Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Mededeling Europees kankerbestrijdingsplan
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3123
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 10 juni 2021
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Medische Zorg over de brief van 12 maart
2021 over het Fiche: Mededeling Europees kankerbestrijdingsplan (Kamerstuk 22 112, nr. 3058).
De vragen en opmerkingen zijn op 19 mei 2021 aan de Minister voor Medische Zorg voorgelegd.
Bij brief van 9 juni 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agema
Adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave
Blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
–
VVD-fractie
2
–
CDA-fractie
4
–
SP-fractie
6
–
GroenLinks-fractie
8
II.
Reactie van het kabinet
10
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsappreciatie bij de
Mededeling Europees kankerbestrijdingsplan. Zij hebben hierbij nog enkele vragen en/of
opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie vinden kankerbestrijding en preventie cruciaal. Zij vinden
dit een grote uitdaging voor de toekomst. Deze leden zijn echter ook van mening dat
zorg (inclusief preventie) een nationale bevoegdheid is en dat ook moet blijven. In
hoeverre past het Europees kankerbestrijdingsplan daar dan in? Waarom is specifiek
gekozen voor kankerbestrijding?
De leden van de VVD-fractie vinden het prima dat de Europese Unie geld beschikbaar
stelt voor het delen van kennis en voor onderzoek naar en innovatie bij kankerbestrijding.
Deze leden vragen echter of het kabinet het met genoemde leden eens is dat dit voorstel
verder gaat dan dat. Hoe duidt het kabinet dit? Hoe moet het «verwelkomen» van dit
voorstel door het kabinet gezien worden tegenover zijn mening dat zorg een nationale
bevoegdheid is? Kan het kabinet uitgebreid(er) ingaan op de beoordeling van de bevoegdheid,
subsidiariteit en proportionaliteit? Langs welke meetlat en criteria heeft het kabinet
die beoordeling gedaan? In hoeverre betekent dit een opmaat naar een Europese Unie
die zich met zorg gaat bemoeien, terwijl dat een nationale bevoegdheid is?
De leden van de VVD-fractie maken zich betreffende een aantal voorstellen in de mededeling
zorgen over de gevolgen voor de regeldruk, de administratieve lasten en de concurrentiekracht.
Het kabinet geeft aan daarop nog geen zicht te hebben. Waarom maakt het kabinet vanuit
dat oogpunt dan niet een voorbehoud bij regelingen die dat risico in zich hebben?
De leden van de VVD-fractie vinden, zoals gezegd, preventie belangrijk, maar zij zijn
tevens van mening dat dit vooral een nationale aangelegenheid is. Genoemde leden willen
nationaal inzetten op voorlichting over en meer nadruk op preventie rond een ongezonde
levensstijl, met het Nationaal Preventieakkoord als leidraad. Deze leden zijn van
mening dat hulp geboden dient te worden aan mensen die gezonder willen leven. Zij
willen dat afspraken gemaakt worden met producenten van levensmiddelen en met supermarkten
over het gezonder maken van producten en het meer promoten van gezonde producten.
Nederland heeft al een ambitieus Preventieakkoord en een Sportakkoord. Deze leden
vragen het kabinet om aan te geven waarin de verschillen liggen tussen deze akkoorden
en de voorliggende voorstellen, dan wel waarin zij afwijken ten opzichte van elkaar.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet aangeeft op een aantal punten een
inzet van de Europese Unie wel zinvol en wenselijk te vinden, zoals bij bestaande
Europese regelgeving (zoals met betrekking tot btw of consumenteninformatie). Op welke
punten acht het kabinet dit niet zinvol? Het kabinet geeft tevens aan Europese inzet
bij accijnzen zinvol en wenselijk te vinden. Wat is de gedachte daarbij? Genoemde
leden zijn van mening dat belastingen een nationale aangelegenheid zijn. Indien voor
marketing en productsamenstelling vanwege de internationale levensmiddelenmarkt afspraken
zouden worden gemaakt, en die zouden beperkter zijn dan de afspraken die er in Nederland
al zijn, hoe gaat het kabinet daar dan mee om? Deze leden hechten namelijk aan een
gelijk speelveld.
De leden van de VVD-fractie vinden niet dat de Europese Unie moet gaan over schoolfruit,
– groente en -melk, ook niet als het gaat om subsidies. Dat is aan nationale overheden.
Wat is het standpunt van het kabinet op dit punt?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er ingezet wordt op aanpassing van de tabaksproductenrichtlijn
en tabaksaccijnsrichtlijn. Waaraan wordt gedacht als het gaat om aanpassing?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet belang hecht aan het nationale beleid
ten aanzien van Zeer Zorgwekkende Stoffen. Wat wordt hiermee bedoeld? Hoe wordt op
dit terrein rekening gehouden met het gelijke speelveld binnen de Europese Unie?
De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland in beperkte mate meerwaarde ziet in
het voorstel voor een netwerk van erkende nationale integrale kankercentra. Wat is
de opvatting van het kabinet betreffende de overige voorstellen op het terrein van
het zorgen voor hoogwaardige kankerzorg?
De leden van de VVD-fractie vinden de voorzieningszekerheid van medische isotopen
van levensbelang voor de kankerbestrijding. Wat regelt het SAMIRA-actieplan op dat
punt? Wat heeft Nederland daar tot nu toe aan gehad met betrekking tot de Pallas-reactor
in Petten? Op welke wijze kan de realisatie van de Pallas-reactor een impuls geven
aan het Europees kankerbestrijdingsplan? Welke positie heeft de Pallas-reactor in
de Europese Unie als het gaat om medische isotopen en nieuwe therapeutische isotopen?
Op welke wijze kan de reactor rekenen op medefinanciering en/of meer betrokkenheid
vanuit Europa? Hoe zorgt het kabinet ervoor dat de positie en het belang van de Pallas-reactor
goed onder de aandacht van de Europese Commissie worden gebracht?
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat deelname aan screeningsprogramma’s
en vaccinatieprogramma’s vrijwillig moet zijn. Hoe is dat geborgd in de voorstellen?
Het streven van de EU is om in 2030 tenminste 90% van de meisjes gevaccineerd te laten
zijn tegen het HPV (Humaan Papillomavirus). Wat betekent het formuleren van dit doel
concreet? Welke gevolgen heeft dit doel? De Europese Unie moet immers toch vooral
landen ondersteunen. In hoeverre gaat het hier om een verplichte vaccinatie, op dit
moment dan wel op termijn, en direct dan wel indirect? Kan een overzicht gegeven worden
van de HPV-vaccinatiegraad in de EU-landen op dit moment?
De leden van de VVD-fractie vinden digitalisering van de gezondheidszorg van belang,
net als de digitale uitwisseling van patiëntgegevens. Daarbij is het wel cruciaal
dat de patiënt zelf bepaalt welke gegevens wel en niet uitgewisseld mogen worden.
Hoe is dit geborgd in de voorstellen? Wat is de rol van de Europese Unie momenteel
hierbij? Het kabinet ondersteunt de ambitie voor elektronische patiëntendossiers op
termijn, maar geeft echter aan dat er nog veel onduidelijkheden en witte vlekken zijn.
Wat bedoelt het kabinet daar precies mee?
De leden van de VVD-fractie zetten zich al langer in voor goede bio marker diagnostiek
voor patiënten met kanker. Het is belangrijk dat hiernaar onderzoek wordt gedaan en
dat hierin wordt geïnnoveerd. Op welke manier maakt dit onderdeel uit van dit Europees
kankerbestrijdingsplan?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het Europees kankerbestrijdingsplan zorgt voor
een versnelde, vereenvoudigde en gestroomlijnde toegang tot innovatieve diagnostiek
en behandelingen voor kankerpatiënten die momenteel geen (definitieve) diagnose krijgen.
Nederland heeft een sterke positie op het gebied van biotechnologie en innovatie in
de gezondheidszorg. Hoe kan Nederland het voortouw nemen bij het ontwikkelen van betere
methoden voor vroege detectie, screening en diagnostiek?
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche met betrekking
tot de Mededeling Europees kankerbestrijdingsplan. Kanker stopt niet bij de grenzen.
De bestrijding ervan ook niet. Samenwerken in en binnen Europa is daarom wat de leden
van de CDA-fractie betreft essentieel. Niet voor niets heeft Manfred Weber, lid van
het Europees Parlement namens de Europese Volkspartij (EVP) in 2019 voorgesteld om
een Europees masterplan tegen kanker op te tuigen. Met het Europe’s Beating Cancer
Plan (het Europees kankerbestrijdingsplan) wordt hiermee nu het fundament gelegd.
Deze leden hebben hier nog enkele vragen bij.
De leden van de CDA-fractie vragen of het kabinet de missie onderschrijft om kanker
integraal aan te pakken en te voorkomen dat kanker in 2035 de belangrijkste doodsoorzaak
in de Europese Unie is.
Het Europees kankerbestrijdingsplan beoogt het probleem kanker integraal aan te pakken
en stelt duidelijke doelstellingen. Een dergelijk plan moet er zowel op het niveau
van de Europese Unie als op nationaal niveau komen. De Kamer heeft op 9 februari jl.
de motie van het lid Kuik c.s. om te komen tot een Nederlands kankerbestrijdingsplan
met algemene stemmen aangenomen.1 Ook in deze motie wordt voorgesteld kanker integraal aan te pakken. Een aansluiting
op het plan van de Europese Commissie zou volgens de leden van de CDA-fractie grote
voordelen hebben en voorkomen dat middelen (de door de Europese Commissie gereserveerde
4 miljard euro en personeel) versnipperd ingezet worden om de ambitieuze doelstelling
waarvoor we staan te realiseren.
De leden van de CDA-fractie hebben daarom de volgende concrete vragen:
• Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat het Europese en het nationale kankerbestrijdingsplan
op elkaar aangesloten worden?
• De uitwerking en uitvoering van een dergelijk plan vereisen een multi-departementale
aanpak. Hoe gaat het kabinet hiervoor zorgen?
• Juist de stroomlijning van de Europese en nationale aanpak moet ook een relatie hebben
met het onderzoek. Nu werken nog te veel onderzoekers langs elkaar heen. Ook de financieringsstromen
zijn niet op elkaar afgestemd. Gaat het kabinet hier binnen de EU een lans voor breken?
• In het kankerbestrijdingsplan wordt onder de noemer preventie ingezet op het realiseren
van een tabaksvrije generatie in 2040. Nederland heeft hierin een voortrekkersrol.
Hoe zorgt het kabinet ervoor dat het Europese plan een versnelling wordt voor het
bereiken van een rookvrije generatie in Nederland?
• Hoe zorgt het kabinet ervoor dat patiënten voldoende betrokken worden bij de uitvoering
van de Europese en nationale kankerbestrijdingsplannen?
• Onderschrijft het kabinet het doel om ervoor te zorgen dat alle EU-burgers gelijke
toegang hebben tot hoogwaardige kankerpreventie, diagnostiek, behandeling en nazorg?
Door middel van het actieplan «Verder met Vaccineren» zijn er in de afgelopen twee
jaar belangrijke stappen gezet in het verhogen van de vaccinatiegraad betreffende
HPV, zo lezen de leden van de CDA-fractie in het onderhavige fiche. Genoemde leden
vragen wat momenteel de HPV-vaccinatiegraad in Nederland is.
De Europese Commissie wil de vroegtijdige opsporing van kanker helpen verbeteren,
onder andere door het opzetten van een plan dat de lidstaten helpt om te waarborgen
dat de 90% van degenen die voor de screening van onder andere borstkanker in aanmerking
komen binnen de EU-bevolking, tegen 2025 die mogelijkheid krijgt aangeboden. Het kabinet
schrijft hierover dat Nederland die doelstelling van 90% al ruimschoots haalt. De
leden van de CDA-fractie vragen of dit nog steeds het geval is, nu de interval voor
borstkankerscreening is verlengd van twee naar drie jaar.
Het kabinet hecht terecht groot belang aan de nadruk op preventie en wijst erop dat
bepaalde acties een duidelijk grensoverschrijdend karakter hebben (accijnzen, marketing,
productsamenstelling, vanwege de internationale levensmiddelenmarkt). De leden van
de CDA-fractie vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot overleg met (in
ieder geval) buurlanden op het gebied van het enigszins gelijk laten oplopen van accijnzen
op alcohol en tabak.
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de realisatie van de Pallas-reactor
kan bijdragen aan het concretiseren en verder brengen van het Europees kankerbestrijdingsplan.
Op welke wijze kunnen andere landen in Europa baat hebben bij de realisatie van de
Pallas- reactor, bijvoorbeeld door meer samenwerking op het gebied van onderzoek naar
en ontwikkeling van nieuwe therapeutische isotopen? Deelt het kabinet de opvatting
van deze leden dat de realisatie van de Pallas-reactor kan bijdragen aan het Europees
kankerbestrijdingsplan?
De leden van de CDA-fractie constateren dat met de huidige hogeflux reactor (HFR)
in Petten wordt voorzien in 60 tot 70% van de Europese behoefte aan medische isotopen
voor diagnose en therapie. Dit betekent dat andere landen in Europa een direct belang
hebben bij de vervanging van de HFR. Genoemde leden vragen op welke wijze dit belang
kan leiden tot medefinanciering en/of meer betrokkenheid vanuit Europa.
De leden van de CDA-fractie vragen of het kabinet van mening is dat Nederland met
zijn goede infrastructuur op het gebied van nucleaire geneeskunde een zeer geschikte
kandidaat is voor het «European Radioisotope Valley Initiative» (ERVI), dat de Europese
Commissie nastreeft.2
De leden van de CDA-fractie vragen voorts of de antwoorden op dit schriftelijk overleg
ruim vóór het commissiedebat over de EU-Gezondheidsraad (15 juni 2021), dat momenteel
gepland staat op 9 juni 2021, naar de Kamer gestuurd kunnen worden.
De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte naar aanleiding van het nieuws dat honderden
longkankerpatiënten in Nederland zijn overleden zonder te hebben geweten dat er voor
hen een betere, doelgerichte behandeling mogelijk was geweest,3 hoe het staat met de uitvoering van de aanbevelingen uit de initiatiefnota van de
leden Sazias, Van den Berg en Veldman over urgentie invoering uitgebreid persoonlijk
profiel.4
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken betreffende
het Europees kankerbestrijdingsplan. Zij juichen de toegenomen aandacht voor kankerbestrijding
en het opstellen van dit plan toe. Wel hebben zij hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie steunen uiteraard de investering in kankeronderzoek en
onderzoek naar de behandelingen van kanker. Zij vragen echter wel waarom ervoor gekozen
is om deze investering voor een groot deel te laten lopen via het Innovative Health Initiative, waarin veel private farmaceutische bedrijven deelnemen. Hierdoor kunnen de publieke
investeringen resulteren in producten waar private farmaceutische bedrijven grote
winsten over maken. Waarom is er niet voor gekozen om het geld dat wordt geïnvesteerd
in onderzoek naar kanker en kankerbehandelingen te investeren in publieke en onafhankelijke
kennisinstituten? Is het kabinet bereid om hier in Europees verband voor te pleiten?
Het Europese kankerbestrijdingsplan beoogt het probleem kanker integraal aan te pakken
en stelt duidelijke doelstellingen. De leden van de SP-fractie onderschrijven de noodzaak
om te komen tot een gecoördineerde aanpak waarbij alle betrokken partijen samen werken.
Een dergelijk plan moet er zowel op Europees als op nationaal niveau komen. De Kamer
heeft in februari 2021 een motie met algemene stemmen aangenomen om te komen tot een
Nederlands kankerbestrijdingsplan.5 Ook in deze motie wordt voorgesteld kanker integraal aan te pakken. Aansluiting op
het plan van de Europese Commissie zou volgens genoemde leden grote voordelen hebben
en voorkomen dat middelen (de gereserveerde 4 miljard euro en personeel) versnipperd
ingezet worden om de ambitieuze doelstelling waarvoor we staan te realiseren. Hierover
hebben de leden van de SP-fractie nog een aantal vragen. Hoe gaat het kabinet ervoor
zorgen dat het Europese en nationale kankerbestrijdingsplan op elkaar aangesloten
worden? De uitwerking en uitvoering van een dergelijk plan vereist een multi-departementale
aanpak. Hoe gaat het kabinet hiervoor zorgen?
Het Europees kankerbestrijdingsplan stelt als doel dat in 2025 90% van de populatie
die in aanmerking komt voor screening van borst-, baarmoederhals- en darmkanker hier
toegang toe krijgt. In Nederland blijft het percentage vrouwen tussen de 50 en 69
jaar dat in de laatste twee jaar een mammografie heeft ondergaan met 78% 6 echter nog redelijk onder deze doelstelling. Wat doet het kabinet eraan om dit percentage
omhoog te krijgen?
De leden van de SP-fractie steunen de toegenomen inzet op gepersonaliseerde medicijnen,
omdat dit voor veel patiënten een effectievere behandeling kan opleveren. Wel vragen
zij hoe het zit met de toegang tot deze behandelingen. Hoe is het bijvoorbeeld gesteld
met de vergoeding van deze behandelingen door verzekeraars? Tevens vragen deze leden
of de genetische screenings die nodig zijn om erachter te komen welke behandeling
nodig is in Nederland wel worden vergoed.
De leden van de SP-fractie hechten grote waarde aan het stimuleren van sport en beweging,
gezien de grote rol die dit kan spelen in de preventie van ernstige ziektes, waaronder
verschillende vormen van kanker. Daarom staan zij in principe positief tegenover de
HealthyLifestyle4All campagne, maar zij hebben hierover nog wel enkele vragen. Hoe
zal de HealthyLifestyle4All campagne er precies uit komen te zien in Nederland en
in de Europese Unie als geheel? Waarom is ervoor gekozen om deze campagne op Europees
niveau op te zetten?
De leden van de SP-fractie lezen dat de Europese Commissie sterker wil inzetten op
het uitwisselen en digitaliseren van gezondheidsdata. Hoewel zij ook de potentiële
waarde hiervan zien voor wetenschappelijk onderzoek en verbetering van de zorg voor
kankerpatiënten, hebben zij hier wel enkele vragen over. Hoe kan hierbij de persoonlijke
levenssfeer worden gewaarborgd, aangezien gezondheidsdata zeer gevoelige gegevens
zijn? Waarom wordt dit op Europees niveau geregeld? Is het met zulke gevoelige gegevens
niet verstandiger om de controle hierop op nationaal niveau te laten plaatsvinden?
Hoe verhoudt de Europese ruimte voor gezondheidsgegevens (EHDS) zich tot Nederlandse
initiatieven op het gebied van het uitwisselen van patiëntengegevens, zoals de elektronische
patiëntendossiers en de persoonlijke gezondheidsomgeving?
In het Europees kankerbestrijdingsplan wordt gesproken het over het aanpakken van
gaten in de toegang tot sociale voorzieningen voor kankerpatiënten en mensen die de
ziekte hebben overleefd. Voor de leden van de SP-fractie is het zeer belangrijk dat
er voor iedereen die dit nodig heeft een goed sociaal vangnet beschikbaar is en al
helemaal voor mensen die getroffen zijn door kanker. Daarom willen zij graag weten
hoe het in de Nederlandse context op dit punt gesteld is. Welke gaten zitten er op
dit gebied in de Nederlandse sociale voorzieningen en wat wordt eraan gedaan om dit
aan te pakken?
De leden van de SP-fractie lezen in het Europees kankerbestrijdingsplan dat er sterke
verschillen bestaan tussen lidstaten en tussen verschillende groepen binnen lidstaten
als het gaat om zorg en preventie. Hoe staat het er op dit gebied bij in Nederland?
Hoe groot is de ongelijkheid tussen verschillende groepen in de Nederlandse samenleving
inzake preventie, het percentage vroege ontdekkingen, diagnoses, behandeling, overlevingskansen
en kwaliteit van leven van kankerpatiënten? Waar zitten hierin de grootste verschillen
en tussen welke groepen zijn die het grootst? Wat wordt eraan gedaan om deze verschillen
te elimineren?
Het plan zet in, onder de noemer preventie, op het realiseren van een tabaksvrije
generatie in 2040. Nederland heeft hierin een voortrekkersrol. Hoe gaat het kabinet
ervoor zorgen dat het Europees kankerbestrijdingsplan een versnelling wordt voor het
bereiken van een rookvrije generatie in Nederland?
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat juist de stroomlijning van de Europese
en nationale aanpak ook betrekking moet hebben op onderzoek. Nu werken nog te veel
onderzoekers langs elkaar heen. Ook de financieringsstromen zijn niet op elkaar afgestemd.
Dit moet anders. Gaat het kabinet hier op Europees niveau een lans voor breken?
Daarnaast zijn de leden van de SP-fractie van mening dat op EU-niveau onderzoek gedaan
moet worden naar de toegang tot en de kosten van dure kanker geneesmiddelen. Zo kan
meer zicht gekregen worden op de feitelijke kosten, de sociaaleconomische gevolgen
van de behandeling. We willen immers weten wat we waarvoor betalen. Transparantie
over de prijzen moeten dan ook afgedwongen worden met Europese en nationale toezichthouders
die werken binnen hetzelfde juridische kader.
De leden van de SP-fractie vragen voorts hoe het kabinet ervoor gaat zorgen dat Europese
initiatieven en onderzoeken voor Nederlandse patiënten resulteren in een betere behandeling.
Onderschrijft het kabinet het doel van de Europese Commissie in het Europees kankerbestrijdingsplan
om ervoor te zorgen dat alle mensen gelijke toegang hebben tot hoogwaardige kankerpreventie,
diagnostiek, behandeling en nazorg?
Tenslotte vragen de leden van de SP-fractie hoe het kabinet ervoor gaat zorgen dat
patiënten voldoende betrokken worden bij de uitvoering van het Europese en nationale
kankerbestrijdingsplan.
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Europese
kankerbestrijdingsplan. Aangezien de lidstaten dit plan uiteindelijk zullen moeten
gaan uitvoeren, hebben genoemde leden nog wel een aantal vragen.
2. Essentie voorstel
Ten eerste willen de leden van de GroenLinks-fractie het Nederlandse kankerbestrijdingsplan
en de aansluiting daarvan op het Europese plan aan de orde stellen. Wanneer kan de
Kamer dit nationale plan verwachten? Kan het kabinet garanderen dat deze aansluit
op het Europees kankerbestrijdingsplan?
Daarnaast lezen de leden van de fractie van GroenLinks dat gepoogd wordt de levenskwaliteit
van kankerpatiënten te verbeteren. Hierbij draait het ook om de nabehandeling van
kankerpatiënten. Nog steeds kan het voor deze patiënten problematisch zijn om een
aanvullende verzekering af te sluiten, die ze voor revalidatie met fysiotherapie bijvoorbeeld,
wel nodig kunnen hebben. Verzekeraars kunnen een aanvullende gezondheidsverklaring
of een aantal wachtjaren vragen. Deelt het kabinet de opvatting dat juist voor deze
groep de fysiotherapie ook goed toegankelijk moet zijn? Deelt het kabinet tevens de
opvatting dat, specifiek in het geval van fysiotherapie, een aanvullende verzekering
nodig is, omdat patiënten ook bij de een indicatie voor een chronische ziekte de eerste
twintig behandelingen zelf moeten betalen? Welke mogelijkheden ziet het kabinet om
deze nazorg toegankelijker te maken voor kankerpatiënten? Is het bijvoorbeeld mogelijk
om de eigen bijdrage voor fysiotherapie na kanker te schrappen? Hoeveel zou dat kosten?
Heeft het kabinet een beeld van het aantal aanvullende polissen waarin een gezondheidsverklaring
of een of twee wachtjaren worden gevraagd?
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
De leden van de fractie van GroenLinks zijn er verheugd over dat het kabinet schonere
lucht wil, ook vanwege de gezondheidseffecten. Na het verschijnen van het RIVM-rapport
rondom de luchtvervuiling van Tata Steel, lijkt dat voor deze leden ook een belangrijke
prioriteit. In dat licht vragen deze leden of het mogelijk is om via het RIVM een
zelfde onderzoek te laten doen naar de luchtkwaliteit in andere gebieden met grote
industrie of bij drukke verkeersknooppunten. Op deze manier kan beter zicht worden
gekregen op de gezondheidseffecten van de luchtvervuiling.
Met betrekking tot bevolkingsonderzoeken hebben de leden van de fractie van GroenLinks
nog wel een aantal vragen. Te beginnen met de bevolkingsonderzoeken naar borstkanker.
Welke stappen zet het kabinet om de screeningsinterval ook voor 2024 terug te brengen
naar twee jaar? Is het kabinet bereid om het gesprek aan te gaan met Nederlandse ziekenhuizen
over hun capaciteit om extra bevolkingsonderzoeken te doen en zo de intervaltijd terug
te brengen tot twee jaar? Tevens vragen deze leden hoe het zit met de aanvullende
MRI (magnetic resonance imaging) voor vrouwen met zeer dicht borstweefsel?
Daarnaast vragen de leden van de fractie van GroenLinks of het goed zou zijn om tevens
een bevolkingsonderzoek te starten naar andere soorten kankers. Zij vragen specifiek
wat de voor- en nadelen zouden zijn van bevolkingsonderzoek naar de nu meest voorkomende
kankersoort, namelijk huidkanker en naar een van de meest dodelijke kankers, namelijk
longkanker. Is het kabinet bereid om een proactieve houding aan te nemen met betrekking
tot het onderzoeken van de vraag of bevolkingsonderzoeken naar deze kankers nuttig
zouden zijn en zo ja, in welke vorm?
De leden van de fractie van GroenLinks onderschrijven de noodzaak om, zeker voor zeldzame
kankers, specialistische centra in te richten. Hoe wordt dat in Nederland ingericht?
Welke UMC’s (universitaire medische centra) zullen welke zeldzame kanker gaan behandelen?
Hoe wordt ervoor gezorgd dat patiënten met die zeldzame vorm van kanker ook altijd
in dat specialistische centrum terecht komen? Hoe gaat die patiëntreis eruitzien,
zodat patiënten met zeldzame kankersoorten altijd bij het meest specialistische UMC
terecht komen?
Met betrekking tot medicijnen hebben de leden van de fractie van GroenLinks ook nog
een enkele vraag. In het Europese kankerbestrijdingsplan lezen genoemde leden dat
toegankelijkheid tot medicijnen en innovatie essentieel zijn. Nieuwe medicijnen worden
in Nederland niet zomaar toegelaten, daarvoor moeten ze ook betaalbaar zijn. Is het
kabinet bereid om transparantie in de geneesmiddelenprijzen een belangrijk onderdeel
te laten worden van het Europese kankerbestrijdingsplan?
Tot slot hebben de leden van de fractie van GroenLinks nog een vraag over de moleculaire
diagnostiek. Genoemde leden merken op dat er al een advies van Zorginstituut Nederland
zou moeten liggen met betrekking tot de moleculaire diagnostiek. Wanneer verwacht
het kabinet dat advies en wanneer kan de Kamer een beslissing op basis van dat advies
verwachten? Is het kabinet bereid hier haast mee te maken, nu recent in het nieuws
kwam dat in Nederland honderden longkankerpatiënten overlijden omdat ze nog geen toegang
hebben tot moleculaire diagnostiek?7
II. Reactie van het kabinet
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vinden kankerbestrijding en preventie cruciaal. Zij vinden
dit een grote uitdaging voor de toekomst. Deze leden zijn echter ook van mening dat
zorg (inclusief preventie) een nationale bevoegdheid is en dat ook moet blijven. In
hoeverre past het Europees kankerbestrijdingsplan daar dan in? Waarom is specifiek
gekozen voor kankerbestrijding?
De leden van de VVD-fractie vinden het prima dat de Europese Unie geld beschikbaar
stelt voor het delen van kennis en voor onderzoek naar en innovatie bij kankerbestrijding.
Deze leden vragen echter of het kabinet het met genoemde leden eens is dat dit voorstel
verder gaat dan dat. Hoe duidt het kabinet dit? Hoe moet het «verwelkomen» van dit
voorstel door het kabinet gezien worden tegenover zijn mening dat zorg een nationale
bevoegdheid is? Kan het kabinet uitgebreid(er) ingaan op de beoordeling van de bevoegdheid,
subsidiariteit en proportionaliteit? Langs welke meetlat en criteria heeft het kabinet
die beoordeling gedaan? In hoeverre betekent dit een opmaat naar een Europese Unie
die zich met zorg gaat bemoeien, terwijl dat een nationale bevoegdheid is?
Reactie kabinet
Zowel voorzitter Von der Leyen als commissaris Kyriakides hebben dit plan reeds in
een vroeg stadium aangekondigd en de huidige Commissie hecht hier groot belang aan.
Met het plan wil de Commissie voorkomen dat kanker in 2035 de belangrijkste doodsoorzaak
in de Europese Unie is. Nationale activiteiten worden hiermee ondersteund en aangevuld.
Het kabinet is van mening dat voor het aanpakken van de kankerproblematiek, mede wegens
de omvang van het probleem, ondersteunend optreden op EU-niveau van meerwaarde is.
Tevens is het kabinet van mening dat de voorstellen in het plan niet verder gaan dan
noodzakelijk en in de uitvoering voldoende ruimte bieden aan lidstaten.
De opzet en financiering van de zorg is een exclusieve bevoegdheid van de lidstaten.
Op het terrein van de bescherming en verbetering van de menselijke gezondheid is heeft
de EU op basis van het verdrag de bevoegdheid het optreden van de lidstaten te ondersteunen,
te coördineren of aan te vullen (artikel 6, onder a, VWEU). Dit betekent dat de Unie
op dit terrein kan ondersteunen, coördineren of aanvullen, maar geen verplichtingen
voor lidstaten mag opleggen en daarmee niet in de bevoegdheid van de lidstaat kan
treden. Uit de mededeling blijkt dat de Commissie de lidstaten voornamelijk ondersteuning
biedt en de nationale bevoegdheid ten aanzien van zorg onverlet laat. De toetscriteria
die hiervoor gebruikt zijn, zijn de criteria die ook in het fiches terugkomen namelijk
de toets op bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit.
De leden van de VVD-fractie maken zich betreffende een aantal voorstellen in de mededeling
zorgen over de gevolgen voor de regeldruk, de administratieve lasten en de concurrentiekracht.
Het kabinet geeft aan daarop nog geen zicht te hebben. Waarom maakt het kabinet vanuit
dat oogpunt dan niet een voorbehoud bij regelingen die dat risico in zich hebben?
Reactie kabinet
Zodra de Commissie met voorstellen voor regelingen komt, worden die door het kabinet
op hun eigen merites beoordeeld. Daarbij hebben regeldruk en administratieve lasten
de aandacht van het kabinet.
De leden van de VVD-fractie vinden, zoals gezegd, preventie belangrijk, maar zij zijn
tevens van mening dat dit vooral een nationale aangelegenheid is. Genoemde leden willen
nationaal inzetten op voorlichting over en meer nadruk op preventie rond een ongezonde
levensstijl, met het Nationaal Preventieakkoord als leidraad. Deze leden zijn van
mening dat hulp geboden dient te worden aan mensen die gezonder willen leven. Zij
willen dat afspraken gemaakt worden met producenten van levensmiddelen en met supermarkten
over het gezonder maken van producten en het meer promoten van gezonde producten.
Nederland heeft al een ambitieus Preventieakkoord en een Sportakkoord. Deze leden
vragen het kabinet om aan te geven waarin de verschillen liggen tussen deze akkoorden
en de voorliggende voorstellen, dan wel waarin zij afwijken ten opzichte van elkaar.
Reactie kabinet
De plannen in het Europees Kankerbestrijdingsplan sluiten goed aan bij de Nederlandse
inzet vanuit het Nationaal Preventieakkoord (NPA) en Sportakkoord. Nederland heeft
met het NPA afgesproken om in 2040 een rookvrije generatie te realiseren. Het kabinet
is verheugd dat deze ambitie ook op Europees niveau wordt onderschreven en de ambities
kunnen elkaar versterken. Het Kankerbestrijdingsplan ambieert om de tabaksproductenrichtlijn
en tabaksaccijnsrichtlijn te herzien.
In het kader van de huidige Tabaksproductenrichtlijn (TPD) heeft de Europese Commissie
het implementatie rapport onlangs opgeleverd.8 In dit rapport wordt geconcludeerd dat de richtlijn een bijdrage heeft geleverd aan
de prevalentiedaling van het aantal rokers in de EU, maar ook dat er meer nodig is
om die daling door te zetten. In het algemeen is volgens het rapport meer inspanning
nodig op de handhaving op nationaal niveau en aandacht voor de marktontwikkeling van
nieuwe tabaksproducten. Het is niet bekend wanneer het voorstel voor een herziene
TPD kan worden verwacht en het is aan een volgend kabinet om dan zijn inzet te bepalen.
Ook voor het thema overgewicht komen de voorgestelde maatregelen overeen. Met de voorstellen
wordt ingezet op productverbetering, gezondere voeding en het bevorderen van lichaamsbeweging.
Daarbij zijn, net als in onze nationale plannen tegen overgewicht, kinderen een belangrijk
focuspunt. Op nationaal niveau zal – in de nieuwe aanpak productverbetering- met de
producenten en verkopers gekeken worden naar de mogelijkheden om de gevolgen van een
eventueel ongelijk speelveld te beperken bijvoorbeeld door het afsluiten van convenanten
met het doel zoveel mogelijk producenten actief te laten inzetten op productverbetering.
Een EU brede aanpak zou het gelijke speelveld in de levensmiddelenmarkt kunnen bevorderen
en hier zal Nederland in EU-discussies op inzetten.
In het Europees Kankerbestrijdingsplan is de doelstelling opgenomen om schadelijk
alcoholgebruik in 2025 met ten minste 10% in relatieve cijfers terug te dringen. Het
tegengaan van schadelijk alcoholgebruik sluit aan bij de Nederlandse doelstellingen
uit het NPA. Net als het Europees Kankerbestrijdingsplan is in het NPA afgesproken
om de blootstelling van jongeren aan alcoholmarketing te verminderen. In het Kankerbestrijdingsplan
wordt tevens gepleit voor een herziening van de EU-wetgeving voor de belasting op
alcohol, om het evenwicht tussen overheidsinkomsten en bescherming van de gezondheid
te bewaren en pleit de Commissie voor verplichte vermelding van de ingrediëntenlijst
en de voedingswaarde op etiketten van alcoholhoudende danken (voor eind 2022) en gezondheidswaarschuwingen
op etiketten (voor eind 2023). Hierover zijn geen afspraken gemaakt in het NPA of
Sportakkoord.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet aangeeft op een aantal punten een
inzet van de Europese Unie wel zinvol en wenselijk te vinden, zoals bij bestaande
Europese regelgeving (zoals met betrekking tot btw of consumenteninformatie). Op welke
punten acht het kabinet dit niet zinvol?
Reactie kabinet
Zoals aangegeven in de appreciatie ziet het kabinet op dit moment geen punten waarop
inzet van de EU niet zinvol is. Dit laat onverlet dat voorstellen voor regelingen
op hun eigen merites beoordeeld zullen worden.
Het kabinet geeft tevens aan Europese inzet bij accijnzen zinvol en wenselijk te vinden.
Wat is de gedachte daarbij? Genoemde leden zijn van mening dat belastingen een nationale
aangelegenheid zijn. Indien voor marketing en productsamenstelling vanwege de internationale
levensmiddelenmarkt afspraken zouden worden gemaakt, en die zouden beperkter zijn
dan de afspraken die er in Nederland al zijn, hoe gaat het kabinet daar dan mee om?
Deze leden hechten namelijk aan een gelijk speelveld.
Reactie kabinet
De verhoging van de tabaksaccijns is een bewezen effectieve maatregel om roken terug
te dringen. Uit de evaluatie van de accijnsrichtlijn, Richtlijn 2011/64/EU van de
Raad van 21 juni 2011 betreffende de structuur en tarieven van de accijns op tabaksfabrikanten,
blijkt dat herziening van de richtlijn nodig is onder meer omdat het minimum-accijnsniveau
zijn werking heeft verloren. De minimumaccijnstarieven zijn zowel bedoeld voor een
goed functioneren van de Europese interne markt als het genereren van een hoog niveau
van bescherming van de volksgezondheid. De tarieven hebben inmiddels op beide vlakken
effect verloren, omdat de minimumtarieven niet of te beperkt zijn aangepast in de
afgelopen jaren. Tabak is in bepaalde Lidstaten een stuk goedkoper dan in andere landen,
dit veroorzaakt cross border aankoop hetgeen de volksgezondheidsdoelen ondermijnt.
Uit de evaluatie van de accijnsrichtlijn blijkt ook dat er onvoldoende rekening is
gehouden met de ontwikkeling van nieuwe producten zoals bijvoorbeeld de e-sigaret.
De inzet van het kabinet op de herziening van de Richtlijn is dan ook gericht op opname
van de e-sigaretten onder de richtlijn met als doel accijnsheffing op e-sigaretten
en de verhoging van het minimum-accijnsniveau voor tabaksproducten. In zijn brief
van 9 december 20209 heeft de Staatssecretaris van VWS uw Kamer geïnformeerd over zijn internationale
contacten waarbij de verhoging van tabaksaccijns is besproken.
Op nationaal niveau zal – in de nieuwe aanpak productverbetering- met de producenten
en verkopers gekeken worden naar de mogelijkheden om de gevolgen van een eventueel
ongelijk speelveld te beperken bijvoorbeeld door het afsluiten van convenanten met
het doel zoveel mogelijk producenten actief te laten inzetten op productverbetering.
Een EU brede aanpak zou het gelijke speelveld in de levensmiddelenmarkt kunnen bevorderen
en hier zal Nederland in EU-discussies op inzetten.
De leden van de VVD-fractie vinden niet dat de Europese Unie moet gaan over schoolfruit,
– groente en -melk, ook niet als het gaat om subsidies. Dat is aan nationale overheden.
Wat is het standpunt van het kabinet op dit punt?
Reactie kabinet
Nederland zet zich in voor het bevorderen van een gezonde leefstijl en gezonde voeding
bij leerlingen op scholen en is positief over de aandacht voor dit onderwerp in EU-verband.
Een gezond voedingspatroon verlaagt het risico op het ontstaan van ziekten zoals obesitas,
diabetes type 2 en hart- en vaatziekten in het latere leven. De meeste kinderen eten
te weinig groente en fruit en de hoeveelheden nemen af naarmate kinderen ouder worden.
Vanuit het nationale programma Gezonde School krijgen scholen ondersteuning bij het
stimuleren van een gezond eetpatroon en een gezonde leefstijl bij de leerlingen. Ook
neemt Nederland deel aan het EU-Schoolfruit- en groenteprogramma. Belangrijk uitgangspunt
bij de ondersteuning aan scholen is dat scholen, leerlingen en ouders een vrije keus
hebben om deel te nemen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er ingezet wordt op aanpassing van de tabaksproductenrichtlijn
en tabaksaccijnsrichtlijn. Waaraan wordt gedacht als het gaat om aanpassing?
Reactie kabinet
Onlangs heeft de Europese Commissie het implementatie rapport van de huidige tabaksproductenrichtlijn
(TPD) opgeleverd10 en geconcludeerd dat de richtlijn een bijdrage heeft geleverd aan de prevalentiedaling
van het aantal rokers in de EU, maar ook dat er meer nodig is om die daling door te
zetten. Twee punten waarop in het algemeen meer inspanning nodig is volgens het rapport
zijn de handhaving op nationaal niveau en aandacht voor de marktontwikkeling van nieuwe
tabaksproducten.
Commissaris Kyriakides plaatst het implementatierapport en de komende review van de
TPD in het licht van het EU Kankerbestrijdingsplan met het bijbehorende streven naar
een tabaksvrije generatie in 2040 en geeft hierbij aan dat het nodig is de lat hoger
te leggen om dit doel te behalen. Het is niet bekend wanneer het voorstel voor een
herziene TPD kan worden verwacht. Het is aan een volgend kabinet om dan zijn inzet
te bepalen.
Uit de evaluatie van de accijnsrichtlijn, Richtlijn 2011/64/EU van 21 juni 2011 betreffende
de structuur en tarieven van de accijns op tabaksfabrikanten, blijkt dat herziening
van de richtlijn nodig is, onder meer omdat het minimum-accijnsniveau zijn werking
heeft verloren. De minimumaccijnstarieven zijn zowel bedoeld voor een goed functioneren
van de Europese interne markt als het genereren van een hoog niveau van bescherming
van de volksgezondheid. De tarieven hebben inmiddels op beide vlakken effect verloren
doordat de minimumtarieven niet of te beperkt zijn aangepast in de afgelopen jaren.
Tabak is in bepaalde Lidstaten een stuk goedkoper dan in andere landen, dit veroorzaakt
cross border aankoop hetgeen de volksgezondheidsdoelen ondermijnt. Uit de evaluatie
van de accijnsrichtlijn blijkt ook dat er onvoldoende rekening is gehouden met de
ontwikkeling van nieuwe producten zoals bijvoorbeeld de e-sigaret. De inzet van het
kabinet op de herziening van de Richtlijn is dan ook gericht op opname van de e-sigaretten
onder de richtlijn met als doel accijnsheffing op e-sigaretten en de verhoging van
het minimum-accijnsniveau voor tabaksproducten.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet belang hecht aan het nationale beleid
ten aanzien van Zeer Zorgwekkende Stoffen. Wat wordt hiermee bedoeld? Hoe wordt op
dit terrein rekening gehouden met het gelijke speelveld binnen de Europese Unie?
Reactie kabinet
Het op de markt brengen van stoffen is op EU-niveau geregeld via één generieke en
een aantal specifieke verordeningen. Het kabinet hecht zeer aan het belang dit op
EU-niveau te regelen, omdat stoffen en producten zich niet aan grenzen houden.
Voor ongewenste emissies van stoffen naar lucht, water of bodem bestaat geen omvattende
EU-regelgeving. Derhalve valt dit onder nationaal beleid waarbij in Nederland is gekozen
voor beleid gericht op het minimaliseren van de uitstoot van Zeer Zorgwekkende Stoffen,
stoffen met de meest schadelijke eigenschappen zoals kankerverwekkend of schadelijk
voor het nageslacht. De regering zet zich in om ook op EU-niveau deze koppeling te
leggen tussen de eigenschappen van een stof en de emissies zodat je gericht kan inzetten
op het zo veel mogelijk voorkomen van ongewenste emissies van die meest schadelijke
stoffen. Deze wens wordt versterkt omdat de emissies van dergelijke stoffen in het
buitenland via water of lucht alsnog in Nederland terecht kunnen komen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland in beperkte mate meerwaarde ziet in
het voorstel voor een netwerk van erkende nationale integrale kankercentra. Wat is
de opvatting van het kabinet betreffende de overige voorstellen op het terrein van
het zorgen voor hoogwaardige kankerzorg?
Reactie kabinet
De onderwerpen binnen het thema zorgen voor hoogwaardige kankerzorg zijn van uiteenlopende
aard zowel wat betreft de mate van ontwikkeling als de verantwoordelijkheidsverdeling
binnen Europa (nationaal, Europees).
Omdat het gehele kankerbestrijdingsplan uitgaat van een hoge ambitie, zullen veel
onderdelen alleen door onderzoek waarbij verregaand samengewerkt wordt verder gebracht
kunnen worden (voorbeeld million genomes). De insteek vanuit het kabinet daarin is
positief en we verwachten dat Nederlandse onderzoekers daarin een belangrijke rol
kunnen spelen.
Waar het gaat om de organisatie van het zorgaanbod blijven de lidstaten uiteindelijk
zelf verantwoordelijk voor de inrichting van hun zorgstelsel. Dat geldt niet alleen
voor nationale integrale kankercentra, maar ook om kankerzorgteams en dergelijke.
Weer andere onderwerpen, zoals de toepassing personalised medicine, zijn ook te zien
als aanbeveling aan de lidstaten. Over dit onderwerp is de recente kamerbrief11 over moleculaire diagnostiek en de rol van het Zorginstituut verschenen. Daaruit
kan worden opgemaakt dat Nederland deze aanbeveling volgt.
De leden van de VVD-fractie vinden de voorzieningszekerheid van medische isotopen
van levensbelang voor de kankerbestrijding. Wat regelt het SAMIRA-actieplan op dat
punt? Wat heeft Nederland daar tot nu toe aan gehad met betrekking tot de Pallas-reactor
in Petten? Op welke wijze kan de realisatie van de Pallas-reactor een impuls geven
aan het Europees kankerbestrijdingsplan? Welke positie heeft de Pallas-reactor in
de Europese Unie als het gaat om medische isotopen en nieuwe therapeutische isotopen?
Op welke wijze kan de reactor rekenen op medefinanciering en/of meer betrokkenheid
vanuit Europa? Hoe zorgt het kabinet ervoor dat de positie en het belang van de Pallas-reactor
goed onder de aandacht van de Europese Commissie worden gebracht?
Reactie kabinet
Het SAMIRA Actieplan is de Europese strategische agenda voor medische isotopen en
is het eerste concrete resultaat van het Europees kankerbestrijdingsplan. SAMIRA bevat
maatregelen die zijn gericht op een drietal doelstellingen: 1) de voorzieningszekerheid
van medische isotopen waarborgen, 2) het verbeteren van de kwaliteit en de veiligheid
in de toepassing van medische isotopen, en 3) het bevorderen van innovatie en technologische
ontwikkeling van toepassingen met medische isotopen. Voor wat betreft de voorzieningszekerheid
van medische isotopen, stelt de Europese Commissie o.a. voor om een zogenoemde «European
Radioisotope Valley Initiative» (ERVI) te lanceren, met partijen uit de gehele leveringsketen
van medische isotopen. Doel daarvan is om Europa's wereldleiderschap op het gebied
van de voorziening van medische isotopen te behouden en de ontwikkeling en het gebruik
van nieuwe medische isotopen en productiemethoden te versnellen.
Het Pallas-project kan een belangrijke bijdrage leveren aan het opzetten van dit Europees
isotopenlandschap. Pallas zal gaan voorzien in een breed pallet aan medische isotopen
voor zowel de diagnostiek en behandeling van allerlei ziektebeelden, met name kanker.
Het project zal daarnaast een belangrijke rol gaan spelen in andere delen van de leveringsketen.
Zo zal het Nuclear Health Centre isotopen gaan verwerken tot halffabricaten en zal
het Field-Lab zich gaan richten op de ontwikkeling van innovatieve kankertherapieën.
Daarmee zal het Pallas-project een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de toegang
tot innovatieve kankerbehandelingen in de EU. Een nieuwe onderzoeksreactor op Europese
bodem lijkt hiervoor de beste waarborg, met name gelet op de te verwachten snel toenemende
vraag naar therapeutische isotopen, zoals Lutetium-177. Naar verwachting kunnen dergelijke
isotopen voor therapeutische doeleinden alleen door een onderzoeksreactor op grote
schaal worden geproduceerd. Ook andere in ontwikkeling zijnde initiatieven en nieuwe
technologieën, zoals de complexe deeltjesversneller SHINE, spelen een rol in het borgen
van voorzieningszekerheid. Eén en ander (onderzoeksreactors en deeltjesversnellers)
zijn dus naar mijn mening allebei nodig om patiënten in Europa toegang te kunnen geven
tot diagnostiek en behandeling van o.a. kanker. Voorlopige conclusies uit recente
Europese studies bevestigen dit beeld. U zult deze studies ontvangen zodra deze openbaar
zijn.
Ondanks nut en noodzaak van een nieuwe onderzoeksreactor blijft Europese financiering
voorlopig uit. Om die reden is (en blijft) het kabinet met de Europese Commissie en
de lidstaten in gesprek of er mogelijkheden zijn om Europese financiering te verkrijgen
en welke financieringsinstrumenten hiervoor beschikbaar zijn. Zoals in de brief aan
de Kamer van 11 maart jl. is aangegeven, is het kabinet van mening dat een substantiële
bijdrage vanuit Europa in de rede ligt, omdat de Pallas-reactor (net als de huidige
HFR) voor een aanzienlijk deel zal gaan voorzien in de Europese (en wereldwijde) behoefte
en dus van belang is voor de Europese zelfvoorzienendheid. Ook zal het kabinet in
gesprek blijven met de Europese Investeringsbank (EIB). Deze is vanwege de risico’s
in de bouwfase terughoudend om nu in het project te stappen. Momenteel wordt onderzocht
of een bijdrage vanuit het EU Recovery and Resilience Facility (RRF) tot de mogelijkheden
behoort. Dit is het Europees herstelplan om de EU uit de crisis te leiden en om het
fundament te leggen voor een moderner en duurzamer Europa. Het gaat in dat geval ook
om investeringen in de gezondheidszorg om de gezondheidssystemen veerkrachtiger te
maken voor de toekomst.
Om het Pallas-project goed te positioneren binnen de Europese doelstellingen van het
Europese kankerbestrijdingsplan en het SAMIRA Actieplan en om een meer gecoördineerde
samenwerking in de EU te bewerkstelligen, is samen met de Europese Commissie op 19 mei
een bijeenkomst voor alle EU lidstaten georganiseerd. Voorts is het kabinet voornemens
om een speciaal gezant aan te stellen die het belang van het Pallas-project voor Europese
patiënten in Europa naar voren kan brengen en om afspraken te kunnen maken over een
financiële bijdrage vanuit Europa. Het is vervolgens aan een nieuw kabinet om te beoordelen
of een Europese bijdrage voldoende is om het project voort te zetten en om de afweging
te maken om – indien er geen substantiële Europese financiering van de grond komt
– te besluiten of zij het Pallas-project wil beëindigen.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat deelname aan screeningsprogramma’s
en vaccinatieprogramma’s vrijwillig moet zijn. Hoe is dat geborgd in de voorstellen?
Het streven van de EU is om in 2030 tenminste 90% van de meisjes gevaccineerd te laten
zijn tegen het HPV (Humaan Papillomavirus). Wat betekent het formuleren van dit doel
concreet? Welke gevolgen heeft dit doel? De Europese Unie moet immers toch vooral
landen ondersteunen. In hoeverre gaat het hier om een verplichte vaccinatie, op dit
moment dan wel op termijn, en direct dan wel indirect? Kan een overzicht gegeven worden
van de HPV-vaccinatiegraad in de EU-landen op dit moment?
Reactie kabinet
De keuze om je wel of niet te laten vaccineren tegen het HPV-virus is in Nederland
vrijwillig. Vanuit Nederland zijn wij niet voornemens om de HPV-vaccinatie (direct
dan wel indirect) verplicht te stellen. Het kabinet hecht echter aan een zo hoog mogelijke
HPV-vaccinatiegraad en ondersteunt daarom de EU-doelstelling om in 2030 tenminste
90% van de meisjes gevaccineerd te hebben.
Sinds 2018 zijn er in het kader van «Verder met Vaccineren» verschillende acties ondernomen
om de vaccinatiegraad te verhogen. Acties zijn gericht op onder andere betere aansluiting
van onderzoek, voorlichting en communicatie, het actief tegengaan van onjuiste informatie
en het versterken van de rol van professionals. In het actieplan is er specifieke
aandacht voor de HPV-vaccinatie, onder andere de mogelijkheid voor ouders en kinderen
om in gesprek te gaan over de vaccinatie en de onjuiste informatie hierover. Met resultaat:
in 2019 is de vaccinatiegraad voor het eerst in vijf jaar licht gestegen, voor de
HPV-vaccinatie zelfs met 7,5 procent tot 53 procent voor geboortecohort 2005. Door
deze stijgende lijn voelen we ons gesterkt om onverminderd in te blijven zetten op
de maatregelen uit de brief «Verder met Vaccineren». De ambitie van 90% vraagt nog
wel een forse inspanning.
Conform het advies «Vaccinatie tegen HPV» van de Gezondheidsraad (d.d. september 2019)
worden naast meisjes ook jongens gevaccineerd tegen HPV (vanaf 2022), wordt de vaccinatieleeftijd
verlaagd naar 9 jaar en krijgen alle meisjes die zich niet eerder hebben gevaccineerd
en alle jongens die niet eerder de mogelijkheid hebben gehad tot 18 jaar een oproep
om zich alsnog te laten vaccineren. De verwachting is dat deze maatregelen zullen
leiden tot een hogere vaccinatiegraad, en daarmee tot een grotere gezondheidswinst.
In 2019 heeft de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gekeken naar de vaccinatiegraad
in verschillende (Europese) landen.12 De vaccinatiegraad in verschillende (Europese) landen blijft – net zoals in Nederland
– ver achter bij de ambitie om tenminste 90% van de meisjes gevaccineerd te hebben.
Ter indicatie: de vaccinatiegraad in België lag in 2018 rond 67%, en in Denemarken
rond 68%. Om zoveel mogelijk gezondheidswinst te behalen c.q. om baarmoederhalskanker
terug te dringen, is een gezamenlijke ambitie wenselijk. Australië heeft bereikt dat
het HPV-virus nauwelijks meer circuleert, en de verwachting is dat baarmoederhalskanker
wordt geëlimineerd.
De leden van de VVD-fractie vinden digitalisering van de gezondheidszorg van belang,
net als de digitale uitwisseling van patiëntgegevens. Daarbij is het wel cruciaal
dat de patiënt zelf bepaalt welke gegevens wel en niet uitgewisseld mogen worden.
Hoe is dit geborgd in de voorstellen? Wat is de rol van de Europese Unie momenteel
hierbij? Het kabinet ondersteunt de ambitie voor elektronische patiëntendossiers op
termijn, maar geeft echter aan dat er nog veel onduidelijkheden en witte vlekken zijn.
Wat bedoelt het kabinet daar precies mee?
De leden van de VVD-fractie zetten zich al langer in voor goede bio marker diagnostiek
voor patiënten met kanker. Het is belangrijk dat hiernaar onderzoek wordt gedaan en
dat hierin wordt geïnnoveerd. Op welke manier maakt dit onderdeel uit van dit Europees
kankerbestrijdingsplan?
Reactie kabinet
Het kabinet onderschrijft het belang van digitalisering van de gezondheidszorg en
de digitale uitwisseling van patiëntgegevens, mits dat op een veilige en betrouwbare
manier gebeurt en de privacy van onze burgers gerespecteerd en beschermd wordt. Binnen
de lidstaten is hiervoor de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) van toepassing,
voor de Europese instanties geldt de Verordening Gegevensbescherming voor instellingen
van de Unie (EU 2018/1725). Daarmee is juridisch gezien de eis van toestemming van
patiënten in principe geborgd. De European Data Protection Supervisor vervult de rol
van de Autoriteit Persoonsgegevens van de Unie, en houdt daarmee toezicht op de naleving
op deze privacyregels.
In de Mededeling over het Europees kankerbestrijdingsplan wordt gesproken over de
Europese Ruimte voor Gezondheidsgegevens als de infrastructuur die gebruikt wordt
om patiëntgegevens, met respect voor privacy en dus waar nodig met toestemming van
de patiënt, beschikbaar te maken voor onderzoek en grensoverschrijdende behandeling.
Deze Ruimte is nog volop in ontwikkeling. Veel vraagstukken over taken en verantwoordelijkheden,
Europese eenheid van taal en techniek en hoe lidstaten kunnen en moeten aansluiten
worden nog uitgewerkt in het Towards a European Health Data Space Joint Action (TEHDAS
JA). Deze Joint Action is in februari van dit jaar gestart en loopt nog tot september
2022. VWS participeert daar ook actief in. Daarnaast bereidt de Europese Commissie
wetgeving voor, specifiek voor de grondslagen van de Europese Ruimte voor Gezondheidsgegevens.
Dit voorstel wordt eind van 2021, begin 2022 verwacht. De reactie op de thans lopende
Europese raadpleging «Digitale gezondheidsgegevens en -diensten – Europese ruimte
voor gezondheidsgegevens» zult u, zoals door uw Kamer verzocht voorafgaand aan indiening
bij de Europese Commissie nog voor het zomerreces ontvangen.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het Europees kankerbestrijdingsplan zorgt voor
een versnelde, vereenvoudigde en gestroomlijnde toegang tot innovatieve diagnostiek
en behandelingen voor kankerpatiënten die momenteel geen (definitieve) diagnose krijgen.
Nederland heeft een sterke positie op het gebied van biotechnologie en innovatie in
de gezondheidszorg. Hoe kan Nederland het voortouw nemen bij het ontwikkelen van betere
methoden voor vroege detectie, screening en diagnostiek?
Reactie kabinet
Doordat we binnen de EU gezamenlijk meer kennis en onderzoeksdata opbouwen draagt
dit bij aan de ontwikkeling van innovatieve diagnostiek en behandelingen. Hierdoor
is het in de toekomst mogelijk een diagnose te stellen waar dat nu nog niet altijd
mogelijk is. Recent hebben we hier in Nederland een grote stap voorwaarts in gezet
doordat voor patiënten met de diagnose «primaire tumor onbekend» een uitgebreide DNA-test
als verzekerde zorg is aangemerkt. Ook is hiervoor een betaaltitel beschikbaar gemaakt.
Met deze uitgebreide DNA-test is voor veel van deze patiënten nu een diagnose te stellen
waardoor vaak een behandeling kan worden ingezet. Zonder diagnose krijgen deze patiënten
alleen een palliatieve behandeling.
Nederland heeft inderdaad een sterke positie. Dit zie je onder andere terug in het
Oncode Institute. Het Oncode Institute combineert excellent fundamenteel onderzoek
met een sterke valorisatiestructuur waardoor oncologische geneesmiddelen en diagnostica
de markt en de patiënt eerder kunnen bereiken. Om deze positie nog verder te verstevigen
kan personalised medicine één van de speerpunten worden binnen het FAST-initiatief,
waardoor ontwikkelingen op dat gebied nog eerder naar de markt en de patiënt kunnen
worden geleid. Over het FAST-initiatief bent u zeer recent geïnformeerd13. Een beslissing hierover is aan het volgende kabinet.
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vragen of het kabinet de missie onderschrijft om kanker
integraal aan te pakken en te voorkomen dat kanker in 2035 de belangrijkste doodsoorzaak
in de Europese Unie is.
Reactie kabinet
Ja, het kabinet onderschrijft deze missie.
Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat het Europese en het nationale kankerbestrijdingsplan
op elkaar aangesloten worden? De uitwerking en uitvoering van een dergelijk plan vereisen
een multi-departementale aanpak. Hoe gaat het kabinet hiervoor zorgen?
Reactie kabinet
Op dit moment bevinden de voorbereidingen voor een nationaal kankerbestrijdingsplan
zich in een verkennende fase. Het ligt voor de hand dat een nationaal plan aansluit
op EU-beleid en dat alle partijen die een rol kunnen spelen, zowel binnen als buiten
de overheid, betrokken zijn. In deze fase valt echter nog niets te zeggen over de
concrete vorm die dit krijgt.
Juist de stroomlijning van de Europese en nationale aanpak moet ook een relatie hebben
met het onderzoek. Nu werken nog te veel onderzoekers langs elkaar heen. Ook de financieringsstromen
zijn niet op elkaar afgestemd. Gaat het kabinet hier binnen de EU een lans voor breken?
Reactie kabinet
Op Europees niveau is Horizon Europe het belangrijkste financieringsinstrument voor
onderzoek en innovatie. In het kader van Horizon Europe vindt afstemming plaats tussen
de Europese Commissie en lidstaten over de onderwerpen van de onderzoekscalls in de
verschillende werkprogramma’s. In Nederland vindt hierover nauw overleg plaats met
de stakeholders, zoals universiteiten, umc’s, hogescholen, kennisinstituten en het
bedrijfsleven. Ook de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)
en ZonMW zijn hierbij betrokken. Daarnaast beogen de Horizon Europe missies, waaronder
de missie voor kanker, een nauwe betrokkenheid van zowel het nationale als lokale
niveau.
In het kankerbestrijdingsplan wordt onder de noemer preventie ingezet op het realiseren
van een tabaksvrije generatie in 2040. Nederland heeft hierin een voortrekkersrol.
Hoe zorgt het kabinet ervoor dat het Europese plan een versnelling wordt voor het
bereiken van een rookvrije generatie in Nederland?
Reactie kabinet
Nederland heeft met het Nationaal Preventieakkoord afgesproken om in 2040 een rookvrije
generatie te realiseren. Het kabinet is verheugd dat deze ambitie ook op Europees
niveau wordt onderschreven en de ambities kunnen elkaar versterken. Het Kankerbestrijdingsplan
ambieert om de tabaksproductenrichtlijn en tabaksaccijnsrichtlijn te herzien.
Onlangs heeft de Europese Commissie het implementatie rapport van de huidige tabaksproductenrichtlijn
(TPD)14 opgeleverd en geconcludeerd dat de richtlijn een bijdrage heeft geleverd aan de prevalentiedaling
van het aantal rokers in de EU, maar ook dat er meer nodig is om die daling door te
zetten. Twee punten waarop in het algemeen meer inspanning nodig is volgens het rapport
is de handhaving op nationaal niveau en aandacht voor de marktontwikkeling van nieuwe
tabaksproducten. Het is niet bekend wanneer het voorstel voor een herziene TPD kan
worden verwacht en het is aan een volgend kabinet om dan zijn inzet te bepalen.
De verhoging van de tabaksaccijns is een bewezen effectieve maatregel om roken terug
te dringen. Uit de evaluatie van de accijnsrichtlijn, Richtlijn 2011/64/EU van 21 juni
2011 betreffende de structuur en tarieven van de accijns op tabaksfabrikanten, blijkt
dat herziening van de richtlijn nodig is onder meer omdat het minimum-accijnsniveau
zijn werking heeft verloren en er onvoldoende rekening is gehouden met de ontwikkeling
van nieuwe producten zoals bijvoorbeeld de e-sigaret. De inzet van het kabinet op
de herziening van de Richtlijn is dan ook gericht op opname van de e-sigaretten onder
de richtlijn met als doel accijnsheffing op e-sigaretten en de verhoging van het minimum-accijnsniveau
voor tabaksproducten.
Hoe zorgt het kabinet ervoor dat patiënten voldoende betrokken worden bij de uitvoering
van de Europese en nationale kankerbestrijdingsplannen?
Reactie kabinet
Het kabinet vindt het belangrijk dat patiënten worden betrokken bij beleidstrajecten
die voor hen relevant zijn, waaronder de initiatieven op het gebied van kanker. Patiënten
beschikken vanuit hun persoonlijke ervaringen met de zorg over een grote hoeveelheid
ervaringskennis. Zij weten wat patiënten zowel tijdens als na de behandeling nodig
hebben om met de ziekte en de effecten daarvan om te gaan. Die ervaringsdeskundigheid
kan worden benut om de kwaliteit van de zorg verder te verbeteren en patiënten te
ondersteunen in hun dagelijkse leven. Kankerpatiëntenorganisaties vervullen hier ook
een belangrijke rol in, door middel van voorlichting, door patiënten met elkaar in
contact te brengen en door op te komen voor de belangen van hun achterban. Het Ministerie
van VWS ondersteunt patiëntenorganisaties, waaronder verschillende kankerpatiëntenorganisaties,
vanuit het Beleidskader Subsidiering patiënten- en gehandicaptenorganisaties (Subsidieregeling
PGO), zodat zij hun doelgroep kunnen vertegenwoordigen en inbreng kunnen geven bij
de ontwikkeling en uitvoering van beleid. De inbreng van kankerpatiëntenorganisaties
is ook bij de Europese en nationale initiatieven voor de aanpak van kanker van groot
belang.
Onderschrijft het kabinet het doel om ervoor te zorgen dat alle EU-burgers gelijke
toegang hebben tot hoogwaardige kankerpreventie, diagnostiek, behandeling en nazorg?
Reactie kabinet
Het kabinet is van mening dat alle EU-burgers hierin gelijkwaardige kansen zouden
moeten hebben. Gezien de competentieverdeling is het in beginsel aan de afzonderlijke
lidstaten om deze toegang te organiseren, financieren en vorm te geven.
Door middel van het actieplan «Verder met Vaccineren» zijn er in de afgelopen twee
jaar belangrijke stappen gezet in het verhogen van de vaccinatiegraad betreffende
HPV, zo lezen de leden van de CDA-fractie in het onderhavige fiche. Genoemde leden
vragen wat momenteel de HPV-vaccinatiegraad in Nederland is.
Reactie kabinet
Zoals gedeeld met uw Kamer op 29 juni jl. in het Vaccinatiegraadrapport 2020 van het
RIVM was de HPV-vaccinatiegraad 53% (geboortecohort 2005) (Kamerstuk 32 793, nr. 485).
De Europese Commissie wil de vroegtijdige opsporing van kanker helpen verbeteren,
onder andere door het opzetten van een plan dat de lidstaten helpt om te waarborgen
dat de 90% van degenen die voor de screening van onder andere borstkanker in aanmerking
komen binnen de EU-bevolking, tegen 2025 die mogelijkheid krijgt aangeboden. Het kabinet
schrijft hierover dat Nederland die doelstelling van 90% al ruimschoots haalt. De
leden van de CDA-fractie vragen of dit nog steeds het geval is, nu de interval voor
borstkankerscreening is verlengd van twee naar drie jaar.
Reactie kabinet
Door de programmatische inrichting van het bevolkingsonderzoek borstkanker in Nederland
is de toegankelijkheid voor de doelgroep hoog. Alle vrouwen die in aanmerking komen
voor screening worden actief benaderd door de screeningsorganisatie en door de inzet
van mobiele units is de deelname aan screening laagdrempelig. Daarmee voldoet Nederland
aan de doelstelling om minstens 90% van de doelgroep de mogelijkheid te bieden om
zich te laten screenen op borstkanker. Wel is het zo dat op dit moment vanwege een
te kort aan screeningsmedewerkers en de gevolgen van de maatregelen die genomen worden
ter bestrijding van de Covid-19 pandemie het tijdelijk niet mogelijk is om alle vrouwen
om de twee jaar te screenen, de frequentie die de Gezondheidsraad adviseert. In zijn
brief van 4 maart 202115 beschrijft de Staatssecretaris van VWS de stappen die worden gezet om de borstkankerscreening
vanaf begin 2024 weer elke twee jaar plaats te laten vinden. De inzetbare capaciteit
wordt volledig benut en de screeningsorganisatie zet alles op alles om zo snel mogelijk
de benodigde extra capaciteit te werven en op te leiden.
Het kabinet hecht terecht groot belang aan de nadruk op preventie en wijst erop dat
bepaalde acties een duidelijk grensoverschrijdend karakter hebben (accijnzen, marketing,
productsamenstelling, vanwege de internationale levensmiddelenmarkt). De leden van
de CDA-fractie vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot overleg met (in
ieder geval) buurlanden op het gebied van het enigszins gelijk laten oplopen van accijnzen
op alcohol en tabak.
Reactie kabinet
Op het gebied van alcohol worden er op dit moment geen gesprekken gevoerd over het
gelijk laten lopen van accijnzen. In zijn brief van 9 december 2020 heeft de Staatssecretaris
van VWS uw Kamer geïnformeerd over zijn internationale contacten waarbij verhoging
van tabaksaccijns is besproken. Naast Frankrijk en Nederland heeft België ook maatregelen
getroffen om de tabaksaccijns te verhogen. In België is begin november 2020 een wet
ingediend waarin de tabaksaccijns in 2021 flink wordt verhoogd. Een pakje van 20 sigaretten
van 6,80 euro gaat in 2021 7,50 euro kosten. De prijs van een pakje shag gaat van
9,70 euro naar 11,17 euro in 2021. Ook in 2022, 2023 en 2024 is het voornemen de accijnzen
op tabaksproducten te verhogen. Duitsland heeft geen plannen tot accijnsverhoging
onder de huidige regering.
Uit de evaluatie van de accijnsrichtlijn, Richtlijn 2011/64/EU van 21 juni 2011 betreffende
de structuur en tarieven van de accijns op tabaksfabrikanten, blijkt dat herziening
van de richtlijn nodig is onder meer omdat het minimum accijnsniveau zijn werking
heeft verloren en er onvoldoende rekening is gehouden met de ontwikkeling van nieuwe
producten zoals bijvoorbeeld de e-sigaret,
De inzet van het kabinet op de herziening van de Richtlijn is dan ook gericht op opname
van de e-sigaretten onder de richtlijn met als doel accijnsheffing op e-sigaretten
en de verhoging van het minimum accijnsniveau voor tabaksproducten.
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de realisatie van de Pallas-reactor
kan bijdragen aan het concretiseren en verder brengen van het Europees kankerbestrijdingsplan.
Op welke wijze kunnen andere landen in Europa baat hebben bij de realisatie van de
Pallas- reactor, bijvoorbeeld door meer samenwerking op het gebied van onderzoek naar
en ontwikkeling van nieuwe therapeutische isotopen? Deelt het kabinet de opvatting
van deze leden dat de realisatie van de Pallas-reactor kan bijdragen aan het Europees
kankerbestrijdingsplan?
Reactie kabinet
Het Pallas-project kan een belangrijke bijdrage leveren aan de doelstellingen van
het Europees kankerbestrijdingsplan en het SAMIRA Actieplan, de Europese strategische
agenda voor medische isotopen. Pallas zal gaan voorzien in een breed pallet aan medische
isotopen voor zowel de diagnostiek en behandeling van allerlei ziektebeelden, met
name kanker. Momenteel voorziet de Hoge Flux Reactor in Petten al zo’n 60–70% van
de Europese behoefte. Het project zal daarnaast een belangrijke rol gaan spelen in
andere delen van de leveringsketen. Zo zal het Nuclear Health Centre isotopen gaan
verwerken tot halffabricaten en zal het Field-Lab zich gaan richten op de ontwikkeling
van innovatieve kankertherapieën. Nederland en het Pallas-project zoeken daarbij nadrukkelijk
de samenwerking met andere partijen in Europa die hierin een rol kunnen spelen, zoals
de overige onderzoeksreactors in de EU, academische centra, onderzoeksinstellingen
en de farmaceutische industrie. Daarmee zal het Pallas-project een belangrijke bijdrage
kunnen leveren aan de toegang tot innovatieve kankerbehandelingen in de EU. Een nieuwe
onderzoeksreactor op Europese bodem lijkt hiervoor de beste waarborg, met name gelet
op de te verwachten snel toenemende vraag naar therapeutische isotopen. Voorlopige
conclusies uit recente Europese studies bevestigen dit beeld. U zult deze studies
ontvangen zodra deze openbaar zijn. Het kabinet deelt derhalve de mening van de CDA-fractie
dat het Pallas-project kan bijdragen aan het Europees kankerbestrijdingsplan.
De leden van de CDA-fractie constateren dat met de huidige hogeflux reactor (HFR)
in Petten wordt voorzien in 60 tot 70% van de Europese behoefte aan medische isotopen
voor diagnose en therapie. Dit betekent dat andere landen in Europa een direct belang
hebben bij de vervanging van de HFR. Genoemde leden vragen op welke wijze dit belang
kan leiden tot medefinanciering en/of meer betrokkenheid vanuit Europa.
Reactie kabinet
Ondanks nut en noodzaak van een nieuwe onderzoeksreactor blijft Europese financiering
voorlopig uit. Het kabinet is (en blijft) met de Europese Commissie en de lidstaten
in gesprek of er mogelijkheden zijn om Europese financiering te verkrijgen en welke
financieringsinstrumenten hiervoor beschikbaar zijn. Zoals in de brief aan de Kamer
van 11 maart jl. aangegeven, is het kabinet van mening dat een substantiële bijdrage
vanuit Europa in de rede ligt, omdat de Pallas-reactor (net als de huidige HFR) voor
een aanzienlijk deel zal gaan voorzien in de Europese (en wereldwijde) behoefte en
dus van belang is voor de Europese zelfvoorzienendheid. Daarin deelt het kabinet dus
de mening van de CDA-fractie. Ook zal het kabinet in gesprek blijven met de Europese
Investeringsbank (EIB). Deze is vanwege de risico’s in de bouwfase terughoudend om
nu in het project te stappen. Momenteel wordt onderzocht of een bijdrage vanuit het
EU Recovery and Resilience Facility (RRF) tot de mogelijkheden behoort. Dit is het
Europees herstelplan om de EU uit de crisis te leiden en om het fundament te leggen
voor een moderner en duurzamer Europa. Het gaat in dat geval ook om investeringen
in de gezondheidszorg om de gezondheidssystemen veerkrachtiger te maken voor de toekomst.
Om het Pallas-project goed te positioneren binnen de Europese doelstellingen van het
Europese kankerbestrijdingsplan en het SAMIRA Actieplan en om een meer gecoördineerde
samenwerking in de EU te bewerkstelligen, is samen met de Europese Commissie op 19 mei
een bijeenkomst voor alle EU lidstaten georganiseerd. Voorts is het kabinet voornemens
om een speciaal gezant aan te stellen die het belang van het Pallas-project voor Europese
patiënten in Europa naar voren kan brengen en om afspraken te kunnen maken over een
financiële bijdrage vanuit Europa. Het is vervolgens aan een nieuw kabinet om te beoordelen
of een Europese bijdrage voldoende is om het project voort te zetten en om de afweging
te maken om – indien er geen substantiële Europese financiering van de grond komt
– te besluiten of zij het Pallas-project wil beëindigen.
De leden van de CDA-fractie vragen of het kabinet van mening is dat Nederland met
zijn goede infrastructuur op het gebied van nucleaire geneeskunde een zeer geschikte
kandidaat is voor het «European Radioisotope Valley Initiative» (ERVI), dat de Europese
Commissie nastreeft.
Reactie kabinet
Nederland heeft momenteel een groot deel van de leveringsketen voor medische isotopen
in eigen land. De HFR is als producent van medische isotopen onderdeel van een keten,
van onderzoek en ontwikkeling, via de productie van radioactieve isotopen tot de verwerking
van deze isotopen tot nucleaire geneesmiddelen in gespecialiseerde laboratoria. Doordat
de verschillende schakels van deze keten momenteel in Nederland aanwezig zijn, kan
Nederland een belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling van nieuwe nucleaire geneesmiddelen,
bijvoorbeeld voor de behandeling van kanker. Gelet op de te verwachten toenemende
vraag naar therapeutische isotopen, die naar verwachting alleen door een onderzoeksreactor
op grote schaal kunnen worden geproduceerd, kan het Pallas-project een zeer geschikte
kandidaat zijn voor de ERVI. Het is dan ook de inzet van het kabinet om de komende
tijd samen met de gezant het Pallas-project binnen de doelstellingen van deze ERVI
te positioneren. Naast het Pallas-project spelen ook andere in ontwikkeling zijnde
initiatieven en nieuwe technologieën, zoals de complexe deeltjesversneller SHINE,
een rol in het vormgeven van de ERVI. Onderzoeksreactors en deeltjesversnellers zijn
dus allebei nodig om patiënten in Europa toegang te kunnen geven tot diagnostiek en
behandeling van o.a. kanker.
De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte naar aanleiding van het nieuws dat honderden
longkankerpatiënten in Nederland zijn overleden zonder te hebben geweten dat er voor
hen een betere, doelgerichte behandeling mogelijk was geweest, hoe het staat met de
uitvoering van de aanbevelingen uit de initiatiefnota van de leden Sazias, Van den
Berg en Veldman over urgentie invoering uitgebreid persoonlijk profiel.
Reactie kabinet
Naar aanleiding van deze initiatiefnota heb is een advies opgevraagd bij Zorginstituut
Nederland. Dit advies is op 19 mei aan uw Kamer verzonden. In het advies worden diverse
oplossingen aangedragen om de inzet van moleculaire diagnostiek in ons land te verbeteren.
Zorginstituut Nederland gaat nu, samen met betrokken partijen, verder aan de slag
om deze oplossingen door te voeren. Uitgangspunt is dat de inzet van moleculaire diagnostiek
en inzet van doelgerichte geneesmiddelen voor alle oncologische patiënten wordt geoptimaliseerd.
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie steunen uiteraard de investering in kankeronderzoek en
onderzoek naar de behandelingen van kanker. Zij vragen echter wel waarom ervoor gekozen
is om deze investering voor een groot deel te laten lopen via het Innovative Health
Initiative, waarin veel private farmaceutische bedrijven deelnemen. Hierdoor kunnen
de publieke investeringen resulteren in producten waar private farmaceutische bedrijven
grote winsten over maken. Waarom is er niet voor gekozen om het geld dat wordt geïnvesteerd
in onderzoek naar kanker en kankerbehandelingen te investeren in publieke en onafhankelijke
kennisinstituten? Is het kabinet bereid om hier in Europees verband voor te pleiten?
Reactie kabinet
Om nieuwe innovatieve behandelingen te ontwikkelen en te zorgen dat ze ook daadwerkelijk
bij de patiënt komen zijn publiek-private samenwerkingen van essentieel belang. Door
de expertise van academici, innovatieve kleine bedrijven, en grote farmaceutische
partijen samen te brengen is de kans op een doorbraak het grootst. Dit wordt beoogd
in het nieuwe Innovative Health Initiative. Overigens komen de publieke gelden binnen
dit programma niet terecht bij de grote farmaceutische bedrijven. Het zijn de academici
en de innovatieve kleine bedrijven die voor subsidiëring in aanmerking komen, de grote
farmaceutische bedrijven dragen juist voor eigen rekening en risico bij aan onderzoek
en ontwikkeling. Wel is het kabinet het met u eens dat de opbrengsten van publiek
gefinancierd onderzoek goed moeten worden geborgd, met oog voor beschikbaarheid en
betaalbaarheid van nieuwe behandelingen. Hiervoor heeft in Nederland de NFU de principes
van Maatschappelijk Verantwoord Licentiëren, en de bijbehorende toolkit, ontwikkeld.
Het kabinet zet zich in om een soortgelijk instrument in Europa onder de aandacht
te brengen.
Het Europese kankerbestrijdingsplan beoogt het probleem kanker integraal aan te pakken
en stelt duidelijke doelstellingen. De leden van de SP-fractie onderschrijven de noodzaak
om te komen tot een gecoördineerde aanpak waarbij alle betrokken partijen samen werken.
Een dergelijk plan moet er zowel op Europees als op nationaal niveau komen. De Kamer
heeft in februari 2021 een motie met algemene stemmen aangenomen om te komen tot een
Nederlands kankerbestrijdingsplan. Ook in deze motie wordt voorgesteld kanker integraal
aan te pakken. Aansluiting op het plan van de Europese Commissie zou volgens genoemde
leden grote voordelen hebben en voorkomen dat middelen (de gereserveerde 4 miljard
euro en personeel) versnipperd ingezet worden om de ambitieuze doelstelling waarvoor
we staan te realiseren. Hierover hebben de leden van de SP-fractie nog een aantal
vragen. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat het Europese en nationale kankerbestrijdingsplan
op elkaar aangesloten worden? De uitwerking en uitvoering van een dergelijk plan vereist
een multi-departementale aanpak. Hoe gaat het kabinet hiervoor zorgen?
Reactie kabinet
Op dit moment bevinden de voorbereidingen voor een nationaal kankerbestrijdingsplan
zich in een verkennende fase. Het ligt voor de hand dat een nationaal plan aansluit
op EU-beleid en dat alle partijen die een rol kunnen spelen, zowel binnen als buiten
de overheid, betrokken zijn. In deze fase valt echter nog niets te zeggen over de
concrete vorm die dit krijgt. Integraliteit is hierbij conform de motie een belangrijk
aandachtspunt.
Het Europees kankerbestrijdingsplan stelt als doel dat in 2025 90% van de populatie
die in aanmerking komt voor screening van borst-, baarmoederhals- en darmkanker hier
toegang toe krijgt. In Nederland blijft het percentage vrouwen tussen de 50 en 69
jaar dat in de laatste twee jaar een mammografie heeft ondergaan met 78% echter nog
redelijk onder deze doelstelling. Wat doet het kabinet eraan om dit percentage omhoog
te krijgen?
Reactie kabinet
De doelstelling waarnaar wordt verwezen betreft het bieden van toegang tot screenen
aan de doelgroep. Deze doelstelling haalt Nederland. Deelname aan bevolkingsonderzoek
is een vrije keuze van de deelnemer, daarvoor geldt geen kwantitatieve doelstelling
vanuit de overheid. Wel is het van belang dat deelnemers een goed geïnformeerde keuze
kunnen maken over het wel of niet deelnemen aan bevolkingsonderzoek. Dit wordt nagestreefd
door de doelgroep te voorzien van uitgebreide informatie over de voor- en nadelen
van screening via verschillende media waaronder een informatiebrochure die in verschillende
talen beschikbaar is, online informatie en de telefonische vragenlijn van de screeningsorganisatie.
In de onderzoeksprogrammering van ZonMw is aandacht voor manieren om de voorlichting
over bevolkingsonderzoek nog verder te verbeteren om mensen te helpen de keuze te
maken die bij hen past. Daarnaast is het programma ingericht op laagdrempelige deelname,
bijvoorbeeld door vrouwen persoonlijk te benaderen en mobiele units dichtbij de doelgroep
te brengen.
De leden van de SP-fractie steunen de toegenomen inzet op gepersonaliseerde medicijnen,
omdat dit voor veel patiënten een effectievere behandeling kan opleveren. Wel vragen
zij hoe het zit met de toegang tot deze behandelingen. Hoe is het bijvoorbeeld gesteld
met de vergoeding van deze behandelingen door verzekeraars? Tevens vragen deze leden
of de genetische screenings die nodig zijn om erachter te komen welke behandeling
nodig is in Nederland wel worden vergoed.
Reactie kabinet
Personalised medicine is een breed begrip. Onder andere binnen de oncologie zijn er ontwikkelingen naar
het meer personaliseren van behandelingen. Maar ook gen- en celtherapieën en de ontwikkeling
van tumor-agnostische geneesmiddelen16 zijn voorbeelden van personalisering van geneesmiddelen.
Gepersonaliseerde geneesmiddelen worden in principe vergoed als deze voldoen aan de
pakketcriteria. Zo moeten ze, net als andere middelen, voldoen aan de «stand van wetenschap
en praktijk» (bewezen effectief) en kosteneffectief zijn. Er worden al verschillende
cel- en gentherapieën in Nederland vergoed, soms na prijsonderhandelingen door VWS.
De tumor-agnostische middelen die momenteel op de markt zijn worden tijdelijk voor
patiënten beschikbaar gemaakt onder voorwaarde van extra bewijsgaring via de voorwaardelijke
toelating geneesmiddelen. Tegelijkertijd werkt het Zorginstituut, in overleg met de
beroepsgroep, aan de uitbreiding van het beoordelingskader en -criteria specifiek
voor pakkettoelating van deze tumor-agnostische middelen.
Voor zover bekend worden gepersonaliseerde geneesmiddelen die voldoen aan stand van
wetenschap en praktijk vergoed door verzekeraars. Het kabinet heeft geen signalen
ontvangen dat dit niet zo is. Ook hebben zorgverzekeraars met de beroepsgroep van
oncologen het zogenaamde Drug Access Protocol (DAP) ontwikkeld. Hiermee wordt door oncologen, in samenwerking met zorgverzekeraars,
op gecontroleerde wijze de beschikbaarheid van nieuwe geneesmiddelen georganiseerd,
door het middel alleen te vergoeden voor patiënten die hier goed op reageren.
Als een genetische screening nodig is om erachter te komen welke behandeling passend
is, dan komt deze in principe voor vergoeding in aanmerking als deze screening bewezen
effectief is. De moleculaire diagnostiek is onderdeel van de integrale DBC-bekostiging.
In 2020 zijn de verrichtingencodes hiervoor nog aangepast. Wel bestaan er knelpunten
rondom de zeer complexe moleculaire diagnostiek en de verschillen in verleende diagnostiek
per ziekenhuis. Op dit moment werkt het Zorginstituut in opdracht van mij, samen met
betrokken veldpartijen, aan het oplossen van deze knelpunten17.
De leden van de SP-fractie hechten grote waarde aan het stimuleren van sport en beweging,
gezien de grote rol die dit kan spelen in de preventie van ernstige ziektes, waaronder
verschillende vormen van kanker. Daarom staan zij in principe positief tegenover de
HealthyLifestyle4All campagne, maar zij hebben hierover nog wel enkele vragen. Hoe
zal de HealthyLifestyle4All campagne er precies uit komen te zien in Nederland en
in de Europese Unie als geheel? Waarom is ervoor gekozen om deze campagne op Europees
niveau op te zetten?
Reactie kabinet
De HealthyLifestyle4All zal een tweejarige campagne worden, waarmee sport gelinkt
wordt aan een actieve leefstijl, waarbinnen gezondheid en voeding een rol spelen.
De campagne zal open zijn voor EU lidstaten, steden, regio’s en het maatschappelijk
middenveld om activiteiten op te zetten rond drie pijlers: 1) meer bewustzijn voor
een gezonde leefstijl van alle generaties, 2) gemakkelijker toegang tot sport en lichamelijke
activiteiten, 3) samenwerken aan een holistische benadering van voeding, gezondheid,
welzijn en sport. De campagne is nog in ontwikkeling en hoe deze er precies uit komt
te zien is nog niet duidelijk.
Door de campagne op Europees niveau op te zetten is het gemakkelijker om best practices
uit te wisselen. Er zijn namelijk veel mooie initiatieven te vinden bij andere lidstaten.
Dit is ook in lijn met het groter aandeel van sport in het Erasmus+-programma.
De leden van de SP-fractie lezen dat de Europese Commissie sterker wil inzetten op
het uitwisselen en digitaliseren van gezondheidsdata. Hoewel zij ook de potentiële
waarde hiervan zien voor wetenschappelijk onderzoek en verbetering van de zorg voor
kankerpatiënten, hebben zij hier wel enkele vragen over. Hoe kan hierbij de persoonlijke
levenssfeer worden gewaarborgd, aangezien gezondheidsdata zeer gevoelige gegevens
zijn? Waarom wordt dit op Europees niveau geregeld? Is het met zulke gevoelige gegevens
niet verstandiger om de controle hierop op nationaal niveau te laten plaatsvinden?
Hoe verhoudt de Europese ruimte voor gezondheidsgegevens (EHDS) zich tot Nederlandse
initiatieven op het gebied van het uitwisselen van patiëntengegevens, zoals de elektronische
patiëntendossiers en de persoonlijke gezondheidsomgeving?
Reactie kabinet
Het kabinet onderschrijft de waarde van digitalisering van de gezondheidszorg en de
digitale uitwisseling van patiëntgegevens, mits dat op een veilige en betrouwbare
manier gebeurt en de privacy van onze burgers gerespecteerd en beschermd wordt. Binnen
de lidstaten is hiervoor de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) van toepassing,
voor de Europese instanties geldt de Verordening Gegevensbescherming voor instellingen
van de Unie (EU 2018/172518). Daarmee is juridisch gezien de bescherming van de privacy van patiënten in principe
geborgd. De European Data Protection Supervisor vervult de rol van de Autoriteit Persoonsgegevens
van de Unie, en houdt daarmee toezicht op de naleving op deze privacyregels. Dit vervangt
niet de nationale protocollen voor privacy bescherming van patiënten in Nederland,
maar voegt juist aanvullende bescherming toe, vanuit de Europese context. Op deze
manier moet geborgd zijn dat gevoelige persoonsgegevens beschermd zijn, zowel als
deze gebruikt worden in Nederland en als de patiënt en de wet dat toestaan, in Europa.
In de Mededeling over het Europees kankerbestrijdingsplan wordt gesproken over de
Europese Ruimte voor Gezondheidsgegevens (EHDS) als de infrastructuur die gebruikt
wordt om patiëntgegevens, met respect voor privacy en dus waar nodig met toestemming
van de patiënt, beschikbaar te maken voor onderzoek en grensoverschrijdende behandeling.
Deze Ruimte is nog volop in ontwikkeling. Veel vraagstukken over taken en verantwoordelijkheden,
Europese eenheid van taal en techniek en hoe de Ruimte aansluit op nationale infrastructuren
voor uitwisseling van gezondheidsgegevens worden nog uitgewerkt in het «Towards a
European Health Data Space Joint Action (TEHDAS JA)». Deze Joint Action is in februari
van dit jaar gestart en loopt nog tot september 2022. VWS participeert daar ook actief
in om maximale aansluiting met de Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg
(Wegiz) en reeds in Nederland werkende initiatieven zoals persoonlijke gezondheidsomgevingen
en het MedMij afsprakenstelsel te borgen.
Daarnaast bereidt de Europese Commissie wetgeving voor, specifiek voor de grondslagen
van de Europese Ruimte voor Gezondheidsgegevens. Dit voorstel wordt eind van 2021,
begin 2022 verwacht. De reactie op de thans lopende Europese raadpleging «Digitale
gezondheidsgegevens en -diensten – Europese ruimte voor gezondheidsgegevens» zult
u, conform verzoek van uw Kamer, voorafgaand aan indiening bij de Europese Commissie
nog voor het zomerreces ontvangen.
In het Europees kankerbestrijdingsplan wordt gesproken het over het aanpakken van
gaten in de toegang tot sociale voorzieningen voor kankerpatiënten en mensen die de
ziekte hebben overleefd. Voor de leden van de SP-fractie is het zeer belangrijk dat
er voor iedereen die dit nodig heeft een goed sociaal vangnet beschikbaar is en al
helemaal voor mensen die getroffen zijn door kanker. Daarom willen zij graag weten
hoe het in de Nederlandse context op dit punt gesteld is. Welke gaten zitten er op
dit gebied in de Nederlandse sociale voorzieningen en wat wordt eraan gedaan om dit
aan te pakken?
Reactie kabinet
In Nederland is er voor iedereen een goed sociaal vangnet. Voor mensen die getroffen
zijn door kanker zijn er extra stappen gezet. Vanuit het Ministerie van SZW zijn er
m.b.t. Kanker & Werk de afgelopen jaren verschillende acties ondernomen: zo heeft
het Coronel-Instituut (in opdracht van het Ministerie van SZW) onderzocht tegen welke
problemen werkgevers en werknemers aanlopen, als een werknemer kanker heeft (gehad).
Daarnaast heeft het Ministerie van SZW meegewerkt aan de Roadmap Werkkracht bij kanker
(waarin aangegeven wordt welke stappen werkgever en werknemer kunnen zetten om de
werknemer die kanker krijgt aan het werk te laten blijven en/of aan het werk te laten
komen, zie: Kenniscentrum Werk & Kanker | Ondersteuning bij werkbehoud en re-integratie
– Roadmap (www.kenniscentrumwerkenkanker.nl)) en is er in 2018 een Subsidieregeling in het leven geroepen, waarbij toen € 500.000
beschikbaar is gesteld om maatschappelijke initiatieven te ondersteunen die erop zijn
gericht (ex-)kankerpatiënten zonder werk meer kans te geven op het vinden van een
nieuwe baan.
De leden van de SP-fractie lezen in het Europees kankerbestrijdingsplan dat er sterke
verschillen bestaan tussen lidstaten en tussen verschillende groepen binnen lidstaten
als het gaat om zorg en preventie. Hoe staat het er op dit gebied bij in Nederland?
Hoe groot is de ongelijkheid tussen verschillende groepen in de Nederlandse samenleving
inzake preventie, het percentage vroege ontdekkingen, diagnoses, behandeling, overlevingskansen
en kwaliteit van leven van kankerpatiënten? Waar zitten hierin de grootste verschillen
en tussen welke groepen zijn die het grootst? Wat wordt eraan gedaan om deze verschillen
te elimineren?
Reactie kabinet
Nederland doet het qua leefstijlfactoren redelijk goed in vergelijking met andere
Europese landen. Deelname aan preventieprogramma’s (vaccinatie, kankerscreeningen)
is echter wat aan de lage kant. Als we naar de ongelijkheid van groepen binnen Nederland
kijken kan er alleen een generiek beeld gegeven worden van de preventiekant. Hoewel
niet specifiek voor kanker, wordt de preventiekant gemonitord binnen het Nationaal
Preventieakkoord.
Er zijn in ons land duidelijke verschillen naar opleidingsniveau. Opleidingsniveau
is een belangrijke determinant voor gezondheid in het algemeen. Zo wordt er onder
praktisch opgeleide mensen nog steeds veel vaker gerookt, minder gesport, minder deelgenomen
aan kankerscreening en zijn er meer chronische aandoeningen. Ook regionaal zijn er
grote verschillen in deelname aan vaccinatie- en screeningsprogramma’s die – naast
opleidingsniveau – ook lijken samen te hangen met overtuigingen, vertrouwen of ervaren
kwetsbaarheid.
De oncologische zorgketen (vroege ontdekkingen, diagnoses, behandeling, overlevingskansen
en kwaliteit van leven van kankerpatiënten) is in het algemeen niet goed in kaart
te brengen. De beschikbare informatie is op dit moment nog te versnipperd. Het ligt
echter voor de hand dat groepen die een relatief slechte startpositie hebben bij kankerpreventie,
ook een slechtere uitgangspositie hebben binnen het verdere zorgtraject van kanker.
Het kabinet zet zich in voor toegankelijke (preventieve) zorg voor alle Nederlanders.
Zo geldt bijvoorbeeld dat bij het door de overheid uitgevoerde bevolkingsonderzoek
borstkanker voorzieningen worden getroffen om de toegankelijkheid te borgen voor minder
valide vrouwen. Ik informeer uw Kamer over de initiatieven die het kabinet op het
vlak van gelijke toegang tot zorg initieert. Het is niet mogelijk om daarvan een eenvoudige
samenvatting te geven.
Het plan zet in, onder de noemer preventie, op het realiseren van een tabaksvrije
generatie in 2040. Nederland heeft hierin een voortrekkersrol. Hoe gaat het kabinet
ervoor zorgen dat het Europees kankerbestrijdingsplan een versnelling wordt voor het
bereiken van een rookvrije generatie in Nederland?
Reactie kabinet
Nederland heeft met het Nationaal Preventieakkoord afgesproken om in 2040 een rookvrije
generatie te realiseren. Het kabinet is verheugd dat deze ambitie ook op Europees
niveau wordt onderschreven en de ambities kunnen elkaar versterken. Het Kankerbestrijdingsplan
ambieert om de tabaksproductenrichtlijn en tabaksaccijnsrichtlijn te herzien.
Onlangs heeft de Europese Commissie het implementatie rapport van de huidige tabaksproductenrichtlijn
(TPD) opgeleverd19 en geconcludeerd dat de richtlijn een bijdrage heeft geleverd aan de prevalentiedaling
van het aantal rokers in de EU, maar ook dat er meer nodig is om die daling door te
zetten. Twee punten waarop in het algemeen meer inspanning nodig is volgens het rapport
zijn de handhaving op nationaal niveau en aandacht voor de marktontwikkeling van nieuwe
tabaksproducten. Het is niet bekend wanneer het voorstel voor een herziene TPD kan
worden verwacht en het is aan een volgend kabinet om dan haar inzet te bepalen.
De verhoging van de tabaksaccijns is een bewezen effectieve maatregel om roken terug
te dringen. Uit de evaluatie van de accijnsrichtlijn, Richtlijn 2011/64/EU van 21 juni
2011 betreffende de structuur en tarieven van de accijns op tabaksfabrikanten, blijkt
dat herziening van de richtlijn nodig is onder meer omdat het minimum-accijnsniveau
zijn werking heeft verloren en er onvoldoende rekening is gehouden met de ontwikkeling
van nieuwe producten zoals bijvoorbeeld de e-sigaret. De inzet van het kabinet op
de herziening van de Richtlijn is dan ook gericht op opname van de e-sigaretten onder
de richtlijn met als doel accijnsheffing op e-sigaretten en de verhoging van het minimum-accijnsniveau
voor tabaksproducten.
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat juist de stroomlijning van de Europese
en nationale aanpak ook betrekking moet hebben op onderzoek. Nu werken nog te veel
onderzoekers langs elkaar heen. Ook de financieringsstromen zijn niet op elkaar afgestemd.
Dit moet anders. Gaat het kabinet hier op Europees niveau een lans voor breken?
Reactie kabinet
Op Europees niveau is Horizon Europe het belangrijkste financieringsinstrument voor
onderzoek en innovatie. In het kader van Horizon Europe vindt afstemming plaats tussen
de Europese Commissie en lidstaten over de onderwerpen van de onderzoekscalls in de
verschillende werkprogramma’s. In Nederland vindt hierover nauw overleg plaats met
de stakeholders, zoals universiteiten, umc’s, hogescholen, kennisinstituten en het
bedrijfsleven. Ook de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)
en ZonMW zijn hierbij betrokken. Daarnaast beogen de Horizon Europe missies, waaronder
de missie voor kanker, een nauwe betrokkenheid van zowel het nationale als lokale
niveau.
Daarnaast zijn de leden van de SP-fractie van mening dat op EU-niveau onderzoek gedaan
moet worden naar de toegang tot en de kosten van dure kanker geneesmiddelen. Zo kan
meer zicht gekregen worden op de feitelijke kosten, de sociaaleconomische gevolgen
van de behandeling. We willen immers weten wat we waarvoor betalen. Transparantie
over de prijzen moeten dan ook afgedwongen worden met Europese en nationale toezichthouders
die werken binnen hetzelfde juridische kader.
Reactie kabinet
Om het vergoeden van geneesmiddelen uit collectieve middelen te kunnen verantwoorden
en om steeds weer een afweging te kunnen maken over de aanvaardbaarheid van prijzen
van individuele geneesmiddelen is inzicht nodig in de opbouw en rechtvaardiging van
prijzen van geneesmiddelen. Daarom agendeert Nederland al jaren het belang van grotere
prijstransparantie. Ook in het Beneluxa-samenwerkingsverband is grotere transparantie
een belangrijke factor in het waarborgen van toegang tot en betaalbaarheid van geneesmiddelen.
Daarom nam Beneluxa eerder een gezamenlijk standpunt rond (prijs-)transparantie in.
Hoewel transparantie geen expliciet onderdeel uitmaakt van het Europese kankerbestrijdingsplan,
verwijst de Europese Commissie in het plan ten aanzien van toegankelijkheid en innovatie
van geneesmiddelen nadrukkelijk naar haar farmaceutische Strategie voor Europa. In
deze strategie wordt erkend dat meer inzicht in de kosten voor onderzoek en ontwikkeling
van geneesmiddelen noodzakelijk is. Er worden acties benoemd die tot meer transparantie
in de (ontwikkel-)kosten van geneesmiddelen moeten leiden. Nederland zal in de nadere
uitwerking van de farmaceutische strategie blijven pleiten voor concrete uitwerking
van deze acties.
De leden van de SP-fractie vragen voorts hoe het kabinet ervoor gaat zorgen dat Europese
initiatieven en onderzoeken voor Nederlandse patiënten resulteren in een betere behandeling.
Reactie kabinet
Als (Europees) onderzoek relevante resultaten oplevert dan is het aan beroepsgroepen
om dit op te nemen in richtlijnen en toe te passen in de praktijk.
Specifiek om de zorg voor mensen met zeldzame aandoeningen te verbeteren wordt er
al sinds 2009 binnen de Europese Unie (EU) door de lidstaten samengewerkt20. In 24 thematische Europese Referentienetwerken (ERN’s) wordt samen met andere landen
onderzoek gedaan en kennis gedeeld over zeldzame aandoeningen. Door samen te werken
leren artsen van patiënten met dezelfde aandoening en van andere zorgverleners. Zo
wordt binnen een ERN bijgedragen aan de bundeling van kennis en expertise binnen de
EU. Ook delen zij de opgedane kennis met andere zorgverleners/aanbieders die bij de
zorg voor patiënten met die zeldzame aandoening betrokken zijn. Nederland is actief
betrokken in deze Europese netwerken. Van de 24 netwerken zijn er zeven die een Nederlandse
coördinator hebben gekozen.
Onderschrijft het kabinet het doel van de Europese Commissie in het Europees kankerbestrijdingsplan
om ervoor te zorgen dat alle mensen gelijke toegang hebben tot hoogwaardige kankerpreventie,
diagnostiek, behandeling en nazorg?
Reactie kabinet
Het kabinet is van mening dat alle EU-burgers hierin gelijkwaardige kansen zouden
moeten hebben. Gezien de competentieverdeling is het in beginsel aan de afzonderlijke
lidstaten om deze toegang te organiseren, financieren en vorm te geven.
Tenslotte vragen de leden van de SP-fractie hoe het kabinet ervoor gaat zorgen dat
patiënten voldoende betrokken worden bij de uitvoering van het Europese en nationale
kankerbestrijdingsplan.
Reactie kabinet
Het is belangrijk dat patiënten worden betrokken bij beleidstrajecten die voor hen
relevant zijn, waaronder de initiatieven op het gebied van kanker. Patiënten beschikken
vanuit hun persoonlijke ervaringen met de zorg over een grote hoeveelheid ervaringskennis.
Zij weten wat patiënten zowel tijdens als na de behandeling nodig hebben om met de
ziekte en de effecten daarvan om te gaan. Die ervaringsdeskundigheid kan worden benut
om de kwaliteit van de zorg verder te verbeteren en patiënten te ondersteunen in hun
dagelijkse leven. Kankerpatiëntenorganisaties vervullen hier ook een belangrijke rol
in, door middel van voorlichting, door patiënten met elkaar in contact te brengen
en door op te komen voor de belangen van hun achterban. Het Ministerie van VWS ondersteunt
patiëntenorganisaties, waaronder verschillende kankerpatiëntenorganisaties, vanuit
het Beleidskader Subsidiering patiënten- en gehandicaptenorganisaties (Subsidieregeling
PGO), zodat zij hun doelgroep kunnen vertegenwoordigen en inbreng kunnen geven bij
de ontwikkeling en uitvoering van beleid. De inbreng van kankerpatiëntenorganisaties
is ook bij de Europese en nationale initiatieven voor de aanpak van kanker van groot
belang.
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
Ten eerste willen de leden van de GroenLinks-fractie het Nederlandse kankerbestrijdingsplan
en de aansluiting daarvan op het Europese plan aan de orde stellen. Wanneer kan de
Kamer dit nationale plan verwachten? Kan het kabinet garanderen dat deze aansluit
op het Europees kankerbestrijdingsplan?
Reactie kabinet
Op dit moment bevinden de voorbereidingen voor een nationaal kankerbestrijdingsplan
zich in een verkennende fase. Het ligt voor de hand dat een nationaal plan aansluit
op EU-beleid en dat alle partijen die een rol kunnen spelen, zowel binnen als buiten
de overheid, betrokken zijn. In deze fase valt echter nog niets te zeggen over de
concrete vorm die dit krijgt.
Daarnaast lezen de leden van de fractie van GroenLinks dat gepoogd wordt de levenskwaliteit
van kankerpatiënten te verbeteren. Hierbij draait het ook om de nabehandeling van
kankerpatiënten. Nog steeds kan het voor deze patiënten problematisch zijn om een
aanvullende verzekering af te sluiten, die ze voor revalidatie met fysiotherapie bijvoorbeeld,
wel nodig kunnen hebben. Verzekeraars kunnen een aanvullende gezondheidsverklaring
of een aantal wachtjaren vragen. Deelt het kabinet de opvatting dat juist voor deze
groep de fysiotherapie ook goed toegankelijk moet zijn? Deelt het kabinet tevens de
opvatting dat, specifiek in het geval van fysiotherapie, een aanvullende verzekering
nodig is, omdat patiënten ook bij de een indicatie voor een chronische ziekte de eerste
twintig behandelingen zelf moeten betalen? Welke mogelijkheden ziet het kabinet om
deze nazorg toegankelijker te maken voor kankerpatiënten? Is het bijvoorbeeld mogelijk
om de eigen bijdrage voor fysiotherapie na kanker te schrappen? Hoeveel zou dat kosten?
Heeft het kabinet een beeld van het aantal aanvullende polissen waarin een gezondheidsverklaring
of een of twee wachtjaren worden gevraagd?
Reactie kabinet
Fysiotherapie wordt gedurende het eerste jaar na ziekenhuisopname vanaf de 21e behandeling vergoed vanuit het basispakket. Voor de eerste 20 behandelingen kunnen
verzekerden desgewenst een aanvullende verzekering afsluiten. Voor de aanvullende
verzekering gold in 2021 voor slechts 2,4% van de aanvullende verzekeringen een medische
selectie. Bij 11,2% van de aanvullende verzekeringen was sprake van wachttijden. Deze
wachttijden gelden echter niet voor fysiotherapie maar voor mondzorg (orthodontie,
kronen, bruggen, implantaten en kunstgebitten). Dit betekent dat er voldoende mogelijkheden
zijn voor kankerpatiënten om een aanvullende verzekering af te sluiten.
In het «overgangstraject systeemadvies fysio- en oefentherapie» onderzoekt het Zorginstituut
of en hoe de aanspraak voor eerstelijns fysio- en oefentherapie anders kan worden
vormgegeven. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, verwacht het kabinet u voor de zomer
te kunnen informeren over de voortgang van dit traject op basis van de jaarlijkse
voortgangsbrief van het Zorginstituut.
De leden van de fractie van GroenLinks zijn er verheugd over dat het kabinet schonere
lucht wil, ook vanwege de gezondheidseffecten. Na het verschijnen van het RIVM-rapport
rondom de luchtvervuiling van Tata Steel, lijkt dat voor deze leden ook een belangrijke
prioriteit. In dat licht vragen deze leden of het mogelijk is om via het RIVM een
zelfde onderzoek te laten doen naar de luchtkwaliteit in andere gebieden met grote
industrie of bij drukke verkeersknooppunten. Op deze manier kan beter zicht worden
gekregen op de gezondheidseffecten van de luchtvervuiling.
Reactie kabinet
Een dergelijke gebiedsgerichte aanpak van hoogblootgestelde gebieden is onderdeel
van het verbeteren van de luchtkwaliteit binnen het Schone Lucht Akkoord. Zoals aangegeven
in de Uitvoeringsagenda van het akkoord, die in maart In 2020 naar de Kamer is gezonden,
is het RIVM gestart met een eerste analyse van hoogblootgestelde gebieden in Nederland.
Gekeken wordt naar gebieden waar de gezondheidsschade door zowel NO2 als fijnstof relatief hoog is. Ook wordt gekeken naar gebieden waar de luchtvervuiling
bij bestaand beleid in 2030 nog hoger is dan de WHO-advieswaarden. Het kan gaan om
binnenstedelijke gebieden met veel verkeer, gebieden met hoge blootstelling vanuit
landbouw, scheepvaart, houtstook of industrie. Vaak gaat het om gebieden waar verschillende
bronnen samenkomen.
Met betrekking tot bevolkingsonderzoeken hebben de leden van de fractie van GroenLinks
nog wel een aantal vragen. Te beginnen met de bevolkingsonderzoeken naar borstkanker.
Welke stappen zet het kabinet om de screeningsinterval ook voor 2024 terug te brengen
naar twee jaar? Is het kabinet bereid om het gesprek aan te gaan met Nederlandse ziekenhuizen
over hun capaciteit om extra bevolkingsonderzoeken te doen en zo de intervaltijd terug
te brengen tot twee jaar? Tevens vragen deze leden hoe het zit met de aanvullende
MRI (magnetic resonance imaging) voor vrouwen met zeer dicht borstweefsel?
Reactie kabinet
In zijn brief van 4 maart 202121 beschrijft de Staatssecretaris van VWS de stappen die worden gezet om de borstkankerscreening
vanaf begin 2024 weer elke twee jaar plaats te laten vinden. Daarnaast vinden op dit
moment gesprekken plaats met ziekenhuizen over de mogelijkheden om capaciteit in te
zetten binnen het bevolkingsonderzoek. De Staatssecretaris streeft ernaar uw Kamer
voor de zomer hierover nader te informeren. Voor wat betreft de inzet van MRI voor
vrouwen met zeer dicht borstweefsel heeft de Gezondheidsraad geadviseerd eerst te
onderzoeken of een andere techniek, zogenaamde contrast enhanced mammography (CEM),
beter presteert. Met MRI worden immers wel meer tumoren opgespoord, maar er worden
ook veel vrouwen onnodig doorverwezen. CEM zou mogelijk net als MRI meer tumoren opsporen,
maar met minder onnodige doorverwijzingen. Dit moet worden onderzocht, en op dit moment
bereidt ZonMw hiervoor een oproep voor. Tegelijkertijd roept de motie van het lid
Renkema22 de regering op om MRI voor vrouwen met zeer dicht borstweefsel onderdeel te maken
van het bevolkingsonderzoek borstkanker. Voor zowel MRI als CEM geldt dat, omdat er
met contrastvloeistof wordt gewerkt, de screening in ziekenhuizen plaats zal moeten
vinden. Dat is een ingrijpende aanpassing in de manier waarop screening wordt aangeboden.
In de verkorte uitvoeringstoets die het RIVM Centrum voor Bevolkingsonderzoek uitvoerde
naar MRI in het bevolkingsonderzoek geeft het RIVM aan dat een randvoorwaarde voor
deze uitbreiding is, dat er voldoende capaciteit is, zowel in termen van capaciteit
als personeel, bij de ziekenhuizen en dat nog moet worden onderzocht of er voldoende
draagvlak is bij de ziekenhuizen om deze screeningsfaciliteiten te realiseren. Door
de Covid-19 pandemie was het niet mogelijk om dit binnen de uitvoeringstoets te onderzoeken.
Het RIVM zal als vervolg op de verkorte uitvoeringstoets nader onderzoeken welke stappen
er nodig zijn om MRI of CEM in ziekenhuizen aan te bieden aan vrouwen met zeer dicht
borstweefsel en daarvoor de voorbereidingen treffen, in afwachting van het onderzoek
naar CEM. Daarbij zal ook worden gekeken hoe de capaciteit gerealiseerd kan worden
om dit voor de langere termijn structureel in te richten. Voorop staat dat een dermate
ingrijpende aanpassing in het bevolkingsonderzoek de nodige tijd en grote investeringen
vergt. Zo zullen samenwerkingscontracten met ziekenhuizen moeten worden afgesloten,
naar verwachting op basis van aanbesteding, zal de ICT aangepast moeten worden onder
andere om de borstdensiteit te registreren en zullen richtlijnen en protocollen, opleidingen
en voorlichtingsmaatregelen moeten worden herzien. Daarmee zullen vrouwen met zeer
dicht borstweefsel, ongeacht hoe het onderzoek naar CEM uitpakt, de komende jaren
nog geen toegang hebben tot MRI of CEM binnen het bevolkingsonderzoek borstkanker.
Daarom zal in overleg met de betrokken beroepsprofessionals en de ziekenhuizen worden
gekeken of er mogelijkheden er zijn om in de tussentijd vrouwen met zeer dicht borstweefsel
die dat willen tijdelijk een aanvulling op de reguliere mammografie te bieden. Ook
hierbij geldt als belangrijke randvoorwaarde dat hiervoor voldoende capaciteit beschikbaar
moet zijn. Daarmee moet de inzet om zowel de screeningsinterval terug te brengen naar
2 jaar als om de screening voor vrouwen met zeer dicht borstweefsel te verbeteren
in samenhang worden bezien.
Daarnaast vragen de leden van de fractie van GroenLinks of het goed zou zijn om tevens
een bevolkingsonderzoek te starten naar andere soorten kankers. Zij vragen specifiek
wat de voor- en nadelen zouden zijn van bevolkingsonderzoek naar de nu meest voorkomende
kankersoort, namelijk huidkanker en naar een van de meest dodelijke kankers, namelijk
longkanker. Is het kabinet bereid om een proactieve houding aan te nemen met betrekking
tot het onderzoeken van de vraag of bevolkingsonderzoeken naar deze kankers nuttig
zouden zijn en zo ja, in welke vorm?
Reactie kabinet
Voor wat betreft huidkanker is op 9 februari 2021 is de motie van het lid Diertens
c.s. aangenomen23, waarin aandacht wordt gevraagd voor de toename van het aantal gevallen van huidkanker.
De motie vraagt onder andere aan de regering om de Gezondheidsraad om advies te vragen
op welke wijze screening (kosten)effectief kan plaatsvinden, bijvoorbeeld door een
bevolkingsonderzoek, specifieke doelgroepen te screenen of laesiespecifiek te screenen.
Over deze adviesaanvraag zal de Tweede Kamer nog voor de zomer worden geïnformeerd.
Voor wat betreft longkankerscreening wordt in de brief van 8 juli 2020 aan uw Kamer24 uiteengezet, dat een programmatisch bevolkingsonderzoek, zoals we dat kennen voor
baarmoederhalskanker, borstkanker en darmkanker, voor longkanker niet haalbaar is.
Het is aan de betrokken professionals om te onderzoeken of het mogelijk is om mensen
op basis van voorliggende gezondheidsproblemen als COPD door te laten verwijzen door
huisartsen voor screening op longkanker. In dat geval gaat het niet om bevolkingsonderzoek,
maar om reguliere zorg op basis van een medische indicatie. In het kader van longkankerpreventie
richt het kabinet zich op het terugdringen van roken, zoals in het preventieakkoord
opgenomen.
De leden van de fractie van GroenLinks onderschrijven de noodzaak om, zeker voor zeldzame
kankers, specialistische centra in te richten. Hoe wordt dat in Nederland ingericht?
Welke UMC’s (universitaire medische centra) zullen welke zeldzame kanker gaan behandelen?
Hoe wordt ervoor gezorgd dat patiënten met die zeldzame vorm van kanker ook altijd
in dat specialistische centrum terecht komen? Hoe gaat die patiëntreis eruitzien,
zodat patiënten met zeldzame kankersoorten altijd bij het meest specialistische UMC
terecht komen?
Reactie kabinet
In Nederland zijn al diverse expertisecentra voor zeldzame kankers. Een overzicht
hiervan is te vinden op de website van Zicht op Zeldzaam, de patiëntenorganisatie
voor zeldzame en genetische aandoeningen25. In de brief over het beleid ten aanzien van (expertisecentra voor) zeldzame aandoeningen
is aangegeven hoe instellingen met expertise voor een zeldzame aandoeningen een erkenning
als Expertisecentrum voor Zeldzame Aandoening (ECZA) kunnen verkrijgen. De ECZA’s
zijn toonaangevend in hun werkveld en bieden de patiënt de beste zorg op basis van
de nieuwste ontwikkelingen. Huisartsen en medisch specialisten kunnen informatie inwinnen
bij het ECZA over de behandeling of de patiënt hiernaar doorverwijzen. In de genoemde
brief over het beleid ten aanzien van zeldzame aandoeningen is aangegeven hoe in het
veld wordt samengewerkt om de netwerkvorming rond zeldzame aandoeningen te versterken
en de zorg voor mensen met een zeldzame aandoening te verbeteren26.
Met betrekking tot medicijnen hebben de leden van de fractie van GroenLinks ook nog
een enkele vraag. In het Europese kankerbestrijdingsplan lezen genoemde leden dat
toegankelijkheid tot medicijnen en innovatie essentieel zijn. Nieuwe medicijnen worden
in Nederland niet zomaar toegelaten, daarvoor moeten ze ook betaalbaar zijn. Is het
kabinet bereid om transparantie in de geneesmiddelenprijzen een belangrijk onderdeel
te laten worden van het Europese kankerbestrijdingsplan?
Reactie kabinet
Nederland agendeert al jaren het belang van prijstransparantie van geneesmiddelen.
Ook in Beneluxa-samenwerkingsverband is grotere transparantie een belangrijke factor
in het waarborgen van toegang tot en betaalbaarheid van geneesmiddelen. Daarom nam
Beneluxa eerder een gezamenlijk standpunt rond (prijs-)transparantie in. Om het vergoeden
van geneesmiddelen uit collectieve middelen te kunnen verantwoorden en om steeds weer
een afweging te kunnen maken over de aanvaardbaarheid van prijzen van individuele
geneesmiddelen is inzicht nodig in de opbouw en rechtvaardiging van prijzen van geneesmiddelen.
Hoewel transparantie geen expliciet onderdeel uitmaakt van het Europese kankerbestrijdingsplan,
verwijst de Europese Commissie in het plan ten aanzien van toegankelijkheid en innovatie
van geneesmiddelen nadrukkelijk naar haar farmaceutische strategie voor Europa. In
deze strategie wordt erkend dat meer inzicht in de kosten voor onderzoek en ontwikkeling
van geneesmiddelen noodzakelijk is. Er worden acties benoemd die tot meer transparantie
in de (ontwikkel-)kosten van geneesmiddelen moeten leiden. Nederland zal in de nadere
uitwerking van de farmaceutische strategie blijven pleiten voor concrete uitwerking
van deze acties.
Tot slot hebben de leden van de fractie van GroenLinks nog een vraag over de moleculaire
diagnostiek. Genoemde leden merken op dat er al een advies van Zorginstituut Nederland
zou moeten liggen met betrekking tot de moleculaire diagnostiek. Wanneer verwacht
het kabinet dat advies en wanneer kan de Kamer een beslissing op basis van dat advies
verwachten? Is het kabinet bereid hier haast mee te maken, nu recent in het nieuws
kwam dat in Nederland honderden longkankerpatiënten overlijden omdat ze nog geen toegang
hebben tot moleculaire diagnostiek?
Reactie kabinet
Half april heb is het advies vanuit Zorginstituut Nederland uitgekomen. De reactie
hierop is op 19 mei aan uw Kamer verzonden. Hierin kunt u lezen dat dit onderwerp
aandacht heeft. Waar mogelijk wordt geprobeerd een versnelling aan te brengen in het
besef dat sommige veranderingen in samenwerking met vele betrokken partijen uitgevoerd
moeten worden waardoor soms ook een langere doorlooptijd vereist is. Uitgangspunt
is dat de inzet van moleculaire diagnostiek en inzet van doelgerichte geneesmiddelen
voor alle oncologische patiënten wordt geoptimaliseerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier