Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2020 bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Kamerstuk 35830-XVI-2)
35 830 XVI Jaarverslag en slotwet Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2020
Nr. 9 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 9 juni 2021
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek
2020 bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Kamerstuk 35 830 XVI, nr. 2).
De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 9 juni 2021 Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Agema
De adjunct-griffier van de commissie, Heller
Vraag 1
Kan de Algemene Rekenkamer nader toelichten hoe het kan dat de financiële verantwoordingsinformatie
op totaalniveau voldoet, terwijl het ook aangeeft dat het op veel deelonderwerpen
niet het geval is?
Uw constatering dat de Algemene Rekenkamer aangeeft dat de informatie op totaalniveau
voldoet is onjuist. U constateert terecht dat bij het jaarverslag VWS 2020 de verantwoordingsinformatie
op veel onderdelen niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Het woord «totaalniveau»
moet hier dan ook niet gelezen worden als «in zijn totaliteit voldoet het». Wij constateren
dat de informatie voldoet, afgezien van diverse deelonderwerpen waarbij deze niet
voldoet.
Vraag 2
De stijging in uitgaven en verplichtingen is gedeeltelijk te verklaren doordat er
in 2020 extra Corona-uitgaven zijn geweest, maar hoe kan het andere deel verklaard
worden?
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij u naar de verantwoordelijke bewindspersonen.
Vraag 3
Wat vindt de Algemene Rekenkamer van het aantal medewerkers op het departement van
het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, gezien het feit dat dit aantal
al jaren aanzienlijk toeneemt?
Ons verantwoordingsonderzoek 2020 bevat geen onderzoek naar het personeelsbestand
van het departement. Voor meer informatie hierover verwijzen we u naar de verantwoordelijke
bewindspersonen.
Vraag 4
Hoeveel extra FTE achtte de Algemene Rekenkamer noodzakelijk ten behoeve van het financiële
beheer tijdens de uitbraak van de coronacrisis?
In ons onderzoek constateren we dat de financiële functie niet tijdig is toegerust
en versterkt, ook niet toen de druk op het financieel beheer bekend was. Het financieel
beheer kreeg onvoldoende aandacht en prioriteit. We hebben geen onderzoek gedaan naar
de noodzakelijke personele omvang ten behoeve van het financieel beheer tijdens de
uitbraak van de coronacrisis. Wel vroegen we de Minister van VWS een verbeterplan
op te stellen naar aanleiding van ons bezwaar. In het verbeterplan geeft de Minister
van VWS aan dat besloten is het aantal medewerkers met een financieel takenpakket
te vergroten met zo’n 20 à 25 fte.
Vraag 5
Kan de Algemene Rekenkamer aangeven over welk soort ingekochte goederen en diensten
het gaat bij de inkoop ten behoeve van de bestrijding van de coronapandemie, waarbij
opdrachten direct gegund zijn? Kan een uitsplitsing van dit bedrag gemaakt worden
in bijvoorbeeld de inkoop van mondkapjes, medische apparatuur, testcapaciteit etc.?
Opdrachten zijn met name direct gegund bij de inkoop van diensten voor het opzetten
van infrastructuur en ondersteuning bij het bron- en contactonderzoek voor testen.
Een kleiner deel betreft beademingsapparatuur en beschermingsmiddelen. Voor de uitsplitsing
verwijzen wij u naar de verantwoordelijke bewindspersonen.
Vraag 6
Kan de Algemene Rekenkamer het bedrag van 591,6 miljoen euro uitsplitsen en aangeven
om welke ingekochte goederen en diensten (mondkapjes, testcapaciteit etc.) het hier
gaat? En graag ditzelfde voor het bedrag van 563,9 miljoen euro?
Het gaat bij het bedrag van € 591,6 miljoen om ingekochte goederen en diensten ter
bestrijding van de coronapandemie, zoals laboratoriumonderzoek bij testen, ondersteuning
bij het bron- en contactonderzoek voor testen, beschermingsmiddelen en beademingsapparatuur.
Het gaat bij het bedrag van € 563,9 miljoen om ingekochte goederen en diensten ter
bestrijding van de coronapandemie, vooral ter ondersteuning van het bron- en contactonderzoek
voor testen en in mindere mate bijvoorbeeld om beademingsapparatuur. Exacte uitsplitsingen
van voormelde bedragen naar type goederen en diensten hebben we in ons onderzoek niet
gemaakt.
Vraag 7
Waarom is in eerdere jaren niet geconstateerd dat de bedrijfsvoering van het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zwak is en nu wel?
De ernstige onvolkomenheid in 2020 richt zich op het financieel beheer op de coronacrisis-uitgaven,
die zich in eerdere jaren niet voordeden. Wel constateren we dat het subsidiebeheer
als aspect van het financieel beheer al voor de coronacrisis een serieus probleem
betrof. Het verstrekken van subsidies is een belangrijk en financieel omvangrijk proces
in de bedrijfsvoering van het Ministerie van VWS. Het subsidiebeheer werd in de afgelopen
20 jaar door ons 17 keer als een onvolkomenheid in de bedrijfsvoering gekwalificeerd.
Vraag 8
Kan de Algemene Rekenkamer toelichten welke aandachtspunten het aan de Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft meegegeven ter verbetering van het financieel
beheer?
We hebben de Minister van VWS aanbevolen de capaciteit en kwaliteit van het financieel
beheer duurzaam te versterken. We vroegen de Minister van VWS een verbeterplan op
te stellen om te voorkomen dat vergelijkbare problemen en risico’s in het financieel
beheer zich ook in 2021 en volgende jaren voordoen. Wij hebben dit verbeterplan beoordeeld
en de Minister per brief aandachtspunten bij het verbeterplan meegegeven. De brief
waarin de aandachtspunten zijn opgenomen, vindt u terug op onze website1. Zo hebben we de Minister gevraagd ons te informeren over het vervolg van het meerjarenprogramma
inclusief de aanvullende uitwerking van de versterking van het financieel beheer voor
de lange termijn. Het externe onderzoek dat hiervoor uitgevoerd wordt, moet immers
nog plaatsvinden. Daarnaast onderstrepen wij het belang van een snelle start van de
uitvoering van het plan, zodat de eerste resultaten nog in het begrotingsjaar 2021
zichtbaar worden. Ook wijzen wij erop dat concrete afspraken over de toetsing van
de voortgang op korte termijn gemaakt moeten worden.
Vraag 9
Kan de Algemene Rekenkamer nader toelichten waarom het verbeterplan afdoende is om
te besluiten dat het bezwaar tegen het financieel beheer opgeheven kon worden?
We hebben het verbeterplan beoordeeld. Daarbij hebben we diverse aspecten meegewogen.
Zo onderkent de Minister in dit plan de door ons geconstateerde ernstige tekortkomingen.
In het verbeterplan geeft de Minister aan het financieel beheer structureel te verbeteren
en met het oog daarop een forse investering te doen. Voor de langere termijn richt
het verbeterplan zich op het structureel borgen van het financieel beheer. Daarbij
wordt via een extern onderzoek de vraag meegenomen hoe de VWS-organisatie en cultuur
van invloed zijn op het financieel beheer. Aandacht voor de benodigde cultuurverandering
achten wij van belang.
Gezien de inhoud en de aanpak, zoals deze is opgenomen in het verbeterplan en de daarin
opgenomen maatregelen, vinden wij het plan voldoende om het bezwaar op te heffen.
Wij hebben de Minister van VWS daarbij de aandachtspunten meegegeven die van belang
zijn bij de uitvoering en verdere uitwerking van het verbeterplan, zie het antwoord
op vraag 8.
Vraag 10
Kan de Algemene Rekenkamer nader toelichten wat bedoeld wordt met dat er grote onzekerheden
in de getrouwheid blijken te zijn? Wat is het verschil met fouten en onzekerheden
in de rechtmatigheid?
Wij onderzoeken of de financiële informatie voldoet aan de normen van betrouwbaarheid,
ordelijkheid en rechtmatigheid en voldoet aan de regels voor het inrichten van jaarverslagen.
De Minister is ervoor verantwoordelijk dat de financiële informatie voldoet aan de
eisen. Een andere gezamenlijke term voor betrouwbaarheid en ordelijkheid is getrouwheid.
Financiële informatie is betrouwbaar als deze overeenkomt met de werkelijk aangegane
verplichtingen, gedane uitgaven en gerealiseerde ontvangsten. Ordelijk wil hier zeggen
dat de informatie op een goede beheerste wijze tot stand is gekomen.
Een financiële post/transactie zoals verantwoord in het jaarverslag, is rechtmatig
als:
• deze past binnen de door het parlement goedgekeurde begroting én
• tot stand is gekomen in overeenstemming met de van toepassing zijnde internationale
en nationale wet- en regelgeving.
In ons onderzoek kunnen we zowel bij de betrouwbaarheid en ordelijkheid als de rechtmatigheid
fouten en onzekerheden vaststellen.
Vraag 11
De Algemene Rekenkamer constateert het financieel beheer als een ernstige onvolkomenheid
in 2020, maar waarom is dit in 2017, 2018, 2019 nooit door de Rekenkamer geconstateerd?
In hoeverre heeft de Algemene Rekenkamer rekening gehouden met het feit dat in deze
crisis een beleidsdepartement opeens een uitvoeringsdepartement werd bij het oordeel
over het financieel beheer (met de inkoop van heel veel goederen en diensten)?
De ernstige onvolkomenheid in 2020 richt zich op het financieel beheer van de coronacrisis-uitgaven,
die zich in eerdere jaren niet voordeden. Wel constateren we dat het subsidiebeheer
als aspect van het financieel beheer al voor de coronacrisis een serieus probleem
betrof. Zie het antwoord op vraag 7.
Wij beschouwen de bestrijding van de coronacrisis als een verzachtende omstandigheid,
omdat wij ons realiseren dat deze crisis in 2020 een grote druk op het ministerie
heeft gelegd. Tegelijkertijd heeft deze crisis ook zwaktepunten in de bedrijfsvoering
blootgelegd. Met name de organisatie van het financieel beheer bleek onvoldoende robuust
voor de grote extra maatregelen die in het licht van de coronacrisis genomen moesten
worden. De financiële functie is niet tijdig toegerust en versterkt, ook niet toen
de grote druk op het financieel beheer bekend was. Het financieel beheer op de coronacrisis-uitgaven
schiet dusdanig tekort dat we het oordeel ernstige onvolkomenheid geven.
Vraag 12
Had het gedeelte van het budget dat aangekaart is als onrechtmatig of niet-efficiënt
mogelijk beter besteed kunnen worden aan goederen en diensten waarvan de uiteindelijke
prestatie beter kon worden gegarandeerd, zoals het COVAX-programma?
We hebben in het kader van ons verantwoordingsonderzoek 2020 hier geen onderzoek naar
gedaan.
Vraag 13
Heeft de Algemene Rekenkamer zicht op welke onderdelen van het budget ter bestrijding
van de coronacrisis beter op Europees niveau gealloceerd hadden kunnen worden vanuit
het oogpunt van efficiëntie?
Wij hebben in het kader van ons verantwoordingsonderzoek 2020 hier geen onderzoek
naar gedaan.
Vraag 14
Wat is de mening van de Algemene Rekenkamer ten aanzien van de positie van de Kamer
in tijden van crisis en het belang van snel handelen (zoals door de Minister is gesteld)?
Bestrijding van crises vraagt om snel handelen en dus om snelle besluitvorming. In
de Comptabiliteitswet is vastgelegd dat nieuw beleid pas mag worden uitgevoerd, nadat
de Tweede en Eerste Kamer hebben ingestemd met de begroting die dit met zich meebrengt.
De wet maakt een uitzondering voor nieuw beleid dat in het belang van de staat geen
uitstel duldt. De Minister kan van deze regel afwijken, op voorwaarde dat hij het
parlement hierover vooraf informeert, opdat het parlement indien het dat nodig acht
de Minister ter verantwoording kan roepen. Dit staat in artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet.
Dit betekent dat het parlement nieuw beleid normaliter dus via een (suppletoire) begrotingswet
vooraf dient te autoriseren. In een crisissituatie mag deze stap onder voorwaarden
overgeslagen worden. Voorwaarde is en blijft echter het goed informeren van het parlement.
Vooral het tijdig informeren van zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer over nieuw
beleid achten wij vanuit het budgetrecht essentieel.
Vraag 15
Hoe kan volgens de Algemene Rekenkamer de Kamer op een meer vereenvoudigde en snellere
manier worden geïnformeerd over eventuele bestedingen die snel moeten worden uitgevoerd?
Artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016 voorziet in de uitzonderlijke situatie
dat dringende belangen van de staat geen uitstel van de uitvoering van nieuw beleid
dulden. In dat geval kan de Minister volstaan met het vooraf informeren van het parlement.
In andere gevallen dient het parlement zoals gebruikelijk nieuw beleid via een (suppletoire)
begrotingswet vooraf te autoriseren. Zie het antwoord op vraag 14.
Vraag 16
Is het nog wel mogelijk om vast te stellen of de prijzen van geleverde diensten en
goederen (zoals mondkapjes en beademingsapparatuur) redelijk waren, aangezien de ontvangstbewijzen
of andere brondocumentatie ontbreken?
Het ontbreken van ontvangstbewijzen of andere brondocumentatie bij de levering is
geen belemmering om te vast te stellen of prijzen bij de inkoop van goederen redelijk
waren. We hebben overigens geen onderzoek gedaan of doelmatig is ingekocht en of de
prijzen redelijk waren.
Vraag 17
Hoe ziet de Algemene Rekenkamer de positie van de Directie Financieel-Economische
Zaken (FEZ), in relatie tot de aanbeveling om de capaciteit en kwaliteit van het financieel
beheer duurzaam te versterken om te voorkomen dat tekortkomingen zich ook over 2021
en later voordoen? Op welke wijze is dit mogelijk binnen bestaande organisatorische
verhoudingen tussen de FEZ-directie enerzijds en het Ministerie van Financiën anderzijds?
Wij hebben de positie van FEZ en de organisatorische verhoudingen tussen de FEZ-directie
van het Ministerie van VWS enerzijds en het Ministerie van Financiën anderzijds niet
onderzocht. Wel constateren we dat het financieel beheer niet alleen de aandacht van
FEZ vereist, maar zeker ook van de Minister en departementsleiding van VWS om te voorkomen
dat de huidige tekortkomingen ook in 2021 en daarna voortduren.
Vraag 18
Acht de Algemene Rekenkamer het gelet op de omstandigheid van onvoorspelbare internationale
voorraden in onzekere situaties, realistisch dat de regering bij inkoop voldeed aan
de staatssteunrichtlijnen? Zo ja, op welke wijze had hier gedurende de crisis anders
op kunnen worden geacteerd?
Bij inkoop zijn aanbestedingswet- en regelgeving van toepassing. Rechtmatig inkopen
is mogelijk binnen de kaders die de aanbestedingswet- en regelgeving biedt. De Europese
Commissie heeft in afwijking van de reguliere aanbestedingsvoorschriften voor dringende
gevallen de mogelijkheid gegeven de procedures te versnellen door de aanbestedingstermijnen
te verkorten. Daarbovenop geeft de Europese Commissie voor uiterst spoedeisende gevallen
de mogelijkheid een beroep te doen op dwingende spoed, waarbij de opdracht direct
gegund kan worden. Om hiervan gebruik te mogen maken, moet per inkoop schriftelijk
worden onderbouwd waarom dwingende spoed van toepassing is, waarbij het causale verband
tussen product, leverancier en marktomstandigheden elke keer moet worden geëxpliciteerd.
Dit is niet gebeurd. De departementsleiding van het Ministerie van VWS koos er vanwege
de grote tijdsdruk voor om aan elk van deze inkopen een algemeen memo toe te voegen
dat niet inging op de specifieke omstandigheden van de individuele inkoop.
Vraag 19
Is het ontbreken van een totaaloverzicht en het hierdoor onvoldoende kunnen sturen
en adviseren over de risico's met name het geval bij bepaalde onderdelen en/of agentschappen?
Of is dit een concern breed probleem?
Binnen het verantwoordingsonderzoek hebben wij onze focus gericht op het totaalinzicht
van de CIO VWS over het gehele IT-landschap van het ministerie. Het Ministerie van
VWS moet voldoende inzicht hebben om concern breed te kunnen sturen en om de Minister
op IT-gebied deskundig te kunnen adviseren. We hebben geen onderzoek gedaan in hoeverre
concernonderdelen zelf inzicht hebben in hun eigen IT-landschap.
Vraag 20
Welke invloed heeft het feit dat de inkoop in 2020 als gevolg van de coronapandemie
is toegenomen met 2,5 miljard euro tot ruim 2,8 miljard euro op de beoordeling van
de Algemene Rekenkamer van het inkoopbeheer, dan wel hoe is daarmee rekening gehouden?
Hoe wordt voorkomen dat nu iets gigantisch wordt opgetuigd rondom inkoopbeheer, terwijl
straks wellicht weer sprake is van een beperkte inkooporganisatie?
De bevindingen rondom de inkoop van goederen en diensten ter bestrijding van de coronapandemie
hebben wij meegenomen bij de bevindingen over het financieel beheer van de coronacrisis-uitgaven.
Ook het inkoopbeheer bij reguliere goederen en diensten moet op diverse punten worden
verbeterd. De bevindingen rondom het reguliere inkoopbeheer hebben wij, evenals in
het verantwoordingsonderzoek 2019, als aandachtspunt benoemd.
Vraag 21
Wat is het oordeel van de Algemene Rekenkamer over de bedrijfsvoeringsparagraaf in
het jaarverslag van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport?
In paragraaf 4.5 van ons rapport geven wij ons reguliere oordeel over de totstandkoming
van de informatie zoals in de bedrijfsvoeringsparagraaf is opgenomen. Wij stellen
vast dat de bedrijfsvoeringsinformatie in het Jaarverslag 2020 van het Ministerie
van VWS betrouwbaar tot stand is gekomen en niet strijdig is met de financiële verantwoordingsinformatie.
Wij geven geen oordeel over de inhoud van de bedrijfsvoeringsparagraaf. Dit is de
verantwoordelijkheid van de Minister van VWS.
Vraag 22
Welke observaties over het afgelopen jaar heeft de Algemene Rekenkamer over het contact
tussen het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport?
De paginaverwijzing bij deze vraag verwijst naar het hoofdstuk over de fiscale regeling
voor specifieke zorgkosten. Wij hebben ons antwoord op deze vraag daarom op dit onderwerp
toegespitst.
Het Ministerie van VWS en het Ministerie van Financiën werken gezamenlijk aan een
verkenning naar alternatieven voor de huidige fiscale regeling. Wij constateren dat
deze verkenning het afgelopen jaar grotendeels stil heeft gelegen. Dit komt deels
omdat tijdens de coronacrisis de prioriteit binnen de ministeries niet op dit dossier
lag. De betrokken bewindspersonen hadden daarbij al voor het uitbreken van deze crisis
afgesproken de keuze over aanpassing van de regeling te laten aan een nieuw kabinet.
De reden hiervoor was dat zij geen overeenstemming konden bereiken over de vorm van
de gewenste nieuwe of aangepaste regeling (fiscaal of niet) en de doelgroep (mensen
met een chronische ziekte of beperking, of breder).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier