Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Richtlijnvoorstel btw-vrijstelling voor EU-organen tbv doorlevering aan derden (Kamerstuk 22112-3107)
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3137 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 18 juni 2021
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst over de brief
van 12 mei 2021 over het Fiche: Richtlijnvoorstel btw-vrijstelling voor EU-organen
t.b.v. doorlevering aan derden (Kamerstuk 22 112, nr. 3107).
De vragen en opmerkingen zijn op 20 mei 2021 aan de Staatssecretaris van Financiën
voorgelegd. Bij brief van 14 juni 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het Fiche «Richtlijnvoorstel
btw-vrijstelling voor EU-organen ten behoeve van doorlevering aan derden» en hebben
nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie zijn het eens met het oordeel van het kabinet dat op dit
moment het voorstel erg algemeen en ruim geformuleerd is.
De leden van de VVD-fractie zijn het eens met het kabinet dat er een langere implementatietijd
nodig is ten behoeve van dit voorstel. Zij vragen zich af of hierdoor het voorstel,
namelijk het helpen bij de bestrijding van de COVID 19-pandemie, niet voor dat doel
(grotendeels) te laat komt. Indien dit voorstel ook kijkt naar bijvoorbeeld andere
acute rampen zoals een natuurramp of een terroristische aanval, hoe helpt dit voorstel
dan in zo’n situatie aan een snellere/efficiëntere bestrijding daarvan? Wordt gewaarborgd
dat het criterium «nood» duidelijk omlijnd/gedefinieerd wordt?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris een, al dan niet een erg
ruime, inschatting kan geven van de eventuele financiële consequenties. Zij zouden
namelijk graag inzicht hebben in de potentiële derving van btw-inkomsten. Hoe worden
de effecten gemonitord voor ondernemers? En is de eventuele toename in regeldruk en
administratieve lasten besproken met ondernemers? Hoe kijken ondernemers naar dit
voorstel en naar de mogelijke gevolgen hiervoor voor hun bedrijfsvoering? Als dit
nog niet met hen is besproken, dan vernemen de leden van de VVD-fractie graag waarom
niet en vragen zij of dit alsnog zal gebeuren.
De leden van de VVD-fractie zijn kritisch over de implicaties voor de uitvoering/handhaving
door de Belastingdienst ten behoeve van dit Commissievoorstel. De Algemene Rekenkamer
heeft op 19 mei 2021 aangegeven dat het parlement de Belastingdienst niet moet overvragen.
Daarom vragen de leden van de VVD-fractie zich af of de Staatssecretaris hierop een
reflectie kan geven?
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of de Staatssecretaris kan toezeggen dat
de Kamer op de hoogte wordt gehouden over ontwikkelingen en de voortgang in dezen.
Wanneer verwacht de Staatssecretaris meer duidelijkheid op dit dossier en (ontwikkelingen)
in het krachtenveld hieromheen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van de inzet
van het kabinet ten aanzien van het richtlijnvoorstel btw-vrijstelling voor EU-organen
ten behoeve van doorlevering aan derden. De beschreven btw-vrijstelling kan nuttig
en nodig zijn bij nood- en/of spoedsituaties, zoals rampen. Tegelijkertijd zijn de
reikwijdte en de gevolgen van het voorstel niet heel duidelijk. Deze leden hebben
een paar vragen.
De leden van de fractie van D66 vragen hoe het proces rondom het afgeven van een mandaat
in het algemeen belang eruit zou moeten zijn. Hoe wordt het algemeen belang in EU-verband
gedefinieerd? Wanneer verwacht het kabinet duidelijkheid over het proces rondom dit
mandaat?
De leden van de fractie van D66 vragen voorts per wanneer het elektrisch laten verlopen
van de procedure rondom het vrijstellingscertificaat uitvoerbaar zou zijn voor de
Belastingdienst.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SGP
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende fiche. Zij kritisch
over het daarin besproken richtlijnvoorstel en zij hebben vragen over onder andere
de (financiële) gevolgen voor de overheid en het bedrijfsleven en over de proportionaliteit
van het voorstel.
De leden van de SGP-fractie vragen, naar aanleiding van de paragraaf over de essentie
van het voorstel, waarom er geen effectbeoordeling door de Commissie is uitgevoerd
en of het kabinet bereid is deze alsnog uit te laten voeren.
De leden van de SGP-fractie merken op, naar aanleiding van de beschrijving van de
beoordeling en de inzet van het kabinet ten aanzien van het voorstel, dat zij zeer
kritisch zijn over de potentieel ruime reikwijdte van het voorstel. Het feit dat er
sprake moet zijn van een mandaat dat is afgegeven in het algemeen belang kan potentieel
verregaande gevolgen hebben. Deze leden staan dan ook positief tegenover de inzet
van het kabinet om hierover verduidelijking te vragen en zien deze verduidelijking
ook graag tegemoet. Daarnaast vragen de leden van de SGP-fractie of het kabinet bereid
is voor te stellen om de reikwijdte van het voorstel in te perken. En zo ja, welke
stappen neemt de Staatssecretaris om de reikwijdte van het voorstel in te perken,
gezien de zorgen die er bij het kabinet hieromtrent zijn?
De leden van de SGP-fractie vragen of het kabinet inzicht kan geven in de beweegredenen
van de Commissie om de uiterste datum van implementatie van de richtlijn op 30 april
2021 te stellen, nog geen drie weken na ontvangst van het Commissiedocument.
De leden van de SGP-fractie vragen, naar aanleiding van de paragraaf met een eerste
inschatting van het krachtenveld, hoeveel lidstaten de richtlijn reeds hebben geïmplementeerd?
Kan het kabinet inzicht geven in de positie van andere lidstaten ten opzichte van
dit voorstel?
De leden van de SGP-fractie constateren, naar aanleiding van de paragraaf over de
beoordeling van bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit, dat het kabinet
«positief» oordeelt over de bevoegdheid van de Commissie is, en dat de Commissie zich
baseert op artikel 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
In genoemd artikel worden voorwaarden genoemd (voor zover deze harmonisatie noodzakelijk
is om de instelling en de werking van de interne markt te bewerkstelligen en concurrentieverstoringen
te voorkomen). In hoeverre worden middels dit voorstel concurrentieverstoringen voorkomen?
Worden er niet juist concurrentieverstoringen opgewekt door het voorstel, omdat EU-organen
in bepaalde situaties te maken krijgen met een btw-vrijstelling, die andere entiteiten
niet hebben?
De leden van de SGP-fractie vragen met betrekking tot de beoordeling van de proportionaliteit
van het voorstel, of het klopt dat het voorstel in de richtlijn ook nu al middels
tijdelijke regelingen geregeld kan worden? Is de Staatssecretaris het ermee eens dat
de doelen van het voorstel (kort gezegd: procedures rond btw-heffing in uitzonderlijke
situaties, zoals rampen, efficiënter inrichten) in essentie om tijdelijke regelingen
vragen, gezien de diverse aard van rampen e.d.?
Tevens vragen de leden van de SGP-fractie naar de concrete voordelen van de richtlijn
voor Nederland, met inachtneming van snelheid waarmee in de coronacrisis middels een
tijdelijke regeling bijvoorbeeld een nultarief voor mondkapjes ingevoerd is. Wat is
de toegevoegde waarde ten opzichte van de huidige mogelijkheden?
De leden van de SGP-fractie vragen, naar aanleiding van de paragraaf over financiële
implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten, of het klopt dat het
voorstel geen financiële gevolgen heeft voor de inkomsten van de Commissie gezien
de relatie met de bni-bijdragen van lidstaten, maar mogelijk wel voor Nederland zelf,
omdat er minder btw afgedragen wordt dat niet gecompenseerd wordt, omdat daar hogere
bni-afdrachten tegenover staan. Wat is het oordeel van de Staatssecretaris over de
financiële gevolgen voor Nederland?
Het voorstel kan financiële gevolgen hebben voor het bedrijfsleven, zo lezen de leden
van de SGP-fractie. Kan de Staatssecretaris een inschatting geven van deze gevolgen,
met inachtneming van de potentiele ruime reikwijdte van het voorstel?
De leden van de SGP-fractie hebben voorts enkele vragen over de uitvoering en handhaving
van het voorstel door de Belastingdienst. Is de Staatssecretaris voornemers de impact
op de uitvoering en handhaving te onderzoeken als de precieze reikwijdte van het voorstel
bekend is? Welke stappen zet de Staatssecretaris om, mocht deze richtlijn geïmplementeerd
worden, de uitvoering en de handhaving goed te regelen? En ten slotte, wat is de inzet
van de Staatssecretaris om het voorstel uitvoerbaar en handhaafbaar te maken?
II. Reactie van de Staatssecretaris van Financiën
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
Vraag 1
De leden van de VVD-fractie zijn het eens met het kabinet dat er een langere implementatietijd
nodig is ten behoeve van dit voorstel. Zij vragen zich af of hierdoor het voorstel,
namelijk het helpen bij de bestrijding van de COVID 19-pandemie, niet voor dat doel
(grotendeels) te laat komt.
Antwoord 1
De COVID-19 pandemie is voor de Europese Commissie aanleiding geweest voor het indienen
van het richtlijnvoorstel. De huidige pandemie laat zien dat een goede voorbereiding
en de mogelijkheid tot snel handelen gebaseerd op een gestructureerde, coherente en
gecentraliseerde aanpak op EU niveau van belang is. Daarbij maakt toepassing van een
btw-nultarief het mogelijk om beschikbare budgetten maximaal in te zetten voor de
aankoop van hulpgoederen en -diensten. In hoeverre een latere implementatiedatum zou
kunnen betekenen dat de voorgestelde maatregel te laat komt voor de bestrijding van
de COVID-19 pandemie, hangt af van de aankopen die de Commissie onder deze maatregel
beoogt te doen/heeft gedaan en hoe deze belast worden in de desbetreffende lidstaten
van levering of invoer. Er gelden in diverse lidstaten al tijdelijke nultarieven,
zoals in Nederland voor de levering van mondkapjes, vaccins en testkits. Daarnaast
kan de terugwerkende kracht van de maatregel ook een rol spelen. Met de terugwerkende
kracht kunnen de inkopen vanaf 1 januari 2021 – dus ook die voor de bestrijding van
de COVID-19-pandemie – onder de voorgestelde maatregel vallen.
Vraag 2
Indien dit voorstel ook kijkt naar bijvoorbeeld andere acute rampen zoals een natuurramp
of een terroristische aanval, hoe helpt dit voorstel dan in zo’n situatie aan een
snellere/efficiëntere bestrijding daarvan?
Antwoord 2
Het voorstel kan bijdragen aan een snelle en efficiënte aanpak bij andere acute rampen
die in de toekomst plaats kunnen gaan vinden. De reden hiervan is dat de Europese
Commissie niet bij elk incident opnieuw een procedure moet doorlopen of afhankelijk
is van implementatie van een geboden mogelijkheid van nultarief door de lidstaten
om hulpgoederen of diensten vrij van btw in te kopen, wat veel tijd kan kosten. In
principe maakt het voorstel zelf geen verschil in de aanpak bij en bestrijding van
rampen, maar zorgt het ervoor dat de Europese Commissie met eenzelfde budget, meer
goederen en diensten kan inkopen om te verstrekken daar waar het nodig is.
Vraag 3
Wordt gewaarborgd dat het criterium «nood» duidelijk omlijnd/gedefinieerd wordt?
Antwoord 3
De maatregelen in dit voorstel zijn gericht op de preventie van, de voorbereiding
op of de reactie op noodsituaties in de context van huidige of toekomstige crises
en rampen. In de toelichting bij het voorstel wordt door de Commissie verwezen naar
crises met een grote impact gezien de mogelijke verstoring van onze economieën en
samenlevingen. Een voorbeeld waar in dit voorstel logischerwijs meermaals naar verwezen
wordt is de huidige COVID 19-pandemie. Volgens de Europese Commissie is het dringend
nodig om onmiddellijk maatregelen te treffen om de huidige COVID-19-pandemie te bestrijden
en om voorbereidingen te treffen met het oog op vergelijkbare toekomstige maatregelen
op Unieniveau in het algemeen belang. Het richtlijnvoorstel biedt echter nog geen
duidelijke omlijning of definitie van het criterium «nood». Het kabinet is voorstander
voor een verdere verduidelijking van het voorstel, inclusief het criterium «nood».
Vraag 4
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris een, al dan niet een erg
ruime, inschatting kan geven van de eventuele financiële consequenties. Zij zouden
namelijk graag inzicht hebben in de potentiële derving van btw-inkomsten.
Antwoord 4
In het geval dat het EU-orgaan in Nederland goederen en diensten inkoopt of invoert,
kan dit leiden tot een derving van btw-inkomsten voor de Nederlandse overheid ten
behoeve van levering aan (instellingen in) andere landen. Een inschatting van een
eventuele derving is op voorhand niet te maken, aangezien dit afhangt van de vraag
of in een dergelijke situatie door een EU orgaan goederen en diensten worden inkoopt
of invoert.
Vraag 5
Hoe worden de effecten gemonitord voor ondernemers?
Antwoord 5
Dit voorstel kan gevolgen hebben voor de marktwerking en daardoor effect hebben op
de financiële positie van het bedrijfsleven, afhankelijk van de precieze invulling/het
gebruik van de maatregel. Het is mogelijk dat de door de EU-organen geselecteerde
partijen zullen worden bevoordeeld boven andere marktpartijen. Dit is alleen gerechtvaardigd
als er sprake is van nood. Op dit moment is er nog geen aanleiding om de effecten
te monitoren. In hoeverre voorgenoemde effecten optreden is afhankelijk van de uiteindelijke
reikwijdte van het voorstel.
Vragen 6 en 7
En is de eventuele toename in regeldruk en administratieve lasten besproken met ondernemers?
Hoe kijken ondernemers naar dit voorstel en naar de mogelijke gevolgen hiervoor voor
hun bedrijfsvoering? Als dit nog niet met hen is besproken, dan vernemen de leden
van de VVD-fractie graag waarom niet en vragen zij of dit alsnog zal gebeuren.
Antwoorden 6 en 7
De eventuele toename in regeldruk en administratieve lasten is op dit moment nog niet
besproken met ondernemers. Hierover is contact gelegd met VNO/NCW. De voorgestelde
terugwerkende kracht maakt dat bedrijven die goederen en diensten hebben verkocht
aan het EU-orgaan hun facturen en administratie mogelijk alsnog moeten aanpassen.
Vraag 8
De leden van de fractie van de VVD zijn kritisch over de implicaties voor de uitvoering/handhaving
door de Belastingdienst ten behoeve van dit Commissievoorstel en vragen om een reflectie
over de implicaties voor de uitvoering/handhaving door de Belastingdienst, mede gelet
op de Algemene Rekenkamer die op 19 mei 2021 heeft aangegeven dat het parlement de
Belastingdienst niet moet overvragen.
Antwoord 8
Het kabinet deelt de zorgen van de fractie van de VVD en de Algemene Rekenkamer en
betrekt de gevolgen voor de uitvoering/handhaving in de beoordeling van het voorstel.
Het lastige is dat op dit moment de precieze reikwijdte van het voorstel en daarmee
deze effecten niet zijn in te schatten. Een specifiek onderdeel uit het voorstel heeft
daarbij extra aandacht te weten de elektronische procedure voor uitgifte van het vrijstellingscertificaat.
Uit eerder onderzoek naar aanleiding van vragen van de Commissie is al duidelijk geworden
dat de omzetting van een papieren naar een elektronisch uitgifteproces van vrijstellingscertificaten
niet uitvoerbaar is voor de Nederlandse Belastingdienst binnen de voorgestelde termijn.
Op welke termijn dit voor de Belastingdienst wel mogelijk is- wordt onderzocht.
Gelet op het bovenstaande zet het kabinet in op het zo spoedig mogelijk verkrijgen
van meer duidelijkheid over de reikwijdte van het voorstel en over de elektronische
procedures en specificaties voor uitgifte van vrijstellingscertificaten. Tevens is
de Nederlandse inzet gericht op het verkrijgen van een aanzienlijk latere invoeringsdatum,
mede gelet op de bredere reikwijdte van dit onderdeel, en op het voorlopig mogen continueren
van de papieren uitgifteprocedure. Het lijkt erop dat de Commissie deze ruimte ook
wil geven. Ook onderzoekt het kabinet de gevolgen van de voorgestelde terugwerkende
kracht in verband met mogelijke (teruggaaf)correcties voor leveringen, diensten en
invoeren die reeds met btw zijn afgehandeld.
Vraag 9
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of de Staatssecretaris kan toezeggen dat
de Kamer op de hoogte wordt gehouden over ontwikkelingen en de voortgang in dezen.
Wanneer verwacht de Staatssecretaris meer duidelijkheid op dit dossier en (ontwikkelingen)
in het krachtenveld hieromheen?
Antwoord 9
Het voorzitterschap heeft aangegeven voornemens te zijn dit dossier te agenderen op
de Ecofinraad van 18 juni 2021. Uiteraard houd ik uw Kamer op de hoogte over ontwikkelingen
en de voortgang en zal dit, indien het dossier daadwerkelijk wordt geagendeerd voor
de Ecofinraad van 18 juni 2021, ook doen in de geannoteerde agenda die voorafgaand
aan deze Raad wordt verstuurd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
Vraag 10
De leden van de fractie van D66 vragen hoe het proces rondom het afgeven van een mandaat
in het algemeen belang eruit zou moeten zijn. Hoe wordt het algemeen belang in EU-verband
gedefinieerd?
Antwoord 10
De Europese Commissie wil een zo ruim mogelijk mandaat om bij huidige of toekomstige
crises en rampen goederen en diensten zonder btw aan te schaffen om deze te verdelen
onder de lidstaten en derden naar gelang van hun behoeften in noodsituaties.
De term algemeen belang is (nog) erg ruim maar beoogt een reikwijdte van noodhulp
in bijzondere situaties zoals de Covid-pandemie. Een goede afbakening van de reikwijdte
is onderdeel van de onderhandelingen. Het voorstel beperkt zich niet tot de vrijstellingen
voor bepaalde activiteiten in het algemeen belang die zijn genoemd in de Btw-richtlijn1.
De procedure rondom dit mandaat is niet helder voor het kabinet en hierover wordt
in de onderhandelingen om verduidelijking gevraagd. Het kabinet is van mening dat
een inperking van het voorstel via bijvoorbeeld het afgeven van een mandaat per gebeurtenis,
koppeling aan bepaalde EU budgetten en/of uitsluitend voor goederen en diensten die
gratis ter beschikking worden gesteld aan derden geschikter is. Een inperking kan
ook vorm krijgen door de regelingen tijdelijk te maken.
Vraag 11
Wanneer verwacht het kabinet duidelijkheid over het proces rondom dit mandaat?
Antwoord 11
Het is niet duidelijk op welk moment meer duidelijkheid komt over het proces rondom
het mandaat. Momenteel bevindt dit voorstel zich in de onderhandelingsfase, waarbij
over alle onderdelen – en dus ook het mandaat – van het voorstel wordt gesproken.
Het voorzitterschap heeft aangegeven voornemens te zijn dit dossier te agenderen op
de Ecofinraad van 18 juni 2021, zodat hierover ook op ministerieel niveau verder kan
worden gesproken.
Vraag 12
De leden van de fractie van D66 vragen per wanneer het elektronische vrijstellingscertificaat
uitvoerbaar zou zijn voor de Belastingdienst.
Antwoord 12
Hoe en wanneer het elektronische vrijstellingscertificaat uitvoerbaar is voor de belastingdienst,
rekening houdend met het IV-portfolio van de Belastingdienst, hangt van verschillende
factoren af, zoals de vereiste IT-voorzieningen en specificaties. Deze zijn nog niet
duidelijk.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van SGP
Vraag 13
De leden van de SGP-fractie vragen, naar aanleiding van de paragraaf over de essentie
van het voorstel, waarom er geen effectbeoordeling door de Commissie is uitgevoerd
en of het kabinet bereid is deze alsnog uit te laten voeren.
Antwoord 13
De Commissie heeft aangegeven dat geen effectbeoordeling heeft plaatsgevonden vanwege
de spoedeisendheid van dit voorstel. Nederland en enkele andere lidstaten hebben tijdens
de onderhandelingen aangegeven graag te zien dat alsnog een effectbeoordeling wordt
uitgevoerd door de Commissie, maar hier lijkt vooralsnog niet voldoende steun voor
onder de lidstaten en bij de Commissie.
Vraag 14
De leden van de SGP-fractie merken op, naar aanleiding van de beschrijving van de
beoordeling en de inzet van het kabinet ten aanzien van het voorstel, dat zij zeer
kritisch zijn over de potentieel ruime reikwijdte van het voorstel. Het feit dat er
sprake moet zijn van een mandaat dat is afgegeven in het algemeen belang kan potentieel
verregaande gevolgen hebben. Deze leden staan dan ook positief tegenover de inzet
van het kabinet om hierover verduidelijking te vragen en zien deze verduidelijking
ook graag tegemoet. Daarnaast vragen de leden van de SGP-fractie of het kabinet bereid
is voor te stellen om de reikwijdte van het voorstel in te perken. En zo ja, welke
stappen neemt de Staatssecretaris om de reikwijdte van het voorstel in te perken,
gezien de zorgen die er bij het kabinet hieromtrent zijn?
Antwoord 14
Momenteel bevindt het voorstel zich in de onderhandelingsfase waarbij zowel schriftelijk
als mondeling inbreng wordt gegeven. Het kabinet stelt daarbij onder andere voor de
reikwijdte van het voorstel in te perken.
Vraag 15
De leden van de SGP-fractie vragen of het kabinet inzicht kan geven in de beweegredenen
van de Commissie om de uiterste datum van implementatie van de richtlijn op 30 april
2021 te stellen, nog geen drie weken na ontvangst van het Commissiedocument.
Antwoord 15
De urgentie is hoog voor de Europese Commissie om ook voor goederen en diensten die
ingekocht worden in het kader van de huidige COVID-pandemie gebruik te kunnen maken
van het nultarief. Om die reden is ook de terugwerkende kracht ingebouwd. Inmiddels
lijkt de Commissie in te zien dat de implementatiedatum moet worden verzet naar een
latere datum. Met de handhaving van de terugwerkende kracht tot 1 januari 2021, zal
deze langer van toepassing zijn. Wel ontstaat op die manier meer tijd voor het wetgevingsproces
ten behoeve van implementatie van de richtlijn.
Vraag 16
De leden van de SGP-fractie vragen, naar aanleiding van de paragraaf met een eerste
inschatting van het krachtenveld, hoeveel lidstaten de richtlijn reeds hebben geïmplementeerd?
Antwoord 16
Er is nog geen lidstaat die de richtlijn reeds heeft geïmplementeerd. De richtlijn
is nog niet vastgesteld door de Raad van de Europese Unie en een implementatie door
de lidstaten is daarom nog niet mogelijk.
Vraag 17
Kan het kabinet inzicht geven in de positie van andere lidstaten ten opzichte van
dit voorstel?
Antwoord 17
Momenteel bevindt het voorstel zich in de onderhandelingsfase. Verschillende lidstaten
hebben bezwaren met betrekking tot de voorgestelde terugwerkende kracht, de reikwijdte,
de budgettaire implicaties en de haast waarmee dit voorstel dient te worden afgerond,
terwijl op onderdelen duidelijkheid ontbreekt over de precieze invulling. Andere lidstaten
zijn inmiddels veel positiever en zijn voor spoedige afronding.
Vraag 18
De leden van de fractie van de SGP vragen of het voorstel concurrentieverstoring voorkomt,
dan wel juist concurrentieverstoring veroorzaakt.
Antwoord 18
Vooropgesteld moet worden dat er reeds dergelijke vrijstellingen bestaan voor de levering
van goederen en diensten voor eigen officieel gebruik aan Europese en internationale
instellingen, EU- en NAVO-strijdkrachten, consulaire en diplomatieke vertegenwoordigingen.
Het huidige voorstel breidt dit uit naar goederen en diensten die Europese instellingen
niet voor hun eigen, officiële gebruik aankopen maar voor hulpverstrekking aan derden.
Gelet op het doel van het voorstel gaat het hierbij in beginsel niet om commerciële
of daarmee concurrerende verstrekkingen maar desondanks kan concurrentieverstoring
in bepaalde gevallen niet volledig worden uitgesloten. Daarom plaatst het kabinet
de kanttekening dat conform dit doel verdere afbakening van het wetsvoorstel noodzakelijk
is. De maatregel zou hiervoor beperkt kunnen worden tot aankopen die worden gebruikt
voor gratis hulpverstrekking in geval van bijzondere omstandigheden zoals de huidige
Covid-19-pandemie. Daarbij kan ook gedacht worden aan een mandaatverstrekking per
gebeurtenis en/of een koppeling aan bepaalde EU hulpbudgetten. Op die manier blijft
er voor de lidstaten zicht op de btw-vrijgestelde inzet van de door hen gefinancierde
budgetten. Verder is van belang om te letten op de concurrentieverhouding ten opzichte
van lidstaten, die bij hulpvoorziening in bijzondere situaties ook te maken hebben
met btw op hun aankopen. Dit kan ervoor pleiten om voor lidstaten te voorzien in eenzelfde
permanente mogelijkheid, zodat zij voor noodhulp in bijzondere/dringende situaties
ook zelf de mogelijkheid hebben om snel zonder btw te kunnen inkopen in plaats van
het permanente nultarief enkel bij de Commissie te leggen.
Vraag 19
De leden van de SGP-fractie vragen met betrekking tot de beoordeling van de proportionaliteit
van het voorstel, of het klopt dat het voorstel in de richtlijn ook nu al middels
tijdelijke regelingen geregeld kan worden?
Antwoord 19
De huidige tijdelijke COVID-19-maatregelen zijn genomen in het kader van de COVID-19-pandemie
en zijn daartoe beperkt. In het kader daarvan kennen we momenteel het btw-nultarief
voor een beperkt aantal en specifiek genoemde producten, zoals mondkapjes, COVID-19-vaccins
en -testkits. Bovendien geldt het nultarief voor de vaccins en testkits alleen in
de lidstaten die het toenmalige richtlijnvoorstel in nationale wetgeving hebben geïmplementeerd.
Nederland is daar één van, maar niet alle lidstaten hebben dit nultarief toegepast.
Daarnaast heeft de Europese Commissie een Besluit vastgesteld op 3 april 2020 op grond
waarvan essentiële goederen die nodig zijn om de gevolgen van de COVID-19-uitbraak
te bestrijden tijdelijk zonder btw en invoerrechten kunnen worden ingevoerd. Net als
het nultarief voor genoemde producten, is ook deze maatregel tijdelijk van aard. In
tegenstelling tot het voorstel in de richtlijn, ziet de tijdelijke vrijstelling bij
invoer niet op intra-EU en binnenlandse leveringen.
Vraag 20
Is de Staatssecretaris het ermee eens dat de doelen van het voorstel (kort gezegd:
procedures rond btw-heffing in uitzonderlijke situaties, zoals rampen, efficiënter
inrichten) in essentie om tijdelijke regelingen vragen, gezien de diverse aard van
rampen e.d.?
Antwoord 20
Het voorstel van de Commissie geeft aan dat sprake moet zijn van een mandaat dat is
afgegeven in het algemeen belang. De procedure rondom dit mandaat is nog niet helder
voor het kabinet. Daarom vraagt Nederland in de onderhandelingen om verduidelijking.
Het kabinet zet in op inperking van het voorstel. Mogelijkheden die het kabinet ziet
zijn het afgeven van een mandaat per gebeurtenis, koppeling aan bepaalde EU budgetten
en/of uitsluitend voor goederen en diensten die gratis ter beschikking worden gesteld
aan derden. Deze inperkingen zorgen voor inkadering per specifieke situatie wat het
optreden minder ingrijpend maakt. Een inperking kan ook vorm krijgen door de regelingen
tijdelijk te maken, vergelijk de hiervoor genoemde invoermaatregel van 3 april 2020.
Vraag 21
Tevens vragen de leden van de SGP-fractie naar de concrete voordelen van de richtlijn
voor Nederland, met inachtneming van snelheid waarmee in de coronacrisis middels een
tijdelijke regeling bijvoorbeeld een nultarief voor mondkapjes ingevoerd is. Wat is
de toegevoegde waarde ten opzichte van de huidige mogelijkheden?
Antwoord 21
De huidige btw-maatregelen die tijdens de coronacrisis zijn getroffen zijn voor een
groot deel nationaal van aard, zoals het nultarief voor mondkapjes. Inkopen die door
de Europese Commissie gedaan worden om te doneren daar waar het nodig is, zijn voor
een groot deel nog belast met btw. Onder de huidige tijdelijke nationale regelingen
kan de Europese Commissie in Nederland alleen mondkapjes, vaccins en testkits zonder
btw inkopen om te doneren aan derden. De voorgestelde maatregel ziet juist op alle
goederen en diensten die door de Europese Commissie worden ingekocht in de EU of worden
ingevoerd voor zover het gebruik van deze goederen onder de reikwijdte van de maatregel
valt.
Vraag 22
De leden van de SGP-fractie vragen, naar aanleiding van de paragraaf over financiële
implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten, of het klopt dat het
voorstel geen financiële gevolgen heeft voor de inkomsten van de Commissie gezien
de relatie met de bni-bijdragen van lidstaten, maar mogelijk wel voor Nederland zelf,
omdat er minder btw afgedragen wordt dat niet gecompenseerd wordt, omdat daar hogere
bni-afdrachten tegenover staan. Wat is het oordeel van de Staatssecretaris over de
financiële gevolgen voor Nederland?
Antwoord 22
Het voorstel van de Europese Commissie heeft geen gevolgen voor de totale begrotingsinkomsten
van de Europese Commissie. Immers, een eventuele daling van de nationale btw-afdrachten
aan de Europese Commissie worden gecompenseerd door hogere bni-bijdragen door de lidstaten.
In het voorstel van de Europese Commissie wordt de totale daling van btw-afdrachten
door lidstaten aan de begroting van de Europese Unie voor het jaar 2021 geschat op
1,65 miljoen euro. Indien de lidstaten deze lagere btw-inkomsten voor de Unie moeten
compenseren met de bni-bijdragen wordt dit berekend middels het relatieve aandeel
van het bni van de lidstaten in het totale EU-bni. Het Nederlandse bni-aandeel is
circa 5,9%, oftewel 96 duizend euro. Dit betreft een inschatting op basis van een
raming van de Europese Commissie op basis van de situatie in 2021. Met de komst van
nieuwe bevoegdheden voor de Commissie of andere (nog op te richten) EU-organen kan
dit bedrag wijzigen.
Vraag 23
Het voorstel kan financiële gevolgen hebben voor het bedrijfsleven, zo lezen de leden
van de SGP-fractie. Kan de Staatssecretaris een inschatting geven van deze gevolgen,
met inachtneming van de potentiele ruime reikwijdte van het voorstel?
Antwoord 23
Dit voorstel kan gevolgen hebben voor de marktwerking en daardoor effect hebben op
de financiële positie van het bedrijfsleven. De mogelijkheid bestaat dat de door de
EU-organen geselecteerde partijen zullen worden bevoordeeld boven andere marktpartijen.
Dit is alleen gerechtvaardigd als er sprake is van nood. Er kan nog geen inschatting
worden gegeven van de grootte van voorgenoemde gevolgen, omdat de reikwijdte van het
voorstel nog niet duidelijk is.
Vragen 24–26
De leden van de fractie van de SGP vragen of de impact op de uitvoering en handhaving
wordt onderzocht, welke stappen worden gezet om uitvoering en handhaving bij de implementatie
van de richtlijn goed te regelen en wat de inzet voor de onderhandelingen op dit punt
is.
Antwoorden 24–26
De impact op de uitvoering en handhaving zullen al gedurende het onderhandelingsproces
zoveel mogelijk worden onderzocht, waaronder de (on)mogelijkheden van de voorgestelde
IT-voorzieningen. Hiervoor zet het kabinet in op een duidelijke afbakening van het
wetsvoorstel, zowel qua reikwijdte als de terugwerkende kracht, en op het verkrijgen
van meer inzicht in de voorgestelde procedures en specificaties.
Als de Raad deze richtlijn aanneemt, moet de richtlijn worden omgezet in de Nederlandse
wetgeving. Daarbij zullen de gevolgen voor de uitvoering en handhaving zoveel mogelijk
worden geadresseerd. Daarnaast zal dan op basis van de uitvoeringstoets worden bepaald
waarin moet worden voorzien voor de uitvoering en handhaving en hoe dit ingepast kan
worden in de organisatie en financiële kaders, waarbij met name ook de IT-capaciteit
een punt van aandacht zal zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier