Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Leijten over het bericht 'Miljardensubsidie voor CO2-opslag onder Noordzee is rond'
Vragen van het lid Leijten (SP) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Miljardensubsidie voor CO2-opslag onder Noordzee is rond» (ingezonden 20 mei 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Yeşilgöz-Zegerius (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen
8 juni 2021).
Vraag 1
Hoe valt de miljardensubsidie voor bedrijven als Shell te rechtvaardigen terwijl deze
grote vervuilers zelf voor een groot deel verantwoordelijk zijn voor de klimaatcrisis,
jarenlang het probleem hebben ontkend en op grote schaal hun activiteiten greenwashen?1
Antwoord 1
CO2-afvang en opslag wordt toegepast bij de energie-intensieve en zware industrie, waar
het een relatief goedkope technologie is met lage maatschappelijke kosten om de nationale
klimaatopgave in 2030 te behalen. Diverse Klimaatrapporten (o.a. IPCC) geven aan dat
CCS een noodzakelijke technologie is voor het behalen van de klimaatdoelen en uiteindelijk
ook om negatieve emissies te realiseren. In het Regeerakkoord is afgesproken dat CCS
via de SDE++ gesubsidieerd wordt. Vervolgens zijn in het Klimaatakkoord afspraken
gemaakt over hoeveel CCS er gesubsidieerd wordt (het plafond: 7,2 Mton industrie en
3,0 Mton elektriciteitssector), voor hoe lang (een tijdshorizon; na 2035 geen nieuwe
SDE++-beschikkingen) en wie er subsidie krijgt (alleen die processen en sectoren waar
geen kosteneffectief alternatief is; de zeef).De SDE++-subsidie wordt alleen betaald
voor daadwerkelijk gereduceerde CO2.
Vraag 2
Waarom vindt u het nodig om een bedrijf als Shell, dat ook al geen winstbelasting
betaalt in Nederland, zulke hoge subsidies toe te kennen voor matige klimaatoplossingen?
Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 2
De SDE++ is een generieke regeling waar bedrijven en andere organisaties gebruik van
kunnen maken. Deze regeling selecteert projecten op basis van kosten-efficiëntie.
Specifieke bedrijven uitsluiten is niet mogelijk en ook niet wenselijk. De SDE++ dekt
de onrendabele top van het project voor dit bedrijf, net als bij andere technieken
die bedrijven toepassen om die CO2 te reduceren. Daarbij wordt rekening gehouden met de ETS-prijs: hoe hoger de ETS-prijs,
hoe lager de subsidie. Naar verwachting zal dan ook maar een deel van het beschikte
bedrag uiteindelijk worden uitbetaald.
Zoals ik in de beantwoording op vraag 1 al heb aangegeven is de afvang en opslag van
CO2 een belangrijke maatregel voor Nederland om de CO2-reductiedoelstelling tijdig en kosteneffectief te kunnen behalen.
Vraag 3
Op welke manier zal dit proces worden geëvalueerd ter lering voor volgende investeringen?
Antwoord 3
Het functioneren van de SDE+ wordt dit jaar geëvalueerd, het functioneren van de SDE++
(waarin ook CO2-reducterende technieken, naast de productie van hernieuwbare energie) zal in 2023
worden geëvalueerd. Op dit moment wordt het kader rondom CCS vormgegeven, waarbij
ook lering wordt getrokken van ervaringen in andere landen.
Vraag 4
Lopen er op het moment nog andere subsidietrajecten? Zo ja, welke?
Antwoord 4
Op dit moment is Porthos het enige CCS-project dat subsidie via de SDE++ zal ontvangen.
In de SDE++ ronde van 2021 kunnen en zullen naar verwachting nieuwe aanvragen voor
subsidie worden gedaan. Bedrijven kunnen verder gebruik maken van diverse regelingen
zoals de MIA/Vamil, DEI+ en Topsector energie haalbaarheidsstudies voor de industrie.
Het afgelopen jaar is er bijvoorbeeld subsidie verleend voor het uitvoeren van haalbaarheidsstudies
voor verschillende CC(U)S-projecten. Ook neemt Nederland deel aan het internationale
consortium ACT, waarbij Nederlandse partijen subsidie ontvangen voor hun deelname
in internationale projecten gericht op de ontwikkeling van afvang, transport, en/of
opslag van CO2.
Vraag 5
Waarom wordt dit geld niet geïnvesteerd in echt duurzame oplossingen zoals zonne-
en windenergie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 5
De SDE++ is een techniekneutrale subsidie waarbij alle technieken die CO2-reduceren, ook zonne-energie en windenergie, concurreren om de subsidiemiddelen.
Zo concurreren zonne- en windenergie met CCS, maar ook met bijvoorbeeld warmtepompen
en restwarmte. Hiermee wordt zoveel mogelijk CO2 gereduceerd met het beschikbare budget. In de SDE++, maar zeker ook in de voorganger
(de SDE+) gaat ook een groot deel van het budget naar de productie van hernieuwbare
energie, zoals door zonne- en windenergie. In het Klimaatakkoord is de afspraak gemaakt
dat ook CCS gesubsidieerd wordt middels de SDE++, zodat we op kosteneffectieve wijze
de energietransitie realiseren.
Vraag 6
Hoe tijdelijk is de oplossing van de afvang en opslag van CO2, als uit berekeningen blijkt dat we hier op dit tempo in principe nog 680 jaar mee
door zouden kunnen gaan?2
Antwoord 6
Het kabinet ziet CCS als een belangrijke maatregel in de mix van technische maatregelen
om de klimaatdoelstelling kosteneffectief te halen, maar CCS mag niet ten koste gaan
van technieken die voor de lange termijn transitie nodig zijn. Om te borgen dat er
voldoende middelen beschikbaar blijven in de SDE++ voor technieken die voor de lange
termijn transitie nodig zijn, is in het Klimaatakkoord de subsidiering van CCS in
de SDE++ begrensd. Ten eerste door alleen processen die geen kosteneffectief alternatief
voor CCS hebben subsidie te verlenen. Ten tweede door een maximaal subsidieplafond
in de SDE++ op te nemen voor CCS, namelijk 10,2 Mton in 2030. En ten derde door na
2035 geen nieuwe SDE++ beschikkingen af te geven voor nieuwe CCS aanvragen (uitgezonderd
voor het realiseren van negatieve emissies). Hiermee wordt de tijdelijkheid van subsidiering
van CCS als techniek onderstreept. De begrenzing in de SDE++ geeft een prikkel tot
het ontwikkelen van alternatieven, maar biedt tegelijkertijd tot 2035 investeringszekerheid
voor CCS-projecten die op korte termijn nodig zijn om de doelstelling in 2030 te realiseren
en de kosten van de transitie zo laag mogelijk te houden.
Vraag 7
Hoe verhouden deze plannen zich tot de Regionale Energie Strategieën? Welke andere
locaties worden onderzocht voor de opslag van CO2?
Antwoord 7
De opslag van CO2 zal enkel plaatsvinden onder de Noordzee, in elk geval voor de periode van het Klimaatakkoord,
zo is daarin vastgelegd. Op dit moment zijn er verschillende partijen die de haalbaarheid
van CO2-transport en opslag in kaart brengen. Op basis van die plannen bereid ik een ruimtelijke
verkenning naar de mogelijkheden van transport en opslag van CO2 voor. Hierbij wordt rekening gehouden met de Regionale Energiestrategieën en Clusters
Energiestrategieën (RES en CES). Communicatie over de ruimtelijke verkenning en verdere
CCS-plannen zal voor de zomer opgestart worden. Uiteindelijk zal het ruimtebeslag
van alle energie-ontwikkelingen (op land) worden opgenomen in het Programma Energie
Hoofdstructuur (PEH).
Vraag 8
Waarom kiest de regering ervoor om bovenop de Nederlandse CO2-heffing voor de industrie, die oploopt tot 125 euro per ton in 2030, waarmee CO2-opslag rendabel zal worden, ervoor om een miljardensubsidie uit te delen die de complete
onrendabele top vergoed? Is dat niet in strijd met het principe van de vervuiler betaalt?
Is hier sprake van oversubsidie?
Antwoord 8
De CO2-heffing dient niet om de onrendabele top van projecten te verkleinen. De CO2-heffing dient als stok achter de deur voor de reductieopgave van de industrie uit
het Klimaatakkoord. De CO2-heffing verhoogt het reductiedoel voor te vermijden emissies ten opzichte van ETS.
Hiermee worden de potentiële kosten voor deze emissies verhoogd, zeker in verhouding
tot de kosten voor dezelfde emissies in andere landen, die naast het ETS geen nationale
heffing voor de industrie hanteren. De heffing stimuleert bedrijven om in Nederland
te investeren in reductiemaatregelen om deze additionele potentiële kosten te ontlopen.
De SDE++ zorgt daarnaast als wortel voor een verlaging van de onrendabele top van
deze investeringen ten opzichte van fossiele varianten. Deze beleidsmix van wortel
en stok zorgt ervoor dat de industrie de reductie-opgave realiseert, terwijl het risico
op weglek zoveel mogelijk wordt beperkt.
Vraag 9
Waarom zet de regering in op vergroening van de Nederlandse olieraffinaderijen, terwijl
we juist afscheid moeten nemen van aardolie en aardolieproducten? Is het niet strategisch
handiger om gericht fabrieken te vergroenen die een toekomst hebben in een duurzame,
klimaatneutrale wereld?
Antwoord 9
Olieraffinaderijen produceren grondstoffen voor chemie en plastics en brandstoffen
voor alle vervoersmodaliteiten van auto’s en vrachtwagens, tot lucht- en scheepvaart.
Auto’s rijden steeds meer elektrisch, maar zelfs als alle nieuwverkopen in 2030 emissieloos
zijn, betekent dit dat het overgrote deel op dat moment nog steeds op fossiele brandstof
rijdt. Voor 2030, en voor de chemie, de lucht- en scheepvaart naar verwachting nog
een tijd langer, is er nog een grote afhankelijkheid van aardolieproducten in de maatschappij.
Voor zwaar transporten voor grondstoffen voor chemische producten zoals plastics,
verven en coatings, maar denk ook aan allerlei medische en gezondheidsproducten. En
daarmee een afhankelijkheid van de raffinaderijen die deze belangrijke producten voor
ons produceren. Voor het behalen van de klimaatdoelstellingen in 2030 en verder is
de huidige vergroening van raffinaderijen dus essentieel, we kunnen immers voorlopig
nog niet zonder deze producten.
Voor een duurzame en klimaat neutrale chemie en zwaar transport zonder fossiel koolstof
gebruik (aardolie), is hernieuwbaar koolstof nodig. Hernieuwbaar koolstof kan op twee
manieren worden geproduceerd: vanuit biobased grondstoffen of uit de lucht gevangen
middels Direct Air Capture. Daarnaast is het essentieel om bestaande koolstofproducten
zoals plastics te recyclen en niet te verbranden. Het kabinetsbeleid zet hier ook
nadrukkelijk op in, bijvoorbeeld met de ontwikkeling van duurzame kerosine, (chemische)
recycling van plastics en hoogwaardige biobased plastics. Een deel van deze noodzakelijke
technologie vergt nog een innovatieslag om grootschalig te kunnen worden uitgerold,
het innovatiebeleid van het kabinet zet hier daarom ook stevig op in.
Vraag 10
Hoe beziet u de afspraken uit het Klimaatakkoord dat ongeveer de helft van de CO2 reductiedoelstelling mag voortkomen uit CO2-opslag in het licht van recente inzichten met betrekking tot het democratisch gebrek
van dergelijke polderakkoorden?
Antwoord 10
Het kabinet heeft voor de totstandkoming van het Klimaatakkoord het oordeel van uw
Kamer gevraagd over dit akkoord, waarbij de begrenzingen van CCS een uitdrukkelijke
wens van uw Kamer was. Het klimaatakkoord is een breed maatschappelijk akkoord waarbij
het Kabinet uiteindelijk een besluit heeft genomen om deze afspraken met betrekking
tot CO2-opslag te maken en uit te werken in beleid en regelgeving. Daarmee is het een breed
gedragen, ook politiek en democratisch tot stand gekomen afspraak.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.