Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 729 Voorstel van wet van het lid Leijten houdende verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum
Nr. 6 VERSLAG
            
Vastgesteld 3 juni 2021
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
                  van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt Verslag uit te brengen van haar bevindingen.
               
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
                  tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging
                  over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
               
Inhoudsopgave
blz.
                         
                         
                         
1.
Inleiding
1
2.
Motivering
2
3.
Realiseren van draagvlak
3
4.
Reikwijdte
3
5.
Vertragende werking
3
6.
Nadere uitwerking
4
1. Inleiding
               
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van wet van het
                  lid Leijten houdende verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen
                  inzake het correctief referendum. Voor de leden van de VVD-fractie is de vertegenwoordigende
                  democratie leidend. Nederland heeft een stelsel van vertegenwoordigende democratie,
                  waarin de invloed van de bevolking tot uiting komt door middel van de volksvertegenwoordiging.
                  In deze optiek schenken de burgers/kiezers hun vertrouwen aan de volksver-tegenwoordiging.
                  Het primaat van het vertegenwoordigende stelsel weegt voor de VVD zwaar. Niet is uitgesloten
                  dat burgers zich bij een referendum laten leiden door andere motieven dan die welke
                  te maken hebben met het onderwerp van het correctief referendum. Ook kan de invloed
                  van belangengroepen groot worden, wat kan leiden tot professionalisering van het referendum.
                  De leden van de VVD-fractie hebben in eerste lezing dan ook tegen dit wetsvoorstel
                  gestemd. Ook in tweede lezing staan zij niet positief tegenover het voorstel, dat
                  invoering van het correctief referendum in Nederland mogelijk moet maken.
               
De leden van de D66-fractie hebben met bijzondere belangstelling kennisge-nomen van
                     het voorstel van wet van het lid Leijten houdende verandering in de Grondwet, strekkende
                     tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum. Zoals bekend, staan
                     de genoemde leden positief tegenover de invoering van een correctief bindend referendum.
                  
Daarin staan zij niet alleen: ook de staatscommissie Parlementair Stelsel spreekt
                     zich ondubbelzinnig uit voor invoering van het bindend correctief referendum. De staatscommissie
                     ziet het als een belangrijke bijdrage aan de toekomstbestendigheid van het parlementair
                     stelsel, ter modernisering van en aanvulling op de representatieve democratie. De
                     genoemde leden onder-schrijven dit. Wel ontvangen zij graag nog een reflectie op enkele
                     beschou-wingen over het precieze voorliggend voorstel, het wetstraject tot op heden
                     en de aanstaande behandeling in tweede lezing. Zij hebben in dit verband nog enkele
                     vragen.
                  
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel om in de Grondwet
                     bepalingen op te nemen over een bindend correctief referendum.
                  
Deze leden zijn van mening dat het de taak van de wetgever is om bij het opstellen
                     van wetten open te staan voor wensen en belangen van burgers en om alle betrokken
                     belangen mee te wegen in de besluitvorming. Deze leden vragen de initiatiefnemer of
                     dit naar diens mening nu onvoldoende gebeurt en zo ja, welke aanpassingen er naar
                     zijn opvatting nodig zijn binnen het proces om tot wetgeving te komen.
                  
De leden van de SP-fractie hebben het voorstel tot grondwetswijziging gelezen en zijn
                  ten aanzien van de eerste lezing niet van mening veranderd. Zij zien echter dat het
                  oorspronkelijke voorstel door amendering ingrijpend is veran-derd. De genoemde leden
                  betreuren de hoge drempels die via amendering in het wetsvoorstel zijn opgenomen,
                  maar zij zijn ook van mening dat de mogelijkheid tot het houden van een correctief
                  bindend referendum opweegt tegen de nadelen van de hoge drempels. Is de initiatiefnemer
                  dat met de genoemde leden eens en kan de initiatiefnemer hier nader op in gaan?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgeno-men van
                  het voorstel van wet, houdende verandering in de Grondwet, strekken-de tot opneming
                  van bepalingen inzake het correctief referendum, waarvan het lid Leijten de verdediging
                  over heeft genomen. Zij complimenteren de initiatief-nemer en haar voorganger met
                  het initiatief. Daar het een tweede lezing betreft beperken genoemde leden zich tot
                  het stellen van enkele vragen.
               
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het initiatiefwets-voorstel.
                  Bij hen leeft een aantal vragen.
               
2. Motivering
               
De leden van de D66-fractie vragen indiener allereerst te reflecteren op de kritiek
                  van de Raad van State op de onderbouwing in de memorie van toelich-ting, die slechts
                  dertien pagina’s bedroeg. Vindt zij terugkijkend dat de precieze keuzes, bijvoorbeeld
                  over de verschillende drempels of de negatieve lijst, in de verklaringswet in eerste
                  lezing voldoende gemotiveerd waren? Of had dit in haar optiek op punten uitgebreider
                  gekund? Zo ja, welke? Had dat kunnen uitmaken voor de vormgeving van of het draagvlak
                  voor voorliggend voorstel? Nadat het wetsvoorstel door de Tweede Kamer in eerste lezing
                  werd aange-nomen, heeft de Eerste Kamer drie wetenschappers gevraagd om nog eens te
                  kijken naar de uitkomstdrempel conform het amendement van de ChristenUnie. Heeft indiener
                  een uitgebreide empirische, staatsrechtelijke of politicologische weging van dergelijke
                  elementen ook overwogen voor de eerste lezing in de Tweede Kamer? Welke wetenschappers
                  heeft indiener of haar voorganger geconsulteerd voor de verklaringswet of het voorliggend
                  wetsvoorstel? De genoemde leden vragen indiener voorts om een vergelijking met andere
                  landen. In welke landen heeft men een uitkomstdrempel in de Grondwet verankerd?
               
3. Realiseren van draagvlak
               
De leden van de D66-fractie zijn verder benieuwd welke twee derde meerder-heid in
                     tweede lezing indiener in zowel de Tweede Kamer als Eerste Kamer voor mogelijk houdt?
                     Deze leden vragen indiener daarbij te reflecteren op de diverse aangenomen en verworpen
                     amendementen en moties in de Tweede Kamer en de aangenomen en verworpen moties in
                     de Eerste Kamer. Tevens vragen zij indiener in haar antwoord het verschil in stemverhouding
                     in eerste lezing tussen de Tweede Kamer en Eerste Kamer te betrekken. Voorts vragen
                     deze leden hoe indiener in dit licht kijkt naar de mogelijkheden om het voorliggend
                     voorstel in tweede lezing te splitsen? Acht zij dit inhoudelijk opportuun? Kan zij
                     een overzicht geven van staatsrechtelijke voor- en tegen-argumenten van splitsing?
                     Is zij bereid hiervoor – publiek kenbaar – advies in te winnen? Hoe zou indiener het
                     Grondwetsvoorstel mogelijk willen splitsen? Omdat deze leden een beeld proberen te
                     vormen van de mogelijke invloed op de stemverhoudingen door splitsing, vragen zij
                     indiener om een overzicht van Grondwetsvoorstellen die in het verleden in tweede lezing
                     zijn gesplitst of geprobeerd te splitsen, inclusief een overzicht van de stemverhoudingen
                     na splitsing en een overzicht tussen de stemverhouding in eerste en tweede lezing
                     van diezelfde voorstellen.
                  
De leden van de D66-fractie melden nu reeds dat zij bij de behandeling van het wetsvoorstel
                     de regering zullen vragen hoe zij als adviseur van de Kamer tegen mogelijke splitsing
                     van het onderhavige wetsvoorstel aankijkt.
                  
4. Reikwijdte
               
De leden van de SGP-fractie vragen de initiatiefnemer toe te lichten waarom de goedkeuring
                  van verdragen generiek is uitgezonderd van de mogelijkheid tot het houden van een
                  referendum. Deze leden kunnen zich voorstellen dat men bezwaren heeft tegen het houden
                  van een referendum bij multilaterale verdragen, maar zij vragen waarom het referendum
                  daarmee meteen ook uitgesloten wordt voor de veel overzichtelijker situaties van bilaterale
                  verdragen.
               
5. Vertragende werking
               
De leden van de CDA-fractie hebben een vraag over artikel 89c van het voorstel. Dit
                     artikel geeft aan dat een wet pas bekrachtigd kan worden na een referendum of als
                     duidelijk is dat er geen referendum gewenst wordt. Deze le-den lezen hierin een enorme
                     verzwaring en vertraging van het wetgevings-proces. Deze leden ontvangen van de initiatiefnemers
                     graag een reactie op dit punt.
                  
De leden van de CDA-fractie lezen in artikel 89e van het voorstel dat als uitstel
                     niet mogelijk is, invoering terstond kan plaatsvinden, maar dat de betreffende wet
                     ook weer kan worden ingetrokken, als die bij referendum wordt verworpen. Deze leden
                     vragen, wanneer uitstel niet mogelijk is en wanneer wel. Deze leden vragen, of dit
                     niet heel veel onduidelijkheid en kosten met zich meebrengt, bijvoorbeeld als het
                     wetgeving betreft die een stevig implementatietraject vraagt bij bedrijven. Deze leden
                     vragen of het eerlijk is om bedrijven hiermee op te zadelen.
                  
De leden van de SGP-fractie constateren dat het voorstel geen duidelijkheid biedt
                  over de termijn waarbinnen een referendum gehouden zou moeten wor-den. Het wordt aan
                  ieder voorstel van wet zelf overgelaten om te bepalen of bekrachtiging vooraf moet
                  gaan aan het houden van een referendum nodig is en in die situatie is geen termijn
                  gesteld voor de mogelijkheid om alsnog een referendum te houden. Deze constateren
                  bovendien dat de initiatiefnemer tijdens de behandeling in de Eerste Kamer gezegd
                  heeft dat de referenda zo veel mogelijk in principe tegelijk gehouden zouden moeten
                  worden met de Tweede Kamerverkiezingen. Daarbij heeft hij bevestigd dat het wenselijk
                  zou zijn om zelfs bij grote wetten na nog 2,5 jaar te wachten voordat daarover een
                  referendum gehouden kan worden. Deze leden menen dat de onduidelijkheid en onzekerheid
                  inzake de termijn van het referendum tot grote problemen kan leiden, bijvoorbeeld
                  als een geplande stelselwijziging jarenlang moet worden aangehouden of een stelselwijziging
                  die volop in implementatie is, wordt teruggedraaid. Zij vragen de initiatiefnemer
                  om een nadere toelichting op de termijnen, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen
                  het bekrachtigen voorafgaand aan een referendum en de reguliere procedure van uitstel
                  van bekrachtiging.
               
6. Nadere uitwerking
               
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat verschillende onderdelen van
                  het referendum bij nadere wet zullen moeten worden ingevuld. Zij vragen naar de ideeën
                  bij initiatiefnemer voor de invulling van hetgeen beschreven staat in artikel 89a
                  van het voorstel en hetgeen onder artikel 89f zal vallen. Welke aanvullende wetgeving
                  zal nodig zijn en welke drempels lijken initiatief-nemer wenselijk?
               
De leden van de SGP-fractie constateren dat tijdens de wetsbehandeling verschillende
                  malen gesteld is dat de voorgestelde opkomstdrempel te hoog zou zijn. Ter rechtvaardiging
                  van een lagere drempel wordt dan gewezen op het feit dat ook lagere drempels tot een
                  representatieve uitkomst zouden kunnen leiden.
               
Deze leden vragen of de initiatiefnemer onderkent dat het democratisch gezien niet
                  alleen van belang is dat sprake is van represen-tativiteit, maar dat juist ook de
                  opkomst als zodanig een bijzondere status heeft. Kan de initiatiefnemer bevestigen
                  dat het in dat licht in een democratisch systeem voor de hand liggend is om ook bij
                  de opkomst ten minste het uitgangspunt van de meerderheid van de meerderheid te hanteren?
               
De fungerend voorzitter van de commissie, Martin Bosma
De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
Martin Bosma, Tweede Kamerlid - 
              
                  Mede ondertekenaar
F.M.J. Hendrickx, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.