Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2020 bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds (Kamerstuk 35830-XIV-2)
35 830 XIV Jaarverslag en slotwet Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds 2020
Nr. 7 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 10 juni 2021
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief
van 19 mei 2021 over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2020 bij het
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds (Kamerstuk
35 830 XIV, nr. 2).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 8 juni 2021. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De griffier van de commissie, Jansma
Vraag 1:
Hoe beoordeelt u de conclusie van de Algemene Rekenkamer dat als in de toekomst natuurbranden
uitbreken, er een reëel risico bestaat dat die niet snel onder controle kunnen worden
gebracht?
Antwoord:
Zoals de Algemene Rekenkamer in het Verantwoordingsonderzoek over de begroting van
het Ministerie van Justitie en veiligheid (JenV) formuleert is de Minister van JenV
beleidsmatig verantwoordelijk voor het stelsel van crisisbeheersing en brandweerzorg.
In de bestuurlijke reactie van de Minister van JenV op het onderzoek van de Algemene
Rekenkamer benadrukt hij onder andere het belang om niet alleen oog te hebben voor
repressieve aspecten van het risico van natuurbranden, maar ook voor preventie. 1 Hierbij geeft de Minister van JenV tevens aan dat het van belang is dat de intraregionale
samenwerking sterker vorm en inhoud wordt gegeven
Daarnaast heb ik, tijdens de behandeling van de LNV-begroting voor 2021, toegezegd
om vanuit mijn systeemverantwoordelijk voor het natuurbeleid over het onderwerp natuurbranden
in gesprek te gaan met relevante partijen. Ik bezie momenteel samen met onder andere
de Minister van Justitie en Veiligheid, veiligheidsregio’s, provincies en natuureigenaren
of aanvullende acties noodzakelijk zijn, mede naar aanleiding van de grote natuurbranden
in De Peel en in de Meinweg in 2020. Hiertoe is dit voorjaar een eerste, verkennend
overleg geweest, waarin onder andere het toegenomen risico op grote natuurbranden,
het belang van preventie en de taak-en verantwoordelijkheidsverdeling zijn besproken.
Voor de zomervakantie vindt een vervolgoverleg plaats, gericht op het formuleren van
de te ondernemen acties. In de recente Verzamelbrief Natuur (Kamerstuk 33 576, nr. 247) heb ik uw Kamer over deze aanpak geïnformeerd.
Vraag 2:
Kunt u alle gemaakte kostenspecificaties met betrekking tot de pluimveesector in verband
met de vogelgriepuitbraken geven, rekening houdend met niet toe te rekenen kosten
aan de sector (hobbyhouders/handelaars)?
Antwoord:
In 2020 is vanuit het Diergezondheidsfonds € 2,849 mln. uitgegeven aan verdenkingen
(€ 200k) en bestrijding (€ 2,649 mln.) van vogelgriep. Dit is inclusief de kosten
voor hobbyhouders en wilde dieren (€ 6k), welke betaald worden uit de rijksbijdrage
aan het DGF. De bestrijdingskosten worden in onderstaande tabel gespecificeerd.
Bedragen in €
Hobby en wilde dieren
Houders met 250 dieren of meer
Totaal
Quarantaine ruimingsploegen
10.454,40
10.454,40
Transport personeel en materieel
27.964,74
27.964,74
Verbruiksgoederen (w.o. persoonlijke beschermingsmiddelen)
51.835,42
51.835,42
Inzet dodingsapparatuur op locatie
289.711,86
289.711,86
Huur materieel (doding en ruiming)
21.257,46
21.257,46
Ruimingsploegen
3.901,04
191.639,11
195.540,15
Transport kadavers en dierlijke producten
2.352,98
54,45
2.407,43
Ongediertebestrijding
5.458,31
5.458,31
Vaccinatie personeel
2.063,40
2.063,40
Actualisatie waardetabellen
3.862,32
3.862,32
Catering
2.413,36
2.413,36
Tegemoetkoming in schade
1.985.504,00
2.035.866,02
Totaal
6.254,02
2.642.580,85
2.648.834,87
Vraag 3:
Bent u bekend met tekortkomingen in de nieuwe EU-diergezondheidswetgeving per 21 april
2021, zoals corridors en ontheffingen die opeens niet meer kunnen, wat aan het licht
kwam bij de laatste AI-uitbraak in Weert?
