat
dan ook stevig te onderbouwen. Want we hebben keer op keer in deze Kamer discussies
over wat de politie moet doen om er voor iedereen te zijn. Dat gaat over vragen als:
hoe doe je je politiewerk goed, en hoe zorg je dat je niet onnodig kwetsend bent en
niet etnisch profileert? Keer op keer gaat het daar in deze Kamer over. U kunt de
brieven erop nalezen. En nu stelt u hier dat er structureel sprake is van racisme
en van etnisch profileren: «De politie is er níét voor iedereen». Ik vind dat dat
grote woorden zijn. Ik daag mijn collega uit om dat echt goed te onderbouwen.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Weet u, we hebben een zwartboek dat ontstaan is uit de politie zelf. We hebben rapport
na rapport na rapport. We hebben de documentaire Verdacht. We hebben meer dan een
paar getuigenissen van agenten zelf en van mensen die slachtoffer zijn geworden. We
hebben die mensen zowel binnen de vreedzame organisatie Black Lives Matter als binnen
– laat ik het zo zeggen – andere organisaties. Maar elke keer als er gewezen wordt
op het structurele karakter van dit probleem, dat al jaren speelt en al terugvoert
naar de jaren zeventig van de vorige eeuw, waarvan er documentatie is – ik zal op
verzoek linkjes en dergelijke aanleveren – en elke keer als we dat bespreken, wordt
dat weerlegd met de vraag: hoe komt u daarbij? Nou, ik heb net een opsomming gegeven
van feiten en documenten die mijn beweringen staven. Ik zou eigenlijk aan iedereen
willen vragen om eens te stoppen met het vertragen van de vooruitgang. Want elke keer
als er bewijs geleverd wordt voor de misstanden, wordt er gevraagd om nog meer te
staven en nog meer onderzoek. Dat is een van de redenen dat we al 50 jaar niet verder
komen. De tijd is geweest om te constateren óf het zo is. Het is zo. En iedereen die
zich daarvan wil verzekeren, kan de documentatie daarover vinden. Laten we nu met
elkaar eens gaan kijken hoe we dit structurele probleem gaan oplossen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Mevrouw Simons van BIJ1 haalt hier een aantal individuele gevallen aan en extrapoleert
dat tot: «Het is een structureel probleem». Datzelfde verwijt zij mij. Zij denkt natuurlijk
dat ik het over een paar goeien heb, waardoor ik denk dat het allemaal goed gaat.
Maar ik zou mevrouw Simons willen uitdagen om hier met elkaar te erkennen waar het
misgaat. Gaat het mis? Dan bespreken we dat. Dat hebben we besproken. Dat blijven
we bespreken. De politie blijft zich verbeteren om een professionele organisatie te
zijn, voor iedereen. Maar ik zou haar echt willen vragen om af te stappen van dat
eeuwige mantra: «Het is structureel en het is niet goed». U doet daarmee namelijk
de politie ernstig tekort, maar ook ons land, onze samenleving. Je moet namelijk kunnen
rekenen op goede politie.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Als iedereen in Nederland kon rekenen op een faire behandeling door de politie, dan
zat ik hier niet – zo simpel is het. Een zwartboek dat wordt opgesteld door politiefunctionarissen,
met andere woorden, vanuit de eigen politieorganisatie, noem ik niet een persoonlijk,
incidenteel voorbeeld. Dat is volgens mij een document dat we als politiek zeer serieus
hebben te nemen. In de documentaire Verdacht komen niet alleen verhalen van burgers
naar voren, maar ook van agenten die, als zij dat uniform niet aanhebben, ook regelmatig
– ik zeg het heel voorzichtig – onheus bejegend worden door hun eigen collega's. Je
kunt deze zaken niet afdoen met: «Het zijn maar enkele voorbeelden uit uw eigen omgeving».
Daarmee legt de collega mij woorden in de mond. Daar stel ik geen prijs op.
De voorzitter:
Vervolgt u uw... O, nog een afrondende vraag van mevrouw Michon.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik wil één afrondend punt maken, want dit luistert nauw. Ik leg u geen woorden in
de mond, maar ik wijs u erop dat de dingen die u noemt, incidentele punten zijn die
we erkennen en waaraan we werken. U telt dat bij elkaar op en zegt: er is een structureel
probleem. Dat vind ik niet.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Waarvan akte. We praten over: politie voor iedereen. Dat is het streven. Dat is een
prachtig en nobel streven. Het is ook prachtig en mooi dat er veel over gesproken
wordt. Het is ook prachtig en mooi dat er heel veel brieven over geschreven worden.
Maar wat natuurlijk veel minder prachtig en mooi is, is dat tot op heden helaas blijkt
dat niet iedereen veilig is bij de politie, niet binnen en zeker niet buiten. We praten
over concrete oplossingen. Die worden dan aangestipt. Die bestaan dan onder andere
uit het vergroten van het korps en het veranderen van de samenstelling hiervan, zodat
het een betere afspiegeling vormt van onze samenleving. We zien dan ook dat het aantrekken
van diversiteit over het algemeen zeer goed lukt. We zien echter ook dat we de structurele
problemen daarmee nog niet hebben opgelost, want agenten stromen niet door. Daardoor
is er ook weer veel uitval. Veel agenten ervaren de organisatie als onveilig. Dat
is het ook, want er bestaat een cultuur waarin klokkenluiders worden weggepest en
ontslagen, waarin racisme en geweld vrijwel altijd onbestraft blijven, waarin mensen
elkaar de hand boven het hoofd houden. Dat lijkt belangrijker dan rechtvaardigheid
en de wet. Dan is het dus inderdaad een organisatie die niet voor iedereen veilig
is.
In de brief over geweldgebruik vanuit de politie wordt aangegeven dat mensen met een
migratieachtergrond vaker slachtoffer zijn van politiegeweld. Maar leidt dit dan tot
een bredere analyse, misschien wel over – ik zeg het heel voorzichtig – institutioneel
racisme binnen het korps? Nee. Wel wordt het afgedaan met: er wonen nou eenmaal meer
mensen met een migratieachtergrond in de steden. Dat lijkt vooral een reactie om weg
te blijven bij de problemen binnen het systeem.
Voorzitter. Transgenderpersonen, slachtoffers van zeden, racisme...
De voorzitter:
Ik wijs u erop dat u zo nog een halve minuut heeft om uw betoog af te ronden, maar
eerst is er een interruptie van de heer Van Meijeren.
De heer Van Meijeren (FVD):
Ik hoor mevrouw Simons opmerken dat er meer geweld wordt gebruikt tegen mensen met
een migratieachtergrond. Zij vraagt zich af of dit niet moet leiden tot een discussie
over institutioneel racisme binnen de politie. Maar zou het er wellicht mee te maken
kunnen hebben dat mensen met een migratieachtergrond vaker in aanraking komen met
de politie, omdat zij, ook op basis van officiële statistieken, vaker misdrijven plegen?
Mevrouw Simons (BIJ1):
De vicieuze cirkel van deze statistieken is ook al heel vaak besproken en daar zijn
ook al heel veel onderzoeken over geschreven. Het is natuurlijk heel makkelijk om
te zeggen dat mensen met een migratieachtergrond vaker in aanraking komen met politie,
maar als zij ook vaker door de politie op een bepaalde manier bejegend worden, is
het heel logisch dat ze in die statistieken voorkomen.
De heer Van Meijeren (FVD):
Maar toch hoor ik mevrouw Simons geen enkele onderbouwing geven voor haar aanname
dat er dús sprake zou zijn van racisme, alleen om het enkele feit dat er vaker geweld
wordt gebruikt tegen mensen met een migratieachtergrond. Er zijn tal van mogelijke
oorzaken, maar mevrouw Simons lijkt direct de conclusie te trekken dat er dús sprake
is van racisme. Heeft u ook naar andere mogelijke oorzaken gekeken?
Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik zal even herhalen wat ik net zei, want het is volgens mij niet goed doorgekomen.
In de brief over geweldgebruik vanuit de politie wordt aangegeven dat mensen met een
migratieachtergrond vaker slachtoffer zijn van politiegeweld. Mijn vraag is: leidt
dit tot een bredere analyse over, bijvoorbeeld, institutioneel racisme? Dat zijn de
woorden die ik zojuist heb gesproken. Dat is volgens mij niet helemaal zoals de collega
het heeft begrepen, dus vandaar dat ik het nog even herhaal.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Dank u, voorzitter.
Transgenderpersonen, slachtoffers van zeden, racisme of anti-lhbtqi-misdrijven en
stalking, waaronder ook digitale stalking, melden regelmatig dat zij zich niet serieus
behandeld voelen bij het doen van aangifte. We horen die signalen al jaren. Ik ben
heel erg benieuwd wat de Minister daar nou eindelijk aan gaat doen.
Dan nog de vraag of de Minister mij kan vertellen wanneer ik de antwoorden mag verwachten
op de schriftelijke vragen die BIJ1 heeft gesteld over buitenproportioneel geweld
door de Rotterdamse politie, de ernstige misstanden binnen de organisatie en de schadeclaims,
en de reactie op de petitie die door bijna 20.000 mensen getekend is. Zij nemen geen
genoegen met het aanblijven van racistische agenten in Rotterdam.
Concluderend is mijn vraag eigenlijk: het grote gebrek is het ontbreken van een analyse,
met daaropvolgend een plan over de alles overkoepelende, problematische cultuur binnen
de politie. Dan heb ik het bijvoorbeeld nog niet gehad over de gevolgen van PTSS,
dat niet goed behandeld wordt. Deze problemen lossen we niet op door een verandering
in de samenstelling van de pionnen op het bord, maar vragen om volledig andere spelregels.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel.
Ik ga mevrouw Helder vragen om tijdelijk het voorzitterschap over te nemen.
Voorzitter: Helder
De voorzitter:
Dat zal ik doen. Dan geef ik de heer Van Nispen het woord voor zijn inbreng namens
de SP.
De heer Van Nispen (SP):
Als je de brieven leest, dan lijkt het allemaal best aardig te gaan. Er wordt ook
heel hard en professioneel gewerkt. Maar als je de mensen om wie dit gaat, spreekt,
dan krijg je een genuanceerder verhaal. Agenten zijn boos over het moeten knokken
voor een redelijke cao, en bezorgd over de werkdruk en de zwaarte van het werk. Als
je slachtoffers spreekt die op de politie rekenen, hoor je ook een ander beeld. Slachtoffers
van verkrachting bijvoorbeeld hopen op een tijdige behandeling door de politie, maar
moeten maanden wachten. Ze ervaren gebrek aan aandacht en perspectief. Dat verwijt
ik al die geweldige dienders niet die voor ons allemaal werken. Maar, Minister, hoe
gaat het nou echt?
We zien dat wijkagenten in landelijke gebieden soms 80% van de tijd niet aan hun taak
toekomen. We zien dat zaken jarenlang blijven liggen. We zien nu al dat Amsterdam
geen grote evenementen meer organiseert, want de politie kan het niet aan.
Overigens zegt de politie over het tekort aan agenten in de wijk dat er sprake is
van onderbezetting, met name in de basisteams. Dat zijn de agenten die in de wijk
aanwezig zijn en aanspreekbaar zijn voor de mensen. Dat zorgt voor een hogere werkdruk
bij deze agenten en hun collega's. «Het zal waarschijnlijk nog jaren duren voordat
dit is hersteld», aldus de politie zelf. Maar wat zijn enkele jaren? Is dat hetzelfde
als wat de Minister zegt? Want de Minister zegt: «In 2025 zijn de capaciteitsproblemen
bij de politie opgelost». Daar geloven wij niet in, maar de Rekenkamer ook niet. Die
schrijft namelijk dat ze «niet af kunnen leiden of er in 2020 wel voldoende vooruitgang
is geboekt bij de inzet van politiepersoneel». Eerdere beoogde toenames werden ook
niet gehaald, dus waarom nu dan wel? Wat zijn deze plannen en beloftes dan waard?
Klopt dit wel? Wordt er wel een eerlijk en realistisch beeld geschetst?
We weten ook dat de instroomcijfers nog geen enkel jaar gehaald zijn. In 2020 zijn
747 minder aspiranten ingestroomd dan verwacht. Dan kun je nog denken: dat haalt de
Politieacademie wel weer in. Maar dat gaat dus ook niet lukken. We horen van docenten
en studenten dat de Politieacademie het niet aankan. Leerlingen hebben niet voldoende
middelen en krijgen bij gebrek aan lokalen les in een kerk, waarnaast de orgelspeler
een lekker deuntje speelt. Er is veel lesuitval. Docenten weten niet wat ze moeten
doen. Veel studenten overwegen te stoppen. Al deze voorbeelden krijgen wij uit de
praktijk. Hoe kan de Minister nog steeds volhouden dat het capaciteitsprobleem opgelost
gaat zijn in 2025? Maakt hij dit nou het probleem van het volgende kabinet? Want uiteindelijk
zijn de samenleving en de politie het slachtoffer van zo'n verkeerde inschatting.
