Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kops en Wilders over de wachttijden voor sociale huurwoningen
Vragen van de leden Kops en Wilders (beiden PVV) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de wachttijden voor sociale huurwoningen (ingezonden 26 april 2021).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
9 juni 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2629.
Vraag 1
Kent u het bericht «Sociale huurwoning? In zeker een kwart van de gemeenten wacht
je meer dan 7 jaar»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat woningzoekenden in een kwart van de gemeenten meer dan 7 jaar
op de wachtlijst voor een sociale huurwoning moeten staan? Deelt u de conclusie dat
de woningmarkt een grote puinhoop is, die onder uw bewind alleen maar groter is geworden?
Antwoord 2
Ik vind het zeer ongewenst dat woningzoekenden lang op de wachtlijst moeten staan
voor zij een sociale huurwoning toegewezen kunnen krijgen. Daarom heb ik verschillende
maatregelen genomen om de bouw van nieuwe woningen te versnellen en de druk op de
woningmarkt te verlagen. Naast de inzet van middelen voor de Woningbouwimpuls heb
ik samen met Aedes en de VNG afspraken gemaakt over de bouw van 150.000 sociale huurwoningen
en het toevoegen van 10.000 flexwoningen in de komende twee jaar. Daarnaast heb ik
voor 2021 wederom 50 miljoen euro beschikbaar gesteld als stimulans voor de bouw van
(flexibele) huisvesting voor kwetsbare groepen, waaronder vergunninghouders.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat er in tien jaar Rutte meer dan 110.000
sociale huurwoningen – mét voorrang – zijn weggegeven aan statushouders, terwijl de
Nederlanders steeds langer op een woning moeten wachten?
Antwoord 3
Nee. Vergunninghouders hebben na het verkrijgen van een verblijfsvergunning recht
op huisvesting. Sinds 2017 zijn gemeenten geheel vrij om te kiezen hoe zij in deze
huisvesting willen voorzien, op basis van een lokale afweging. Dit kan in een sociale
huurwoning, maar bijvoorbeeld ook in flexibele huisvesting.
Tijdige huisvesting van vergunninghouders is niet alleen in het belang van deze vergunninghouders,
maar ook van de Nederlandse samenleving: snelle huisvesting laat vergunninghouders
sneller participeren in en bijdragen aan de Nederlandse samenleving. Bovendien worden
door een snelle doorstroom naar huisvesting de maatschappelijke impact en financiële
kosten die gepaard gaan met de opvang van asielzoekers beperkt.
Belangrijker dan de verdeling van woonruimte is het aanjagen van de woningbouwproductie,
zodat iedereen in aanmerking komt voor betaalbare en passende huisvesting. Daarom
heb ik verschillende maatregelen genomen, die ik in mijn antwoord op vraag 2 heb toegelicht.
Vraag 4
Deelt u de mening dat onvergeeflijk is dat steeds meer Nederlanders door de woningnood
letterlijk op straat of in de daklozenopvang belanden, terwijl statushouders er lekker
warmpjes bijzitten in hun sociale huurwoning?
Antwoord 4
Thuis- en dakloosheid is een groot probleem. Om dak- en thuisloosheid terug te dringen
is de Staatssecretaris van VWS, samen met de Staatssecretaris van SZW en mij, de brede
aanpak dak- en thuisloosheid Een (t)huis, een toekomst gestart. Met deze aanpak wordt ingezet op het voorkomen van dak- en thuisloosheid,
het vernieuwen van de maatschappelijke opvang en het realiseren van 10.000 extra woonplekken
met benodigde begeleiding. Het kabinet heeft voor de periode 2020–2021 € 200 miljoen
extra beschikbaar gesteld aan gemeenten voor de brede aanpak. Tegelijkertijd is het
huisvesten van statushouders een belangrijke verantwoordelijkheid van gemeenten. Door
tijdig te huisvesten wordt de inburgering bevorderd en blijven de maatschappelijke
kosten van opvang beperkt.
Deze problematiek laat goed zien wat het belang is van een integrale aanpak van de
huisvesting van de verschillende aandachtsgroepen op de woningmarkt. Over de stappen
die ik zet om deze integrale aanpak te versterken heb ik uw Kamer recentelijk geïnformeerd.2
Vraag 5
Bent u ervan op de hoogte dat het huidige tekort aan sociale huurwoningen zo’n 80.000
bedraagt? Deelt u de conclusie dat er, wanneer u die 110.000 woningen niet aan statushouders
had weggegeven, er mogelijk helemaal geen tekort aan sociale huurwoningen was geweest?
Antwoord 5
Ik kan het genoemde tekort aan sociale huurwoningen van 80.000 niet bevestigen. De
berekening van het woningtekort is niet uitgesplitst naar sectoren. Uit het rapport
Opgaven en middelen corporatiesector in balans3 volgt wel dat er jaarlijks 25.000 sociale huurwoningen gebouwd moeten worden om de
sociale huurvoorraad meer in overeenstemming te brengen met de behoefte.
Daarnaast zijn gemeenten vrij in de keuze hoe zij de aan hen toegewezen vergunninghouders
huisvesten, zoals ik heb toegelicht in mijn antwoord op vraag 3. Er bestaat geen cijfermatig
inzicht in hoeveel sociale huurwoningen zijn toegewezen aan vergunninghouders, vergeleken
met andere opties omtrent huisvesting die gemeenten kunnen gebruiken. Ik deel uw conclusie
dan ook niet. Het tekort op de woningmarkt is het saldo van veel verschillende aspecten
aan zowel de vraagkant als de aanbodkant van de woningmarkt.
Om het tekort aan woningen terug te dringen is het ten eerste van belang om de bouw
aan te jagen. Daarom heb ik hierop deze kabinetsperiode intensief ingezet, zoals ik
heb toegelicht in mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 6
Deelt u de conclusie dat de Nederlanders in hun eigen land keihard worden gediscrimineerd
ten gunste van gelukzoekers die hier niet thuishoren?
Antwoord 6
Nee. Er is geen sprake van discriminatie: er wordt geen ongeoorloofd onderscheid gemaakt
bij de huisvesting van vergunninghouders. Asielzoekers krijgen een verblijfsvergunning
indien zij daar recht op hebben. Na het verkrijgen van een verblijfsvergunning hebben
zij recht op huisvesting door de gemeente waaraan zij zijn gekoppeld.
Gemeenten maken een eigen afweging over de groepen die zij eventueel als urgentiecategorie
opnemen in een lokale huisvestingsverordening. Zij zijn vrij in de keuze hoe de aan
hen toegewezen vergunninghouders worden gehuisvest.
Vraag 7
Wat bedoelt u precies met uw uitspraken dat «discriminatie op de woningmarkt in het
hele land voorkomt» en dat de «aanpak tegen discriminatie de komende tijd wordt geïntensiveerd»?4 Mogen we hieruit concluderen dat u direct een einde maakt aan de discriminatie van
de Nederlanders? Zo nee, waarom discrimineert u bij de aanpak van discriminatie?
Antwoord 7
Met de door u genoemde uitspraken doel ik op de discriminatie die wordt ondervonden
door bepaalde groepen in de zoektocht naar een huurwoning. Zo heeft onderzoek uitgewezen
dat woningzoekenden met een buitenlands klinkende naam vaker worden afgewezen voor
een huurwoning. Daarnaast is een deel van de in het onderzoek benaderde makelaars
bereid om te discrimineren bij de selectie van een huurder. De aanpak tegen discriminatie
op de woningmarkt wordt geïntensiveerd, door in te zetten op bewustwording en informatievoorziening,
maar ook door gemeenten nieuw wettelijk instrumentarium en handhavingsmogelijkheden
te bieden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.