Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Markuszower en Wilders over het bericht ‘Beruchte NSB’ers kochten Joodse huizen op in Arnhem’
Vragen van de leden Markuszower en Wilders (beiden PVV) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Financiën en van Justitie en Veiligheid over het bericht «Beruchte NSB’ers kochten Joodse huizen op in Arnhem» (ingezonden 28 april 2021).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens
de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Financiën en voor
Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen
10 juni 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2677.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Beruchte NSB’ers kochten Joodse huizen op in Arnhem»?1
Antwoord 1
Ja. De onteigening van Joods vastgoed in de Tweede Wereldoorlog is bijzonder tragisch
en een zwarte pagina in de geschiedenis.
Vraag 2
Hoeveel onroerend goed is door de gemeente Arnhem zelf in bezit genomen waarvan de
Joodse eigenaren of hun nabestaanden waren vermoord (de gemeente Arnhem is eind 2020
een onderzoek gestart naar de eigen rol die het had bij de verkoop van Joodse bezittingen
in de oorlog)?
Antwoord 2
Het onderzoek van de gemeente Arnhem, waar in de vraag naar wordt verwezen, betreft
de volgende onderzoeksvragen:
– Of de gemeente Arnhem na afloop van de Tweede Wereldoorlog naheffingen voor erfpacht
en/of straatbelasting heeft gevorderd van Joodse eigenaren van onroerend goed dan
wel hun erfgenamen over de oorlogsperiode;
– In hoeverre de gemeente Arnhem tijdens de bezetting onroerend goed heeft aangekocht
dat eigendom was van Joodse burgers;
– Of er nadien over deze eventuele aankopen rechtsherstel heeft plaatsgevonden.
Dit onderzoek is complex, omdat veel administratie verloren is gegaan, onder meer
door de verwoesting van Arnhem in het laatste oorlogsjaar. Het onderzoek loopt op
dit moment nog.
Transacties van onroerende goederen tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn recent online
in beeld gebracht door een samenwerking van het Nationaal Archief en het Kadaster.
Bij dit project is de administratie van de zogenaamde Verkaufbücher verbonden met data van het Kadaster, waardoor transacties in een gemeente zichtbaar
zijn. Een volledig overzicht van het door de gemeente Arnhem in bezit genomen vastgoed
is nu niet beschikbaar. Dit is wel onderdeel van het onderzoek, dat wordt uitgevoerd
in opdracht van de gemeente Arnhem.
Vraag 3
Bent u bereid, samen met de gemeente Arnhem, een volledig overzicht te geven van de
restituties van de gemeente Arnhem vanaf de oorlog tot op heden aan de Joodse Gemeenschap?
Antwoord 3
In het kader van het onderzoek dat wordt uitgevoerd in opdracht van de gemeente Arnhem,
wordt geïnventariseerd of het mogelijk is een overzicht te geven van het rechtsherstel
door de gemeente Arnhem over eventuele aankopen van de gemeente Arnhem. Daarnaast
is het goed dat Arnhem onderzoek doet naar eventuele naheffingen van gemeentelijke
belastingen opgelegd aan Joodse eigenaren na afloop van de Tweede Wereldoorlog. Ik
merk op dat veel gemeenten, onder meer Amsterdam, Den Haag, Eindhoven en Rotterdam,
dergelijke onderzoeken laten uitvoeren of al hebben uitgevoerd. Het is belangrijk
dat gemeenten deze stap zetten en hierin verantwoordelijkheid nemen. Vanuit de rijksoverheid
zijn op dit moment hiervoor geen aanvullende stappen nodig.
Vraag 4
Bent u bereid om al het Joodse geroofde onroerend goed in de gemeente Arnhem aan de
Joodse Gemeenschap te restitueren?
Antwoord 4
De onteigening van Joods vastgoed in de Tweede Wereldoorlog maakte deel uit van het
structureel ontnemen van de rechten, van de menselijkheid en zelfs vaak van het leven
van Joden door het naziregime. Zoals ik u heb geschreven in antwoord op schriftelijke
vragen van de leden Markuszower en Wilders van 28 mei 2020,2 heeft de Nederlandse regering direct na de Tweede Wereldoorlog de anti-Joodse maatregelen
met terugwerkende kracht ongedaan gemaakt in de herstelwetgeving. Vanaf 1997 heeft
de Nederlandse regering met de instelling van een aantal commissies, waaronder de
commissie Kordes, onderzoek laten doen naar de roof en recuperatie van bezittingen
van oorlogsslachtoffers. Deze commissies hebben ook een historische analyse gemaakt
van de periode van rechtsherstel direct na de Tweede Wereldoorlog.
