Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijke overleg over de voorhang ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bekostiging WPO in verband met het mogelijk maken van een generieke uitzondering voor de beoordeling van de leerresultaten wegens COVID-19
31 293 Primair Onderwijs
Nr. 584
                   VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
            
Vastgesteld 7 juli 2021
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
                  opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
                  over de brief van 9 april 2021 over de voorhang ontwerpbesluit tot wijziging van het
                  Besluit bekostiging WPO in verband met het mogelijk maken van een generieke uitzondering
                  voor de beoordeling van de leerresultaten wegens COVID-19 (Kamerstuk 31 293, nr. 578).
               
De vragen en opmerkingen zijn op 26 mei 2021 aan de Minister voor Basis- en Voortgezet
                  Onderwijs en Media voorgelegd. Bij brief van 2 juni 2021 zijn de vragen beantwoord.
               
De fungerend voorzitter van de commissie, Tellegen
Adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
2
                         
                         
                         
                         
II
Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
3
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
               
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorhang van
                     het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bekostiging WPO in verband met het
                     mogelijk maken van een generieke uitzondering voor de beoordeling van de leerresultaten
                     wegens COVID-19 en hebben hier nog enkele vragen over.
                  
De leden vragen of de Minister zicht heeft op hoeveel scholen momenteel geen of onvoldoende
                     gegevens hebben voor een betrouwbaar oordeel over de meting van de leerresultaten?
                     Komt dit voornamelijk voor bij zogenaamde «zwakkere» scholen?
                  
De leden vragen voorts of de Kamer kan worden geïnformeerd over de ministeriële regeling
                     die voorschriften geeft wanneer de inspectie aanvullend onderzoek achterwege kan laten.
                  
De leden van de VVD-fractie vragen welke gevolgen het niet kunnen bijhouden van leerresultaten
                     voor leerlingen heeft. Is hierdoor minder goed zicht op leerprestaties van leerlingen
                     en eventuele achterstanden? Zo ja, hoe kunnen dan de gelden van het Nationaal Programma
                     Onderwijs goed gemonitord worden; opdat dit er ook voor zorgt dat deze achterstanden
                     zo snel als mogelijk worden weggewerkt, zo vragen de voornoemde leden.
                  
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige ontwerpbesluit.
                     Deze leden kunnen zich vinden in de hoofdlijnen van het ontwerpbesluit, maar hebben
                     nog wel enige vragen.
                  
De leden vragen of de Minister ervan uitgaat dat het schooljaar 2021–2022 het laatste
                     schooljaar is waarbij de leerresultaten buiten beschouwing worden gelaten of dat hij
                     voorziet dat dit ook gaat gelden voor het schooljaar 2022–2023. Tevens vragen deze
                     leden waarop een eventuele verlenging van zo’n besluit wordt gebaseerd.
                  
De leden van de CDA-fractie hebben er begrip voor dat de Inspectie van het Onderwijs
                     net als vorig schooljaar geen oordeel zal geven over de leerresultaten van de school.
                     Wel vragen deze leden een nadere toelichting van de Minister hoe wordt voorkomen dat
                     scholen waarbij de onderwijskwaliteit al voor corona onder druk stond of tijdens corona
                     onder druk kwam te staan, onvoldoende prikkels ervaren om deze onderwijskwaliteit
                     te verbeteren en leerlingen onnodig lang onderwijs van onvoldoende kwaliteit ontvangen.
                     Tevens vragen deze leden hoe scholen in deze periode worden begeleid om te zorgen
                     dat er betere onderwijskwaliteit komt.
                  
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
               
In dit schriftelijk overleg heeft uw vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
                  enkele vragen gesteld naar aanleiding van de voorhang van het ontwerpbesluit tot wijziging
                  van het Besluit bekostiging WPO in verband met het mogelijk maken van een generieke
                  uitzondering voor de beoordeling van de leerresultaten wegens COVID-19 (Kamerstuk
                  31 293, nr. 578). Ik dank de leden voor de door hen gestelde vragen, waarop ik hierna zal ingaan.
               
De leden van de VVD-fractie vragen of ik zicht heb op hoeveel scholen momenteel geen
                        of onvoldoende gegevens hebben voor een betrouwbaar oordeel over de meting van de
                        leerresultaten en of dit voornamelijk voorkomt bij zogenaamde «zwakkere» scholen.
Voor alle scholen in het primair onderwijs geldt in gelijke mate dat de eindtoetsresultaten
                     van 2021 geen betrouwbare indicator zijn voor de beoordeling van de onderwijskwaliteit
                     van de school. De eindtoetsresultaten zijn namelijk vanwege de COVID-19-pandemie veel
                     meer dan in «normale» jaren beïnvloed door de omgeving rond de leerling. Bijvoorbeeld
                     of er thuis een rustige werkplek was, een goede internetverbinding en ouders die in
                     staat waren om het afstandsonderwijs van hun kind te ondersteunen.
                  
De leden vragen voorts of de Kamer kan worden geïnformeerd over de ministeriële regeling
                        die voorschriften geeft wanneer de inspectie aanvullend onderzoek achterwege kan laten.
Ik zal uw Kamer informeren op het moment dat de betreffende regeling is gepubliceerd.
                     In deze regeling zal worden bepaald dat er in verband met de uitbraak van COVID-19
                     in het schooljaar 2021–2022 onvoldoende gegevens zijn voor een betrouwbaar oordeel
                     over de meting van de leerresultaten. Ook wordt bepaald dat de inspectie van 1 augustus
                     2021 tot het moment waarop de eindtoetsresultaten van 2022 bekend zijn het aanvullend
                     onderzoek achterwege laat. In die periode wordt in geen geval een oordeel gegeven
                     op de leerresultaten.
                  
De leden van de VVD-fractie vragen welke gevolgen het niet kunnen bijhouden van leerresultaten
                        voor leerlingen heeft. Is hierdoor minder goed zicht op leerprestaties van leerlingen
                        en eventuele achterstanden? Zo ja, hoe kunnen dan de gelden van het Nationaal Programma
                        Onderwijs goed gemonitord worden; opdat dit er ook voor zorgt dat deze achterstanden
                        zo snel als mogelijk worden weggewerkt?
Doordat de eindtoetsen dit schooljaar in tegenstelling tot vorig jaar gewoon konden
                     worden afgenomen is het zicht op de leerprestaties van leerlingen weer gelijk aan
                     de periode van voor COVID-19. De resultaten zullen net als voorheen door scholen worden
                     doorgegeven aan DUO en zijn een van de bronnen voor de monitoring in het kader van
                     het Nationaal Programma Onderwijs. De inspectie zal de leerresultaten blijven monitoren
                     door middel van een risicomonitor/prestatie-analyse. Alleen het beoordelen van scholen
                     op grond van de leerresultaten zal achterwege blijven.
                  
Naast de eindtoetsresultaten beschikken scholen over de resultaten van leerlingvolgsysteemtoetsen,
                     die leerlingen gedurende de hele schoolloopbaan maken. Juist deze toetsen gebruiken
                     scholen om zicht te krijgen op eventuele achterstanden en om de vooruitgang van leerlingen
                     te monitoren. Het monitoren van de effecten van de NPO-gelden zal in belangrijke mate
                     aan de hand van deze toetsresultaten plaatsvinden.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen of ik ervan uitga dat het schooljaar 2021–2022
                        het laatste schooljaar is waarbij de leerresultaten buiten beschouwing worden gelaten
                        of dat ik voorzie dat dit ook gaat gelden voor het schooljaar 2022–2023. Tevens vragen
                        deze leden waarop een eventuele verlenging van zo’n besluit wordt gebaseerd.
Vanaf het moment dat de eindtoetsresultaten 2022 beschikbaar zijn, wil de inspectie
                     de leerresultaten weer beoordelen. Daarbij is het de bedoeling om een correctie toe
                     te passen zodanig dat rekening wordt gehouden met de gevolgen van de COVID-19-pandemie
                     op de eindtoetsresultaten 2021. Met deze correctie wordt het mogelijk om de leerresultaten
                     op een faire wijze te beoordelen op basis van de eindtoetsresultaten van 2019, 2021
                     en 2022.1
Daarbij zij aangetekend dat onzeker is of komend schooljaar het coronavirus daadwerkelijk
                     bedwongen is en of de scholen open kunnen blijven. Of een verlenging nodig is hangt
                     dus af van de omstandigheden met betrekking tot het coronavirus.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen een nadere toelichting van mij hoe wordt voorkomen
                        dat scholen waarbij de onderwijskwaliteit al voor corona onder druk stond of tijdens
                        corona onder druk kwam te staan, onvoldoende prikkels ervaren om deze onderwijskwaliteit
                        te verbeteren en leerlingen onnodig lang onderwijs van onvoldoende kwaliteit ontvangen.
De inspectie kan en zal scholen nog steeds beoordelen ook al wordt één aspect uit
                     het onderzoekskader,2 te weten de leerresultaten, komend schooljaar niet beoordeeld. De inspectie zal de
                     andere standaarden uit het onderzoekskader blijven onderzoeken en beoordelen. Aan
                     de hand daarvan kan de inspectie nog steeds een oordeel geven over de onderwijskwaliteit
                     van de school en daarover rapporteren. Daarbij kunnen nog steeds de oordelen zeer
                     zwak (op grond van artikel 10a, vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs),
                     onvoldoende en voldoende worden gegeven. De inspectie blijft ook monitoren of sprake
                     is van risico’s op scholen en of er aanleiding is voor een schoolbezoek en -onderzoek.
                     De basiskwaliteit van het onderwijs blijft aldus geborgd en scholen die in een hersteltraject
                     zitten, kunnen weer voldoende worden. Ook in het bestuursgericht en stimulerend toezicht
                     staat de verbetering van de onderwijskwaliteit centraal.
                  
Tevens vragen deze leden hoe scholen in deze periode worden begeleid om te zorgen
                        dat er betere onderwijskwaliteit komt.
Via de programma’s «Goed worden, goed blijven (GWGB)» en «Goed worden, goed blijven
                     plus (GWGB+)» kunnen scholen ondersteuning krijgen om de onderwijskwaliteit duurzaam
                     te verbeteren. Voorheen konden alleen scholen met een oordeel onvoldoende of zeer
                     zwak hier gebruik van maken (GWGB). Sinds vorig jaar staat de ondersteuning ook voor
                     scholen die maar net voldoende zijn (GWGB+). Voorts blijft de onderwijsinspectie zorgen
                     voor de bewaking en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs door middel van
                     het nalevingstoezicht en haar stimulerende taak.
                  
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier