Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Valstar en Van Campen over het bericht ‘Nederland raakt met landbouw-innovaties achter op China’
Vragen van de leden Valstar en Van Campen (beiden VVD) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Nederland raakt met landbouw-innovaties achter op China» (ingezonden 26 april 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) en van Minister
Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 14 juni 2021).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2671.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Nederland raakt met landbouw-innovaties achter op China»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 4
Deelt u de mening dat Nederland, de op een na grootste voedselexporteur ter wereld,
verder achteropraakt op de Verenigde Staten en met de aanvraag van patenten op China?
Zo nee, waarom niet?
Kunt u in een grafiek of tabel aangeven wat de ontwikkelingen zijn van het aanvragen
van CRISPR-Cas-patenten van Europa, China en de Verenigde Staten over de afgelopen
tien jaar?
Antwoord 2 en 4
Het is juist dat er in Europa minder octrooien in relatie tot CRISPR-Cas zijn aangevraagd
dan in de VS en China. Om deze constatering te kunnen staven is een zoekopdracht uitgevoerd
in Espacenet, de door het Europese Octrooibureau beheerde octrooidatabase, waarin
alle wereldwijd gepubliceerde octrooidocumenten zijn verzameld. Espacenet wordt gezien
als een van de meest complete octrooidatabases. Het uitsplitsen naar de verschillende
landen (regio) is gedaan op basis van de landcode van het publicatie nummer: US, CN
en EP. Dit betekent dus dat de aantallen octrooidocumenten zijn geteld die zijn ingediend
voor de desbetreffende jurisdictie. Opgemerkt zij dat dit niet hetzelfde is als het
land van herkomst van de octrooi aanvrager. Een bedrijf/uitvinder kan zelf bepalen
in welke landen hij/zij octrooi wil aanvragen. Zo kan voor eenzelfde uitvinding van
bijvoorbeeld een Amerikaans bedrijf in zowel de Verenigde Staten, China als Europa
octrooi worden aangevraagd (resulterend in een octrooipublicatie met een US, CN en
EP nummer).
De aantallen octrooipublicaties geven dus in beperkt betrouwbare mate weer in hoeverre
de aanvragers de betreffende landen van belang vinden om voor hun uitvinding bescherming
te zoeken.
Uit deze snelle scan van octrooipublicatie aantallen blijkt inderdaad, zoals in het
artikel van het Financieele Dagblad staat vermeld, dat de laatste jaren in China veel
meer octrooidocumenten zijn gepubliceerd met betrekking tot CRISPR-Cas dan in de Verenigde
Staten en Europa bij elkaar. In China is de afgelopen 5 jaren het aantal CRISPR-Cas
publicaties opgelopen van zo’n 200 in 2016 tot een ruime 850 in 2020. In de Verenigde
Staten daarentegen was het aantal CRISPR-Cas publicaties in 2016 niet eens zo veel
minder dan in China, namelijk zo’n 150, maar de groei in de afgelopen jaren is minder
groot, tot een ruime 500 in 2020. In Europa is het aantal CRISPR-Cas octrooipublicaties
vanaf het begin van deze techniek achtergebleven, ter vergelijking: 47 in 2016 tot
140 in het afgelopen jaar. Wanneer enkel naar plantgerichte CRISPR-Cas octrooipublicaties
wordt gekeken is eenzelfde trend zichtbaar, maar dan met veel kleinere aantallen.
In onderstaande tabel zijn de aantallen van de afgelopen 10 jaar samengevat.
octrooipublicaties
CRISPR-Cas octrooipublicaties
Plant gerichte CRISPR-Cas octrooipublicaties
Jaar
Europa
China
VS
Europa
China
VS
Europa
China
VS
2011
125.769
770.055
344.886
3
1
6
0
0
0
2012
133.363
1.078.839
355.067
2
1
1
0
1
0
2013
135.037
1.361.720
372.957
2
5
4
0
1
1
2014
138.411
1.472.635
405.215
5
23
38
1
4
10
2015
138.593
1.807.183
410.155
24
86
65
6
20
18
2016
145.814
1.952.686
412.170
47
202
147
6
48
24
2017
148.001
2.233.736
407.983
72
340
204
1
88
29
2018
154.952
3.041.321
409.402
92
511
318
8
121
39
2019
162.357
3.103.663
433.581
109
766
465
11
185
68
2020
169.757
3.882.410
452.441
140
859
538
18
243
74
Bij deze getallen passen nog de volgende kanttekeningen:
Gezocht is op octrooipublicaties in de voor de vraag relevante classificaties. Onder
gepubliceerde octrooidocumenten worden verstaan alle octrooiaanvragen die 18 maanden
na indiening worden gepubliceerd, zoals bepaald in alle internationale octrooiverdragen.
Dit zegt dus niets over hoeveel octrooien daadwerkelijk zijn verleend op dit onderwerp,
en of die nog geldig zijn of ooit geldig zijn geweest.
Hoewel dus in absolute getallen de hoeveelheid Chinese publicaties veel groter is
dan die in de Verenigde Staten en Europa zegt dit niets over de vraag of de beschreven
uitvindingen in al deze octrooipublicaties de toets van octrooieerbaarheid hebben
doorstaan.
Verder moet ook bedacht worden dat het aantal octrooipublicaties in alle gebieden
van de technologie in China de afgelopen jaren enorm is toegenomen, terwijl er in
de Verenigde Staten en Europa maar een kleine (gestage) groei in totaal aantal octrooipublicaties
is. Zo is in China het aantal octrooipublicaties de afgelopen 10 jaar vervijfvoudigd
(van 770 duizend in 2011 tot 3,9 miljoen in 2020), terwijl de toename in de Verenigde
Staten (345 duizend in 2011 tot 452 duizend in 2020) en Europa (125 duizend in 2011
tot 170 duizend in 2020) allebei veel kleiner is.
Vraag 3
Deelt u de mening dat dat te wijten is aan verouderde Europese wet- en regelgeving
en de stroperigheid binnen Europa om dit aan te passen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Nieuwe plantenveredelingstechnieken vallen onder de regelgeving voor genetisch gemodificeerde
organismen (ggo’s), die Europees is bepaald. Nederland pleit er al jaren voor dat
het belangrijk is dat de EU-regelgeving doeltreffend is en aansluit bij nieuwe ontwikkelingen.
Dit is nodig om innovaties en duurzame toepassingen mogelijk te maken en tegelijkertijd
op efficiënte wijze de veiligheid voor mens en milieu te waarborgen. Bedrijven en
onderzoeksinstellingen ervaren de huidige toelatings- en vergunningsprocedures voor
het op de Europese markt brengen van een product als belastend vanwege de benodigde
tijd en kosten, en de onzekerheid die zij ervaren over de uitkomsten. Het kabinet
heeft dan ook met belangstelling uitgekeken naar de recent verschenen studie van de
Europese Commissie over de status van nieuwe genomische technieken. Hierin staat te
lezen dat voor sommige technieken de huidige regelgeving voor genetisch gemodificeerde
organismen (ggo-regelgeving) niet «fit for purpose» is2 (zie ook het antwoord op vraag 5) en dus niet doeltreffend is.
Vraag 5
Wat is de stand van zaken van het onderzoek naar nieuwe biotechnologische technieken,
waaronder CRISPR-Cas, dat u noemt in antwoord op eerdere schriftelijke vragen en dat
mede op initiatief van Nederland door de Europese Commissie momenteel in opdracht
van de Europese Raad wordt uitgevoerd? Klopt het dat dit onderzoek uiterlijk 30 april
2021 gereed moet zijn? Zo ja, wat is het vervolgtraject en hoe snel kan dit leiden
tot versoepelingen voor het gebruik van nieuwe veredelingstechnieken?3
Antwoord 5
Het onderzoek van de Europese Commissie naar de status van nieuwe genomische technieken
is 29 april jl. gepubliceerd). De studie erkent dat de huidige ggo-regelgeving ten
aanzien van sommige van deze technieken en producten niet meer lijkt te voldoen en
moet worden aangepast aan wetenschappelijke en technologische vooruitgang. Daarmee
is de noodzaak voor gewijzigde regelgeving duidelijk gemaakt. De studie is geagendeerd
voor de Landbouw- en Visserijraad van 26 en 27 mei.4 De Europese Commissie is voornemens om in het derde kwartaal van 2021 een zogeheten
aanvangseffectbeoordeling – een vorm van een routekaart met tijdslijn – te presenteren.
Daarna zal zij aan de slag gaan met een effectbeoordeling. Het is belangrijk voor
het Europese draagvlak dat de effectbeoordeling zorgvuldig en juridisch degelijk wordt
uitgevoerd. Dit kost uiteraard tijd. Het kabinet zal de urgentie blijven benadrukken
van toekomstbestendige en doeltreffende wet- en regelgeving.
Vraag 6
Welke actie(s) heeft u ondernomen op de aangenomen motie van het lid Weverling (Kamerstuk
35 570 XIV, nr. 57), waarin u wordt verzocht om met een aantal gelijkgestemde landen op te trekken voor
herziening en versoepeling van de Europese regelgeving met betrekking tot biotechnologie
en veredeling?
Antwoord 6
De Nederlandse inzet in de Raad heeft er mede toe geleid dat de Europese Commissie
het recent gepubliceerde onderzoek heeft uitgevoerd. Lidstaten hebben, tijdens de
Landbouw en Visserij Raad van 26 en 27 mei jl., een constructieve gedachtewisseling
en bespreking over de studie gevoerd. Ook zijn op verschillende niveaus en gremia
de contacten versterkt en aangehaald om de kansen van biotechnologie en veredeling
te agenderen. Dit is onder andere terug te zien in de aangenomen Raadsconclusies betreffende
de «van Boer tot Bord Strategie»5. Verder blijft het kabinet zich in verschillende relevante gremia inzetten om het
onderwerp verder te brengen op Europees niveau.
Vraag 7
Wat is er na de uitspraak van het Europees Hof van juli 2018 door Europa ondernomen
om CRISPR-Cas voor planten uit te zonderen? Of kan gesteld worden dat er, buiten het
instellen van een onderzoek, al bijna drie jaar niets gebeurd is?
Antwoord 7
Er zijn belangrijke stappen gezet. Mede op aandringen van Nederland, heeft de Raad
van de Europese Unie op 8 november 2019 de Europese Commissie verzocht een onderzoek
uit te voeren en indien gepast, met een voorstel te komen6. De afgelopen anderhalf jaar heeft de Europese Commissie, o.a. in samenwerking met
het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (JRC) en de Europese Autoriteit voor
Voedselveiligheid (EFSA), dit onderzoek uitgevoerd. Daarbij zijn ook de lidstaten
en EU-stakeholders uitgebreid geconsulteerd. Met de publicatie van deze studie op
29 april jl. start een nieuwe fase in het Europese traject. De Europese Commissie
wil bij de follow-up van deze studie kijken naar mogelijke beleidsinstrumenten om
de wetgeving veerkrachtiger en toekomstbestendiger te maken. Dit sluit aan bij de
Nederlandse inzet op dit terrein.
Vraag 8 en 9
Hoe kijkt u naar Noorwegen, dat al goed op weg is met deregulering van CRISPR-Cas
voor planten? Worden ervaringen uit landen als Noorwegen ook gebruikt als drukmiddel
richting Europa?
Bent u bekend met het feit dat het de Noren door het toepassen van CRISPR-Cas op aardbeien
gelukt is om de genen uit te schakelen die vatbaar zijn voor grauwe schimmel? Klopt
het dat in Nederland aardbeien met dergelijke schimmels bestreden dienen te worden
met een combinatie van chemische en natuurlijke bestrijders? Welke techniek zou volgens
u de voorkeur moeten genieten?7
Antwoord 8 en 9
Als onderdeel van wetenschappelijk onderzoek hebben Noorse wetenschappers door het
gebruik van nieuwe veredelingstechnieken in wilde aardbeien genen kunnen uitschakelen
die deze aardbeien vatbaar maken voor grijze schimmel. Het onderzoek loopt nog, maar
dit soort ontwikkelingen geven een goed beeld van de potentie van biotechnologie om
bij te dragen aan de verduurzaming van de land- en tuinbouw. Door nieuwe veredelingstechnieken
in te zetten om weerbare gewassen te ontwikkelen binnen soortgrenzen kan onder andere
de afhankelijkheid van gewasbeschermingsmiddelen gereduceerd worden.
Nederland hecht aan doeltreffende, efficiënte en toekomstbestendige regelgeving. Uit
voorbeelden van andere landen kan lering getrokken worden en waar mogelijk worden
inspirerende voorbeelden dan ook meegenomen bij de besprekingen van het onderzoek
van de Europese Commissie.
Vraag 10
Waarom is het tot op heden nog niet gelukt om ook binnen Europa een uitzondering te
bedingen voor CRISPR-Cas voor planten?
Antwoord 10
De Europese ggo-wetgeving en de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese
Unie maakt geen uitzondering voor specifieke toepassingen van nieuwe plantenveredelingstechnieken.
Het kabinet zal de urgentie van dit onderwerp blijven benadrukken en blijven pleiten
voor toekomstbestendige Europese regelgeving die voldoende ruimte biedt voor innovatie
en tegelijkertijd de veiligheid voor mens en milieu borgt.
Vraag 11
Deelt u de mening van wetenschappers dat Europa met de beperkingen op het gebruik
van nieuwe veredelingstechnieken haar eigen Van boer tot bord-strategie ondermijnt?8
Antwoord 11
Het onderzoek van de Europese Commissie concludeert dat nieuwe veredelingstechnieken
kunnen bijdragen aan het behalen van de doelen van de Sustainable Development Goals
en de «van Boer tot Bord strategie». Het kabinet onderschrijft deze conclusie.
Vraag 12
Deelt u de mening dat versoepeling van de regels rondom genetische modificatie van
planten onderdeel moet zijn van de Van boer tot bord-strategie? Zo ja, hoe gaat u
hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
De «van Boer tot Bord strategie» geeft aan dat nieuwe innovatieve technieken belangrijk
kunnen zijn voor de verduurzaming van de land- en tuinbouw. Omdat de strategie de
EU-kaders rond het voedselsysteem weergeeft voor de komende jaren, is het de verwachting
dat het traject rond nieuwe veredelingstechnieken ook binnen dat kader zal vallen.
Het kabinet is voorstander van een integrale aanpak van de Green Deal en «van Boer
tot Bord strategie» en zal die uitrol daarvan nauwlettend volgen.
Vraag 13
Kunt u nader ingaan op de antwoorden op eerdere schriftelijke vragen waarin u aangeeft
dat «Nederland naar een aanpassing van de Europese regelgeving toe wil werken, zodat
nieuwe planveredelingstechnieken in de land- en tuinbouw effectief kunnen worden toegepast»?
Hoe geeft u hier concreet invulling aan en welke meetbare doelstellingen heeft u hieraan
verbonden?9
Antwoord 13
In het Regeerakkoord is het volgende afgesproken: «Nederland zal zich in Europa inzetten
voor de toepassing en toelating van nieuwe veredelingstechnieken, zoals CRISPR/Cas9,
mits daarbij geen soortengrenzen worden overschreden». De kabinetsinzet is gericht
op het verder brengen van het Europese beleidsvormende traject. Hiertoe vinden constructieve
gesprekken plaats met de Europese Commissie, lidstaten en stakeholders over de noodzaak
van toekomstbestendige en doeltreffende wetgeving. De eerste meetbare stappen zijn
zichtbaar met verschillende acties op Europees niveau, namelijk het Raadsbesluit,
de recente studie van de Europese Commissie en de aangekondigde effectenbeoordeling.
Kijkend naar de gepolitiseerde en polariserende aard van het thema zijn dit belangrijke
ijkpunten voor de kabinetsinzet volgens het Regeerakkoord, ook in demissionaire status.
Vraag 14
Bent u het ermee eens dat, doordat genetische modificatie van planten in andere landen
al is toegelaten, reeds is vastgesteld dat het geen veiligheidsrisico’s met zich meebrengt
voor het milieu en derhalve ook in Nederland en Europa veilig toegepast zou moeten
kunnen worden?
Antwoord 14
De veiligheidsstandaarden voor de beoordeling en toelating van ggo’s in Nederland
en Europa zijn hoog. In derde landen toegelaten toepassingen voldoen niet (automatisch)
aan deze Europees afgesproken standaarden. Daarnaast is het milieu, waar de genetisch
gemodificeerde plant terecht komt bij teelt, een essentieel onderdeel van de milieurisicobeoordeling
en de hieruit voortvloeiende conclusies ten aanzien van potentiële milieurisico’s.
Hierbij worden onder andere verspreidingsroutes, regionale klimaatomstandigheden en
de regionale biodiversiteit in ogenschouw genomen. Dit maakt dat een aparte beoordeling
nodig blijft.
Vraag 15
Deelt u de mening dat het ontzettend frustrerend is dat landen als Noorwegen, de Verenigde
Staten en China ongestoord kunnen innoveren en experimenteren met (nieuwe vormen van)
veredeling en Europa al drie jaar aan het studeren is, dat prachtige Nederlandse biotechnologiebedrijven
daarmee op achterstand komen te staan ten opzichte van hun buitenlandse concurrenten
en dat dit een onwenselijke situatie is waar snel verandering in moet worden gebracht?
Antwoord 15
Bedrijven ervaren de huidige Europese ggo-regelgeving als problematisch door lange
en kostbare toelatingsprocedures. Dit kan op de lange termijn een concurrentienadeel
betekenen, zeker nu de ontwikkelingen in de biotechnologie zo snel gaan. Nederland
pleit ook daarom voor meer ruimte voor innovatieve technieken zoals CRISPR-Cas, mits
geen soortengrenzen worden overschreden en veiligheid voor mens, dier en milieu gewaarborgd
blijft. Een belangrijke stap hierin is de publicatie van de studie van de Europese
Commissie en de bijgaande aankondiging van een consultatietraject ter oriëntatie op
beleidsinstrumenten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.