Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Verhoeven over het nieuwsbericht 'Open of dicht? Hoe het misging met signalen van Economische Zaken aan winkels'
Vragen van het lid Verhoeven (D66) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over het nieuwsbericht «Open of dicht? Hoe het misging met signalen van Economische Zaken aan winkels» (ingezonden 18 december 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 4 juni
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1332.
Vraag 1
Bent u bekend met het nieuwsbericht «Open of dicht? Hoe het misging met signalen van
Economische Zaken aan winkels»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 4
Deelt u de conclusie van dit bericht dat er onjuiste en verwarrende signalen zijn
gegaan naar winkels over de mogelijkheid om open te gaan via de website van de rijksoverheid
en via het departement Economische Zaken?
Hoe heeft kunnen gebeuren dat op de website van de rijksoverheid stond dat winkels
die meer dan 30 procent van hun omzet uit essentiële producten halen ook voor een
deel open zouden mogen terwijl dat niet de bedoeling was?
Antwoord 2, 4
Op maandag 14 december jl. is in de persconferentie van de Minister-President en de
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport meegedeeld dat Nederland in lockdown
ging. Onderdeel van het maatregelenpakket was het sluiten van de niet-essentiële detailhandel.
Aangezien het sluiten van niet-essentiële detailhandel geen maatregel is die in de
toen geldende routekaart2 was opgenomen, was deze maatregel voordien nog niet uitgewerkt.
In die dagen (14, 15 en 16 december 2020) heeft op verschillende momenten en in wisselende
samenstelling overleg plaatsgevonden tussen de ministeries van Justitie en Veiligheid
(J&V), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK), Algemene Zaken (AZ) en Economische Zaken en Klimaat (EZK) over de juiste en
de gewenste afbakening tussen niet-essentiële en essentiële detailhandel, en dus de
grens tussen winkels die de deuren moesten sluiten en de winkels die open mochten
blijven.
In aanloop naar de persconferentie op maandagavond 14 december 2020 is vanaf het voorafgaande
weekend contact geweest tussen de ministeries van J&V, VWS, BZK en EZK over hoe een
afbakening tussen essentiële en niet-essentiële detailhandel er uit zou kunnen zien
(zie bijlagen3 1a en 1b) in de daarvoor benodigde wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen
Covid-19.
Maandag 14 december jl.
Op maandag 14 december is contact geweest tussen de ministeries van EZK, J&V, BZK
en VWS over de benodigde wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen Covid-19,
waarin de sluiting van de niet-essentiële detailhandel moest worden geregeld. Daarbij
is op verschillende momenten, onder meer door het Ministerie van EZK, aandacht gevraagd
voor het belang om het verschil tussen essentieel en niet-essentieel te specificeren
in de wijzigingsregeling (in het bijzonder in het voorgestelde artikel 4.a1, eerste
lid, onderdeel e, van de Tijdelijke regeling maatregelen Covid-19) of de toelichting
daarbij. Ter illustratie zijn de reacties van EZK (bijlage4 2a) en van andere ministeries bijgevoegd (bijlage5 2b t/m 2e). Daarbij is meermaals gesuggereerd om de uitzondering (welke winkels mochten
wel open blijven) specifiek te richten op winkels die «overwegend levensmiddelen verkopen»,
waarbij door EZK de vraag is gesteld of met de voorgestelde formulering de Hema wel
gesloten kon worden (bijlage6 2a). Het contact tussen de ministeries heeft geleid tot de volgende passage in de
toelichting bij deze regeling:
«In de regel is bepalend waar de betreffende plaats in hoofdzaak op is gericht: als
dat de levensmiddelenbranche is, zoals een supermarkt of slager, dan valt een dergelijke
winkel onder de uitzondering en kan deze geopend zijn. Dat laat onverlet dat in die
supermarkt mogelijk ook in beperkte mate non-foodartikelen worden verkocht.» (Toelichting
bij artikel I, onder B, van de Regeling van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 14 december 2020, kenmerk 1800138–216052-WJZ tot wijziging van de Tijdelijke regeling
maatregelen covid-19 in verband met een verzwaring van de maatregelen, Staatscourant 2020, 66909).
De wijzigingsregeling is op 14 december 2020 om 21.30 uur in de Staatscourant gepubliceerd,
en inwerking getreden met ingang van dinsdag 15 december 2020.
Dinsdag 15 december jl.
Toen de volgende morgen bleek dat een aantal winkels met een gemengd assortiment hun
deuren niet sloten, omdat zij uit de gepubliceerde regeling concludeerden dat zij
open konden gaan, hebben de ministeries van EZK, VWS, J&V en AZ ’s morgens direct
overleg gevoerd. Op basis van dat gesprek is een verduidelijkend tekstvoorstel opgesteld.
In dat tekstvoorstel werden twee categorieën «winkels in de levensmiddelenbranche»
onderscheiden: enerzijds winkels die «in hoofdzaak» zich richten op levensmiddelen
(waaronder een afgescheiden supermarkt in een filiaal van een warenhuis) en anderzijds
«filialen van een warenhuis met een algemeen assortiment», waar «in aanzienlijke mate»
levensmiddelen worden aangeboden. Winkels die in hoofdzaak levensmiddelen aanbieden
mochten open blijven en hun gehele assortiment aanbieden; winkels die «in aanzienlijke
mate» levensmiddelen aanboden mochten open, maar uitsluitend voor die functie (zie
bijlage7 3).
Vanuit de betrokken ministeries zijn in het vervolg daarop enkele verduidelijkende
suggesties gedaan, met vanuit EZK onder meer de suggestie om de begrippen «in hoofdzaak
gericht op» en «aanzienlijke mate» te verduidelijken door deze te kwantificeren en
te voorzien van een percentage (respectievelijk 70 en 30%), zodat deze begrippen eenduidig
geïnterpreteerd zouden worden (zie bijlage8 4 voor de gehele reactie). Alleen dit punt is in het gezamenlijke tekstvoorstel verwerkt
door J&V. Deze lijn is vervolgens ook uitgedragen in een brief aan de Veiligheidsregio’s,
waarover die middag contact is geweest tussen de Minister van J&V en de Minister van
EZK. Die brief is diezelfde middag verzonden door de Minister van J&V, mede namens
de Minister van EZK en mijzelf (zie bijlage9 5), en de verduidelijking is ook gepubliceerd in een vraag en antwoord op rijksoverheid.nl.
Ik heb die avond ook nog contact gezocht met de Minister van J&V over deze brief.
Woensdag 16 december jl.
Op woensdagochtend 16 december jl. heeft nader overleg plaatsgevonden tussen de Minister
van J&V, de Minister van EZK en mijzelf over de situatie. Wij vonden het bij nader
inzien onwenselijk dat alle winkels met een algemeen assortiment deze uitleg aangrepen
om toch open te blijven om alleen levensmiddelen te verkopen. Dit was niet in lijn
met het doel van de sluiting van de niet-essentiële detailhandel: het zoveel mogelijk
contactmomenten en mobiliteit beperken in het kader van de bestrijding van Covid-19.
Daarom is toen besloten om de openstelling voor winkels in de levensmiddelenbranche
alleen te laten gelden voor winkels die in hoofdzaak (ten minste 70%) levensmiddelen
verkopen.
Deze aangescherpte lijn is vervolgens ook toegelicht in een brief van de Minister
van EZK en mijzelf, mede namens de Minister van J&V, aan de detailhandelsector, welke
in afschrift aan de Tweede Kamer is gestuurd (Kamerstuk 35 420, nr. 223). De Minister van J&V heeft een brief met dezelfde boodschap die middag ook aan de
Veiligheidsregio’s gestuurd, mede namens de Minister van EZK en mij.
Doordat op 16 december een verduidelijking en aanscherping is aangebracht in de uitzondering
voor winkels in de levensmiddelenbranche, die afweek van de lijn die op 15 december
is gecommuniceerd, is de berichtgeving vanuit het kabinet naar ondernemers in de loop
van die dagen aangepast. De lijn die op 16 december door het kabinet is vastgesteld,
is nog diezelfde dag toegelicht aan de sector. Het is spijtig dat door deze gang van
zaken onduidelijkheid is ontstaan, waardoor mogelijk verschillende signalen zijn afgegeven
aan ondernemers. Uiteindelijk is door de regels nader te expliciteren, duidelijkheid
richting de ondernemers verschaft.
Vraag 3
Deelt u de mening dat tegenstrijdige signalen zorgen voor onrust bij ondernemers,
hetgeen slecht is voor het draagvlak voor de coronamaatregelen en dus het terugdringen
van het virus?
Antwoord 3
Het is belangrijk bij de bestrijding van COVID-19 om zoveel mogelijk eenduidige en
duidelijke regels met een zo beperkt mogelijk aantal uitzonderingen op te stellen
en uit te dragen. Dit komt de naleving ten goede en leidt tot een hogere effectiviteit
bij het bestrijden van COVID-19.
Vraag 5
Heeft uw departement tegen de bedoeling van het kabinetsbeleid in signalen gegeven
aan winkels dat ze deels open zouden kunnen? Zo ja, waarom zegt u tegen de NOS dat
er «absoluut geen signalen» zijn geweest? Zo nee, hoe verklaart u dat vanuit uw departement
een sms-bericht zou zijn gestuurd aan een woordvoerder van één van de winkelketens
om hen succes te wensen met het ombouwen van de winkel? In hoeverre en wanneer was
u daarvan op de hoogte?
Antwoord 5
Er zijn vanuit mijn ministerie geen signalen gegeven aan winkels die afweken van het
kabinetsbeleid van dat moment. Het bericht waarnaar u verwijst was onderdeel van berichtenverkeer
tussen een medewerker van mijn ministerie en een medewerker van een winkelketen, op
15 december tussen 13.00u en 23.30u. Dat berichtenverkeer kwam op gang op initiatief
van de medewerker van de winkelketen, die wilde weten of zij ook open mochten, aangezien
zij constateerden dat een andere winkelketen met een algemeen assortiment de deuren
geopend had. In bijlage10 6 geef ik – mede gelet op vraag 6 – het berichtenverkeer (via Whatsapp) weer. Dit
berichtenverkeer is – zoals u uit de voorgaande antwoorden kan afleiden – niet bepalend
geweest in de besluitvorming rondom de afbakening van essentiële en niet-essentiële
detailhandel. Ik ben daar dan ook niet van op de hoogte gebracht, en heb er via de
media over vernomen.
Vraag 6
Kunt u de volledige tijdslijn hieromtrent naar de Kamer sturen met alle hierop betrekking
hebbende stukken, notities, memo’s, verslagen en berichten inclusief het betreffende
sms-bericht waarover in de media is gesproken?
Antwoord 6
Ja; ik verwijs hiervoor naar de vorige antwoorden en de bijlagen11.
Vraag 7
Kunt u deze vragen binnen een week beantwoorden?
Antwoord 7
Het is niet gelukt om de vragen binnen een week te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.