Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Agnes Mulder en Erkens over het bericht 'Van Hoogezand tot Siddeburen: iedereen wil ’s nachts een stil windpark'
Vragen van de leden Agnes Mulder (CDA) en Erkens (VVD) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Van Hoogezand tot Siddeburen: iedereen wil 's nachts een stil windpark» (ingezonden 6 mei 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Yeşilgöz-Zegerius (Economische Zaken en Klimaat), mede
namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 9 juni 2021).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2864.
Vraag 1 en 2
Bent u bekend met de berichtgeving?1 Wat vindt u van deze berichtgeving?
Klopt het dat de partijen in gemeente Midden-Groningen unaniem aandringen op het 's
nachts stilzetten van windmolens op windpark N33 in verband met geluidsoverlast die
omwonenden uit hun slaap houdt? In hoeverre staat de Minister daar voor open?
Antwoord 1 en 2
Ja, ik ben bekend met de berichtgeving en met de problematiek. De voorschriften ten
aanzien van geluid zijn opgenomen in de omgevingsvergunningen. De gemeenten zijn verantwoordelijk
voor het handhaven daarvan. Het is daarom aan de betreffende gemeenten om vast te
stellen of er sprake is van overschrijding van de geluidsnormen en aan de hand van
hun bevindingen te besluiten over eventuele stappen.
De situatie bij windpark N33 is zeer vervelend voor omwonenden. Echter is dit wel
een heel specifieke situatie die niet maatgevend is voor alle windparken. Naar ik
heb begrepen, is de gemeente Midden-Groningen in goed overleg met de exploitanten
om te bezien waar de geconstateerde bromtoon precies door wordt veroorzaakt en welke
maatregelen mogelijk zijn om de door de omwonenden ervaren geluidsoverlast te verminderen.
Vraag 3 en 5
Wat is het huidige beleid voor inwoners die nu overlast ervaren van het geluid van
windmolens? Zo ja, in hoeverre worden er maatregelen getroffen om dit op te kunnen
lossen? Zo nee, is de Minister bereid dit verder te onderzoeken?
Het draagvlak voor wind op land staat onder druk, een goede oplossing voor de ervaren
geluidsoverlast lijkt de leden wenselijk bij de ontwikkeling van windparken; welke
oplossingen ziet de Minister? In hoeverre zouden bepaalde restricties op type molens
kunnen bijdragen aan het reduceren van de ervaren overlast volgens de Minister? Zijn
de afstandsnormen volgens het RIVM tussen windmolens en bebouwde omgeving nog steeds
voldoende? Zou nachtelijke stopzetting een oplossing kunnen bieden? Ziet het ministerie
andere oplossingen?
Antwoord 3 en 5
Exploitanten van windparken dienen zich altijd te houden aan de geldende regelgeving
voor geluid, namelijk de norm van 47 dB Lden, met een aanvullende normering voor de nacht van 41 dB Lnight. In het geval van twijfel of de jaargemiddelde geluidbelasting binnen deze normen
valt, kan in de praktijk worden gecontroleerd of een windturbine voldoet aan het geaccrediteerde
geluidproductieniveau dat dient als basis voor de berekening. De normen zijn gebaseerd
op de meest recente wetenschappelijke inzichten en op dit moment is er geen wetenschappelijke
aanleiding om de normen te herzien. Het RIVM houdt de bestaande kennis over gezondheid
en windturbines up-to-date. Indien nieuwe wetenschappelijke inzichten aanleiding geven
tot het herzien van de norm, dan zal hier naar worden gekeken. Overigens zijn de normen
voor windturbinegeluid in lijn met de uitgangspunten van de WHO-richtlijnen voor omgevingsgeluid
en vergelijkbaar met normen voor bijvoorbeeld het weg-, rail- en luchtverkeer, in
die zin dat de norm voor windturbinegeluid uitgaat van 9% ernstig gehinderden, waar
het maximum vanuit de WHO 10% ernstig gehinderden is.
De ernstige geluidhinder boven dit criterium wordt door de geluidsnorm over langere
tijd beperkt, maar dit betekent niet dat omwonenden op bepaalde momenten geen (ernstige)
hinder kunnen ervaren. Het is daarom belangrijk om ook te kijken welke maatregelen
er genomen kunnen worden om de hinder op piekmomenten te beperken.
Zo vind ik het belangrijk dat omwonenden die overlast ervaren in gesprek kunnen gaan
met de exploitant. Op deze manier wordt het meer inzichtelijk op welke momenten er
overlast wordt ervaren en wat hier aan gedaan kan worden. Er zijn verschillende opties
om de geluidsproductie van een windturbine te verminderen in geval van geluidsoverlast.
Dit kan door de windturbine in een lagere «noise-mode» te zetten, waardoor deze minder
snel draait en minder geluid produceert. In mijn antwoord op vraag 6 ga ik in op het
voor langere tijd stilzetten van de windturbines.
Tegelijkertijd vinden er op dit gebied innovaties plaats waardoor het geluid bij nieuwere
windturbines met een hoger vermogen niet toeneemt ten opzichte van oudere windturbines.
Zo kunnen nieuwe wieken worden voorzien van «uilenveren», die ervoor zorgen dat er
minder geluid wordt geproduceerd. Dit maakt dat een grotere windturbine dus niet per
sé meer geluid maakt dan een kleinere windturbine.
Naast het beperken van de ervaren hinder, vind ik het ten slotte van belang dat er
aanvullend onderzoek wordt gedaan naar de mogelijke gezondheidseffecten van windturbines
in Nederland. Het RIVM verkent momenteel hoe dit onderzoek het beste kan worden vormgegeven.
Naar verwachting is deze verkenning eind 2021 beschikbaar en dan zal ik, in samenspraak
met alle betrokken partijen, de benodigde vervolgstappen zetten.
Vraag 4
De Regionale Energiestrategie (RES) 1.0 zal ook zorgen voor een verdere uitrol van
wind op land; in hoeverre wordt er daarbij rekening gehouden met mogelijke geluidsoverlast
voor nabij omwonenden en daarbij dus met de locatie van de plaatsing van windmolens?
Antwoord 4
In de Regionale Energiestrategieën worden zoekgebieden aangewezen voor windenergie
en zonne-energie. Dit vraagt om een zorgvuldige afweging tussen ruimte, systeemefficiëntie
en bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak. Deze afweging zal in iedere regio anders
zijn. Bij de uiteindelijke totstandkoming van windmolenprojecten binnen deze zoekgebieden
wordt altijd getoetst of aan de landelijke normen voor geluid, slagschaduw en externe
veiligheid kan worden voldaan. Het staat een RES-regio of een gemeente echter vrij
om zelf rekening te houden met een grotere (minimale) afstand als dit gewenst is.
Vraag 6
Als er voor gekozen wordt om de windmolens van 22:00 tot 06:00 uur stil te zetten,
verandert dit dan iets aan de business case voor wind op land? In hoeverre worden
andere duurzame energiebronnen daardoor aantrekkelijker? Welke effecten verwacht u
op de hoeveelheid elektriciteit die een windpark opwekt en uiteindelijk ook voor hoeveel
capaciteit er nodig is qua aantallen windmolens op land als ze ‘s nachts niet draaien?
Antwoord 6
Deze vraag laat goed het dilemma zien dat komt kijken bij de inpassing van windenergie.
Enerzijds is het zo dat er normen gelden die een bepaald beschermingsniveau garanderen.
Voor de nacht bestaat een geluidsnorm van gemiddeld 41 dB (aanvullend op de norm van
47 dB overdag). Ondanks deze norm kunnen er direct omwonenden op bepaalde momenten
overlast ervaren. Het zo veel mogelijk beperken van overlast is gewenst en kan op
verschillende manieren.
Het meest effectief beperken van geluidshinder is om de windturbines ’s nachts helemaal
stil te zetten, maar dit heeft verstrekkende gevolgen. Het stilzetten van windmolens
gedurende de genoemde nachtelijk periode heeft namelijk grote invloed op de businesscase
van een windpark. Dit zou immers betekenen dat gedurende één derde deel van een etmaal
de windmolens stilstaan en daarmee ook dat er minder duurzame elektriciteit wordt
opgewekt en dus verminderde inkomsten voor de exploitant. Het kostenreductiepad, zoals
afgesproken in het Klimaatakkoord om ervoor te zorgen dat vanaf 2026 wind en zon op
land zonder SDE-subsidie tot stand kunnen komen, zou daarmee fors naar achteren schuiven.
Bovendien worden andere energiebronnen hiermee niet direct aantrekkelijker, vanwege
de hogere kosten, maar ook vanwege een goede balans op het hoogspanningsnetwerk, waarvoor
windenergie nodig is. Hoeveel extra windturbines er nodig zijn om aan de stroombehoefte
en klimaatdoelen te voldoen als alle turbines ’s nachts stilgezet zouden worden, kan
ik niet exact zeggen omdat dit afhangt van de locatie en het vermogen van turbines,
maar een redelijke schatting is dat we één derde meer opgesteld vermogen nodig zouden
hebben om te compenseren voor de stilstand. Ook deze windturbines zouden dan op land
ingepast moeten worden, waarbij mogelijk andere mensen weer hinder van ervaren. Als
alternatief voor het stilzetten van windturbines gedurende de nacht ben ik daarom
in gesprek met de sector over opties om hinder, ook gedurende de nacht, te beperken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.