Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Kent over "het bericht dat burgers opgejaagd worden en hun privacy wordt geschonden"
Vragen van het lid Van Kent (SP) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Justitie en Veiligheid over het bericht dat burgers opgejaagd worden en hun privacy wordt geschonden (ingezonden 26 april 2021).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) mede beantwoord
namens Minister van Rechtsbescherming (ontvangen 15 juni 2021). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2675.
Vraag 1
Vindt u het getuigen van vertrouwen in de burger dat tot aan iemands afvalpasgebruik
toe geregistreerd en gecontroleerd wordt welk gedrag we vertonen?1
Antwoord 1
Het artikel in De Volkskrant waarnaar u verwijst, ziet op de controle van gemeenten
op de naleving van de verplichtingen uit de Participatiewet. Gemeenten zijn verantwoordelijk
voor de rechtmatigheid van de uitkeringen en mogen daarom in individuele gevallen
onderzoek doen. Dit onderzoek dient altijd binnen de grenzen van de onderzoeksbevoegdheid
uit de Participatiewet en de jurisprudentie plaats te vinden.
Vraag 2
Heeft u de proportionaliteit van afvalpasspionage door de rechter laten toetsen? Deelt
u de mening dat deze behandeling van mensen beneden alle waardigheid is?
Antwoord 2
Nee, dat heb ik niet. De door het college genomen beslissingen zijn vatbaar voor bezwaar
en beroep door de burger. Het is uiteindelijk aan de rechter om te toetsen of dat
in deze casus proportioneel en rechtmatig was.
Vraag 3
Klopt het dat het Inlichtingenbureau deze verregaande persoonlijke informatie van
en over mensen samenbrengt? Op basis van welke wetten geschiedt dit en welke controle
van andere overheidsorganen, zoals de Autoriteit Persoonsgegevens, is hier op?
Antwoord 3
Nee, dat klopt niet. Het Inlichtingenbureau (hierna: IB) voert een aantal wettelijke
taken uit ten behoeve van gemeenten die gebaseerd zijn op artikel 64 van de Participatiewet.
Meer specifiek zijn verschillende instanties, zoals het UWV, de Belastingdienst en
DUO, op grond van dit artikel verplicht inlichtingen te verstrekken aan de gemeente.
Het IB levert informatiediensten aan gemeenten op basis van een wettelijke taak, als
omschreven in de artikelen 1 van de Wet SUWI en 5.24 van het Besluit SUWI. Het verstrekken
van informatie over gebruik van afvalpassen maakt daar geen deel van uit. De werkzaamheden
van het IB zijn in lijn met deze regelgeving intermediair en ondersteunend ten behoeve
van de uitvoering van gemeentelijke regelgeving. Zowel de wetgeving als de verwerkingen
vallen onder het advies c.q. toezicht van de Autoriteit Persoonsgegevens. Verdere
verantwoording legt het IB af aan de Minister van SZW als stelselverantwoordelijke.
De bestuurlijke relatie tussen het IB en de Minister van SZW volgt uit de publieke
taak van het IB zoals opgenomen in de Wet Structuur uitvoering werk en inkomen (Wet
SUWI) en is beschreven in de statuten van de Stichting IB en in het Besluit SUWI (§
5.7). De taken die het IB heeft in de vorm van informatieverstrekking zijn daarmee
onderhevig aan controle door de formele wetgever, via het formuleren van de taken,
bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het IB. Ik zie er als opdrachtgever op toe
dat het IB in lijn met deze wettelijk omschreven taken en bevoegdheden handelt. Er
zijn geen aanwijzingen dat in strijd daarmee is of wordt gehandeld.
Verder legt het IB verantwoording af in de vorm van een jaarverslag, accountantscontrole
en externe onafhankelijke EDP-audit op de gegevensverwerking (vanuit informatieveiligheidsperspectief).
Vraag 4
Waarom is ervoor gekozen om het Inlichtingenbureau vorm te geven via een private stichting?
Waarom is het nodig «onafhankelijk van de overheid Nederlandse gemeenten [te verbinden]
met andere (overheids)instanties»?2 Welke gevolgen zouden er zijn als deze organisatie niet «onafhankelijk van de overheid»
zou zijn?
Antwoord 4
Bij de oprichting van het IB is met de structuur van een private stichting gekozen
voor een duidelijke scheiding tussen beleid, uitvoering en toezicht. De bestuurlijke
relatie tussen het IB en de Minister van SZW volgt uit de publieke taak van het IB
zoals opgenomen in de Wet Structuur uitvoering werk en inkomen (Wet SUWI), het Besluit
SUWI (§ 5.7) en de statuten van de Stichting IB. Het IB is niet onafhankelijk van
de overheid, maar maakt daar deel van uit als een rechtspersoon met een wettelijke
taak. De stichtingsvorm maakt wel dat de organisatie op enige afstand van het Rijk
is gepositioneerd. Hiervoor is destijds gekozen omdat het IB fungeert als informatieknooppunt
voor gemeenten.
Vraag 5
Wie heeft de eindverantwoordelijkheid voor de acties van het Inlichtingenbureau? Op
welke manier kunt u invloed uitoefenen op het beleid en de praktijk van deze organisatie?
Kunt u een overzicht geven van alle momenten waarop er door een Minister invloed is
uitgeoefend op het handelen van het Inlichtingenbureau en de reikwijdte van hun informatievergaring?
Antwoord 5
Zoals gezegd verricht het IB feitelijke handelingen op basis van een wettelijke taak.
De eindverantwoordelijkheid daarvoor ligt bij het bestuur van de stichting. Voor de
taken die het IB in het kader van SUWI heeft, beschik ik als stelselverantwoordelijke
over de nodige instrumenten. Een goed voorbeeld is de planning- en controlcyclus die
met het IB is afgesproken en waarin ik in de meibrief mijn wensen kenbaar maak en
mijn goedkeuring geef aan de uitwerking daarvan in het jaarplan van de stichting.
Verder legt het IB verantwoording af in de vorm van een jaarverslag, accountantscontrole
en externe onafhankelijke EDP-audit op de gegevensverwerking (vanuit informatieveiligheidsperspectief).
Vraag 6
Klopt het dat het Inlichtingenbureau niet reageert op vragen en verzoeken om contact
van de pers? Acht u het deel van een goed functionerende democratie wanneer «private»
instanties die toegang hebben tot dusdanig veel privéinformatie van Nederlandse burgers
weigeren vragen van journalisten te beantwoorden? Wat gaat u hier aan doen?
Antwoord 6
Nee, dat klopt niet. Het IB heeft met het Ministerie van SZW afgesproken dat de beantwoording
van persvragen via de afdeling voorlichting van het Ministerie van SZW verloopt. Uiteraard
levert het IB wel een belangrijke inhoudelijke bijdrage aan die beantwoording. Journalisten
die per email of via de Servicedesk contact zoeken met het IB worden binnen een zo
kort mogelijk termijn teruggebeld door een medewerker van de afdeling communicatie,
waarna de betreffende journalist in contact wordt gebracht met de persvoorlichter
van het Ministerie van SZW. Dat is in dit geval kennelijk niet goed gelopen.
Vraag 7
Klopt het dat het Inlichtingenbureau niet onder de Wet openbaarheid van bestuur valt?
Op welke manier kunnen burgers opvragen welke informatie over hen bekend is en misstanden
aankaarten? Welke formele bevoegdheid heeft de Nationale ombudsman hier in?
Antwoord 7
Ja, dat klopt. De Wet openbaarheid van bestuur (Wob) is van toepassing op bestuursorganen.
Het IB is geen bestuursorgaan omdat het geen besluiten neemt die op rechtsgevolg zijn
gericht, maar alleen feitelijke handelingen verricht om gemeenten te ondersteunen
bij de uitvoering van hun taken.
Als een burger inzage of correctie wenst in de gegevens die door het IB worden gekoppeld,
dan kan een burger dit uiteraard verzoeken op grond van de AVG bij de gemeente of
de desbetreffende bron(organisatie) zoals bijvoorbeeld de RDW. Het is ook mogelijk
om contact op te nemen met het Meldpunt Fouten in Overheidsregistraties (MFO). Het
MFO helpt burgers, bedrijven en overheidsorganisaties bij het corrigeren van een fout
in een overheidsregistratie.
Daarnaast beschikt het IB over een klachtenregeling op basis waarvan (ook) burgers
een klacht kunnen indienen over een handeling of bejegening door (medewerkers van)
het IB. Bovendien kan een burger specifiek over de verwerking van persoonsgegevens
bij iedere verwerkingsverantwoordelijke – per 1 juni 2021 dus ook het IB voor de taken
op het terrein van werk & inkomen – inzage en correctie vragen. In de praktijk zullen
deze verzoeken worden doorgeleid naar het betreffende college van burgemeester en
wethouder, omdat zij het logisch aanspreekpunt zijn voor burgers met betrekking tot
hun bijstandsuitkering en de gegevensverwerking die in dat verband plaats vindt.
De taken en bevoegdheden van de Nationale ombudsman zijn vastgelegd in de Wet op de
Nationale ombudsman en de Algemene wet bestuursrecht. De Nationale ombudsman bepaalt
zelf waar hij onderzoek naar doet en op welke klachten hij ingaat.
Vraag 8
Het Inlichtingenbureau stelt zelf dat haar «medewerkers op geen enkele manier bij
fraudeonderzoek betrokken zijn» en zij slechts «signalen afgeeft aan gemeenten», heeft
u daarbij zicht op hoe gemeenten die «signalen» interpreteren en welke waarde hieraan
wordt gehecht? Kunt u uitsluiten dat uitvoeringsdiensten bij gemeenten deze «signalen»
toch opvatten als een constatering van fraude?
Antwoord 8
De signalen die het IB doorgeeft kunnen aanleiding zijn voor nader onderzoek door
een gemeente. Het is aan de gemeente om te bepalen hoe zij met die signalen omgaan
en de waarde die gemeenten aan de signalen hechten zal per signaal verschillen. Een
melding dat een persoon met een bijstandsuitkering in detentie is genomen is een uitsluitingsgrond
op grond van de Participatiewet en moet leiden tot stopzetting van de uitkering. Voor
veel andere signalen zijn de gevolgen afhankelijk van de nadere onderzoeksbevindingen
van de gemeente en de verklaring van de burger.
Vraag 9
Klopt het dat het Inlichtingenbureau de uitvoerder was van het Systeem Risico Indicatie
(SyRi)? Op welke manier heeft het Inlichtingenbureau de bevoegdheid gekregen om hier
algoritmes voor te schrijven? Deelt u de mening dat het schrijven van algoritmes die
data analyseren op basis van bepaalde, gekozen, variabelen om daaruit een persoon
te selecteren een vorm van fraudeonderzoek is?
Antwoord 9
Het klopt dat het IB verwerker was voor SyRI. SyRI kon ingezet worden op verzoek van
het samenwerkingsverband als genoemd in artikel 64 van de Wet SUWI. De Minister van
SZW was verwerkingsverantwoordelijke voor het instrument. Concreet betekende dit dat
het IB bij de samenwerkende partners gegevens uitvroeg, deze versleutelde zodat de
persoonsgegevens onleesbaar waren (pseudonimiseren) en vervolgens vergeleek met de
risico-indicatoren in het algoritme. De uitkomsten van deze vergelijking werden teruggekoppeld
en met persoonsgegevens verstrekt aan de Inspectie SZW. Het IB heeft in het kader
van SyRI geen algoritmes geschreven en fungeerde dus enkel als informatieknooppunt.
Het IB deed zelf geen nader onderzoek en verwijderde de persoonsgegevens na de informatiekoppeling.
Vraag 10
Waar ligt voor u de grens met betrekking tot het inbreuk maken op de privacy van inwoners
van Nederland? Vindt u daarbij dat mensen in de bijstand minder rechten hebben?
Antwoord 10
Graag stel ik voorop dat eenieder in Nederland dezelfde (privacy)rechten heeft, ongeacht
of iemand gebruik maakt van overheidsvoorzieningen als de bijstand.
De Participatiewet kent wel wettelijke kaders waar bijstandsgerechtigden zich aan
moeten houden. Een zekere mate van controle op de naleving is noodzakelijk voor de
houdbaarheid van het sociale zekerheidsstelsel in Nederland en zorgt ook voor noodzakelijk
draagvlak bij al diegenen die door het betalen van belastingen dit stelsel bekostigen.
Vraag 11
Deelt u de mening dat de losgeslagen fraudejacht door de overheid al teveel slachtoffers
heeft gemaakt in onder andere het toeslagenschandaal en de Participatiewet?
Antwoord 11
Allereerst kan ik alleen maar beamen dat het afschuwelijk is wat de gedupeerden in
de toeslagenaffaire is overkomen. Dat had nooit mogen gebeuren.
Rechtmatigheidscontrole en in het verlengde daarvan fraudebestrijding blijven echter
van belang om maatschappelijk draagvlak te creëren en behouden voor bijstandsuitkeringen.
Hierbij dient controle op de naleving plaats te vinden met inachtneming van de Algemene
wet bestuursrecht, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en met respect voor
de grondrechten van burgers. Zoals u weet ben ik bezig met een herijking van de Fraudewet,
zoals aan uw Kamer toegelicht in de brief van 12 november 2020.3
Vraag 12
Deelt u de mening dat door het gebruik van ondoorzichtige algoritmes, het wantrouwen
in de burger en de gebrekkige financiering van de sociaaladvocatuur er te weinig mogelijkheid
is voor burgers om zich te verweren tegen de overheid?
Antwoord 12
Het gebruik van «ondoorzichtige» algoritmes staat op gespannen voet met de hierboven
genoemde algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het principe van transparantie
en equality of arms. Zie onder andere de brief over Transparantie van algoritmes in
gebruik bij de overheid.2
Daarnaast noemt u wantrouwen in de burger. Dat is geen houding waarmee de overheid
de burger moet benaderen en behandelen. In lijn hiermee is in uw Kamer ook de motie
aangenomen dat burgers een sterkere rechtspositie moeten krijgen en dat bij de sociale
advocatuur hier ook structureel middelen voor vrijgemaakt moeten worden.4 Het stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand wordt de komende jaren vernieuwd.
De vernieuwing ziet onder andere op betere kwaliteit in het stelsel en op een meer
burgergerichte overheid. Er is geen sprake van een bezuiniging. Voor betere vergoedingen
voor de sociaal advocatuur is voor 2020 en 2021 € 36,5 miljoen per jaar beschikbaar
gemaakt voor een tijdelijke toelage bovenop de basisvergoeding. Ook als we de uitgaven
aan rechtsbijstand vergelijken met die in andere landen is geen sprake van gebrekkige
financiering. Zo zijn de uitgaven aan gesubsidieerde rechtsbijstand per hoofd van
de bevolking in Nederland 2,5 keer zo groot als in België en 3 keer zo groot als in
Duitsland.
Vraag 13
Deelt u in het licht van de constante stroom aan misstanden en grensoverschrijdingen
bij de overheid en door het kabinet de mening dat tot het voltooien van de parlementaire
enquête dienstverlening, handhaving en fraudebestrijding er bij overheidsdiensten
een stop moet komen op de datahonger en doorgeslagen fraudejacht door de overheid?
Antwoord 13
Ik ben het met u eens dat datahonger en doorgeslagen fraudejacht niet wenselijk is.
Tegelijkertijd weet ik ook dat gegevensverwerking door de overheid noodzakelijk is
voor een goede dienstverlening en handhaving. Hetzelfde geldt voor fraudebestrijding,
die noodzakelijk is om te voorkomen dat het draagvlak voor sociale zekerheid (of andere
systemen waarbinnen gefraudeerd kan worden) zal worden ondermijnd. Daarbij is de overheid
vanzelfsprekend gebonden aan beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder proportionaliteit
en subsidiariteit.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.