Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Boswijk en Bisschop over knelgevallen in kader van het fosfaatrechtenstelsel
Vragen van de leden Boswijk (CDA) en Bisschop (SGP) aan de Minister van Landbouw, Natuur een Voedselkwaliteit over knelgevallen in het fosfaatrechtenstelsel. (ingezonden 3 juni 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 8 juni
2021).
Vraag 1
Is het juist dat voor knelgevallen die onomkeerbare investeringsverplichtingen waren
aangegaan maar deze op 2 juli 2015 nog niet volledig konden benutten, geen categorie
is vastgesteld, omdat deze groep moeilijk af te bakenen was?
Antwoord 1
Voor bedrijven met onbenutte onomkeerbare investeringsverplichtingen is inderdaad
geen knelgevallencategorie vastgesteld. De achtergrond daarvan is als volgt.
Voorafgaand aan de invoering van het fosfaatrechtenstelsel is ter uitvoering van het
amendement Geurts c.s. (Kamerstuk 34 532, nr. 85) de Commissie knelgevallen fosfaatrechten ingesteld, onder voorzitterschap van de
heer drs. C.J. Kalden. De commissie heeft, conform haar opdracht, afgewogen of categorieën
van bedrijven voldoende concreet en nauwkeurig af te bakenen zijn en zowel individueel
als buitensporig op een dusdanige wijze geraakt worden dat dit niet alleen buiten
de voor de sector te verwachten bedrijfsrisico’s gaat, maar ook de afwenteling op
de sector als geheel – in de vorm van een noodzakelijke verhoging van het generieke
kortingspercentage – rechtvaardigt. De commissie adviseerde in de eerste plaats om
maximaal zeker te stellen dat het effect van het op basis van een generieke voorziening
honoreren van individuele bedrijven als knelgeval, wordt beperkt tot een stijging
van het generieke kortingspercentage met maximaal 1%. In de tweede plaats adviseerde
de commissie, na beoordeling van verschillende categorieën van bedrijven, om de knelgevallenvoorziening
bij algemene maatregel van bestuur uit te breiden met de twee categorieën van bedrijven,
namelijk nieuw gestarte bedrijven en bedrijven in een buitengewone situatie vanwege
realisatie van een natuurgebied, de aanleg of het onderhoud van publieke infrastructuur
of vanwege een algemene nutsvoorziening. Het advies van de commissie is, in overeenstemming
met uw Kamer, overgenomen. Ik verwijs hiervoor naar de Kamerbrief van 12 juli 2017
(Kamerstuk 34 532, nr. 100).
De commissie heeft expliciet gekeken naar bedrijven met onbenutte onomkeerbare investeringsverplichtingen
en is hier in haar advies ook op ingegaan. De commissie gaf in haar advies aan van
oordeel te zijn dat de groep ondernemers die een financieel knellende situatie ervaart
als gevolg van de introductie van het fosfaatrechtenstelsel zeer divers is en dat
er grote verschillen zijn in achterliggende oorzaken voor de ervaren financiële knel.
De commissie is tot de conclusie gekomen dat deze bedrijven niet als groep af te bakenen
zijn. Een scherpe afbakening is echter wel essentieel om disproportionele consequenties
voor bedrijven die worden geconfronteerd met de generieke korting te voorkomen, aldus
de commissie. Voor meer achtergrond verwijs ik naar het advies van de commissie (bijlage
bij Kamerstuk 34 532, nr. 100).
Voorafgaand en na invoering van het fosfaatrechtenstelsel heb ik intensief gezocht
naar mogelijkheden om deze bedrijven toch tegemoet te komen. Ik heb echter moeten
constateren dat deze categorie onvoldoende is af te bakenen en potentieel omvangrijk
is, zoals ook de commissie Kalden al constateerde. Het resultaat van de zoektocht
was – tot mijn spijt – dat een oplossing voor deze bedrijven niet voorhanden was zonder
dat deze gepaard zou gaan met een extra generieke korting voor andere bedrijven, wat
op zijn beurt weer nieuwe knelgevallen zou kunnen veroorzaken. Ik verwijs hiervoor
naar mijn brief van 16 mei 2018 (Kamerstuk 33 037, nr. 285). Op verzoek van uw Kamer ben ik daarna, zonder daarmee verwachtingen te willen wekken,
nogmaals met de Europese Commissie in overleg getreden over mogelijkheden om tot een
oplossing te komen voor bedrijven die als gevolg van het fosfaatrechtenstelsel in
financiële problemen zijn gekomen.
Na een intensief traject heb ik moeten concluderen er zowel binnen het fosfaatrechtenstelsel
als daarbuiten geen geschikte mogelijkheid was om betreffende bedrijven te ondersteunen.
Ik verwijs hiervoor naar mijn brief van 14 september 2018 (Kamerstuk 33 037, nr. 309).
Vraag 2
Heeft u in beeld hoeveel bedrijven voldoen aan de voorwaarden voor «bedrijven met
onbenutte onomkeerbare investeringsverplichtingen», die de Commissie knelgevallen
fosfaatrechten in het verleden heeft opgesteld? Zo nee, kunt u hiervan een inventarisatie
maken en daarbij tevens in beeld brengen hoeveel financiële schade er bij deze knelgevallen
is ontstaan als gevolg van het fosfaatrechtenstelsel?
Antwoord 2
Nee, dit heb ik niet. Naar aanleiding van de beschikkingen zijn er 9084 bezwaarschriften
geregistreerd en 2116 ondernemers in beroep gegaan. Daarvan is onbekend in hoeveel
gevallen het gaat om bedrijven die zich hierbij beroepen op het feit onomkeerbare
investeringsverplichtingen aangegaan te zijn. Ook is niet met zekerheid te zeggen
dat al deze ondernemers een bezwaar / beroep hebben ingediend. Bij de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland zijn 2824 meldingen ontvangen waarin een beroep is gedaan
op de knelgevallenvoorziening. Aangezien er in de knelgevallenregeling geen voorziening
is opgenomen voor onomkeerbare investeringsverplichtingen is ook hieruit geen totaalbeeld
mogelijk.
Ik acht het niet zinvol de gevraagde inventarisatie te maken. Dit zou een zoektocht
door duizenden dossiers vergen, terwijl hieraan op basis van de door uw Kamer vastgestelde
wet- en regelgeving geen consequentie kan worden verbonden. Immers is destijds, in
samenspraak met uw Kamer, bewust gekozen om de knelgevallenregeling op een beperkte
manier in te vullen. Een ruimere invulling van de regeling knelgevallen betekende
een grotere generieke korting voor andere niet grondgebonden ondernemers, ook voor
diegenen die (bewust) geen uitbereiding hadden gerealiseerd. Dit betekent dat melkveehouders
die onomkeerbare investeringsverplichtingen aangegaan waren, geen beroep konden doen
op de knelgevallenregeling. De rechtspraak heeft zich bij deze keuzes van de wetgever
aangesloten.
Wat voor dergelijke melkveehouders en voor andere melkveehouders die buiten de knelgevallenregeling
vielen en vallen, resteerde was een eventueel beroep op bijzondere omstandigheden
in verband waarmee het stelsel in hun individuele geval onevenredig nadelig uitpakt.
Dit beroep op een individuele disproportionele last is in een aantal gevallen gehonoreerd.
Vraag 3
In hoeverre geeft de huidige lage werkelijke fosfaatproductie ruimte om ontheffing
te verlenen van de Meststoffenwet voor knelgevallen die onevenredig worden geraakt,
zonder dat daarbij het fosfaatplafond wordt overschreden?
Antwoord 3
Die mogelijkheid is er al voor individuele gevallen. Als het fosfaatrechtenstelsel
in een individueel geval vanwege bijzondere omstandigheden onevenredig nadelig uitpakt
en dat beroep op een individuele disproportionele last slaagt, krijgt de betreffende
ondernemer een ontheffing waarmee het voor hem aanwezige onevenredige nadeel wordt
weggenomen.
Zoals in het antwoord op vraag 1 aan de orde is gekomen, biedt de regeling van het
fosfaatrechtenstelsel in de Meststoffenwet geen ruimte om extra categorieën ondernemers
tegemoet te komen. Ook niet via een ontheffingen op basis van de Meststoffenwet. Knelgevallencategorieën
zijn opgenomen in de Meststoffenwet zelf of geregeld bij amvb (Uitvoeringsbesluit
Meststoffenwet) overeenkomstig de route van artikel 23, negende lid, van de Meststoffenwet.
Zoals aangegeven bij antwoord 1 is daarvoor voor de niet af te bakenen groep ondernemers
met onomkeerbare investeringsverplichtingen niet gekozen.
De mogelijkheid om ontheffingen te verlenen in het kader van het fosfaatrechtenstelsel
is ingeperkt tot grondgebonden (jonge) boeren via de fosfaatbank (artikel 38a van
de Meststoffenwet) en IDL-situaties (artikel 38 Meststoffenwet).
Daarbij komt het volgende. In de Meststoffenwet zijn per veehouderijsector mestproductieplafonds
vastgelegd uitgedrukt in fosfaat en stikstof. Het fosfaatrechtenstelsel is ingesteld
om zowel de fosfaat- als stikstofproductie van de melkveehouderij onder de plafonds
te houden. Bij beleidsafwegingen inzake het stelsel dienen dan ook beide plafonds
in ogenschouw genomen te worden. Het CBS rapporteert elk kwartaal de actuele prognoses
van fosfaat- en stikstofexcretie van de veehouderij in Nederland. Uit de meest actuele
prognose, die ik uw Kamer op 18 mei jl. heb toegestuurd (Kamerstuk 35 334, nr. 142), komt naar voren dat de melkveehouderij qua fosfaat weliswaar onder het plafond
produceert, maar qua stikstof daarboven. Zoals aangegeven in mijn brief is de overschrijding
van het sectorale stikstofplafond door de Nederlandse melkveestapel een blijvend punt
van zorg dat de sector zich aan dient te trekken en waar ik de sector ook op aanspreek.
Afgezien van de onmogelijkheid om nieuwe groepen bedrijven tegemoet te komen, zie
ik ook vanwege deze geprognosticeerde overschrijding geen ruimte om dat te doen. Tevens
wijs ik erop dat de totale hoeveelheid fosfaatrechten in de markt op dit moment nog
de hoogte van het sectorale melkveefosfaatplafond overstijgt (zie mijn brief van 15 februari
jl., Kamerstuk 35 334, nr. 136).
Vraag 4
Bent u bereid de mogelijkheden te onderzoeken om bedrijven die vallen onder «onbenutte
onomkeerbare investeringsverplichtingen» een ontheffing te verlenen van de Meststoffenwet
voor het verschil tussen hun fosfaatproductie bij bezetting hele stal minus een percentage
van de verkregen fosfaatrechten, zodanig dat dit percentage van het tekort aan fosfaatrechten
voor rekening en risico van de melkveehouder blijft, maar er geen sprake meer is van
een onredelijke tekort? Zo nee, welke oplossingen ziet u dan wel voor knelgevallen
die onevenredig worden geraakt?
Antwoord 4
De mogelijkheden om bedrijven met onbenutte onomkeerbare investeringsverplichtingen
tegemoet te komen, zijn reeds uitgebreid onderzocht. Ik verwijs hiervoor naar het
antwoord op vraag 1. Het resultaat hiervan was dat er geen mogelijkheid was om ruimte
te bieden aan ondernemers met onbenutte onomkeerbare investeringsverplichtingen zonder
dat dit zou leiden tot een extra generieke korting voor alle niet-grondgebonden melkveebedrijven.
Deze conclusie heb ik niet lichtzinnig getrokken en de verhalen van ondernemers die
in een moeilijke situatie verkeren mede ten gevolge van het fosfaatrechtenstelsel
blijven mij raken. Ik heb echter ook een verantwoordelijkheid jegens de rest van de
sector. Daarbij in aanmerking nemend de door het CBS geprognosticeerde overschrijding
van het sectorale stikstofexcretieplafond door de melkveehouderij en de situatie ten
aanzien van de hoeveelheid fosfaatrechten in de markt, zou een hernieuwd onderzoek
valse hoop bieden aan getroffen ondernemers.
Vraag 5
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het commissiedebat Fosfaatrechtenstelsel?
Antwoord 5
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.