Nu kunnen we misschien nog ingrijpen, maar over drie jaar is dat te laat. We kunnen
het hebben over wat er nodig is en over de taken, maar erkenning van de Minister dat
er een groot probleem is, is stap 1. Klopt het bijvoorbeeld ook dat de vakbonden nu
zelf mensen gaan opleiden vanwege het capaciteitstekort bij de Politieacademie en
dus eigenlijk gaten aan het dichtlopen zijn? Dat lijkt mij ook geen structurele oplossing.
Hebben agenten er dan zelf nog wel zin in? Bij de cao-onderhandelingen zat de gevraagde
2,5% loonsverhoging er niet in. Waarom niet? Waarom wel geld voor Booking, KLM en
Sywert, maar niet voor de mensen die vooraan stonden om de coronamaatregelen te handhaven
en demonstraties in goede banen te leiden, terwijl zij niet eens voorrang kregen bij
testen?
De sfeer in sommige afdelingen is goed verziekt, bijvoorbeeld bij de Landelijke Eenheid,
bij de informatiedienst van de politie en het Team Criminele Inlichtingen. Tegelijkertijd
zijn er eenheden waar racisme en discriminatie voorkomen, zoals we zagen in de Rotterdamse
appgroep. Racisme en discriminatie horen nergens thuis in onze samenleving, en zeker
niet bij de politie. De onvrede in de samenleving en bij agenten over de afhandeling
zorgt voor extra spanning. Ondertussen stapelen ook de nieuwsberichten over frauderende
of lekkende agenten zich op. Welke analyse maakt de Minister over waar deze problemen
vandaan komen? Hoe kan de organisatie op zo veel onderdelen tekortschieten?
Tot slot, voorzitter. Hoe houden de welwillende en goede agenten het nog vol? Want
als ze uitvallen, bijvoorbeeld door PTSS, dan is het maar de vraag of ze een eerlijke
vergoeding krijgen. Ik sluit me aan bij de vragen die mevrouw Helder daarover heeft
gesteld. Deelt de Minister de zorgen dat de organisatie niet alleen piept en kraakt
door het capaciteitstekort, maar ook door de arbeidsvoorwaarden en de omstandigheden
waarbinnen agenten hun werk moeten doen? Wat gaat er gebeuren met de nieuwe PTSS-gevallen?
Valt er niemand tussen wal en schip? Hoe denkt de Minister over het plan van de vakbond
om agenten een veteranenstatus te geven?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U bent keurig binnen de tijd gebleven. U krijgt de voorzittershamer weer
terug.
Voorzitter: Van Nispen
De voorzitter:
Dank u wel. Er is verzocht om te schorsen voor twintig minuten. Er zijn veel vragen
gesteld over veel verschillende onderwerpen. Het is een uitdaging voor de Minister
om dat beknopt te gaan beantwoorden, maar dat geldt ook voor ons allemaal.
De vergadering wordt van 11.18 uur tot 11.39 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag, welkom terug. De Minister is klaar voor de beantwoording. We kennen hem:
dat gaat hij kort en beknopt doen. Maar er zijn heel veel vragen gesteld, dus we hebben
wel een uitdaging met de tijd. Ik stel voor om vragen steeds pas te stellen na afloop
van het onderwerp, het blokje van de Minister, en niet de hele tijd tussendoor. Om
dat goed te kunnen doen, gaat de Minister eerst vertellen welke blokjes hij voor ons
in petto heeft. U heeft allemaal maximaal vier vragen, maar ik zeg ook: als we daar
allemaal uitputtend gebruik van maken en dat niet heel kort en bondig doen, dan gaan
we het zeker niet redden, met nog een tweede termijn. Ik geef het woord aan de Minister.
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Voor ik begin met de indeling in blokjes, wil ik beginnen met de bijzondere
dag van vandaag, want vandaag is de dag waarop we in de Tuin van Bezinning, het monument
voor agenten die overleden zijn, hen gedenken. Dat gaat me zeer aan het hart, want
agenten, politiemensen, zijn de mensen die voor ons altijd de stap naar voren zetten
in de samenleving. Zij zijn degenen die in onze samenleving niet zomaar een fundament
zijn, maar ook als hulpverlener en handhaver optreden. Dat is een van de dingen die
onze Nederlandse politie, maar vooral ook onze Nederlandse politiemensen, zo bijzonder
maakt. Door Kamerverplichtingen kan ik er dit jaar helaas niet bij zijn. Ik had dat
heel graag gewild, maar ik heb gisteren in De Bilt met politieagenten gesproken over
wat zij de afgelopen tijd hebben meegemaakt en ik heb ook stilgestaan bij dit toch
bijzondere gegeven. Ik kan u zeer aanraden om, als u daar ooit in de buurt bent, een
bezoek te wijden aan de Tuin van Bezinning.
Voorzitter. Ik heb veel waardering voor onze politie. Die hoor ik ook bij uw leden.
Ik kan alleen maar zeggen dat dat zeer terecht is. Laat ik maar meteen zeggen dat
voor alle dingen die de politie met succes doet, ook echt de politie alle waardering
verdient. Op alle dingen die niet goed gaan – dat zijn er gelukkig niet veel – kunt
u mij aanspreken. De waardering voor de politie blijkt ook uit het onderhandelaarsakkoord
voor de cao – daar zal ik straks naar aanleiding van vragen nog wat over zeggen –
en ook uit de aanpak van doxing, waarvoor op initiatief van mevrouw Michon nu op korte
termijn door mij een wetsvoorstel zal worden voorbereid.
Voorzitter. Ik ga naar de blokjes toe. Ik ga het zo dadelijk over de sterkte hebben.
Ik zal daarna met name ook ingaan op de punten van mevrouw Helder rondom het Team
Criminele Inlichtingen en de landelijke eenheid. Dan volgen een aantal dingen over
opleidingen, het stroomstootwapen, waar mevrouw Michon naar vroeg, zeden en nog wat
diverse onderwerpen zoals C2000, de mensenhandel en de bezetting van de AVIM. Dan
wil ik het hebben over het stelsel PTSS en ziekteverzuim. Aan het slot zal ik ingaan
op een aantal opmerkingen die zijn gemaakt over demonstraties en daarna op de aspecten
van diversiteit en discriminatie, en Politie voor iedereen.
Voorzitter. Ik begin met...
De voorzitter:
Een punt van orde van mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (PVV):
Mag ik, misschien heel oncollegiaal, vanwege het feit dat ik straks elders moet zijn
en ik dus om 12.00 uur weg moet zijn, vragen of het blokje PTSS het tweede blokje
mag zijn? Ik wil geen collega's tegen de haren in strijken, dus ik vraag het even
zo.
Minister Grapperhaus:
Ik wist dat dit misschien wel de vraag zou worden en ik heb daar geen enkel probleem
mee, want ik weet dat mevrouw Helder een Kamerlid is dat, in ieder geval in de vorige
Kamerperiode, zeer met dit onderwerp begaan is. Ik zeg dat dus onmiddellijk toe.
Voorzitter. Ik begin met de capaciteit en daarna doe ik PTSS en ziekteverzuim. Allereerst
de capaciteit, want daar zijn door u, voorzitter, als lid, door de heer Azarkan en
door mevrouw Helder een aantal vragen over gesteld. Het klopt dat de druk op de politiecapaciteit
in de afgelopen jaren is toegenomen. Daarom hebben we de politieopleiding voor politieaspiranten
vernieuwd en binnen de geldende vereisten van kwaliteit verkort. De vernieuwde opleiding
is dit jaar van start gegaan. Met de vernieuwde basisopleiding kunnen aspiranten nu
in twee in plaats van in drie jaar worden opgeleid. De verhoogde instroming komt nu
echt op gang. Ik heb geen reden om aan te nemen dat er niet voldoende aspiranten binnenkomen.
Er zijn Kamerleden die zich terecht afvragen: hoe komt het nu toch dat dit kabinet
structureel geld heeft vrijgemaakt voor uiteindelijk in totaal meer dan 3.000 fte
bij de politie? Een belangrijke reden waar we het vaker over hebben gehad, is die
hele grote pensioneringsgolf die vanaf 2020 is ingezet. Het kabinet heeft hier overigens
ook nog incidenteel geld op ingezet om te kijken of we dat nog verder konden verzachten
door meer zij-instromers te halen en mensen te stimuleren om nog een tijd door te
werken. Ik merk dat ook als ik in het land ben. Dan spreek ik agenten die besloten
hebben om voor een aantal jaren van die regeling gebruik te maken. Ik denk dat dit
een hartstikke goede zaak is.
Voorzitter. Over de wijkagenten hebben de heer Bisschop en ik natuurlijk traditioneel
een debatronde, maar mevrouw Bikker verdient de eer dat zij dat vandaag als eerste
op de agenda bracht. Landelijk halen we de norm van 1 op 5.000. Per eenheid bepaalt
het gezag de verdeling, in goed overleg binnen de lokale driehoek. De norm van 80%
van de tijd wordt vaak gehaald, maar feit is wel dat de druk op de GGP op dit moment
erg hoog is. Dat heb ik ook de afgelopen tijd meermaals gemeld. In mijn brief van
november 2020, maar ook in het halfjaarbericht, heb ik daar veel aandacht aan gegeven.
De politie werkt eraan om dat voor elkaar te krijgen, los ervan dat we echt proberen
om die bezetting in fte's zo spoedig mogelijk helemaal te krijgen waar zij moet zijn:
namelijk 2017 plus meer dan 3.000 fte extra.
Daarnaast is men ook inventief. Zo was ik gisteren in De Bilt, waar men ook liet zien
dat men bijvoorbeeld voor het buitengebied meer elektrische fietsen gaat inzetten.
Die kunnen zodanig tempo maken – ik schrok er zelf van – dat ze zelfs op kenteken
moeten. Deze elektrische fietsen bedoel ik dan, want ik zie een enkel Kamerlid geschrokken
kijken: moet mijn elektrische fiets nu ook op kenteken? Zo is de politie echt bezig
om te kijken hoe wij hier op een goeie manier met elkaar mee kunnen omgaan.
Mevrouw Bikker vroeg naar de aanpassingen van de Politiewet. Er wordt ook gekeken
naar die norm van 1 op 5.000. De fracties van CDA, VVD en D66 hebben vragen gesteld
in de nota naar aanleiding van het verslag over de aanpassingen van de Politiewet
2012. Die vragen worden op dit moment beantwoord. Ik hoop die aanpassingen in het
najaar met uw Kamer te kunnen bespreken. Als de aanpassingen in de wet geïmplementeerd
zijn, zullen we die uiteraard na verloop van tijd ook weer evalueren. Daarbij kijken
we zowel naar de governance van de politie alsook naar het functioneren en de professionalisering.
Voorzitter. Mevrouw Helder maar ook de heer Azarkan vroegen... Nee, die vraag heb
ik al beantwoord. Pardon. De voorzitter vroeg als lid – en mevrouw Van der Werf vroeg
hetzelfde – naar de kwestie van de werkdruk. Er worden regionaal nog extra maatregelen
genomen. Er wordt ook gekeken waar politiemedewerkers van andere teams of vakgebieden
kunnen worden ingezet in de basisteams. Er is ook sprake van inzet van medewerkers
uit flexteams, het prioriteren van neventaken, een slimme roostervorming en teamoverschrijdend
plannen om de lasten beter te verdelen en administratief werk zo veel mogelijk uit
de operatie te krijgen. Dat is natuurlijk waar we in 2017 mee gestart zijn om er echt
voor te zorgen dat die administratieve druk een stuk minder wordt.
Mevrouw Bikker vroeg of er nog verder handelingsperspectief is. De korpschef en ik
maken ons beiden echt zorgen over het feit dat de werkdruk bij de politie is toegenomen.
Van dat maatregelenpakket heb ik al een aantal voorbeelden genoemd. De huidige druk
vraagt ook om scherpere keuzes door het lokale gezag. Ik meen dat de heer Azarkan
er al op wees dat Amsterdam heeft gezegd geen grote evenementen toe te staan. Ik geef
u een ander voorbeeld. In het kader van de nieuwe quarantainewetgeving heb ik gezegd:
nee, daar gaat de politie niet ook nog eens een rol op zich nemen, want dat kunnen
we gewoon niet erbij hebben.
Ten slotte wil ik ook nog het feit noemen dat we structureel extra geld, 55 miljoen
per jaar, hebben gekregen van het kabinet voor het bewaken van de veiligheid. Dit
is goed, want er is meer geld nodig ter bescherming van de hoofdrolspelers in onze
rechtsstaat. Het is natuurlijk ongelofelijk triest dat dit zo is, maar het is nodig.
Op dit punt kijken we heel duidelijk naar oplossingen die de politie steeds minder
belasten.
De heer Van Nispen vroeg of de bonden meehelpen bij het opleiden van aspiranten. De
Politieacademie heeft inmiddels de capaciteit verdubbeld en dat blijft doorgaan. Aspiranten
worden gewoon volledig opgeleid door de Politieacademie. De politie is in gesprek
met de bonden over de vormgeving van een doorstroomopleiding van surveillanten op
niveau 2 naar niveau 3 of niveau 4. De bonden zullen mogelijk ondersteuning en expertise
leveren bij de doorstroomoplevering van die medewerkers. Dit wordt nog uitgewerkt.
Ik apprecieer enorm – in gewoon Nederlands: ik vind het hartstikke goed – dat zij
dit doen; we zijn echt met z'n allen bezig om hier met elkaar verder in te komen.
Leidt het capaciteitsprobleem bij de politie ertoe dat er een verschuiving naar boa's
plaatsvindt van taken die normaliter zouden moeten worden uitgevoerd door de politie?
Zowel politie als boa's zijn werkzaam in de openbare ruimte en zijn dus complementaire
veiligheidspartners. Het is inherent aan het boa-stelsel dat een overlap van taken
aanwezig is, ook gezien de algemene opsporingsbevoegdheid van de politie en de vaak
deels congruerende opsporingsbevoegdheid die ligt op het terrein van de boa's. Vanuit
gemeenten en politie wordt meer ingezet op samenwerking tussen politie en boa's. Mevrouw
Palland had het hier al over. Daarbij worden onder andere afspraken gemaakt over taakverdeling
en eventueel gezamenlijk optreden.
Het klinkt misschien een beetje alsof ik als een soort zelfbenoemde inspecteur langsga,
maar tijdens de vele werkbezoeken die ik ook nu, in mijn zogeheten «demistatus», doe,
vraag ik hier steeds naar. We zien dat een van de geluk-bij-een-ongelukachtige punten
van de covidepidemie is dat de samenwerking tussen politie en boa's echt een impuls
heeft gekregen. Dat werd gisteren ook nog gezegd. Vooral boa's waarderen het enorm
dat zij meer door de politie opgenomen zijn bij de politie en dat er een betere samenwerking
bestaat. Echte kaders geef ik daar niet in mee. Ik stimuleer het wel, maar vind dat
het lokaal maatwerk is. U moet zich ook realiseren dat een boa in bijvoorbeeld het
buitengebied om een heel andere samenwerking vraagt dan een boa in bijvoorbeeld het
openbaarvervoerdomein.
Ten slotte wil ik zeggen dat dit echt de lokale driehoek betreft. Ik ben een groot
evangelist voor ons systeem wat dat betreft, want je ziet dat dat systeem, waarbij
het lokaal gezag dit op maat kan bepalen, echt heel goed werkt.
Dan het lokale initiatief in Rotterdam over informatiedeling door de politie en handhaving
waarbij politie en boa's samenwerken. Boa's hebben op basis van de Wet politiegegevens
geen directe toegang tot politiesystemen om een ID-check te doen. Een gedeeltelijke
toegang om alleen de ID-check te kunnen uitvoeren, is technisch echt niet mogelijk.
De gemeente Rotterdam is inderdaad een initiatief gestart waarbij boa's met behulp
van een app contact kunnen maken met de meldkamer om een ID-check te laten uitvoeren.
Dit wordt door betrokkenen als een succes ervaren en daarom zal het initiatief worden
uitgebreid naar meer boa's in Rotterdam. De resultaten van het initiatief en de uitbreiding
ervan worden nauw gevolgd om te bezien of andere boa-werkgevers hiervan gebruik willen
maken. Ik moet zeggen dat dit echt heel goed poetswerk is geweest in Rotterdam, om
maar even te blijven bij de terminologie van een enkele van uw in het politieblauw
gehesen Kamerleden.
Voorzitter. Wat is de voortgang bij de politievrijwilligers? Daar was immers ook onderbesteding.
De huidige politiecapaciteit maakt dat we op dit moment prioriteit moeten geven aan
het opleiden van grote aantallen beroepsaspiranten en de vernieuwing van de basisopleiding.
Maar de korpschef en ik willen echt heel graag de politievrijwilligers erbij houden.
In het vernieuwde onderwijs van de Politieacademie moet wat ons betreft in 2022 ook
weer helemaal de opleiding voor politievrijwilligers starten. De opleidingen voor
vrijwilligers die als specialist worden ingezet, lopen ondertussen wel gewoon door.
Daarover blijven we ook in gesprek met de Landelijke Organisatie van Politievrijwilligers.
De LOPV heeft begrip voor deze tijdsfasering.
Mevrouw Kathmann vroeg nog of er heimelijk online gemonitord wordt door de digitale
wijkagent. Onderdeel van de werkzaamheden is het online rondkijken, dus weten wat
er online speelt in de wijk. Dat kan de politie doen door gebruik te maken van publiek
toegankelijke bronnen. Er zijn er nu 44, aan het einde van het jaar zal in een derde
van basisteams zo'n digitale wijkagent zijn. Wellicht heeft mevrouw Kathmann dat al
gedaan, maar ik zou in ieder geval alle leden willen stimuleren om een keer bij een
bureau te gaan kijken hoe het werkt. Ik ben bereid om dat voor u te organiseren. Het
helpt gewoon enorm. Het helpt de politie maar het helpt vooral ook de burger als we
op die manier met elkaar werken.
Dit is meteen een linkje naar de vraag over het meelezen met criminelen en de aanpak
van cybercrime. Laat ik beginnen met zeggen dat een groot compliment aan de Nederlandse
politie op z'n plek is voor de actie die deze week bekend is geworden. We hebben daardoor
meteen ook een aantal heel goede acties waarop door kan worden gelopen. Mevrouw Michon
verwees naar EncroChat en, begin dit jaar, Sky. We zien dat onze politie juist op
het gebied van cyber in staat is om hele grote verbanden bloot te leggen en, los van
het blootleggen van die verbanden, om heel veel zaken boven te halen. Ik vind het
nog altijd erg mooi dat mevrouw Jeannine van den Berg, de hoogste baas van de landelijke
eenheid, daarover zei: vroeger was het zo dat je op zoek was naar het bewijs voor
een zaak, maar EncroChat en Sky betekenen eigenlijk dat je af en toe op zoek bent
naar zaken voor het bewijs. Er komt daar namelijk ongelofelijk veel in naar boven.
De politie zet dus sterk in op de aanpak van cybercrime. Wat we wel zien, zeg ik via
u, voorzitter, tot de heer Bisschop, is dat cybercrime door covid ineens een businessmodel
is geworden voor criminelen. Dat is een minpunt van de pandemie. Daar zit natuurlijk
allerlei logica achter, want doordat we allemaal, zeker in de eerste periode in lockdown,
veel meer thuis waren, waren dingen als woninginbraken lastiger en de 1,5 meter maakte
zakkenrollen ook niet tot een groot succes. Die zaken zag je dan ook in de wekelijkse
crimemonitor enorm omlaaggaan. Cybercrime zagen we juist omhooggaan, want daarbij
ga je naar methodes kijken om vanachter de computer dingen te doen. We zetten daar
enorm op in, met speciale teams voor hightechcrime en gespecialiseerde opleidingen
aan de Politieacademie. Maar ik wil hier ook echt aandacht voor vragen, ook in de
overleggen die de komende maanden iets verderop hier op het Binnenhof plaatsvinden.
Hier moeten we echt met elkaar enorm op gaan inzetten, dus zowel op cybersecurity,
maar dat zit in een ander overleg, als op de aanpak van cybercrime.
Voorzitter. De heer Bisschop vroeg naar de havens. Ik heb u op 14 mei geïnformeerd
dat ik 5 miljoen extra investeer in de ondermijningsaanpak op de Rotterdamse haven.
Daarmee wordt de aanpak van de uithalers van drugs geïntensiveerd. Twee, drie weken
geleden, bij de behandeling van het wetsvoorstel over ondermijning, hebben we het
er al over gehad dat we ook de strafbaarstelling hebben voor de inklimmers. Maar vanuit
het brede offensief wordt de aanpak in de havens hoe dan ook versterkt. Ook zijn er
investeringen in de rijksrecherche, om bijvoorbeeld ambtelijke corruptie ook in de
havens aan te pakken.
Daarmee zijn we er nog niet; we zullen de komende jaren echt moeten blijven investeren
om alles aan te pakken wat illegaal binnenkomt en gedistribueerd dreigt te worden
via die havens. Dan hebben we het niet alleen over harddrugs, maar ook over wapens
en ander illegaal spul.
Voorzitter. Daarmee heb ik dit blokje afgerond en kom ik op de PTSS.
De voorzitter:
Dank u wel. Er hebben zich mensen gemeld voor een interruptie. Ik zie mevrouw Bikker,
ik zag de heer Bisschop en mevrouw Simons. Dat was het voor nu. Overigens hopen we
dat dit het grootste blokje was, maar dat zullen we zien. Het woord is aan mevrouw
Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
We zijn er voorlopig nog niet qua politiecapaciteit, ondanks alle inspanningen die
gedaan zijn, die boodschap van de Minister is volgens mij helder. Ook de komende kabinetsperiode,
wie dat kabinet ook mogen gaan vormen, zal dit belangrijk zijn en om investeringen
vragen. Ik heb de Minister gevraagd om heel precies in te gaan op de kern van onze
Politiewet en eigenlijk ook van ons politieapparaat: de wijkagent. De kern van die
wet zegt: 1 wijkagent op 5.000 inwoners. In het antwoord van de Minister mis ik twee
aspecten. Het ene aspect is: wat houdt het werk van de wijkagent in? Want als we daar
alles onder schuiven, is die kern van de Politiewet minder waard. Juist gehoord hebbende
wat de Minister nu zegt over bijvoorbeeld de toename van cybercrime, waarbij we ook
een soort wijkagent verwachten zodat het niet alleen landelijk expertise is maar ook
lokale, wil ik heel graag weten hoe we dit wetsartikel lezen. Moeten we daar nog dingen
in verzinnen en voor bedenken?
En dan het tweede aspect. Het zou toch logisch zijn als de politiesterkte automatisch
meegroeit met de bevolkingsgroei? Ik vind nergens die bevestiging.
Minister Grapperhaus:
Bij wijkagenten gaat het om de gebiedsgebonden politie (GGP). Die is natuurlijk ingebed
in de lokale samenleving. Wat betreft het aspect van het dichtbij georganiseerd zijn:
dat is het kernpunt van de GGP en van de wijkagenten. Dan werk je aan een breed scala
aan veiligheidsproblemen, zowel preventief als proactief. Daarbij zitten problematieken
die de afgelopen jaren akelig genoeg zijn toegenomen in die wijken, denk aan de problematiek
van de verwarde persoon. Daarbij ben ik op een geheel ander bord aan het schaken,
of zo u wilt schakelen, om alles eraan te doen om te zorgen dat het zo min mogelijk
daar op het bord komt van de politie waar de politie daar niet mee uit de voeten kan.
Dat is bijvoorbeeld werken aan voldoende beveiligde bedden en dergelijke. Want een
verward persoon die op straat een gevaar is voor zichzelf of voor anderen moet naar
zo'n beveiligd bed toe. Die moet niet in een arrestantencel belanden.
Maar goed, dat is één voorbeeld. De GGP moet op veel meer punten meebewegen met alle
maatschappelijke en technologische ontwikkelingen. Ik zeg daar heel eerlijk bij dat
de enorme inzet op het gebied van corona natuurlijk een behoorlijke wissel heeft getrokken,
ook op die gebiedsgebonden politie. Ik hoorde dat bijvoorbeeld van de wijkagenten
die ik onlangs tijdens een wandeling in Limburg tegenkwam. Ik heb lang met ze gepraat.
Ze zeiden dat de corona-inzet hun had bemoeilijkt in het gewone wijkwerk dat zij in
dat buitengebied willen doen. We zullen met elkaar, ook bij de behandeling van de
Politiewet, nog eens heel goed moeten definiëren wat we daar uiteindelijk onder vinden
verstaan.
Ik kan het niet mooier maken dan het is: de aanwezigheid van politie in de wijken
is vanwege de onderbezetting een fragiel punt – voor de Kamerleden die afgelopen april
in de Kamer zijn gekomen, zeg ik even dat in mijn brief van 4 november 2020 een uitwerking
van alle cijfers zit. Ik onderken hier gewoon dat we wat dit betreft echt een zorg
hebben. De informatiepositie via de wijkagent en het burgercontact, dus dat ze je
kennen en dat je gekend wordt, zijn zó belangrijk. Dat zie ik ook als ik op werkbezoek
ga bij de wijkagent.
Voorzitter. We zullen echt met elkaar aan de hand van het position paper over de politie
moeten kijken wat er de komende periode mogelijk nog nodig is aan extra middelen.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Maar dan zou ik toch aan de Minister willen vragen om nog in te gaan op mijn vraag
of het klopt dat het automatisme dat de politiesterkte mee moet groeien met de bevolkingsgroei,
niet zo automatisch is. Dat is één. Twee is het takenpakket van de wijkagent. Ik zou
daar toch heel graag een beter beeld van hebben, omdat we anders de kern van onze
eigen Politiewet steeds verder ondergraven. Ik vind het juist belangrijk dat we naar
de komende kabinetsperiode toe heel scherp hebben waar we in investeren en hoe we
zorgen dat die wijkagent juist toe blijft komen aan zijn kerntaken, inclusief de nabije
cybercriminaliteit.
Minister Grapperhaus:
Ik heb daar iets over gezegd. Daar komen we ook op terug bij de nota naar aanleiding
van het verslag in het kader van de behandeling van de Politiewet. Op dat andere punt:
ik denk dat we toch een verzamelbrief gaan krijgen met een aantal onderwerpen. Daarin
zal ik er bij uw Kamer op terugkomen in hoeverre dat meegroeien met de bevolking nu
gebeurt. Dat gebeurt in zekere zin wel, maar het gebeurt langs de verdelingssystematiek
over diverse politieregio's en vervolgens wordt het weer door de bestuurders in de
regio zelf vastgesteld. Maar laat ik dat als eerste noemen voor uw griffier: ik kom
in een verzamelbrief terug op dit punt van het meegroeien met de bevolking. Ik zorg
dat die brief er is voor het zomerreces, want ik verwacht dat daar allerlei onderwerpen
in zullen komen die straks nog aan de orde komen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat is al de eerste toezegging.
De heer Bisschop (SGP):
Het zou mooi zijn als er nog een aantal volgen; dat is zeker. Dank aan de Minister
voor de reactie op een tweetal punten die ik aangesneden heb. Laat ik beginnen met
het laatste, namelijk de havenpolitie. De Minister houdt een gloedvol betoog over
de haven van Rotterdam enzovoorts. Ja, dat is bekend. Waar ik de vinger bij legde,
is juist een haven van mindere omvang: Vlissingen en eigenlijk dat hele cluster van
North Sea Port. Daar is de bezetting minimaal. Meer controle in Rotterdam betekent
dat er meer gebruik wordt gemaakt van de lijn Vlissingen-Terneuzen-Gent en zo. Mijn
vraag is: wat kan er gedaan worden om te voorkomen dat er gewoon een verplaatsing
van criminaliteit plaatsvindt? Dat is de vraag die de haven betreft.
De voorzitter:
Zullen we die eerst doen?
De heer Bisschop (SGP):
Ja, die zullen we eerst maar even doen. Dan komt daarna de b-vraag van deze interruptie.
Minister Grapperhaus:
Ik dacht dat ik daar toch al wel op geantwoord heb. Ik mis even wat er in het antwoord
mist.
De heer Bisschop (SGP):
Nou, het antwoord van de Minister bewoog zich rondom de capaciteit rond de Rotterdamse
haven. Mijn betoog was juist: ja, dat is mooi, maar er zijn ook havens van mindere
omvang die daardoor juist een grotere toestroom van criminele activiteiten krijgen.
Die hebben dus meer capaciteit nodig.
Minister Grapperhaus:
De heer Bisschop heeft, zoals wel vaker het geval is, gelijk. Hij had inderdaad dat
punt van het waterbed. Voor die andere havens – ik denk bijvoorbeeld aan Vlissingen
– heb ik ook speciale aandacht. Daar hebben we overigens ook wel degelijk in geïnvesteerd,
ook in het kader van de ondermijningsgelden. Maar vorig jaar was ik in de haven van
IJmuiden-Velsen. Dat is dan nog weer een veel kleinere haven. Daar zien we dat die
problematiek speelt. Ik denk dat we daar de komende jaren met elkaar, dat wil zeggen
uw Kamer en het kabinet, naar moeten kijken. Dat geld voor Rotterdam is slechts incidenteel,
maar we moeten hier structureel geld op gaan inzetten als we echt de controle willen
krijgen. Dat geldt overigens ook voor onze luchthavens. Als we een redelijke mate
van controle willen krijgen over het tegengaan van dit soort processen, dan zullen
we met elkaar moeten gaan spreken over structurele middelen daarvoor.
De heer Bisschop (SGP):
Dan is natuurlijk wel de vraag wat deze Minister daar concreet aan gaat doen. Ik kan
me voorstellen dat er in deze interim-periode niet structureel extra geld beschikbaar
gesteld wordt, maar ik kan mij ook voorstellen dat deze Minister wel degelijk een
soort plan van aanpak wil uitwerken, met voor mijn part een vliegend team of iets
dergelijks, waardoor er adequaat gereageerd kan worden. Het zou mooi zijn als we daar
een bevestiging van zouden kunnen krijgen.
De andere vraag betreft de bestrijding van cybercrime. Het zal veel aandacht vragen,
maar concreet vroeg ik naar twee dingen. Heeft de politie op dit moment voldoende
capaciteit voor de bestrijding van cybercrime? En is er binnen de opleiding, binnen
de Politieacademie, voldoende aandacht voor cybercrime? Ik zou het op prijs stellen
om daar nog een concreet antwoord op te krijgen.
Minister Grapperhaus:
In de opleiding is hier zeker adequate aandacht voor. Voor de capaciteit, de inzet
op het punt van cybercrime, denk ik dat we de komende tijd, evaluerend hoe de crime
monitor zich dan heeft ontwikkeld, zullen moeten kijken waar de tekorten precies zitten.
We hebben het net al gehad over de wijkagenten en de specialismen waarvoor er tekorten
zijn. Dat is dus meer een horizontale dan een verticale doorsnede. Ik sluit niet uit
dat we met elkaar constateren dat we daar echt meer in moeten gaan investeren. Want
het is echt heel duidelijk toegenomen. Het is een nieuw businessmodel voor heel veel
criminelen geworden. We zien daarbij ook steeds meer sophistication; excuseert u mij
voor het gebruik van allemaal Engelse termen. Ik bedoel: we zien dat ze steeds beter
weten hoe ze het moeten aanpakken. Ik vind het een beetje te ver gaan om nu in dit
commissiedebat meteen allemaal bedragen te noemen voor wat er allemaal extra moet
gebeuren, maar de heer Bisschop, de overige leden en uzelf, voorzitter, proeven wel
in mijn woorden dat ik verwacht dat we op enig moment toch wel zullen constateren
dat hier meer mensen en middelen voor nodig zijn.
De voorzitter:
Ik had mevrouw Simons nog genoteerd. Of wil de heer Bisschop zijn derde vraag stellen?
De heer Bisschop (SGP):
Ja, ik had nog een nadere aanvulling, over de haven, over de capaciteit ten behoeve
van de aanpak van het waterbedeffect als de criminele activiteiten zich verleggen.
Hoe gaat de Minister dat aanpakken? Welke voorbereidingen worden getroffen om dat
structureel mogelijk te maken?
Minister Grapperhaus:
Daarop richten zich enkele van die regionale ondermijningsprojecten waar ik uw Kamer
eerder over heb ingelicht. Destijds hebben we daar 100 miljoen euro voor vrijgemaakt
als kabinet. De afgelopen maanden ben ik op een ronde gegaan – daar ben ik vorig jaar
al mee begonnen – om in de havens te bekijken welke effecten u in dit opzicht ziet
en welke initiatieven dat voor u zouden kunnen verhelpen. Dat ligt wel een beetje
in de hoek van de ondermijning, maar goed, je kunt ook zeggen dat het raakt aan de
politie. Ik ga ervan uit dat we daar dit najaar nader bij uw Kamer op terugkomen.
Ik ga daar nog geen concrete toezegging over doen, omdat we natuurlijk niet weten
hoe het leven in het najaar eruitziet, om het zo maar even te zeggen. Maar ik verwacht
wel dat er dan meer verslag is te doen van wat er nog meer nodig is om dat waterbedeffect,
zoals de heer Bisschop het noemt, tegen te gaan.
De voorzitter:
Dan mevrouw Simons.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik vroeg nog naar de doorstroom. We zien inderdaad, zoals de Minister net bevestigde,
dat er voldoende instroom is bij de politie als het gaat om diversiteit, maar we kunnen
die mensen niet vasthouden. Velen van hen ervaren de organisatie als onveilig. Ik
heb de Minister daar een vraag over gesteld, maar ik heb nog geen antwoord gehoord.
Minister Grapperhaus:
Dat is omdat ik alle vragen over diversiteit aan het slot heb staan. Ik kom daar dus
zeker op terug, maar ik kan al wel een tipje van de sluier oplichten. Het CBS stelt
vast dat de instroom van mensen met een diverse achtergrond is toegenomen van 16%
naar 19% in het afgelopen jaar, maar ik kom terug op dit punt van mevrouw Simons.
Voorzitter. Ik was gebleven bij – ja, het spijt mij – de PTSS.
De voorzitter:
Er wordt ongetwijfeld meegeluisterd, en meerdere leden hebben daar vragen over gesteld.
Minister Grapperhaus:
Ik wil nog eens benadrukken – dat heb ik gezegd waar zij bij was – dat mevrouw Helder
hoe dan ook de eer verdient dat zij dit onderwerp de afgelopen vier jaar continu aan
de orde heeft gesteld en er aandacht voor heeft gevraagd. Het is overigens een onderwerp
– niet dat ik met haar kan wedijveren – dat ook voor mijzelf, komende uit de hoek
van arbeidsrecht en arbeidsvoorwaarden, vanaf het begin hoog op de agenda stond. Want
onze politiemensen hebben een beroep waarin ze in aanraking komen en hard geconfronteerd
worden met zaken die fysiek en mentaal schokkend zijn. Dat betekent – ik heb het er
gisteren ook weer over gehad met de politiemensen – dat je altijd moet voorkomen dat
zich iets opbouwt wat op enig moment leidt tot zaken als PTSS.
Laat ik in ieder geval zeggen dat het ziekteverzuim bij de politie – daar wil ik mee
beginnen – het afgelopen jaar zeer is afgenomen. Het begint ermee om dat goed te monitoren.
Het was bij de start van dit kabinet 7%. Dat is naar 6,9% gegaan in 2018. Toen kwam
er een nieuwe rekenmethode – dat wil ik er eerlijk bij zeggen; ja, dat zijn zo van
die dingen – waardoor het naar 6,2% ging. Maar het staat inmiddels, ook onder die
nieuwe rekenmethode, op 5,5%. Je kunt het niet precies inschatten, maar dat betekent
nog altijd dat er een substantiële afname was ten opzichte van die 7% aan het begin,
onder de oude rekenmethode. Daar begint het mee. De vorige korpschef heeft in goed
overleg met de ondernemingsraad een plan ingezet om beter aan de slag te gaan met
het voorkomen van ziekteverzuim en het zorgen voor goede begeleiding bij ziekteverzuim.
Voorzitter. Dan PTSS. Er is geen sprake van een crisisoverleg; die gedachte werd door
een van u vol zorgen geuit. Er wordt nog steeds overlegd. U kunt in de uitingen van
bijvoorbeeld ACP-voorzitter Van de Kamp zien dat hij optimistisch is over het spoedig
bereiken van definitieve besluitvorming over onder andere het overgangsbeleid. Dat
overleg loopt nog steeds, maar is in een vergevorderd stadium. Ik kan u zelfs zeggen
dat er ook vandaag weer over gesproken wordt.
Over de verrekeningsmotie kan ik het volgende zeggen. Het punt is dat het aanbod voor
eindafdoening een totaalafdoening is die, alles overziende, redelijk en billijk is.
Daar kijkt een stuurgroep met daarin vertegenwoordigd de korpsleiding kritisch in
mee. Er wordt niet met slechts drie schadeposten gewerkt. Het geheel van schade wordt
in kaart gebracht. Daar wordt vervolgens een voorstel voor een minnelijke regeling
op gebaseerd. De korpschef en ikzelf willen echt dat de mensen waar het om gaat, ruimhartig
worden gecompenseerd. Daarom worden alle schades en alle kosten die in redelijkheid
gemaakt zijn of worden, meegenomen in de afdoening en wordt er ook ruimhartig omgegaan
met de vaststelling van de vergoeding van zogenaamde immateriële schade, ruimhartiger
dan in de samenleving op grond van rechtspraak en regelgeving gebruikelijk is. Er
wordt ook ruimhartig omgegaan met het afronden van de vergoedingsbedragen.
Dan die eerder uitgekeerde bedragen. Het punt is natuurlijk dat het wel redelijk is
– dat vind ik zelf ook – dat bedragen die al een keer uitgekeerd zijn voor schadeposten,
worden betrokken bij de eindafdoening. Hoewel uitgekeerd als smartengeld, is een deel
van die bedragen volgens de regelgeving bedoeld als een vergoeding voor financiële
schade. De toegekende bedragen zijn daarom hoger dan in de maatschappij gebruikelijk
is voor de vergoeding van immateriële schade. In het nieuwe stelsel gaan we die systematiek
wijzigen en wordt er gekomen tot een zuiver smartengeld, maar zover zijn we nog niet.
Dit is dus echt een tussenstadium, maar goed, in de overgangssituatie proberen we
toch wel in redelijke mate te anticiperen op het nieuwe stelsel. Ik heb steeds gezegd
dat de politie uitgekeerde bedragen niet gaat terugvorderen. Met de politie en de
vakorganisaties wordt het overgangsbeleid opgesteld voor de medewerkers met lopende
restschadezaken die zich tot de introductie van het nieuwe stelsel melden.
Nou, ik kan me voorstellen dat dat nogal technisch overkomt, maar in mijn Kamerbrief
van 21 maart ben ik hier vrij uitvoerig op ingegaan. Daarin heb ik uw Kamer geïnformeerd
dat er een onafhankelijke paritaire commissie zou worden opgericht. Die commissie
gaat toetsen op de vaststelling van de schade, de uitgangspunten van de schadeberekening
en de hoogte van de schadevergoeding. De commissie is in oprichting. De gesprekken
met de potentiële leden zijn in de afrondende fase. De commissie gaat een zwaarwegend
advies verstrekken met betrekking tot de vaststelling van de vergoeding en beoordeelt
op basis van een hardheidsclausule of individuele omstandigheden aanleiding geven
tot een uitzondering. Dan gaat het bijvoorbeeld om het punt van het erbij betrekken
van al verstrekte uitkeringen. Nogmaals, ik kan me echt voorstellen dat bij enkelen
de oren een beetje suizen, maar de brief van 21 maart geeft een overzicht van die
zaken.
Voorzitter. Over het verzuim heb ik al het een en ander gezegd.
Dan de nazorg voor politiemensen die agressie en geweld hebben meegemaakt. Daar krijgen
agenten steeds meer mee te maken. Daarom heb ik de motie-Michon om doxing aan te pakken
met een wetsvoorstel toegejuicht. De politie heeft hier echt aandacht voor. Er zijn
teams collegiale ondersteuning die politiemedewerkers benaderen die betrokken zijn
geweest bij ernstige incidenten. De casemanager ontlast de medewerker zo veel mogelijk
in alle administratieve rompslomp die op iemand in zo'n situatie afkomt. Indien nodig
wordt ook professionele hulp aangeboden; dat kan psychologische nazorg, maar ook juridische
bijstand zijn.
De door mij ingestelde taskforce werkt samen met de politie aan een aantal dingen,
zoals betere preventie en voorlichting, ook voor het publiek. Maar ik heb ook gezegd
dat ik wil dat de nazorg nog meer verbeterd wordt, want we lossen dat inderdaad niet
allemaal op met repressie van de dader in het strafrecht.
Voorzitter. Mevrouw Bikker en mevrouw Palland vroegen allebei naar het thuisfront.
Als de betrokkene het gesprek heeft over de schadeafhandeling, mag de betrokkene bepalen
of hij daar ook nog zijn partner of een ander familielid bij wil hebben. Als er een
schadecomponent is die een directe relatie heeft met de PTSS van de medewerker, wordt
daarnaar gekeken. Het kan dus ook zo zijn dat door de partner van de politiemedewerker
nadeel wordt ondervonden van het feit dat die politiemedewerker PTSS heeft. Ik heb
u in de Kamerbrief van 18 december 2020 geïnformeerd over het nieuwe stelsel en de
belevingsfases aan de hand waarvan het nieuwe stelsel wordt uitgewerkt. Per belevingsfase
wordt in kaart gebracht wat de medewerker en indien nodig de partner, ouders en/of
kinderen van de medewerker nodig hebben op het gebied van informatievoorziening, aandacht,
zorg en ondersteuning. Daarvoor maak ik een compliment aan de korpsleiding, de bonden
en de ondernemingsraad, want we zijn daarmee echt een heel stuk verder dan vier jaar
geleden, en dat is ook terecht.
Voorzitter. Dan had u zelf als lid een vraag over de veteranenstatus. We zullen zorgen
dat we voor die vorm van erkenning ook in het nieuwe stelsel aandacht hebben. De korpsleiding
heeft eind vorig jaar besloten dat we dat stelsel eerst goed moeten inrichten en dat
we dan gaan kijken hoe de erkenning en waardering verder vorm kunnen krijgen. Wel
heb ik er al vaker op gewezen dat er bij de veteranenstatus zoals die in de Veteranenwet
is geregeld, allerlei ingewikkelde juridische en andere hobbels zijn.
Dit waren mijn punten op dit deel, voorzitter.
De voorzitter:
Op dat laatste punt: kunnen we daar op enig moment meer informatie over verwachten?
Minister Grapperhaus:
Ja. Als het nieuwe stelsel er is. We hebben gezegd: eerst dat huiswerk. Als dat rond
is, zal ik er samen met de korpsleiding op terugkomen of dit een idee zou zijn voor
die waardering en erkenning.
De voorzitter:
Is er een indicatie te geven van wanneer dat ongeveer zal zijn?
Minister Grapperhaus:
Dat wordt – laat ik het zo zeggen – in ieder geval na de zomer.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder.
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Dan kom ik bij mevrouw Helder, die nog iets vroeg over de onderzoeken
bij het Team Criminele Inlichtingen van de Landelijke Eenheid. In het notaoverleg
van 3 februari heb ik de constateringen van de inspectie herhaald. Voor mij zijn de
bevindingen van de inspectie een gegeven. De inspectie concludeerde in haar eerste
deelonderzoek naar de Landelijke Eenheid dat het bevoegd gezag en direct betrokkenen
vertrouwen hebben in het TCI en dat er voor de inspectie geen aanleiding is geweest
voor een nader onderzoek. Na het notaoverleg heeft de inspectie zelf besloten een
reconstructie te maken van de onderzoeken bij het TCI waar het inspectierapport naar
verwijst. Ik heb uw Kamer in mijn brief van 26 april op de hoogte gebracht van de
uitkomsten van die reconstructie. De inspectie concludeert dat er geen onderzoek heeft
plaatsgevonden naar twee casussen bij het TCI, in tegenstelling tot wat in het eigen
inspectierapport over de DLIO staat. In plaats daarvan was in beide gevallen sprake
van een collegiale consultatie. Die reconstructie doet niets af aan mijn uitspraken
tijdens het notaoverleg, want ik heb toen gewoon gezegd wat de inspectie daar zelf
over zei. De inspectie heeft dus geconcludeerd of in ieder geval alsnog gezegd dat
er geen onderzoek heeft plaatsgevonden. Ik heb politie en OM verzocht om een onafhankelijk
feitenonderzoek naar die twee casussen in te stellen; het is dus niet de inspectie
die dat onderzoek gaat doen. Ik zal uw Kamer uiteraard informeren over de uitkomsten,
voor zover de vertrouwelijkheid dat toelaat.
Dan had ik over de Landelijke Eenheid nog de vraag van mevrouw Helder wat we verder
gaan doen. Er zijn een aantal onafhankelijke onderzoeken ingesteld. De commissie onder
voorzitterschap van de heer Brouwer onderzoekt de feiten en omstandigheden rond het
overlijden van de medewerker van Werken Onder Dekmantel, waaronder een mogelijk verband
met de werkomstandigheden. Daarnaast lopen er bij de Landelijke Eenheid nog enkele
andere onderzoeken van de inspectie. Daar ga ik niet op vooruitlopen. Ik denk dat
ik uw Kamer daarvoor om geduld moet vragen, want het is niet aan mij om de onafhankelijke
inspectie een peremptoir te stellen. «Peremptoir stellen» wil zeggen: zeggen dat ze
binnen zoveel tijd moet komen met die onderzoeken. Ik zal uw Kamer uiteraard zo spoedig
mogelijk informeren. Uit het eerste inspectieonderzoek bij de Landelijke Eenheid is
al gebleken dat er verbetermaatregelen nodig zijn. Daarom heb ik een aantal maatregelen
opgestart. De Eenheidsleiding is ook versterkt met een programmadirecteur en er is
een externe adviescommissie onder voorzitterschap van oud-burgemeester Bernt Schneiders,
die binnenkort aan de slag gaat. Die gaat adviseren over de uitrol van de programmatische
aanpak, de herpositionering van de Landelijke Eenheid in het politiebestel en alles
wat daarbij komt kijken.
Tot zover.
De voorzitter:
Een interruptie van mevrouw Palland.
Mevrouw Palland (CDA):
Een korte, voorzitter. Ik hoor de Minister aangeven welke onderzoeken er lopen. Daar
hebben we natuurlijk al kennis van genomen, want die brieven zaten bij de stukken.
We zitten hier in een commissie met een aantal nieuwe woordvoerders. Als ik het lees
– ik begrijp dat, want het zijn gevoelige onderzoeken, met veel vertrouwelijkheid
– is het echt abracadabra voor mij. Maar het zijn toch grote, belangwekkende zaken
die hier spelen. Vandaar mijn vraag of er misschien een technische briefing kan plaatsvinden,
al dan niet in beslotenheid, om ons hier iets nader over te informeren.
Minister Grapperhaus:
Maar – ik wil dat wel op hoffelijke wijze onder de aandacht brengen – ik heb hier
een aantal brieven over geschreven en zoals ik ook net heb gezegd, vinden er op dit
moment juist een paar onafhankelijke onderzoeken plaats. Misschien is het goed dat
ik bij de brief die ik al heb toegezegd, nog even een opsomming geef van de Kamerstukken,
dat wil zeggen brieven, maar ook antwoorden op Kamervragen, die hier in de afgelopen
– wat zal ik zeggen? – acht maanden over zijn geweest. Ik heb zelf in december geïnitieerd
dat er bij de Landelijke Eenheid een onderzoek van de inspectie moest komen. Ik denk
dat het goed is dat daar eerst kennis van wordt genomen, want die brieven komen nou
juist uit op het punt dat ik dit onafhankelijk onderzocht wil hebben en dat, zoals
ik met de vorige Kamer besproken heb, de bevindingen die er nu zijn … De commissie-Schneiders
gaat dat nu begeleiden. Dan is het misschien wat lastig om daar op dit moment een
technische briefing over te geven. Laat ik het zo zeggen: ik doe de toezegging dat
ik een overzicht van al die brieven geef. Als uw Kamer dan zegt «nou, dat is allemaal
vriendelijk bedoeld, maar we willen toch nog steeds een briefing, en wel hierover»,
laten we dat dan doen.
Mevrouw Palland (CDA):
Het is ook zeker niet mijn bedoeling om door lopende onderzoeken heen te fietsen of
daar als Kamer een positie in in te nemen, absoluut niet, maar het lijkt me wel goed
om hierover te worden bijgepraat. De Minister wil de aanleiding of de hele voorgeschiedenis
hiervan nog eens op een rij zetten. Het lijkt mij goed om daar kennis van te nemen.
Wellicht is de timing beter als die rapporten er zijn, maar het lijkt me wel goed
om het te doen. Want ik kan eigenlijk heel weinig met de brieven zoals ze er nu liggen,
in ieder geval met de brief die er nu ligt. Ik heb de oude brief, die niet op de agenda
staat, er ook nog even bij gepakt. Het is wel goed om daar in vertrouwelijkheid even
iets meer bij stil te staan als Kamer.
De voorzitter:
De Minister heeft een brief toegezegd. Zou de Minister nu ook, in reactie op de woorden
van mevrouw Palland, wellicht kunnen aangeven wanneer wij die brief hierover kunnen
verwachten?
Minister Grapperhaus:
Die brief komt voor de zomer. Ik wil dit opnemen in de brief waarin ik ook dat andere
punt dat ik heb toegezegd – ik ben even kwijt wat dat was – aan de orde zal stellen.
De heer Azarkan (DENK):
Voorzitter, ik heb een punt van orde. Misschien voelt u het wel aan. We hebben nog
29 minuten en ik denk dat de Minister halverwege zijn beantwoording is. We hebben
– als het kan – nog een tweede termijn. Een aantal collega's en ik hebben die in ieder
geval nodig. Het wordt wat krap.
De voorzitter:
Ik constateer dat ook, met u. Ik kan het u sterker vertellen: van de negen blokjes
hebben we er pas drie gehad. Ik kan dat, denk ik, de Minister niet verwijten. Hij
probeert beknopt te antwoorden en er zijn heel veel vragen gesteld. Wij kunnen alleen
maar echt ons best doen om het misschien nog iets bondiger te doen. Mijn ambitie om
nog een volwaardige tweede termijn te hebben is al ingeruild voor die om dit debat
geheel af te ronden in eerste termijn. We gaan dus met gezwinde spoed verder. Maar
het is een terechte opmerking, meneer Azarkan.
Minister Grapperhaus:
Die gezwinde spoed ga ik nu in acht nemen, waarbij ik in een heel snel tempo wel even
de gedachte meegeef om deze overleggen toch wat meer in twee delen te splitsen – dat
hebben we in het verleden ook wel gedaan; dat weet de heer Azarkan – want anders kom
je niet toe aan een goede discussie over bepaalde onderwerpen.
Voorzitter. Dan de opleidingen voor het gebruik van het stroomstootwapen. Dat wordt
in de periode 2022 tot en met 2026 ingevoerd. De aanbesteding is afgerond. We werken
nu aan de verdere voorbereiding van de invoering. Ik kan niet bevestigen dat het meteen
al per 1 januari 2022 ingaat, maar het gaat wel in een gezwind tempo.
Voorzitter. Dan de modernisering van Strafvordering. Daar zitten heel veel onderwerpen
voor de politie in, met name de bepaling over het opsporingsonderzoek. Die gaat echt
enorm bijdragen aan de slagvaardigheid van de opsporing, met nieuwe, moderne opsporingsbevoegdheden,
vooral die digitale. Want de coronacrisis – we hadden het er eerder over – heeft de
digitale criminaliteit een enorme nieuwe dimensie gegeven.
Voorzitter. Het opleidingsperspectief voor de politie. Mevrouw Bikker vroeg daarnaar
in het kader van Strafvordering. Voorafgaand aan en volgend op het inwerkingtredingsmoment
zal de politie moeten worden opgeleid over het nieuwe wetboek. Dat is echt een opgave.
Vandaar de forse incidentele kosten die u aantreft bij de invoering van dat wetboek.
Dat heeft er gewoon mee te maken dat we echt iedereen bij de politie daarin moeten
gaan inwerken. Ik kan me zelf nog de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek in
1992 herinneren. Toen was de hele advocatuur een jaarlang bezig om … Ik bedoel, het
is echt geen sinecure, want je moet je denksysteem op een aantal punten helemaal opnieuw
inrichten.
Voorzitter. Dan zeden. Het is goed dat dat onderwerp door mevrouw Van der Werf op
de agenda is gezet. Laat ik eerst even zeggen dat we 15 miljoen hebben geïnvesteerd
in het aantrekken van meer zedenrechercheurs, dankzij de motie-Klaver/Buitenweg. De
capaciteit wordt daarmee verhoogd met 90 fte. Ik heb al eerder in de Kamer gezegd
dat we ermee bezig zijn om die mensen nu naar binnen te halen. Overigens zijn er al
620 fte aan gespecialiseerde zedenrechercheurs.
Het wetsvoorstel Modernisering seksuele misdrijven gaat ook voor meer veiligheid en
bescherming van slachtoffers zorgen. U weet dat een van de cruciale punten daarin
is dat er een differentiatie in verkrachtingsdelicten moet komen, waardoor de bewijspositie
voor slachtoffers beter wordt. Ik zeg dat nu even kort samengevat, maar ik zie dat
mevrouw Van der Werf en mevrouw Palland herkennend knikken.
Voorzitter. Het informatieve gesprek is belangrijk, omdat zedenzaken complex zijn.
Het misverstand mag niet ontstaan dat die informatieve gesprekken er zijn om te ontmoedigen.
Het is vaak zo dat de politie eerst het bewijsmateriaal hoe dan ook veiligstelt. Het
slachtoffer kan tijdens dat informatieve gesprek altijd aangeven onmiddellijk aangifte
te willen doen. Er hoeft helemaal geen bedenktijd te zijn. Het is een recht, geen
plicht. Het informatieve gesprek kan overigens niet door een andere instantie dan
de politie worden gedaan. Dat heeft te maken met het hele onderzoek. Maar we komen
hier denk ik, zeker als we met elkaar over het wetsvoorstel Modernisering seksuele
misdrijven gaan praten, nog verder over te spreken. Ten slotte wil ik nog opmerken
dat ik een heel overzicht van het aantal informatieve gesprekken, aangiften en verdachten
heb. Laat ik toezeggen dat ik dat meestuur met die brief die voor de zomer komt, voor
zover dat overzicht nog niet bekend is. Ik denk dat het goed is om te zien dat er
wel degelijk een groot aantal verdachten uiteindelijk bij het OM terechtkomt.
Voorzitter. Ten slotte. Een op de acht studentes – ik vond dat schokkend – zegt weleens
verkracht te zijn. Dat heeft ook te maken met de manier waarop we in de samenleving
met dingen omgaan en hoe we zaken inrichten, bijvoorbeeld rond onderwijs, vooral het
hoger onderwijs. Ik denk dus dat ook elders een belangrijke taak ligt, want het kan
niet zo zijn dat normloosheid – zo lijkt het bijkans – een soort norm is in bepaalde
kringen. Ik wil dat benadrukken omdat strafrecht niet altijd de oplossing voor dingen
is.
Voorzitter. Dan kom ik op C2000.
De voorzitter:
Maar voor u dat doet, is er een interruptie van mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
De heer Grapperhaus geeft terecht aan dat die bedenktijd niet altijd de wettelijke
norm is en dat die ook helemaal niet altijd hoeft te worden toegepast. Maar in het
rapport van de inspectie, dat Verschillende perspectieven heet, lezen we toch dat
slachtoffers wel de indruk hebben dat die bedenktijd een voldongen feit is. Ik citeer:
zedenrechercheurs houden standaard die twee weken aan. Terwijl dat dus niet hoeft.
Eigenlijk wordt er in de praktijk dus onvoldoende gehandeld naar de theorie; laat
ik het zo maar samenvatten. Ik zou heel graag willen dat de Minister dat meeneemt
in de brief die hij heeft toegezegd voor de zomer, over de meldingen versus de aangiften.
Want over die bedenktijd zou ik als Kamer graag meer weten: hoe wordt die nou in de
praktijk toegepast?
Minister Grapperhaus:
Juist de enorme uitbreiding van de zedenrecherche – dat is ook al voor mijn ministerschap
gebeurd – en de verdergaande professionalisering en verbreding maken dat dit soort
instrumenten, om het zo maar te zeggen, op een steeds consistentere en professionelere
wijze worden toegepast. Maar in concrete gevallen kun je altijd nog zien dat er verbetering
nodig is, een verbetering in de hele keten overigens. Want we hebben het nu over de
politie, maar de gesprekken die ik de afgelopen jaren met slachtoffers heb gevoerd
om te leren van wat hun is overkomen, strekken zich soms uit over de hele keten. Maar
het is iets – daar ben ik wel van overtuigd geraakt – wat consistent in de problematiek
thuishoort.
Mevrouw Van der Werf (D66):
De Minister geeft aan: in concrete gevallen is hierin nog wel wat verbetering mogelijk.
Als ik het inspectierapport lees, denk ik dat er eigenlijk over de hele linie wel
verbetering mogelijk is. Het tweede punt is dat slachtoffers zeggen dat de zedenrechercheurs
het initiatief bij hen leggen om er na de bedenktijd op terug te komen, terwijl het
natuurlijk de bedoeling is dat de zedenrechercheurs een afspraak maken met de slachtoffers
om te vragen hoe het gaat, hoe ze hiermee verdergaan, waar ze hen naar kunnen doorverwijzen,
ook als ze ervoor kiezen om geen aangifte te doen. De drempel zit volgens mij dus
op twee niveaus. Ik zou het heel prettig vinden om meer inzicht te krijgen in hoe
dat nu in de praktijk wordt toegepast.
De voorzitter:
Het verzoek is om dat in die brief mee te nemen? Ja.
Minister Grapperhaus:
Wat mevrouw Van der Werf zegt, vind ik wel terecht. Over dat punt hebben we het vaak
gehad. We moeten ons realiseren dat in heel veel zedenzaken de problematiek niet zozeer
is dat de politie er onverschillig tegenover zou staan of zou zeggen tegen het slachtoffer
«nou, het is uw keuze», nee. De achterliggende problematiek is heel vaak dat de verdachten
– je weet nog niet of het de daders zijn – mensen zijn uit de zeer directe omgeving
van de slachtoffers. Daar wordt heel professioneel en consistent mee omgegaan, maar
ik zeg op dit punt wel toe om in de brief waar we het al eerder over hebben gehad,
nog eens aan te geven hoe het zit met het er stelselmatig op terugkomen door rechercheurs
bij het slachtoffer in plaats van omgekeerd. Dat vind ik een punt waarop ik moet antwoorden.
De voorzitter:
Tot slot mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank voor de toezegging. Dat vind ik heel prettig. Het is ook goed als de Kamer kan
zien wat er gebeurt. Ik wil nog wel een woord spreken tot de zedenrechercheurs die
nu wellicht meeluisteren. Ik heb dat bewust «onbewuste ontmoediging» genoemd, want
ik heb er eigenlijk alle vertrouwen in dat men zijn best doet om slachtoffers zo goed
mogelijk te helpen. Waar het volgens mij nog beter kan, is het volgende. Als ik terugblik
op een aantal gesprekken met slachtoffers die ik heb gesproken, stel ik vast dat men
nu heel erg vooruitblikt naar de ingewikkeldheden van een aangifte. De Minister zegt
terecht dat de dader vaak een bekende is. Dat kan lastig zijn bij een rechtszaak.
Het kan vervelend zijn om persoonlijke details op te diepen. Maar de slachtoffers
zeggen vaak: vijf jaar later dacht ik «had ik maar wel aangifte gedaan en had ik er
toch maar een punt van gemaakt». Het gevoel van rechtvaardigheid wordt aangetast als
je het er maar bij laat zitten. Ik denk dat het goed zou zijn voor de volledigheid
van het informerende gesprek om ook dat punt mee te nemen, dus niet alleen «wat zijn
de negatieve gevolgen op de korte termijn van het doen van aangifte?», maar ook «wat
zijn de negatieve gevolgen op de lange termijn van het niet doen van aangifte?»
Minister Grapperhaus:
Daar komen we nou juist op het terrein wat voor zedenrechercheurs lastig te betreden
is en waarvan ik zeg dat het ook heel erg te maken heeft met hoe onze samenleving
en hoe bepaalde subsocialiteiten in de samenleving met zeden omgaan. Daar kan bij
een slachtoffer op een bepaald moment een gedachte over zijn die later anders is.
Ik wil wel de verwachtingen temperen: de zedenrechercheurs kunnen niet het hele scala
doorzien van waar iemand mogelijk doorheen gaat of niet doorheen gaat in het kader
van die subsocialiteiten. Ik vind wel – mevrouw Van der Werf vroeg daarnet terecht
naar dat punt – dat bij consistentie hoort dat je in ieder geval een paar dingen afloopt,
zoals primair het initiatief nemen als recherche om bij een slachtoffer opnieuw te
vragen hoe het ermee is. We kunnen die discussie ongetwijfeld een keer voeren, maar
ik blijf zeggen dat hier van het strafrecht en van de politie niet altijd alle heil
moet worden verwacht. Van een aantal slachtoffers die door een heel verschrikkelijk
traject hebben moeten gaan heb ik begrepen dat er in alle aspecten van de keten nog
wel wat zou moeten gebeuren. Maar op het eerste punt kom ik zonder meer terug.
Voorzitter. C2000 is op dit moment een stabiel functionerend netwerk. Ik kijk even
naar mevrouw Michon-Derkzen, want zij vroeg hiernaar. De piekbelastingen tijdens de
jaarwisseling en de coronarellen zijn goed doorstaan, zonder incidenten. Er zijn nog
wel altijd problemen, maar die zijn aanzienlijk verminderd. Zoals u weet heb ik TNO
als onafhankelijk expertisebureau begin dit jaar gevraagd om onderzoek te doen. De
twee rapporten zijn u in februari toegezonden. De resterende problematiek richt zich
voornamelijk op verbindingen in specifieke gebieden die moeilijk tot stand komen,
bijvoorbeeld door verstoringen door zonnepanelen. Ook die problematiek wordt nu opgepakt.
Ook de DIPP-gebieden worden nu stap voor stap weggewerkt. De leverancier werkt momenteel
aan het wegwerken van nog 21 gebieden. Ik hoop dat ik daarmee ook ben ingegaan op
de punten die mevrouw Palland over dit onderwerp naar voren bracht.
Zij vroeg nog naar het budget. Dat is 2 miljoen euro. Daarmee worden jaarlijks gemiddeld
tien van die DIPP-gebieden... Ik zie de heer Azarkan zodanig naar mij kijken, dat
ik mij gedwongen voel om te zeggen waar die afkorting voor staat. Dat staat voor:
Dekkings Issue Prioritering Procedure. Goed, de heer Azarkan kijkt niet meer vragend
naar me. De landelijke meting van de dekkingsgraad van C2000 is onderdeel van de turnkey-oplevering.
In de tweede helft van dit jaar wordt de test ter zake afgerond en kan ik daarover
een concrete uitspraak doen.
Dan heb ik nog een paar losse onderwerpen voordat ik op de kwestie van de demonstraties
inga. Wat betreft de mensenhandel komen er 90 fte bij AVIM bij, waarvan 60 fte gespecialiseerde
rechercheurs en 30 fte voor overige asieltaken. De resultaten over 2020 tonen overigens
een stijgende lijn.
Voorzitter. Er zijn plannen om de zendtijd voor Opsporing Verzocht in te korten. Kan
ik daarin iets betekenen? In antwoord op Kamervragen heeft het kabinet bij monde van
Minister Slob aangegeven dat het belangrijk is dat de NPO aandacht besteedt aan politieberichten,
maar ook dat het kabinet zich niet wil uitpreken over de manier waarop dat gebeurt.
Het is dus niet onze taak om ons actief te bemoeien met de programmering van de publieke
omroep. Overigens heeft meneer Slob gezegd begrepen te hebben dat de NPO wil doorgaan
met het uitzenden van politieberichten.
Dan de hack vanuit Rusland, voorzitter. Ik heb kennisgenomen van de berichtgeving
in de Volkskrant daarover, maar het is niet gebruikelijk om met concrete resultaten
van inlichtingendiensten naar buiten te treden. Daarbij komt nog dat het specifieke
dossier staatsgeheim is. Het is al langer bekend dat statelijke actoren proberen binnen
te dringen. Uw Kamer is eerder erover geïnformeerd dat er dossiers en politieke processen
zijn die voor Rusland van belang zijn. Het kabinet heeft in 2019 – de exacte datum
zou ik in tweede termijn kunnen noemen – aan uw Kamer de Ruslandstrategie in dit verband
toegestuurd. Er wordt nauw samengewerkt met onder andere MIVD en NCSC om aanvallen
altijd vroegtijdig te onderkennen. Ik kan u verzekeren dat de politie het afgelopen
jaar zeer actief is geweest om de eigen cybersecurity op hoog peil te houden en voortdurend
te bewaken.
Voorzitter. Er was nog een vraag over demonstraties. Ik ben daar vrij kort over: ik
vind dat de politie in ons land zeer adequaat en beheerst optreedt bij alle soorten
demonstraties. Er is geen sprake van een ongelijke behandeling van categorieën demonstranten.
Ik zie ook geen enkele aanleiding voor een buitenparlementaire onderzoekscommissie
in dit opzicht.
De heer Van Meijeren (FVD):
Een specifieke vraag die ik gesteld heb, is of de Minister het ermee eens is dat er
nooit geweld zou mogen worden gebruikt tegen vreedzame demonstranten als het enige
dat hun verweten kan worden is dat zij een demonstratie houden.
Minister Grapperhaus:
Met deze vraagstelling kan ik niks. Wij zullen nooit, ik zal als Minister zeker niet,
demonstranten verwijten dat zij een demonstratie houden, want wij hebben het recht
van demonstratie. Bij voorbaat kan geen enkele demonstrant verweten worden dat hij,
mits binnen de toch wel zeer, zeer ruime kaders van de Wet openbare manifestaties,
een demonstratie houdt. Ik kom dus al niet aan de vraag toe.
De heer Van Meijeren (FVD):
Die zeer ruime kaders van de wet zijn het afgelopen jaar wel flink ingeperkt, want
er zijn al demonstraties verboden om het enkele feit dat er een dreiging zou uitgaan
voor de volksgezondheid, terwijl er nog nooit een besmetting heeft plaatsgevonden
bij een demonstratie. Is de Minister het ermee eens dat er niet meer moet worden opgetreden
tegen demonstraties in de buitenlucht onder het mom van de volksgezondheid, terwijl
dit risico zich nooit voor blijkt te doen en er wel degelijk zeer grof fysiek geweld
gebruikt wordt tegen vreedzame demonstranten?
Minister Grapperhaus:
Ik distantieer mij van de gedachte dat er zeer grof fysiek geweld gebruikt wordt tegen
demonstranten. Ik herhaal dat onze politie zich uiterst beheerst en adequaat opstelt.
Dat we in het kader van de volksgezondheid hebben gezegd dat ook bij demonstraties
de 1,5 meter in acht moet worden genomen, heeft niets te maken met wat er op de spandoeken
staat of wat dan ook. Daar heeft het helemaal niets mee te maken. Het gaat alleen
om de gezondheid van de mensen zelf.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Van Meijeren (FVD):
Soms heeft dat er wel mee te maken, want de burgemeester van onze hoofdstad heeft
over de Black Lives Matterdemonstratie gezegd dat zij het onderwerp van deze demonstratie
te belangrijk vond om in te grijpen. Er wordt dus wel degelijk ook naar de inhoud
van een boodschap van demonstranten gekeken bij de afweging of er wel of niet gewelddadig
wordt ingegrepen.
Minister Grapperhaus:
Daar is heel veel over gezegd. Ik denk dat het heel goed is geweest dat er vorig jaar
overigens zeer ordentelijk verlopen demonstraties zijn geweest in het kader van Black
Lives Matter. Dat het op 1 juni in Amsterdam met de 1,5 meter niet goed is gegaan,
heeft ook de burgemeester onderschreven, meen ik. Overigens ga ik niet over die burgemeester,
maar zij en ik waren het daarover eens. Ik vind absoluut dat men dat ook in Amsterdam
op een uiterst adequate manier heeft aangepakt in het afgelopen jaar; laat ik dat
maar hardop zeggen.
De voorzitter:
Dan echt tot slot.
De heer Van Meijeren (FVD):
Ik blijf het toch wel opmerkelijk vinden dat uitsluitend demonstraties tegen het coronabeleid
met geweld zijn beëindigd. Geen enkele andere demonstratie is op die manier behandeld.
De Minister zegt: de Black Lives Matterdemonstraties zijn zeer ordentelijk verlopen.
Daar is er willens en wetens voor gekozen om de-escalerend op te treden. Als daar
ineens een peloton ME'ers op de demonstranten zou zijn afgestormd, dan zouden daar
ook heel andere beelden van bekend zijn geworden. Maar ik houd het hierbij.
Minister Grapperhaus:
Ook daar distantieer ik me van. Ik wijs op de gang van zaken in Eindhoven op naar
ik meen 23 januari; het was op een zondag begin dit jaar. Dit is een willekeurig voorbeeld
dat laat zien dat groepen die deel uitmaakten van het demonstrerende publiek zich
gingen misdragen. In Amsterdam heb ik dat ook gezien. Ik heb met de politie uitgebreid
de politiebeelden daarvan doorgenomen. Ik distantieer me er volledig van dat er sprake
is van een onderscheid tussen soorten demonstraties. Wanneer demonstranten zich gewelddadig
gedragen, dan wordt daar zeer begrijpelijk tegen opgetreden. Overigens moet ik ook
zeggen dat het vloekt met het recht van vrije demonstratie om erop los te slaan, zoals
sommige demonstranten in de afgelopen maanden deden. Ik wil het maar gewoon hardop
zeggen, want anders ontstaan daar misschien misstanden over.
De heer Azarkan (DENK):
Ik had een vraag gesteld over etnisch profileren of professioneel controleren...
Minister Grapperhaus:
Ik kom nu op diversiteit. Ik wou daar...
De heer Azarkan (DENK):
Ah, dat valt onder diversiteit?
Minister Grapperhaus:
Nee, nee, met diversiteit wilde ik meteen aan de slag. Laat ik dit zeggen. De heer
Azarkan weet dat al een aantal jaren en het is goed om dat ook te benadrukken tegenover
de Kamerleden die sinds april in de Kamer zitten: de korpschef en ik trekken het ons
echt zeer aan dat bij de politie zaken als discriminatoire uitlatingen en dergelijke
nog niet volledig uitgebannen zijn. Dat heb ik ook laten blijken in de reactie – ik
heb u daar onlangs nog een brief over gestuurd – op de gang van zaken rond de Rotterdamse
appgroep. Ik wil ook maar zeggen dat ik het heel goed vind dat de politiemensen zelf
dat naar boven hebben gebracht. «Politie voor iedereen» heb ik eerder met de oude,
beter gezegd vorige Kamer besproken. Waarom sta ik daar zo achter? Ik wil dat ook
heel duidelijk tegen mevrouw Simons zeggen. Dat is omdat het vanaf de werkvloer komt.
De vorige programma's gingen heel erg uit van «van bovenaf» oftewel «top-down». Ik
denk dat je mensen zelf daarin moet meenemen. Ik heb daar vorige zomer, zoals uw Kamer
weet, een heel lang gesprek over gehad in Utrecht met een groot aantal mensen die
daar bij de politie aan werken, ook met mensen op de werkvloer die met dit soort dingen
te maken hebben gehad. Dat was onder leiding van Martin Sitalsing. Als één ding goed
is, dan is het dat je elkaar op de werkvloer durft en kunt – dat moet natuurlijk ook
zo zijn – aanspreken. De korpschef werkt in het kader van «Politie voor iedereen»
heel hard aan vijf speerpunten. Eén is diverse instroom. We hebben ook een streefcijfer:
in de grote steden moet over een paar jaar sprake zijn van 35% met een diverse culturele
achtergrond. Twee: veilige en inclusieve teams. Hoe pijnlijk het ook was, we moeten
ook leren van hoe dingen niet goed zijn gegaan rondom de Rotterdamse appgroep. Drie:
echt de aanpak van discriminatie. Vier: professioneel controleren. Daarbij is tegengaan
van etnisch profileren voor mij een heel belangrijk ijkpunt. Ten slotte de netwerken,
divers vakmanschap en bondgenoten. Ik heb heel erg ingezet op bijvoorbeeld Joods politieoverleg
en op Roze in Blauw om ervoor te zorgen dat we het gewoon beter doen.
Voorzitter. Ik heb voor vijf jaar 7 miljoen beschikbaar gesteld voor de pilot discriminatierechercheurs.
Die pilot begint in Amsterdam, in zeer nauwe samenwerking met het expertisecentrum
van het Openbaar Ministerie. We hebben echt een aantal instrumenten om te komen tot
professioneel controleren in plaats van etnisch profileren, zoals de IBT-training,
het handelingskader, bewustwordingstrainingen en ook digitale instrumenten. Ik blijf
monitoren... Dat klinkt weer zo afstandelijk. Ik blijf er bovenop zitten dat we ook
in dat opzicht verbetering zien.
Ik vind wel, en daarin wil ik mevrouw Michon bijvallen, dat wij een politie hebben...
Ik kom inmiddels overal in het land en als de formatie nog een tijdje duurt, ga ik
de 200 werkbezoeken aantikken. Overal waar ik kom, stel ik vast dat er juist bij de
politiemensen – ik heb niet alle 50.000 operationele mensen gesproken, maar wel een
heel groot aantal daarvan – een hele open, op onze samenleving gerichte houding bestaat.
Dat ligt ook aan de goede opleiding die mensen krijgen. Natuurlijk moet je daar altijd
aan blijven werken en is het niet perfect, maar er wordt echt geïnvesteerd in het
aantrekken en – nu kom ik bij het punt van mevrouw Simons – ook het behouden van het
diverse personeel bij de politie. Ik heb gezien dat de cijfers nog lang niet zijn
wat ze moeten zijn. Ik heb ook tegen de korpsleiding gezegd dat we daar verder met
elkaar over aan tafel moeten, want dit is iets wat nog heel veel extra aandacht vraagt.
Voorzitter. Ik moet even kijken, ook in verband met de tijd. Volgens mij heb ik de
belangrijkste punten op dit onderdeel beantwoord.
De voorzitter:
Er zijn leden die stipt om 13.00 uur weg moeten, bijvoorbeeld omdat ze moeten stemmen,
maar ik zou het heel onbevredigend vinden om mensen niet meer in de gelegenheid te
stellen om een vraag te stellen. Ik heb in ieder geval de heer Azarkan en mevrouw
Simons genoteerd. Als eerste meneer Azarkan.
De heer Azarkan (DENK):
Ik twijfel nooit aan de intenties van deze Minister. Ik twijfel er nooit aan dat hij
echt goede dingen wil doen en dat hij er samen met de korpschef op uit is om een politieapparaat
te creëren waar alle Nederlanders zich door vertegenwoordigd voelen, waar Nederland
veiliger door wordt. Ik constateer wel dat er regelmatig iets gebeurt. In dit geval
op het Marconiplein in Rotterdam. De wijze waarop daarmee wordt omgegaan, in eerste
instantie door de chef zelf, namelijk dit niet melden bij het hoogste gezag, de manier
waarop het vervolgens wordt afgedaan, leidt ertoe dat een heleboel agenten van kleur,
mensen met een andere religie zeggen: ik kan dit gewoon niet uitleggen. Ik vraag de
Minister om een concrete toezegging. Zou het niet zo moeten zijn dat als het om dit
soort racistische bejegening gaat, het in ieder geval tot aan de hoogste leiding wordt
doorgegeven? Dat is één. Twee. De sanctie moet echt een sanctie zijn. Ik heb een heleboel
agenten gesproken die zeggen «ik wil zo graag onderdeel zijn van het politieapparaat,
maar ik kan dat niet zolang chefs niet gesanctioneerd worden als ze zich seksistisch
of racistisch uiten». Dat moet echt anders. Is de Minister dat met mij eens?
Minister Grapperhaus:
Dat moet anders. Laat ik daarmee beginnen. Ik zei net naar aanleiding van het korte
debatje met mevrouw Van der Werf over een op de acht studentes die zegt weleens verkracht
te zijn, dat «het moet anders» begint in een ander domein, namelijk het domein van
onderwijs, opvoeding en hoe we onze samenleving inrichten. Dat ontslaat mij niet van
mijn verantwoordelijkheid, laat dat heel duidelijk zijn. We moeten uit de zaken die
aan de kaak zijn gesteld heel harde lessen trekken. Het is wel zo dat ik me ook moet
richten naar wat de beoordelingscommissie onder leiding van professor Cohen beslist
heeft in de Rotterdamse zaak. We moeten zeggen «dat is daar de beslissing geweest»,
maar ik vind – daar mag u mij voortdurend op aanspreken – dat wij een inclusief politiekorps
hebben. Dat kan beter en dat kan nog inclusiever, maar de opdracht is: de politie
staat midden in de samenleving. Daarom heet het ook Politie voor iedereen. De politie
is dus ook voor de mensen die er werken altijd een organisatie waar ze zich thuis
voelen, ongeacht welk persoonskenmerk ze hebben.
De heer Azarkan (DENK):
Ik hoor nog steeds niet wat de Minister concreet anders gaat doen. Het is echt te
beperkt. Dat doen we misschien een andere keer. Het tweede gaat over de klachtenafhandeling.
Het is mij een doorn in het oog dat als in een paar jaar tijd 500 mensen een klacht
indienen over racistische bejegening, over discriminatie, dan uiteindelijk 80 klachten
via de eigen klachtenprocedure in behandeling worden genomen. Van de ruim 500 worden
er 3 in het gelijk gesteld. Dit soort aantallen verklaart waarom mensen er totaal
geen vertrouwen in hebben als het eigen politieapparaat gaat over het handelen van
de eigen dienders. Ik heb al enige tijd geleden een motie ingediend om dat onafhankelijker
te laten beoordelen, om het op een andere manier in te richten. Is de Minister bereid
om het draagvlak te vergroten? Is hij bereid om te laten zien dat als je een klacht
indient, deze serieus en onafhankelijk wordt bekeken? Wil hij dat op een andere manier
inrichten?
Minister Grapperhaus:
Even terug. De heer Azarkan weet dat we kijken naar de vraag hoe we het disciplinaire
stelsel bij de politie precies hebben ingeregeld. Het is er, maar inmiddels hebben
we allerlei zaken, variërend van politieombudsman tot allerlei toezichtorganen. Ik
vind dat de politieagenten zelf er recht op hebben dat hier duidelijkheid over is.
Daar zal ik na het reces uitvoeriger bij u op terugkomen. Ik vind het prima – dat
punt wil ik serieus oppakken – om dan meteen te reflecteren op wat er gebeurt met
klachten, met name de op discriminatie gerichte klachten, maar ook in algemene zin.
Ik wil toezeggen dat we hier in september bij uw Kamer op terugkomen en dat we daar
in oktober, al dan niet in deze samenstelling, dan over gaan spreken.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot, meneer Azarkan.
De heer Azarkan (DENK):
Tot slot, voorzitter. In dat blokje over etnisch profileren, dat professioneel controleren...
De Minister moet het toch met mij eens zijn: de manier waarop hij dat heeft opgeschreven,
de manier waarop daarmee is omgegaan, is aan alle kanten niet serieus gedaan. Ik heb
het dan over de brief die hij gestuurd heeft naar aanleiding van het rapport van de
Politieacademie van twee jaar geleden. De resultaten zijn echt bedroevend, zoals ik
al in mijn plenaire bijdrage heb gezegd. 4 van de 100 agenten kennen het handelingskader
uit hun hoofd; 3,8%. Vervolgens zegt de Minister: we laten het gaan, we laten het
over aan. Dan heet dat «organisch». Dat is een mooie term voor «we doen er eigenlijk
niet zo heel veel mee». Ik wil echt van de Minister weten hoe hij dat etnisch profileren
bij aanhouding gaat organiseren. Het handelingskader is helder, namelijk: «Alleen
aanhouden op basis van gedrag, feiten en omstandigheden. Leg tactisch uit waarom iemand
aangehouden is. Behandel hem met respect en correct. Tot slot. Reflecteer met je collega
op de aanhouding.» Meer is het handelingskader niet, hè. Ik doe het uit mijn hoofd
en ik zal het niet snel vergeten. Ik wil weten wat de Minister concreet gaat doen.
Of laat hij het gewoon weer verwaaien?
Minister Grapperhaus:
Zo kennen wij elkaar niet, de heer Azarkan en ik. Ik wil toezeggen – ik zeg dat ook
even omdat het nu al 13.00 uur is en we er anders niet echt over kunnen spreken –
dat ik in diezelfde brief daar eens uitvoeriger op reflecteer. Ik vind het zelf ook
niet bevredigend, terwijl ik het kader zelf zeer onderschrijf. Laten we het nou zo
doen dat ik deze onderwerpen in september aanroer in een aparte brief. Dan gaat het
om het disciplinaire systeem en om klachten, met name klachten die zien op discriminatie
en wat daarbij hoort. Als een derde onderdeel, want het is toch een beetje apart,
wordt gereflecteerd op hoe de Minister aankijkt tegen meer vooruitgang op het punt
van het laten inbedden van het handelingskader op het gebied van etnisch profileren.
Ik hoop dat mijn slechte Nederlands voor de griffier te volgen is.
De voorzitter:
De toezegging is erg goed overgekomen en genoteerd. Dank u wel. Mevrouw Simons.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Vanzelfsprekend sluit ik mij aan bij de vragen van de heer Azarkan. Ik ben, net als
de heer Azarkan denk ik, gemeend blij met de antwoorden tot nu toe. Laat ik beginnen
met te stellen dat ik het heel fijn vind dat de Minister, in tegenstelling tot een
aantal leden, de aanwezigheid van racisme en discriminatie binnen het politieapparaat
serieus zegt te nemen en ook ziet dat het niet over incidenten gaat maar dat het iets
is wat structurele aanpak behoeft. Ik ben in dat kader nog even benieuwd naar het
vasthouden van nieuwe aanwas binnen het korps. Wat gaan we daaraan doen? Hoe gaan
we de handelingsbekendheid vergroten? Ik ben eigenlijk ook heel erg benieuwd hoe de
Minister kijkt naar... Het moet ook aangepakt worden als we het constateren, zegt
hij. Dat is nou precies wat helemaal niet gebeurt. Agenten komen weg met gedrag dat
we van burgers absoluut niet zouden moeten of willen tolereren. In Rotterdam zijn
de bewoners ook in verzet gekomen. Bijna 20.000 mensen, bijna 20.000 Rotterdammers
hebben een petitie ondertekend. Wat doet de Minister daarmee?
Minister Grapperhaus:
Dat is een heel serieus signaal. Dit gaat over een andere kwestie. Over de kwestie
van de appgroep heb ik net gezegd dat ik in het kader van de scheiding der machten
geen taak heb wat betreft de uitkomst daarvan, disciplinair en arbeidsvoorwaardelijk.
Ik vind wel dat we van deze zaak moeten leren. In de eerste plaats dat dit soort zaken
voorkomen. Dat moeten we dus niet ontkennen. Dat is een pijnlijke constatering, maar
dat moeten we durven onderkennen. In de tweede plaats moeten we er echt voor zorgen
dat op de werkvloer de veiligheid bestaat om dit soort zaken aan te kaarten. Daarnaast
moet hierop vanuit de leiding een aanpak plaatsvinden conform waar ik het net met
de heer Azarkan over had. Ik zou er aan de hand van een brief nader met de Kamer over
willen spreken. Ik hoop dat mevrouw Simons dat ook goed heeft gehoord: ik breek een
lans voor onze politie en onze politiemensen, want zij willen nou juist een inclusieve
politie waarin dit soort dingen niet voorkomen. Ik ben ervan overtuigd dat deze dingen
zeker niet structureel voorkomen. Maar ze komen voor en dat moet je altijd met elkaar
aanpakken. Mijn gedachte is om aan de hand van een brief die in september bij u komt
– uw Kamer bepaalt dat uiteraard; ik heb van de heer Van Meenen geleerd dat ik mezelf
niet mag uitnodigen – hier een nader gesprek over te hebben. Overigens zullen op 30 juni
mijn collega van Binnenlandse Zaken en ik in breder verband met uw Kamer spreken over
het antidiscriminatiebeleid.
De voorzitter:
Dank u wel. Met het oog op de klok: ik krijg door dat de stemmingen toch pas om 14.40
uur zijn. Dat wil niet zeggen dat iedereen langer de tijd heeft. Er zijn mensen die
weg moeten. Daarvoor hebben we alle begrip. Ik wil tegelijkertijd niemand de kans
en het recht ontnemen om vragen te stellen, maar dat gaan we kort en beknopt doen.
Mevrouw Simons, hebt u nog een nadere aanvulling of was dit voldoende voor u? Dat
was het, zie ik. Dank u wel. Dan helemaal tot slot mevrouw Kathmann.
Mevrouw Kathmann (PvdA):
Korte vraag. Ik ga ervan uit dat ook het onafhankelijk tuchtrecht wordt meegenomen
in de brief van september.
Minister Grapperhaus:
Ja, daar ga ik ook wat over zeggen.
De voorzitter:
Dat is een heldere toezegging.
Minister Grapperhaus:
Laat ik het even duidelijk zeggen: mocht het zijn dat ik eerder bij uw Kamer terug
kan komen – de heer Azarkan is nu weg – op het tuchtrecht, dan doe ik dat. Op die
andere twee dingen, het handelingskader etnisch profileren en de klachtafhandeling
als zodanig, wou ik in september terugkomen. Het tuchtrecht doe ik ook, en zoveel
eerder als kan.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan bedank ik de Minister heel hartelijk voor zijn beantwoording. Ook
dank aan de ondersteuning in alle gedaantes. Mijn verontschuldigingen dat dit wat
is uitgelopen. Bedankt voor uw geduld. Er is helaas geen mogelijkheid voor een tweede
termijn. Er is natuurlijk wel een mogelijkheid om een tweeminutendebat aan te vragen.
Daarvoor kijk ik als eerste naar de eerste spreker in de rij.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik heb één motie in gedachten en die zou ik daar dan graag indienen, dus dat vraag
ik dan bij dezen aan.
De voorzitter:
Er is een tweeminutendebat aangevraagd. Dat betekent dat we de tweede termijn van
dit debat plenair gaan doen. Dat staat genoteerd en dat zullen we aanmelden. Nogmaals
dank, ook aan de mensen die hebben meegekeken, aan iedereen die hier aanwezig is en
vooral ook aan de ondersteuning. Dank u wel.
Mevrouw Simons (BIJ1):
En aan u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel.
Sluiting 13.12 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
A.M. Brood, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.