Antwoord:
Het instellen van corridors en het verlenen van ontheffingen is ook onder de nieuwe
diergezondheidsverordening mogelijk. In het geval van Weert zijn er ook ontheffingen
en corridors verleend volgens staand beleid. Op basis van een risicobeoordeling wordt
beoordeeld of een corridor wel of niet verleend kan worden. In verband met de vele
aanvragen voor corridors in het gebied in Weert en de verscheidenheid aan bedrijven
in het gebied heeft die afweging mogelijk wat langer geduurd dan de sector van LNV
gewend is.
Vraag 4:
Hebben de maatregelen die ten grondslag liggen aan de fouten en onzekerheden in de
rechtmatigheid van de verplichtingen plaatsgevonden in afstemming met het Ministerie
van Financiën?
Antwoord:
De fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid van de verplichtingen hebben voornamelijk
betrekking op de comptabele onrechtmatigheid als gevolg van het niet-naleven van artikel 2.27
van de Comptabiliteitswet 2016 (CW). Voor de getroffen coronacrisismaatregelen (sierteelt,
fritesaardappelensector, visserij en aquacultuur) is de Eerste Kamer niet vooraf separaat
geïnformeerd over het in uitvoering nemen van de crisismaatregelen voordat goedkeuring
van de bijbehorende begroting heeft plaatsgevonden. Met het Ministerie van Financiën
heeft vooraf afstemming plaatsgevonden over deze crisismaatregelen.
Vraag 5:
Kunt u een toelichting geven op de stelling van de Algemene Rekenkamer dat het IT-landschap
bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) de komende jaren nog wel aandacht
vraagt? Herkent u dit en kunt u daarop een toelichting geven?
Antwoord:
Ja, met het stopzetten van de doorontwikkeling en implementatie van INSPECT in het
voorjaar van 2019 kwam ook een einde aan het vooruitzicht dat INSPECT de bestaande,
verouderde inspectiesystemen zou gaan vervangen. Gedurende de (technologische) herbezinning
is daarom een contingency plan opgesteld om de continuïteit van de bestaande inspectiesystemen
voor langere tijd te borgen en heeft Deloitte de levensvatbaarheid van de bestaande
inspectiesystemen onderzocht. Mede op basis van deze inzichten is een strategie ontwikkeld
en vastgesteld om de komende jaren stapsgewijs het informatie- en applicatielandschap
te moderniseren. Zie ook Kamerstuk 33 835, nrs. 161 en 171
Vraag 6:
Zijn de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer over het Oracle BS-systeem allemaal
overgenomen?
Antwoord:
Ja, de aanbeveling om als opdrachtgever de oplossing van de tekortkomingen kritisch
te volgen is overgenomen. Daarnaast spannen LNV en de NVWA zich, samen met EZK, in
om de dienstspecifieke beheersmaatregelen aantoonbaar en controleerbaar uit te voeren.
Vraag 7:
Hoe kan het dat de NVWA geen herwaardering van het INSPECT-systeem heeft uitgevoerd,
en hiermee niet voldoet aan de verslaggevingsregels als een bijzondere waardevermindering
moet worden doorgevoerd?
Antwoord:
INSPECT werd ontwikkeld als één integrale ICT-oplossing voor alle primaire activiteiten
van de NVWA. Na het stopzetten van INSPECT heb ik een periode van herbezinning ingelast.
Bij het vaststellen van jaarrekening 2019 was de periode van herbezinning nog niet
afgerond, waardoor er op dat moment nog geen duidelijkheid was of en in welke vorm
(delen van) INSPECT hergebruikt konden worden in het toekomstige ICT-landschap. De
tot dan toe opgeleverde functionaliteit van INSPECT werd per balansdatum 31 december
2019 nog steeds gebruikt. Dit tezamen maakte dat op basis van de verslagleggingsregels
het volledig afwaarderen van INSPECT niet mogelijk was. Op dat moment ontbrak ook
de informatie en het inzicht voor een betrouwbare gedeeltelijke bijzondere waardevermindering.
Om deze reden is er door de NVWA in jaarrekening 2019 geen herwaardering van INSPECT
uitgevoerd. In de jaarrekening 2020 is deze bijzondere waardevermindering wel uitgevoerd.
Vraag 8:
Kunt u een volledig transparant overzicht publiceren van de onderliggende kostenstructuren
over de verschillende diersectoren bij het vroegtijdig opsporen en bestrijden van
ernstige besmettelijke dierziekten?
Antwoord:
In de bijlage ziet u de verdeelsleutel en uitgave per financier voor bewaking, voorzieningen,
verdenkingen, bestrijding en overige kosten2.
Vraag 9:
Kunt u volledige openheid geven over alle gemaakte kosten voor het ruimen van de nertsen
en de specifiek ingebrachte overheidsgelden ten behoeve hiervan, inclusief indirecte
en directe kosten gemaakt door de NVWA?
Antwoord:
Ik verwacht u in het najaar van 2021 een volledig kostenoverzicht te kunnen sturen
van alle gemaakte kosten bij de bestrijding van COVID-19 bij nertsen. Eventuele beroep-
en bezwaarzaken en vertraagde ontvangst van facturen kunnen ervoor zorgen dat dit
overzicht later beschikbaar komt.
Vraag 10:
Welke bedragen zijn er uitgegeven aan de veldmedewerkers die 7.300 uur plus 4.000
overuren hebben gemaakt aan nertsenruiming, waar zijn deze verantwoord en zijn er
ook andere dan veldmedewerkers met nertsenzaken bezig geweest? Zo ja, om hoeveel uren
gaat het?
Antwoord:
zie antwoord bij vraag 9
Vraag 11:
Hoe is het uurtarief van 45 euro bepaald met nertsenhouders waarvan de bedrijven werden
geruimd, terwijl het uurtarief voor allround dierverzorgers wordt geraamd op 18,60 euro
per uur? Op basis waarvan is 50% toeslag op zaterdagen en 100% op zon- en feestdagen
tot stand gekomen?
Antwoord:
De beste manier om de ruimingen efficiënt uit te kunnen voeren en tevens rekening
te houden met het welzijn van de dieren was door inzet van de nertsenhouders en hun
personeel. Er was op het moment dat besloten werd te gaan ruimen geen contract met
de nertsenhouders en hun personeel voor de uitvoering van ruimingen. Het was gezien
de tijdsdruk en de noodzaak om snel tot uitvoering van de ruiming over te kunnen gaan
geen mogelijkheid om middels reguliere inkoopprocessen tot een overeenkomst te komen.
Om te zorgen dat het toch mogelijk werd om nertsenhouders en hun personeel op zeer
korte termijn in te zetten is toen, op basis van overleg met de Nederlandse Federatie
Edelpelsdierenhouders (NFE), tot dit uurtarief gekomen. Het tarief van 45 euro is,
in vergelijking met uurtarieven voor andere diensten en in relatie tot de uit te voeren
werkzaamheden, als redelijk beoordeeld. Het werken met toeslagen voor zaterdagen en
zon- en feestdagen is in andere sectoren een gebruikelijk model.
Vraag 12:
Wat is de reden dat bij de Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19
geen voorwaarden zijn gesteld die verband houden met de omslag naar de kringlooplandbouw?
Antwoord:
De Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 ondersteunt in de
kern gezonde bedrijven om de sector zo goed mogelijk door de coronacrisis heen te
helpen. Dat is ook nodig om na deze crisis weer de investeringen te kunnen doen die
voor verdergaande verduurzaming (zoals klimaat en gewasbescherming) nodig zijn. De
steunmaatregelen zijn bedoeld voor het ledigen van de acute financiële nood die ontstond
door het wegvallen van de vraag door beperkende maatregelen als gevolg van COVID-193.
Vraag 13:
Hoe kan het dat er geen duidelijke en volledige beschrijving is van het controlebeleid
van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) voor het vergoeden van varkensrechten
die worden doorgehaald en voor de voorwaarde met betrekking tot het aantal rechten
dat wordt doorgehaald?
Antwoord:
RVO maakt bij de controle op de voorwaarden en vereisten van de Srv gebruik van handleidingen,
werkinstructies en toetsingslijsten. De verschillende onderdelen van het controlebeleid
zijn daarmee duidelijk en volledig beschreven. Naar aanleiding van het advies van
de Algemene Rekenkamer zal ik van de verschillende onderdelen van het controlebeleid
een samenhangende procesbeschrijving laten opstellen.
RVO maakt gebruik van gegevens die door ondernemers zijn aangeleverd bij de subsidieaanvraag
en controleert deze aan de hand van beschikbare databestanden, zoals gegevens uit
het Identificatie & Registratiesysteem. RVO heeft ten behoeve van controles die in
het kader van de Srv uitgevoerd moeten worden handleidingen, werkinstructies en toetsingslijsten
opgesteld zodat op een eenduidige wijze op de subsidievereisten en de uitgekeerde
subsidies kan worden gecontroleerd. In de in het antwoord op vraag 15 toezegde procesbeschrijving
zal het hiervoor beschreven proces in samenhang worden gepresenteerd. De controles
zullen niet herhaald worden als deze procesbeschrijving is afgerond.
Vraag 14:
Hoe controleert de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) de aantallen dieren
die door varkenshouders zelf worden aangeleverd?
Antwoord:
RVO vergelijkt en corrigeert indien nodig de aangeleverde aantallen dieren met gegevens
uit de volgende bronnen:
• Gecombineerde Opgave 2019 waarin varkenshouders aan RVO opgaven hoeveel varkens ze
in 2018 gemiddeld hielden per stal en op een UBN.
• Identificatie & Registratie (I&R). Hierin worden verplaatsingen van varkens geregistreerd.
Dit register gebruikt RVO om te bekijken of de opgegeven stallocaties (UBN) gekoppeld
zijn aan het opgegeven bedrijf (BRS).
• Register Dierproductie Rechten (RDR). Hierin worden de varkensrechten per bedrijf
(BRS) geregistreerd.
• Veesaldokaarten/diertelkaarten. Dit zijn kaarten die varkenshouders in hun managementsysteem
hebben waarin ze de aantallen dieren registreren. Deze kaarten werden alleen opgevraagd
als er verschillen werden geconstateerd in de aantallen varkenseenheden tussen de
opgave in de aanvraag en de opgave in de GDI.
Vraag 15:
Wanneer kan de Kamer een volledige procesbeschrijving voor de vergoeding van de varkensrechten
in het kader van de Srv verwachten?
Antwoord:
Ik zal uw Kamer uiterlijk in september de procesbeschrijving doen toekomen.
Vraag 16:
Op welke manier worden de al uitgekeerde subsidies van de Srv gecontroleerd zonder
volledige procesbeschrijving en wordt dit achteraf alsnog gedaan wanneer de procesbeschrijving
compleet is gemaakt?
Antwoord:
RVO maakt gebruik van gegevens die door ondernemers zijn aangeleverd bij de subsidieaanvraag
en controleert deze aan de hand van beschikbare databestanden, zoals gegevens uit
het Identificatie & Registratiesysteem. RVO heeft ten behoeve van controles die in
het kader van de Srv uitgevoerd moeten worden handleidingen, werkinstructies en toetsingslijsten
opgesteld zodat op een eenduidige wijze op de subsidievereisten en de uitgekeerde
subsidies kan worden gecontroleerd. In de in het antwoord op vraag 15 toezegde procesbeschrijving
zal het hiervoor beschreven proces in samenhang worden gepresenteerd. De controles
zullen niet herhaald worden als deze procesbeschrijving is afgerond.
Vraag 17:
Op welke wijze gaat u de wenselijkheid van de landbouwvrijstelling zodoende onderbouwen
dat deze voldoet aan de rijksbegrotingsvoorschriften?
Antwoord:
Hoe het volgende onderzoek naar de landbouwvrijstelling wordt vormgegeven ligt in
de handen van mijn ambtsopvolger in overleg met de ambtsopvolger van de Staatssecretaris
van Financiën. Dit geldt ook voor de wijze waarop de aanbevelingen van de Algemene
Rekenkamer worden betrokken. Vanzelfsprekend zullen hierbij de Rijksbreed voorgeschreven
instrumenten worden toegepast. Hoewel het oorspronkelijke doel van de regeling is
vervallen, zou in het voorgenomen onderzoek de vraag kunnen worden gesteld wat de
grootte van de bijdrage van de landbouwvrijstelling is aan de doelen die het Ministerie
van LNV nastreeft, zoals een weerbaar, duurzaam en veerkrachtig land- en tuinbouwsysteem.
Ook zou mede met behulp van de sector na kunnen worden gegaan welke gevolgen afschaffing
van de landbouwvrijstelling zou hebben, naast impact op de financiering van bedrijfsoverdrachten
en de mobiliteit van landbouwgrond.
Het ligt inhoudelijk niet direct voor de hand dat de landbouwvrijstelling wordt meegenomen
in de herziening van het pachtbeleid, maar ook die (eventuele) herziening is aan het
volgende kabinet (dit onderwerp is controversieel verklaard door uw Kamer).
Vraag 18:
Ziet u mogelijkheden om de landbouwvrijstelling conform het verzoek van de Algemene
Rekenkamer aan het toetsingskader fiscale regelingen uit de rijksbegrotingsvoorschriften
te laten voldoen? Zo ja, op welke wijze gaat u dat doen?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 17.
Vraag 19:
Waarom is het wenselijk om in 2022 opnieuw onderzoek te doen naar de landbouwvrijstelling,
gelet op het feit dat de Algemene Rekenkamer heeft vastgesteld dat deze regeling geen
specifiek beleidsdoel dient en eerdere onderzoeken erop wijzen dat doelmatigheidswinst
kan worden behaald door een andere inzet van deze middelen?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 17.
Vraag 20:
Op welke manier wordt de landbouwvrijstelling meegenomen in het herzien van het pachtbeleid?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 17.
Vraag 21:
Bent u bereid om bij het onderzoek naar de landbouwvrijstelling in 2022 expliciet
de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer te betrekken die zien op gevolgen voor
financiering van bedrijfsoverdrachten binnen de familiesfeer en voor mobiliteit van
landbouwgrond, en om met de sector na te gaan welke eventuele andere onwenselijke
gevolgen te verwachten zijn?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 17.
Vraag 22:
Welke initiatieven zijn ontwikkeld om te voorkomen dat varkenshouders die een aanvraag
voor de Srv hebben ingediend die aanvraag intrekken?
Antwoord:
Varkenshouders moesten, op grond van de Srv, binnen acht weken na ontvangst van de
positieve subsidiebeschikking voldoen aan de eerste vereiste, het ondertekenen en
indienen van de in de subsidieregeling opgenomen modelovereenkomst. In de praktijk
is gebleken veel varkenshouders de betreffende overeenkomst pas wensten te ondertekenen
op het moment dat er meer zekerheid bestond over de herbestemming van hun productielocatie.
Voor het voeren van overleg en maken van afspraken over herbestemming van de productielocatie
hadden individuele varkenshouders en hun gemeente meer tijd nodig dan de acht weken
die stond voor het ondertekenen en indienen van de modelovereenkomst. Op verzoek van
zowel varkenshouders als gemeenten heb ik in individuele gevallen meer tijd gegeven
voor overleg over herbestemming. Hierdoor is weliswaar vertraging opgelopen in de
uitvoering, maar dit is ten goede gekomen aan het aantal varkenshouders dat uiteindelijk
een getekende overeenkomst heeft ingediend.
Vraag 23:
Waarom is de De Regeling Omgevingskwaliteit en zijn doelmatigheid niet aangepast toen
duidelijk werd dat de Srv tot stand kwam en in werking werd gesteld? Hoe kan het dat
deze regelingen elkaar tegenwerken?
Antwoord:
De Regeling Omgevingskwaliteit (ROK) en de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen
(Srv) hebben beide tot doel de geuroverlast voor omwonenden te verminderen door de
productie op varkenshouderijlocaties definitief te beëindigen. Genoemde regelingen
werkten elkaar niet tegen, maar waren complementair aan elkaar. Er is daarom dan ook
geen aanleiding geweest om de ROK aan te passen op het moment dat duidelijk werd dat
de Srv tot stand kwam en in werking trad.
Vraag 24:
Kunt u aangeven welke overweging(en) ten grondslag heeft/hebben gelegen aan de afweging
om akkoord te gaan met het loslaten van de voorwaarden van het Ontwikkelingsbedrijf
Varkenshouderij, waardoor overgebleven rechten verkocht werden aan varkenshouderijen
zonder eisen te stellen aan geuroverlast? Kunt u een situatie schetsen waarin deze
eisen wel waren gesteld?
Antwoord:
In fase 2 van de Regeling Omgevingskwaliteit (ROK) konden varkenshouders op aanvraag
de met fase 1 opgekochte varkenseenheden tegen gereduceerd tarief kopen van het Ontwikkelingsbedrijf
Varkenshouderij, onder de voorwaarde dat geïnvesteerd werd in innovatieve emissiereducerende
technieken en verduurzaming (waaronder dierenwelzijn). In de regio Zuid kon een aanvrager
zo een voordeel van circa € 15 per varkensrecht behalen, in regio Oost bedroeg dit
voordeel circa € 5 per varkensrecht. Dit financiële voordeel kon daarmee geïnvesteerd
worden in de innovatieve emissiereducerende technieken en verduurzaming.
Lopende fase 2 daalde de marktprijs voor varkensrechten, waardoor het te behalen voordeel
via de ROK verminderde.
Daardoor was er onvoldoende animo voor fase 2 van de ROK. Het Ontwikkelingsbedrijf
Varkenshouderij liep hierdoor een reëel financieel risico. De opbrengst van verkoop
van varkenseenheden was noodzakelijk om de door Rabobank verstrekte lening van € 3 miljoen
terug te kunnen betalen. In overleg is toen besloten de resterende varkensrechten
zonder aanvullende voorwaarden en tegen marktconforme prijs te verkopen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier