Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Simons over aparte looproutes voor statushouders in Oegstgeest
Vragen van het lid Simons (BIJ1) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie en Veiligheid over aparte looproutes voor statushouders in Oegstgeest (ingezonden 3 mei 2021).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (ontvangen 7 juni 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Statushouders welkom, maar niet in het Wilhelminapark»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u van het voorstel van de lokale CDA-fractie om statushouders uit een park
te weren door hen een andere route naar de winkelstraat te laten afleggen?
Antwoord 2
Vanwege het vermeende discriminatoire karakter van dit voorstel, is hierover het contact
met de gemeente Oegstgeest aangegaan. De betrokken wethouder heeft aangegeven dat
het voorstel van de lokale CDA-fractie zag op een goede en veilige verkeersafwikkeling,
waaronder mogelijke routering naar het winkelcentrum. Vanwege het discriminatieverbod
van artikel 1 van de Grondwet en de bewegingsvrijheid kan nimmer sprake zijn van een
verplichting een bepaalde route te volgen of een verbod een bepaalde wijk te betreden
als daar geen objectieve rechtvaardiging voor is. De gemeente heeft te kennen gegeven
dat van een verplichting of verbod geen sprake is.
Vraag 3
Wat vindt u van de uitspraak van de wethouder in deze kwestie die volgens de krant
de oproep overbodig maakte door aan te geven met het COA in gesprek te gaan over «een
goede looproute», wat lijkt te impliceren dat de wethouder meegaat in het voorstel?
Antwoord 3
In Nederland staat het eenieder vrij om zich te bewegen in de openbare ruimte, tenzij
iemand bij of krachtens de wet zijn of haar vrijheid is ontnomen of beperkt. Het is
niet ongebruikelijk dat het COA bewoners van opvanglocaties wegwijs maakt in de omgeving
over voorzieningen in de buurt, zoals het centrum, de supermarkt en scholen. Daarbij
kan een route worden geadviseerd. De kortste route ligt daarbij voor de hand, maar
daarvan kan worden afgeweken in het kader van (verkeers)veiligheid. De route die bewoners
uiteindelijk kiezen is uiteraard aan henzelf. Het COA kan en zal nooit een route verplichten
dan wel verbieden, behoudens situaties waarin in het kader van de aanpak van overlastgevend
gedrag een vrijheidsbeperkende maatregel is opgelegd. Het COA heeft dit aan de gemeente
Oegstgeest laten weten en de gemeente heeft bevestigd dat van een verplichting tot
het volgen van een bepaalde route, danwel een verbod tot het betreden van de wijk
geen sprake is.
Vraag 4
Hoe verhoudt dit voorstel zich tot artikel 1 van onze Grondwet, volgens u?
Antwoord 4
Uit het discriminatieverbod van artikel 1 van de Grondwet volgt dat ieder onderscheid
dat de overheid op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid,
ras, geslacht of op welke grond dan ook verboden is tenzij daar een objectieve rechtvaardiging
voor bestaat. Het optreden van een gemeente moet deze toets, uiteindelijk door een
rechter uit te voeren, kunnen doorstaan. Het is in de eerste plaats aan het gemeentebestuur
en de lokale volksvertegenwoordiging om in een concreet geval te beoordelen of aan
de kaders van artikel 1 van de Grondwet wordt voldaan, eventueel gevolgd door een
toetsing van de rechter.
Vraag 5
Deelt u het gevoel van Hart voor Oegstgeest-raadslid Rosdorff die aangaf het gevoel
te krijgen «van de bus waarin alleen de blanken voorin mogen zitten en de rest achterin»?
Zo nee, kunt u dat toelichten?
Antwoord 5
Het is primair aan de lokale volksvertegenwoordiging om het optreden van het gemeentebestuur
te beoordelen en hun gevoel daarover te benoemen. Er is in contact met het gemeentebestuur
vastgesteld dat er geen sprake is van een verplichting tot het volgen van een bepaalde
route, danwel een verbod tot het betreden van de wijk.
Vraag 6
Aangezien het willen creëren van andere routes voor bepaalde groepen meerdere historische
connotaties heeft, vindt u het, in zijn algemeenheid, acceptabel dat er in een democratische
rechtsstaat plek mag zijn voor zulke voorstellen?
Antwoord 6
In een democratische rechtsstaat beschermt de overheid de grondrechten van haar burgers,
waaronder het recht om gelijk behandeld en niet gediscrimineerd te worden en zich
vrij te kunnen bewegen en verplaatsen in de publieke ruimte. In concrete gevallen
zal ieder onderscheid of beperking door de overheid gewogen moeten worden (bijvoorbeeld
op subsidiariteit en proportionaliteit) en uiteindelijk getoetst door de rechter.
Het aanpakken van discriminatie is een prioriteit van dit kabinet. Nog dit jaar zuilen
een Nationaal coördinator tegen discriminatie en racisme en een Staatscommissie tegen
discriminatie en racisme worden ingesteld. In wetgeving en beleid stelt het kabinet
scherpe kaders over de ontoelaatbaarheid van discriminatie en racisme.
Vraag 7
Wilt u uitspreken dat discriminatie op basis van het al dan niet hebben van een Nederlands
paspoort verwerpelijk is en geen plek mag hebben in ons land? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Voor discriminatie is in Nederland geen ruimte, ongeacht op welke grond dat gebeurt.
Vraag 8
Wilt u uitspreken dat het niet toegestaan moet zijn om statushouders te verzoeken
andere looproutes te nemen dan mensen met een Nederlands paspoort? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 8
Onder verwijzing naar eerdere antwoorden, met name de antwoorden op vragen 2 en 4,
benadruk ik dat het handelen van een gemeente moet voldoen aan de eisen van het discriminatieverbod.
Dat handelen kan ook gelegen zijn in de benadering en bejegening van burgers.
Vraag 9
Bent u bereid met het college van Oegstgeest in gesprek te treden over de alarmerende
uitspraken van de wethouder en erop aan te dringen dat deze praktijken geen plek hebben
in Nederland?
Antwoord 9
Er is reeds contact geweest met het gemeentebestuur in Oegstgeest over deze kwestie.
Daarbij is besproken en vastgesteld dat er geen sprake is van een verplichting tot
het volgen van een bepaalde route, danwel een verbod tot het betreden van de wijk.
Vraag 10
Welke middelen heeft u om in te grijpen in situaties waarin gemeenten statushouders,
dan wel asielzoekers, (proberen) uit te sluiten van bepaalde rechten en vrijheden?
Antwoord 10
Onder verwijzing naar eerdere antwoorden over het contact met het gemeentebestuur
heb ik mij ervan vergewist dat van dergelijke uitsluiting in deze situatie geen sprake
is. Mocht dat wel zijn gebleken, dan is het eerst aangewezen middel om in dergelijk
contact een oproep te doen om aan het kader van artikel 1 van de Grondwet te voldoen.
In zijn algemeenheid hangt de mogelijkheid van ingrijpen of toetsing af van de wijze
waarop de bedoelde (vermeende) uitsluiting zou zijn gedaan. In het kader van het stelsel
van interbestuurlijk toezicht bestaat de mogelijkheid van indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing.
Dat kan echter alleen worden toegepast als een gemeente iets nalaat goed uit te voeren
(handeling, resultaat, besluit) dat bij of krachtens de wet wordt gevorderd van het
gemeentebestuur, hetgeen hier niet aan de orde is. Het vernietigen van een besluit
van een gemeente kan alleen als er een formeel besluit ligt en dat is hier evenmin
aan de orde. Overigens kan het optreden van een gemeente worden getoetst door de rechter
aan onder andere de Grondwet en verdragen. Daarnaast kan over het handelen van gemeenten
een klacht worden ingediend bij de Nationale ombudsman of, indien van toepassing,
de gemeentelijke ombudsman
Vraag 11 en 12
Kent u zaken waarin gemeenten eerder soortgelijke maatregelen hebben uitgevoerd?
Heeft u voldoende zicht op soortgelijke maatregelen door gemeenten? Zo ja, hoe?
Antwoord 11 en 12
Specifiek in relatie tot de komst van een opvanglocatie en de opvang van statushouders
zijn geen zaken bekend waarin soortgelijke maatregelen zijn uitgevoerd. Volledigheidshalve
voeg ik daar nog aan toe dat voor iedere opvanglocatie van het COA tussen de gemeente
en het COA een bestuursovereenkomst wordt gesloten. Dergelijke bestuursovereenkomsten
bevatten afspraken tussen het COA en de gemeente in het kader van de vestiging en
het gebruik van de opvanglocatie. De bepalingen in deze bestuursovereenkomsten worden
juridisch getoetst en soortgelijke maatregelen kunnen hier derhalve nimmer een plek
in krijgen.
Vraag 13
Bent u bereid met het COA in gesprek te treden over het inwilligen van verwerpelijke
politieke eisen als deze en erop aan te dringen deze gesprekken niet te voeren met
gemeenten?
Antwoord 13
Het opdrachtgeverschap van het COA is belegd bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid
en in dat kader worden continu gesprekken gevoerd over de uitvoering van de wettelijke
taak van het COA.
Het COA heeft laten weten dat het nooit een route kan en zal verplichten dan wel verbieden.
Dit standpunt wordt, in voorkomende situaties zoals in Oegstgeest, uitgedragen richting
gemeenten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.