Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Raan over het bericht ‘Nederlands pensioengeld betrokken bij illegale veehandel en ontbossing Amazone’
Vragen van het lid Van Raan (PvdD) aan de Minister van Financiën over het bericht «Nederlands pensioengeld betrokken bij illegale veehandel en ontbossing Amazone» (ingezonden 2 april 2021).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën), mede namens Minister van Buitenlandse
Zaken en Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 8 juni 2021).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2403.
Vraag 1
Bent u bekend met de onderstaande artikelen waaruit blijkt dat Braziliaanse vleesverwerker
JBS vee koopt uit de Amazone van illegale boerderijen, wat ondersteund wordt door
de satellietbeelden van Global Forest Watch?
– «Nederlands pensioengeld betrokken bij illegale veehandel en ontbossing Amazone» van
onderzoeksjournalistiek platform Pointer (KRO-NRCV)1;
– «Deze satelliet ziet hoe boeren het Amazonegebied weghappen»?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat ambtenarenpensioenfonds ABP het Convenant Internationaal Maatschappelijk
Verantwoord Beleggen Pensioenfondsen (IMVB-convenant) heeft getekend en dus gecommitteerd
is aan duurzaam beleggen?3
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Hoe passen de investeringen van ABP, die leiden tot ontbossing, bij de geïntensiveerde
inzet van de overheid voor internationaal bosherstel?4
Antwoord 3
De geïntensiveerde inzet van het kabinet op internationaal bosbehoud en bosherstel
is niet te verenigen met investeringen die leiden tot ontbossing. Het kabinet richt
zich juist op het voorkomen van wereldwijde ontbossing en zet de daartoe beschikbare
diplomatieke en financiële instrumenten in. Eén van de hoofddoelen van onze internationale
inzet op bosbehoud en bosherstel is het stoppen van mondiale ontbossing en bosdegradatie
in uiterlijk 2030.5 We willen daarom in EU-verband en vanuit Nederland ontbossingsvrije landbouwgrondstoffenketens
en houtproductie stimuleren, met als doel ontbossingsvrije ketens in 2030.
Nationaal draagt de overheid bijvoorbeeld bij aan de werkgroep Biodiversiteit van
het Platform voor Duurzame Financiering van DNB. Deze werkgroep heeft recent een gids
uitgebracht met praktische instrumenten om ontbossing tegen te gaan en risico’s te
beperken.6 Ook in de EU zal het kabinet zich inzetten voor het voorkomen van wereldwijde ontbossingen
in de financiële sector, bijvoorbeeld door te pleiten voor een ambitieuze toekomstige
uitwerking van de duurzame taxonomie op biodiversiteit. Ten slotte draagt het kabinet
internationaal bij aan de oprichting van Task Force on Nature-related Financial Disclosures
(TNFD). De TNFD zal een vrijwillige internationale standaard voor de rapportage van
duurzaamheid gerelateerde risico’s ontwikkelen.
Het kabinet vindt het vanzelfsprekend zeer zorgelijk als investeringen hebben bijgedragen
aan ontbossing. Het kabinet verwacht daarom ook van pensioenfondsen en andere investeerders
dat zij handelen conform de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen)
en United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) en bestaande
best practices met betrekking tot duurzame financiering onderschrijven, actief uitdragen
in hun beleid en daar naar handelen. Hoe individuele pensioenfondsen invulling geven
aan de naleving van deze internationale richtlijnen en in welke bedrijven zij wel
of niet investeren is de verantwoordelijkheid en keuze van de individuele pensioenfondsen.
Zo hebben vier grote Nederlandse pensioenfondsen, waaronder het ABP, aan deze verantwoordelijkheid
invulling gegeven door hun beleggingen in Chinese bedrijven, die rechtstreeks betrokken
zijn bij de onderdrukking van de Oeigoeren, te beëindigen. Hierover hebben zij op
20 mei jl. bericht.7
In de IMVO-beleidsnota (Kamerstuk 26 485, nr. 337) heeft het kabinet aangegeven in te zetten op een brede gepaste zorgvuldigheidsverplichting,
die bij voorkeur op EU-niveau wordt ingevoerd. De Europese Commissie werkt aan een
wetgevende voorstel op het gebied van duurzaam ondernemingsbestuur, waar gepaste zorgvuldigheid
onderdeel van uitmaakt. Dit voorstel wordt verwacht in de tweede helft van 2021. Het
kabinet zet in op ambitieuze EU-wetgeving en houdt daarover contact met de Europese
Commissie. De uitwerking van de bouwstenen voor een brede gepaste zorgvuldigheidsverplichting,
die primair als input voor het Commissievoorstel dienen, gaat onverminderd door. Mocht
een effectief en uitvoerbaar voorstel Europees niet van de grond komen, dan liggen
de bouwstenen klaar voor het invoeren van nationale dwingende maatregelen.
Vraag 4 en 5
Erkent u, met hoogleraar tropische bosecologie Pieter Zuidema van de Wageningen Universiteit,
dat veeteelt de grootste veroorzaker van ontbossing in Brazilië is?8 Zo nee, hoe omschrijft u de rol van veeteelt in ontbossing in Brazilië?
Op welke manier is het logisch dat een pensioenfonds dat duurzaam wil beleggen hierin
investeert?
Antwoord 4 en 5
Ontbossing in Brazilië is een complex proces, waarbij verschillende factoren zowel
direct als indirect een rol spelen. De beschikbare gegevens wijzen er inderdaad op
dat veeteelt de grootste aanjager van ontbossing in Brazilië is, in samenhang met
een proces van landspeculatie, waar helaas ook (lokale) financiële instellingen bij
betrokken zijn. De waarde van een stuk land neemt enorm toe nadat het is ontbost,
waarmee wordt gespeculeerd op later gebruik voor veeteelt en soms ook landbouw (o.a.
soja). Extensieve veeteelt is vaak de eerstvolgende stap na ontbossing in dat proces
van veranderend landgebruik.
Zoals genoemd onder de beantwoording van vraag 3 verwacht het kabinet van pensioenfondsen
dat zij handelen conform de OESO-richtlijnen, UNGP’s en dat zij bestaande best practices met betrekking tot duurzame financiering onderschrijven, actief uitdragen in hun
beleid en daarnaar handelen. Het is de keuze en de verantwoordelijkheid van individuele
pensioenfondsen in welke bedrijven zij wel of niet investeren. Dit geldt ook voor
de beslissing om engagement te voeren met een bedrijf of juist over te gaan tot uitsluiting. Het kabinet is van
mening dat investeringen die bijdragen aan ontbossing niet duurzaam en erg onwenselijk
zijn.
Vraag 6, 8 en 9
Is het label «duurzaam krachtens het IMVB-convenant» in overeenstemming met het feit
dat ABP weet dat de keten in kwestie niet inzichtelijk is, dat het track record van
JBS niet goed is, en dat onderzocht is dat JBS samen met Marfig en Minerva het meest
betrokken is bij de ontbossing en illegale houtkap t.b.v. sojaplantages en illegale
veehouderij?9 Op welke manier?
Welke verantwoordelijkheid heeft pensioenfonds ABP precies in voorliggende casus volgens
u, gezien de controversiële track record van de Braziliaanse vleesverwerker JBS die
algemeen bekend is?
Bent u van mening dat het onverantwoordelijk is als bedrijven in de vleessector in
Brazilië samenwerken met leveranciers, terwijl ze weten dat ze niet kunnen achterhalen
of die legaal of illegaal opereren? Waarom wel of niet?
Antwoord 6, 8 en 9
Het kabinet vindt het belangrijk dat het beleggingsbeleid van pensioenfondsen verantwoord
is en heeft samen met pensioenfondsen, vakbonden en maatschappelijke organisaties
het convenant Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Beleggen (IMVB) gesloten.
Het IMVB-convenant richt zich op de inbedding van de OESO-richtlijnen en UNGP’s in
het beleid van pensioenfondsen en implementatie in de uitvoering. Er is mijns inziens
geen label «duurzaam krachtens het IMVB-convenant». Hoe een bij het convenant aangesloten
pensioenfonds invulling geeft aan de naleving van deze internationale richtlijnen
en in welke bedrijven zij wel of niet investeren is de verantwoordelijkheid en keuze
van het pensioenfonds zelf.
Binnen dit convenant prioriteert een pensioenfonds duurzaamheidsthema’s op basis van
risico-inschatting, gepaste zorgvuldigheid (due diligence) en deelnemersraadpleging. Of een thema wordt geselecteerd als meest prioritair is
een afweging die elk pensioenfonds afzonderlijk maakt met inachtneming van ernst en
waarschijnlijkheid in lijn met de OESO-richtlijnen en van deelnemersvoorkeuren. De
afspraken in het convenant zien op de implementatie van de zes stappen voor gepaste
zorgvuldigheid. De pensioenfondsen kunnen daarmee binnen de hiervoor gestelde termijnen
in het convenant hun duurzaamheidsrisico’s beter gaan beheersen. Een pensioenfonds
dient zelf actief een brede risico-inschatting op duurzaamheid te maken. Het naleven
van de implementatie van het convenant worden daarbij gemonitord door een onafhankelijke
monitoringcommissie.
Pensioenfondsen kunnen de invloed die het fonds heeft als belegger op bedrijven vergroten
door engagement te voeren. Daar waar sprake is van controversiële en schadelijke activiteiten
wordt ernaar gestreefd om afspraken te maken met het bedrijf om het effect van die
activiteiten mitigeren of zelfs beëindigen. Het is gebruikelijk dat een pensioenfonds
enkele jaren engagement voert waarbij tussentijds de balans wordt opgemaakt of het
bedrijf stappen neemt. Als er geen enkele vooruitgang wordt geboekt kan een pensioenfondsbestuur
uiteindelijk beslissen om over te gaan tot desinvestering.
Vraag 7
Bent u bekend met het feit dat veel investeerders JBS al hebben uitgesloten, omdat
het bedrijf onvoldoende is gecommitteerd aan verduurzaming,10 waaronder de Nederlandse pensioenfondsen PMT en PME?11
Antwoord 7
Ja.
Vraag 10
Bent u bekend met de oproep van een groep hoogleraren en wetenschappers van o.a. de
Wageningen Universiteit aan hun pensioenfonds, het APB, om niet langer te investeren
in grote vleesbedrijven als JBS?12
Antwoord 10
Ja.
Vraag 11
Bent u het met de specialisten van de Wageningen Universiteit eens dat de financiële
sector een sleutelrol heeft in de ombuiging naar duurzaamheid? Waarom wel of niet?
Antwoord 11
De financiële sector heeft een belangrijke rol in de duurzame ontwikkeling. Financiële
instellingen spelen door hun keuzes ten aanzien van kapitaalstromen een bepalende
rol in de ontwikkeling van de reële economie en zo van een duurzame maatschappij.
De Nederlandse financiële sector, waaronder de pensioensector, heeft zich ook gecommitteerd
aan het Klimaatakkoord. De sector heeft toegezegd om over boekjaar 2020 de klimaatimpact
van hun portefeuille in kaart te brengen en uiterlijk in 2022 actieplannen te presenteren
over hoe zij deze impact gaan terugbrengen. Ik verwacht dat de sector ambitieus invulling
geeft aan dit commitment.
Het kabinet verwacht van pensioenfondsen die internationaal opereren dat zij de OESO-richtlijnen
en de UNGP’s naleven. Dit betekent dat zij voor hun financieringskeuzes risico’s op
misstanden voor mens en milieu in kaart brengen, hun invloed aanwenden om deze risico’s
te voorkomen, te verminderen en/of aan te pakken, de aanpak hiervan monitoren en hier
verantwoording over afleggen. Door middel van engagement, het in gesprek gaan met
bedrijven waarin belegd is, kan een pensioenfonds zijn invloed aanwenden om ervoor
te zorgen dat bedrijven duurzamer ondernemen.
Vraag 12
Bent u van mening dat financiële instellingen positieve invloed kunnen uitoefenen
op bedrijven zoals JBS door de voorwaarde te stellen dat alle transacties navolgbaar
worden vastlegt in blockchain? Waarom wel of niet? Bent u bereid om financiële instellingen
hiertoe aan te sporen, als onderdeel van uw inspanningen op het gebied van transparantie
in de financiële sector? Op welke manier? Waarom wel of niet?
Antwoord 12
Financiële instellingen kunnen hun invloed aanwenden om ervoor te zorgen dat bedrijven
duurzamer ondernemen door in gesprek te gaan met bedrijven waarin is belegd (engagement).
Het gebruik van een blockchain, of andere vormen van distributed ledger technology, kan een transactieketen transparanter maken. Echter, een blockchain is slechts een
middel om informatie over transacties op te slaan, en zorgt op zichzelf niet voor
dat de ingevoerde informatie correct en juist is. Als er foutieve informatie wordt
vastgelegd, corrigeert de blockchain dit bijvoorbeeld niet. Er zijn ook andere manieren
om transacties op te slaan en navolgbaar te maken. In andere woorden, het eisen van
het gebruiken van een blockchain voor het opslaan van informatie over transacties
hoeft niet per se de navolgbaarheid van deze transacties te verbeteren.
Belangrijke onderdelen van gepaste zorgvuldigheid zijn de opvolging en voorkoming
van misstanden in de waardeketen en het transparant rapporteren over de genomen beslissingen.
Er zijn daarom expliciet afspraken opgenomen over rapportage en transparantie in hoofdstuk
6 van het pensioenconvenant. Pensioenfondsen hebben zich gecommitteerd om te rapporteren
over het beleid en de uitvoering van prioritaire thema’s. Het is aan de pensioenfondsen
zelf wanneer zij dit doen en in welke vorm. Dit neemt niet weg dat ik hen aanmoedig
om zo transparant mogelijk te zijn en gebruik te maken van de aangeboden kennis en
ontwikkelde producten binnen het pensioenconvenant.
Vraag 13 en 14
Op welke manier vindt u het te rechtvaardigen dat pensioenfonds ABP ermee akkoord
gaat dat JBS pas in 2025 d.m.v. blockchain inzicht kan geven in de keten, terwijl
hoogleraar tropische bosecologie Pieter Zuidema van de Wageningen Universiteit duidelijk
maakt dat 2025 erg laat is gezien de zorgelijke staat van de afnemende biodiversiteit
daar, gezien het feit dat het behoud van de Amazone van belang is voor de strijd tegen
klimaatverandering,13 en gezien het feit dat ABP zich net als andere pensioenfondsen ook simpelweg uit
JBS kan terugtrekken als investeerder?
Bent u het ermee eens dat er grenzen zouden moeten zijn aan de termijnen die financiële
instellingen mogen geven aan bedrijven om verbetering te laten zien? Onder welke voorwaarden
zou dit kunnen?
Antwoord 13 en 14
Pensioenfondsen bepalen zelf waarin zij beleggen. Het kabinet vindt het belangrijk
dat het beleggingsbeleid van pensioenfondsen en de toepassing hiervan verantwoord
is en vindt daarbij de fondsen zelf aan zijn zijde. Zoals ik reeds schreef onder vraag 6
en vraag 8 ligt de verantwoordelijkheid van prioritering en risico-inschatting bij
pensioenfondsen zelf.
Hoe individuele pensioenfondsen invulling geven aan de naleving van deze internationale
richtlijnen en in welke bedrijven zij wel of niet investeren is de verantwoordelijkheid
en keuze van individuele pensioenfondsbesturen. Dit geldt ook voor de beslissing om
engagement te voeren met een bedrijf of juist over te gaan tot desinvestering. Het
is gebruikelijk om een aantal jaren engagement te voeren en tussentijds en aan het
eind de balans op te maken of het bedrijf serieuze verandering tot stand heeft gebracht
of laat zien dat de verandering op korte termijn geïmplementeerd gaat worden. Desinvesteren
is een laatste stap die pensioenfondsen overwegen in het licht van hun fiduciaire
verplichtingen. Omdat het een laatste stap is en omdat geen invloed kan worden aangewend
wanneer je geen aandeelhouder meer bent kan desinvesteren een beslissing zijn die
pensioenfondsen niet gemakkelijk nemen.
Vraag 15
Kunt u bevestigen dat de financiële sector vijftig jaar geleden al werd aangemoedigd
te verduurzamen door het rapport «De grenzen aan de groei» van de Club van Rome? En
dat we sindsdien OESO-richtlijnen, UN Guiding Principles, een Europese taxonomie,
sectorconvenanten, klimaatcommitments, biodiversiteitsstrategieën, geïntensiveerd
ontbossingsbeleid, etc. hebben? Herinnert u zich de vele sets Kamervragen die de Partij
voor de Dieren heeft gesteld naar aanleiding van de onophoudelijke roofbouw op onze
planeet, die nog steeds mogelijk gemaakt wordt door de Nederlandse financiële sector?14
Antwoord 15
Ja, ik herinner mij de verschillende sets Kamervragen die hierover zijn gesteld. Het
rapport «De grenzen aan de groei» door de club van Rome in de jaren zeventig zorgde
ervoor dat het milieubewustzijn en het denken over een duurzaam economisch model in
een stroomversnelling kwam. Er is inderdaad wereldwijd een pad ingezet richting een
steeds meer uitgewerkte «governance» van het economisch systeem teneinde dit een duurzaam
economisch systeem te maken; de genoemde initiatieven zijn onderdelen hiervan. Dit
betreft ook de financiële sector.
Vraag 16 en 17
Hoe kan het volgens u dat het, na vijftig jaar proberen, nog steeds niet is gelukt
om dergelijke activiteiten met rampzalige gevolgen te voorkomen?
Kan dit te maken hebben met de vrijblijvendheid van alle richtlijnen, akkoorden, afspraken
en commitments?
Antwoord 16 en 17
De financiële sector speelt een belangrijk rol bij de verduurzaming van de economie.
Veel pensioenfondsen financieren wereldwijd en zijn met hun beleggingsportefeuille
aan verschillende duurzaamheidsrisico’s blootgesteld. De financiële instelling moet
in de beleggingskeuzes risico's op misstanden voor mens en milieu in kaart brengen,
hun invloed aanwenden om deze risico's te voorkomen, te verminderen en/of aan te pakken,
de aanpak hiervan monitoren en hier verantwoording over afleggen. Het is onmogelijk
om alle activiteiten met schadelijke gevolgen te voorkomen. Het toepassen van gepaste
zorgvuldigheid door financiële instellingen is een leerproces en de in Nederland gevestigde
financiële instellingen hebben geen directe zeggenschap over de gehele keten. Een
belangrijk onderdeel van gepaste zorgvuldigheid (due dilligence) is dat de financiële
instelling in gesprek gaat met bedrijven waar misstanden plaatsvinden. Op deze manier
kunnen zij hun invloed aanwenden.
De richtlijnen, akkoorden, afspraken en commitments waar deze instellingen zich aan committeren zijn vrijwillig, maar niet vrijblijvend.
In de beleidsnota «Van Voorlichten tot Verplichten; een nieuwe impuls aan Internationaal
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemerschap» geeft het kabinet aan dat ondanks de
vele goede stappen die door veel bedrijven worden gezet, uit evaluaties blijkt dat
het bestaande IMVO-beleid onvoldoende effectief is.15 Er zijn nog te weinig Nederlandse bedrijven die ondernemen in lijn met de internationale
MVO-normen. Aanvulling en aanscherping van de IMVO-maatregelen is daarom nodig. Het
kabinet stelt IMVO-beleid voor dat bestaat uit een mix van elkaar versterkende maatregelen.
Het kernelement van de nieuwe doordachte mix is een gepaste zorgvuldigheidsverplichting,
bij voorkeur op Europees niveau. Ook zal in de herziening van de Non-Financial Reporting
Directive (NFRD) due diligence beter worden verankerd. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) houdt toezicht op
de NFRD.
Vraag 18
Is dit al goed onderzocht? Zo ja, door wie? Zo nee, bent u het ermee eens dat dit
een logische vervolgstap zou zijn in aanvulling op andere onderzoeken en inspanningen
op het gebied van MVO en maatschappelijk verantwoord beleggen? Onder welke voorwaarden
zou u hiertoe bereid zijn?
Antwoord 18
De beleidsnota «Van Voorlichten tot Verplichten» is het resultaat van een evaluatie
van het IMVO-beleid, uitgevoerd met het project «IMVO-maatregelen in perspectief».
Dit project had tot doel het IMVO-beleid te evalueren, te onderzoeken of vernieuwing
of aanvulling hiervan nodig is en te verkennen welke (dwingende) maatregelen daartoe
genomen kunnen worden.16 Binnen dit project is ook de vrijwillige, maar niet vrijblijvende, aanpak geëvalueerd
met de evaluatie van de IMVO-convenanten.17 In de Kamerbrief van 10 juli 2020 (Kamerstuk 26 483, nr. 333) zijn de uitkomsten van deze evaluatie, uitgevoerd door het Koninklijk Instituut
voor de Topen (KIT), gedeeld met uw Kamer. De evaluatie van de convenantenaanpak laat
zien dat de convenanten weliswaar meerwaarde hebben, maar dat hiermee slechts 1,6%
van de bedrijven in hoog risicosectoren wordt bereikt. Er is geen aanleiding om voor
het IMVO-beleid aanvullende onderzoeken uit te voeren.
Vraag 19
Welke mogelijkheden heeft de overheid om het moeilijker te maken voor bepaalde bedrijven
om financiering te krijgen dan nu het geval is, aangezien keer op keer blijkt dat
bepaalde bedrijven toch door de screening van pensioenfondsen heen glippen? Vormt
het feit dat dit gevolgen heeft voor het algemeen belang voor u aanleiding om te reflecteren
op uw rolopvatting? Waarom wel of niet?
Antwoord 19
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 18 heeft het kabinet een nieuwe IMVO-nota
opgesteld waarbij zorgvuldig is gekeken naar de rolopvatting van het kabinet. In de
IMVO-nota wordt ingezet op een smart mix van verplichtende en vrijwillige maatregelen om de implementatie van gepaste zorgvuldigheid
door bedrijven beter te waarborgen.
Vraag 20
Op welke manier vindt u het moreel te rechtvaardigen dat pensioenfondsen de ontbossing
van de Amazone blijven financieren, terwijl ambtenaren die zich dagelijks voor hun
werk inzetten voor een duurzamere wereld,18 en onderzoekers die de gevolgen van ontbossing onderzoeken19 duidelijk hebben aangegeven dat ze dit niet willen, maar ook niet de keuze hebben
om zich bij een ander pensioenfonds aan te sluiten?
Antwoord 20
Het pensioenfondsbestuur gaat over de uitvoering van de pensioenregeling, inclusief
het beleggingsbeleid. De Pensioenwet verplicht pensioenbestuurders zorg te dragen
«dat er onder belanghebbenden draagvlak bestaat voor de keuzes over verantwoord beleggen».
De Autoriteit Financiële Markt (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) zijn de onafhankelijke
toezichthouders op de Pensioenwet en controleren de naleving hierop.
Werknemers kunnen op verschillende manieren invloed uitoefenen op het beleid van een
pensioenfonds. Bij een paritair bestuursmodel worden vertegenwoordigers van sociale
partners, dus zowel werkgevers- als werknemerszijde, en pensioengerechtigden door
de betreffende organisaties voorgedragen en benoemd in het bestuur. Daarnaast worden
werkgevers benoemd in het verantwoordingsorgaan en worden de vertegenwoordigers van
de werknemers en de gepensioneerden in dit orgaan verkozen. Via deze vertegenwoordiging
worden de belangen van werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden behartigd en
hun opvattingen meegewogen binnen de eigenstandige integrale bestuurstaak van het
fonds, om tot een zo goed mogelijk pensioenresultaat voor huidige en toekomstige gepensioneerden
te komen. Verder is het verantwoordingsorgaan bevoegd om een oordeel te geven over
het handelen van het bestuur, over het gevoerde beleggingsbeleid en de bestuurskeuzes
voor de toekomst. Dit oordeel wordt opgenomen in het bestuursverslag. Verder blijkt
uit navraag bij de Pensioenfederatie, dat in zijn algemeenheid pensioenfondsen in
toenemende mate de deelnemers actief betrekken bij de vormgeving van het beleggingsbeleid.
Dit doen zij onder meer door het uitzetten van enquêtes of het inschakelen van onderzoeksbureaus
en universiteiten.
Vraag 21
Hoe zou de invloed van personeel en de vakbond op het beleggingsbeleid van pensioenfondsen
kunnen worden uitgebreid?
Antwoord 21
Graag verwijs ik naar de beantwoording van vraag 20. In het IMVB-convenant is opgenomen
dat deelnemers betrokken moeten worden bij het prioriteren van thematisch beleid.
De Pensioenfederatie heeft aangegeven dat deelnemers van pensioenfondsen steeds meer
worden betrokken bij het beleggingsbeleid van een pensioenfonds. Volgens de informatie
van de pensioenfederatie doen pensioenfondsen dit bijvoorbeeld door enquêtes te houden
onder deelnemers of het inschakelen van universiteiten voor onderzoek. Hierbij moet
het fonds rekening houden met de overtuiging van alle deelnemers.
Vraag 22
Erkent u dat het kan zijn dat pensioenfondsen de grootschalige vernietiging van ecosystemen
(ecocide) mogelijk maken, als zij ondanks afspraken blijven investeren in bedrijven
die activiteiten uitvoeren die ecocide tot gevolg hebben? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 22
Graag verwijs ik naar de bovenstaande beantwoording waarin ik aangeef dat het kabinet
van financiële instellingen verwacht dat zij de OESO-richtlijnen en UNGP’s naleven.
Binnen het IMVB-convenant prioriteert een pensioenfonds duurzaamheidsthema’s op basis
van risico-inschatting, gepaste zorgvuldigheid (due diligence) en deelnemersraadpleging.
Hierbij komen duurzaamheidsrisico’s, ook wanneer die leiden tot grootschalige vernietiging
van ecosystemen, aan de orde. Het blijft echter aan individuele pensioenfondsen hoe
zij invulling geven aan de naleving van de internationale richtlijnen. Het is de verantwoordelijkheid
en keuze van individuele pensioenfondsen in welke bedrijven zij wel of niet investeren.
Dit neemt niet weg dat ik hen aanmoedig duurzaamheidsrisico’s te doorgronden en te
adresseren en hier zo transparant mogelijk over te rapporteren.
Vraag 23
Vindt u dat er genoeg gedaan wordt om ecocide te voorkomen?
Antwoord 23
Gezaghebbende wetenschappelijke publicaties zoals het IPBES rapport onderschrijven
dat we momenteel te maken hebben met de zesde – door de mens veroorzaakte – uitstervingsgolf20. Het behoud van biodiversiteit is essentieel voor de toekomst van het menselijk leven
op deze planeet. Het verlies van biodiversiteit is daarom uitermate zorgelijk. Nederland
spant zich zowel nationaal als internationaal in voor het behoud van biodiversiteit.
In internationaal verband pleit Nederland bijvoorbeeld voor ambitieuze doelstellingen
en implementatie met betrekking tot het nieuwe raamwerk dat later dit jaar op de Biodiversiteitstop
in Kunming moet worden afgesproken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën -
Mede namens
S.A.M. Kaag, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.