In een brief aan de Tweede Kamer van 21 maart 20003 heeft de regering een oordeel gegeven over conclusies van bovengenoemde commissies.
De regering onderschreef de conclusie dat hoewel direct na de Tweede Wereldoorlog
naar vermogen is getracht om rechten van slachtoffers te herstellen, dit rechtsherstel
met meer begrip en minder formalistisch had moeten worden uitgevoerd. Daarom heeft
de regering toen besloten om € 181,5 miljoen (ƒ 400 miljoen) ter beschikking te stellen
aan de joodse gemeenschap «om finaal recht te doen aan de kritiek op de bejegening
van de betrokken vervolgingsslachtoffers, het rechtsherstel en de gevolgen die dat
heeft gehad voor hun verdere bestaan». Hiermee heeft de Nederlandse regering verantwoordelijkheid
genomen voor het rechtsherstel voor de vervolgingsslachtoffers.
Er is op dit moment geen aanleiding om het rechtsherstel vanuit de rijksoverheid op
dit punt te herzien. Dat neemt uiteraard niet weg dat voor veel vervolgingsslachtoffers,
-overlevenden en nabestaanden dit pijnlijke verleden niet is afgesloten.
Vraag 5
Bent u bekend met het feit dat Joodse families en nabestaanden rechtszaken moesten
voeren tegen de gemeente Arnhem om hun onteigende woningen en inboedels terug te krijgen?
Antwoord 5
De regering heeft de conclusie van de commissie Kordes onderschreven dat direct na
de Tweede Wereldoorlog naar vermogen is getracht om rechten van slachtoffers te herstellen
en dat dit niet op incorrecte wijze heeft plaatsgevonden, maar dat dit rechtsherstel
wel met meer begrip en minder formalistisch had moeten worden uitgevoerd. De overheid
en de samenleving waren onvoldoende doordrongen van wat Joden tijdens de oorlog was
aangedaan.4 Deze conclusie geldt uiteraard ook voor de Joodse families en nabestaanden die rechtszaken
hebben gevoerd tegen de gemeente Arnhem.
Vraag 6
Bent u bereid om, naast het onderzoek van de gemeente Arnhem, het schandalige machtsmisbruik
van de gemeente Arnhem tijdens en na de oorlog te onderzoeken en in kaart te brengen?
Antwoord 6
Zoals vermeld in antwoord op vraag 2, voert de gemeente Arnhem op dit moment onderzoek
uit naar haar handelen tijdens en na de Tweede Wereldoorlog met betrekking tot Joodse
burgers. Er is geen aanleiding vanuit de rijksoverheid additioneel onderzoek uit te
voeren.
Vraag 7
Bent u bereid om de rol van de notarissen, de rechterlijke macht, advocaten en makelaars
in de gemeente Arnhem bij de roof van het Joodse geroofde onroerend goed tijdens en
na de oorlog te onderzoeken en in kaart te brengen?
Antwoord 7
Er zijn verschillende deelstudies verschenen over de rol van beroepsgroepen in de
Tweede Wereldoorlog. De rol van het notariaat in de gedwongen eigendomsoverdrachten
tijdens de Tweede Wereldoorlog is beschreven in het recente proefschrift van Raymund
Schütz.5 De rol van advocaten is uitgezocht door Joggli Meihuizen in zijn boek Smalle Marges.6 De rol van de rechterlijke macht bij het naoorlogse rechtsherstel is beschreven in
het proefschrift van Wouter Veraart.7
Er is geen aanleiding om vanuit de rijksoverheid aanvullend onderzoek te initiëren,
gezien het rechtsherstel dat de Nederlandse regering heeft gerealiseerd, mede naar
aanleiding van de conclusies van de commissie Kordes.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Financiën -
Mede namens
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.