Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het afschrift brief Iprenburg Herniakliniek m.b.t. advies zorginstituut inzake de PTED
2021D23393 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Medische
Zorg betreffende een afschrift van de reactie op de brief van de Iprenburg Herniakliniek
met betrekking tot het advies van Zorginstituut Nederland inzake de Percutane Transforaminale
Endoscopische Discectomie (PTED)1.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agema
De adjunct-griffier van de commissie, Heller
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
2
II.
Reactie van de Minister
3
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het afschrift van de brief van de Minister aan de Iprenburg
Herniakliniek. Zij hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.
Deze leden begrijpen dat na de voorwaardelijke toelating van percutane transforaminale
endoscopische discectomie (PTED) vanaf 1 januari 2016, de techniek per 1 december
2020 onderdeel van het basispakket is geworden voor de behandeling van LRS (Lumbosacraal
Radiculair Syndroom) ten gevolge van lumbale hernia. Deze techniek is onderdeel van
het basispakket geworden omdat het Zorginstituut Nederland heeft geconcludeerd dat
de behandeling bij de betreffende aandoening voldoet aan «de stand van de wetenschap
en praktijk». Genoemde leden lezen dat de briefschrijver aanspraak wil maken op vergoeding
met terugwerkende kracht en de Minister daartoe niet bereid is, omdat pas in de loop
van 2020 voldoende bewijs is vergaard om te concluderen dat de behandeling aan de
stand van de wetenschap en praktijk voldoet, en daarmee voldoet aan de eisen voor
de kosteneffectiviteit van de behandeling. Over welke periode gaat het als de herniakliniek
het heeft over terugwerkende kracht? Wat zijn de gevolgen voor de herniakliniek en
de daar behandelde patiënten? Is er in het verleden weleens met terugwerkende kracht
zorg vergoed? Zo ja, in welke gevallen en met welke reden? Wat betekent de voorwaardelijke
toelating in de periode 1 januari 2016 tot en met 1 december 2020 concreet voor de
vergoeding van de behandeling in die periode?
In de brief lezen genoemde leden dat de betrokken beroepsgroepen (neurochirurgen en
orthopedisch chirurgen) hebben erkend dat er afspraken tussen veldpartijen nodig zijn
om de (kosten)effectiviteit en veiligheid voor patiënten te waarborgen. Deze afspraken
moeten nog gemaakt worden. Wanneer zijn deze gereed? Wat is daarvoor de planning?
Waarom moeten deze afspraken worden gemaakt? Wat kunnen de gevolgen zijn van deze
afspraken? Wat heeft dat met deze casus te maken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het afschrift van de brief van de Minister aan Iprenburg
Herniakliniek en hebben hier nog de nodige vragen en opmerkingen over.
De Minister schrijft in haar brief dat PTED van 1 januari 2016 tot 1 december 2020
voorwaardelijk is toegelaten tot het basispakket. Deze voorwaardelijke toelating tot
het basispakket had als doel om in een onderzoeksetting meer bewijs vanuit de praktijk
te vergaren om te kunnen beoordelen of de behandeling voldoet aan de «stand van de
wetenschap en praktijk» en om te beoordelen of het gaat om een effectieve behandeling
met meerwaarde. Waarom kon dit oordeel niet gevormd worden op basis van de toen al
ruimschoots aanwezige ervaring met PTED in het buitenland? Waarom kon dit oordeel
niet gevormd worden op basis van de meer dan 3.000 operaties uitgevoerd door de Herniakliniek
van orthopedisch chirurg Iprenburg? De leden van de PVV-fractie vragen de Minister
waarom orthopedisch chirurg Iprenburg, dé (meest ervaren) PTED-chirurg van ons land
met meer dan 3.000 operaties op zijn naam, uitgesloten werd van deze onderzoeksetting.
Op basis waarvan is deze beslissing genomen en wat waren de afwegingen? In dit kader
merken genoemde leden op dat deze kliniek, gevestigd in het noorden van het land,
enkel al om demografische reden toegang tot de pilot had moeten verkrijgen. Waarom
is hier geen rekening mee gehouden?
De leden van de PVV-fractie merken op dat zorgverzekeraars een vergoeding voor PTED,
verricht in de periode van 1 januari 2016 tot 1 december 2020 door Herniakliniek Iprenburg,
afwezen omdat dit niet één van de vier door het Zorginstituut voorgestelde instellingen
betrof. Deze leden vinden het onbegrijpelijk waarom ingrepen, verricht door deze kliniek
met een pioniersfunctie op het gebied van PTED, niet vergoed werden en worden. Is
de Minister bereid deze vergoeding alsnog met terugwerkende kracht te laten plaatsvinden?
Zo nee, waarom niet?
In de loop van 2020 is pas genoeg bewijs vergaard om te concluderen dat de behandeling
voldoet aan de stand van de wetenschap en praktijk en daarmee voldoet aan de eisen
voor de kosteneffectiviteit van de behandeling. Betekent dit dat PTED vanaf dit jaar
onvoorwaardelijk in het basispakket is opgenomen? Betekent dit dat ook de Iprenburg
Herniakliniek, de kliniek met de grootste expertise, behandelingen vergoed vanuit
het basispakket kan uitvoeren? Zo nee, vindt de Minister het niet van de zotte dat
de aanbieder met de meeste ervaring uitgesloten was, is en blijft voor vergoeding
vanuit het basispakket? Zo nee, waarom niet?
Deelnemers van de onderzoeksetting geven zelf aan dat expertise een hele grote rol
speelt in de PTED-techniek. Waarom wordt de chirurg/kliniek met de meeste expertise
dan nog steeds uitgesloten?
Wanneer is de Minister voornemens PTED onvoorwaardelijk in het basispakket op te nemen?
Tot slot verzoeken de leden van de PVV-fractie de Minister ervoor zorg te dragen dat
genoemde vooraanstaande chirurg/kliniek betrokken wordt bij het waarborgdocument PTED.
Deze leden ontvangen in dit kader graag een reactie van de Minister. Ook vragen zij
de Minister of zij deze vragen kan beantwoorden voor het Commissiedebat Pakketbeheer
op 30 juni a.s.
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.