Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Milieuraad 10 juni 2021 te Luxemburg (Kamerstuk 21501-08-828)
21 501-08 Milieuraad
Nr. 829 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 8 juni 2021
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over:
– de geannoteerde agenda Milieuraad 10 juni 2021 te Luxemburg (Kamerstuk 21 501-08, nr. 828),
– de antwoorden op vragen commissie over o.a. de geannoteerde agenda informele videoconferentie
EU-milieuministers 18 maart 2021 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 821),
– het verslag van de informele videoconferentie (VTC) EU-milieuministers 18 maart 2021
(Kamerstuk 21 501-08, nr. 822),
– het fiche: Mededeling EU Klimaatadaptatiestrategie (Kamerstuk 22 112, nr. 3075),
– de antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde agenda informele videoconferentie
van EU-milieuministers 23 april 2021 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 824) en
– het verslag van de informele videoconferentie met EU-Milieuministers van 23 april
2021 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 826).
De vragen en opmerkingen zijn op 26 mei 2021 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 2 juni 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Meijer
Klimaatadaptatiestrategie
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de wijze waarop het kabinet ervaringen
rondom klimaatadaptatie deelt met andere lidstaten. Tevens vragen deze leden hoe het
kabinet de regionale samenwerking omtrent droogte en het waterpeil van rivieren ziet.
Gaat de samenwerking met buurlanden voortvarend?
Waar nodig zal het kabinet andere lidstaten met kennis ondersteunen op het gebied
van waterveiligheid en klimaatbestendige infrastructuur. Anderzijds kunnen lidstaten
als Spanje en Portugal ons van extra kennis voorzien over hoe om te gaan met droogte
en vooral hitte. De uitwisseling van deze informatie zal op verschillende manieren
plaatsvinden. Zo zijn er reguliere overleggen tussen de Commissie en de lidstaten
over klimaatadaptatie waarin onder andere wordt gesproken over de praktijkervaringen
rondom de aanpak van klimaatadaptatie. Daarnaast vindt er ook overleg plaats tussen
de diverse onderzoeksinstellingen van de lidstaten waarin eveneens wordt gesproken
over dit thema. Belangrijk in dit verband zijn ook de gesprekken die de Nederlandse
steden en provincies met hun Europese wederpartijen hebben om ervaringen uit te wisselen.
Waar nodig zal het kabinet ook op ministerieel niveau gesprekken voeren met andere
lidstaten.
Een groot deel van de Nederlandse wateraanvoer komt vanuit bovenstroomse landen via
de grote rivieren, met name de Rijn en de Maas. De droogte en lage (rivier)waterstanden
in 2018 en 2019 hebben duidelijk gemaakt dat intensievere samenwerking met Duitsland,
Frankrijk en België noodzakelijk is om in de toekomst weerbaarder te zijn tegen watertekorten.
Deze urgentie wordt ook door veel van de andere landen gevoeld.
De samenwerking met de landen in het stroomgebied van de Rijn en de Maas verloopt
via de Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn en de Internationale Maascommissie.
Voor de Schelde loopt dit via Scheldecommissie. Daarnaast zijn er regionale grensoverschrijdende
samenwerkingen met de Duitse deelstaten Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen. Met Vlaanderen
loopt er daarnaast sinds 2018 een intensievere informele kennisuitwisseling op het
gebied van droogte en waterschaarste door waterbeleid en waterbeheerders op nationaal,
provinciaal en waterschap niveau, inclusief drinkwaterbedrijven.
Nederland was op 13 februari 2020 voorzitter van de 16e Ministersconferentie van de
Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn (ICBR) in Amsterdam. Tijdens
deze conferentie is het nieuwe programma «Rijn 2040» vastgesteld. Het programma heeft
als doel om de Rijn en zijn stroomgebied duurzaam te beheren en klimaatbestendig te
ontwikkelen. Mede door de inzet van Nederland is laagwater – als relatief nieuw onderwerp –
een apart hoofdthema geworden naast de al bestaande thema’s zoals ecologie, chemische
waterkwaliteit en vermindering overstromingsrisico’s. Zo is een gezamenlijke aanpak
uitgewerkt voor de omgang met de effecten van laagwatergebeurtenissen in het gehele
Rijnstroomgebied. Dit gebeurt in samenwerking met het Deltaprogramma Zoetwater. Ook
in het Maasstroomgebied is een «Plan van Aanpak extreem laagwater fase 1» opgesteld.
De samenwerking met de landen in de verschillende commissies loopt goed. De samenwerking
in de ICBR is over het algemeen zelfs een voorbeeld voor de internationale samenwerking
in een stroomgebied, Europees, en ook mondiaal.
Aanvullend heeft Nederland de Climate Adaptation Summit in januari 2021 georganiseerd, waarbij het uitwisselen van concrete praktijkvoorbeelden
en het opschalen van adaptatie-actie centraal stond. EU-commissaris Timmermans en
meerdere EU-Ministers namen deel aan de top om het belang van adaptatie te onderschrijven
en nationale en/of regionale acties en plannen te presenteren. Om op die manier kennisuitwisseling
tussen EU-lidstaten alsook partners wereldwijd te faciliteren.
Batterijenverordening
De leden van de VVD-fractie lezen in een eerder verslag van de informele videoconferentie
van 18 maart 2021 dat de Staatssecretaris met een aantal andere lidstaten aandacht
heeft gevraagd voor het ontwikkelen van voldoende recyclingcapaciteit voor het verwerken
van een toenemende omvang van afgedankte batterijen als logisch gevolg van de voorziene,
forse groei in de toepassing van batterijen. De Commissie heeft aangegeven dat, door
de snelle ontwikkelingen op de markt voor batterijen, lidstaten zich moeten realiseren
dat er geen tijd te verliezen is. Kan de Staatssecretaris dit verder duiden? Wat heeft
deze uitspraak van de Commissie voor een betekenis? In hoeverre gaat de Staatssecretaris
zich inzetten voor een Europese aanpak als het gaat om voldoende recyclingcapaciteit?
Het is evident dat recyclingcapaciteit in de pas moet lopen met een groeiende omvang
in afgedankte batterijen. Het voorstel van de Commissie voor een batterijenverordening
stelt hoge eisen aan de recycling-efficiëntie en de materiële opbrengst van recycling
van afgedankte batterijen. Het voorstel is dat deze eisen zullen gelden vanaf 2026
en vervolgens verder worden verscherpt in 2030. Daarnaast is het van belang dat het
voorstel van de Commissie ook inzet op levensduurverlenging van batterijen via revisie-
of herbestemming van batterijen, waardoor het afvalstadium zo lang mogelijk wordt
uitgesteld. Het voorstel van de Commissie betekent primair dat producenten en recyclers
van batterijen zich moeten voorbereiden op de komende eisen en moeten zorgdragen voor
voldoende recyclingcapaciteit als onderdeel van hun wettelijk opgelegde producentenverantwoordelijkheid.
De Commissie zal samen met lidstaten erop moeten toezien dat de vereiste recyclingcapaciteit
ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd om aan de – nog vast te stellen eisen – te kunnen
voldoen. De inzet van het kabinet is dat alle in Europa ingezamelde afgedankte batterijen
moeten worden gerecycled, bij voorkeur in Europa zelf. Het kabinet heeft dat herhaaldelijk
benadrukt tijdens de Milieuraad.
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris daarnaast waarom Nederland
niet meedoet aan het project van het Strategic Forum for Important Projects of Common
European Interest (IPCEI), getiteld: «European Battery Innovation».
Op dit moment zijn er twee Important Projects of Common European Interest (IPCEI’s) op het gebied van batterijen actief. De eerste IPCEI is in 2019 goedgekeurd
door de Commissie en is aangevraagd door zeven lidstaten. De tweede genaamd «European Battery Innovation» is in 2021 goedgekeurd en is aangevraagd door twaalf lidstaten. Het toepassingsgebied
van de beide IPCEI’s overlapt elkaar overigens. Voor de European Battery Innovation is op verzoek van de Staatssecretaris van EZK in 2019 door RVO een interessepeiling
uitgezet om te kijken welke Nederlandse consortia geïnteresseerd zouden zijn in deelname
aan deze IPCEI. Hier is slechts zeer beperkt op ingetekend. Daarom heeft de Staatssecretaris
van EZK besloten om niet verder deel te nemen aan het IPCEI-project. Bestaande onderzoek
en ontwikkelingsprogramma’s, bijvoorbeeld in het kader van Horizon2020 en de opvolger HorizonEurope, sluiten beter aan bij de vraag vanuit het Nederlandse bedrijfsleven en kennisinstellingen.
Op dit moment vinden vanuit het Ministerie van EZK en IenW wel gesprekken plaats met
het Nederlandse bedrijfsleven en kennisinstellingen om op nationaal niveau betere
samenwerking te realiseren en de aansluiting met Europese trajecten te verbeteren.
De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over het voorstel voor een verordening
over batterijen. Deze leden constateren dat de Commissie een groot deel van de inhoudelijke
eisen, waaronder belangrijke eisen voor materiaalterugwinning en levensduur, wil uitwerken
via gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen. Deze leden zetten hier vraagtekens
bij. Acht de Staatssecretaris dit wenselijk vanuit het oogpunt van democratische legitimatie
en de investeringszekerheid voor bedrijven? Wil de Staatssecretaris zich inzetten
om ervoor te zorgen dat belangrijke inhoudelijke eisen in ieder geval op hoofdlijnen
in de verordening zelf opgenomen worden?
Het voorstel voor een batterijenverordening is door de Commissie gepresenteerd als
de eerste concrete stap voor de vernieuwing van het Europese milieugerichte productbeleid,
aangekondigd in het Europese Circulaire Economie Actieplan in 2020. Het voorstel omvat
alle facetten van een productketen van batterijen en is van toepassing op alle soorten
batterijen, zowel op de markt als in de afvalfase. Dit gaat gepaard met de introductie
van nieuwe elementen, zoals recycled content, een product paspoort, etikettering, CO2 voetafdruk en specifieke hergebruiksbepalingen. De gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen
hebben voor een groot deel betrekking op deze nieuwe facetten en betreffen doorgaans
specifieke technische details die nader moeten worden ingevuld. Hierbij kan gedacht
worden aan technische parameters voor een rekenmethodologie of formats voor registratie,
rapportages of een invulling van een informatiebestand en labels. Wettelijke doelen,
zoals voor duurzaamheid, inzameling en recycling, die producenten moeten nakomen,
horen in de regelgeving zelf en dat is ook de inzet van het kabinet in de lopende
onderhandeling over het voorstel voor deze batterijenverordening.
Actieplan om de vervuiling van lucht, water en bodem tot nul terug te brengen
De leden van de VVD-fractie willen benadrukken dat vervuiling (met name via lucht)
een transnationaal probleem is en dus verder reikt dan de landsgrenzen. Deze leden
zijn benieuwd hoe de Staatssecretaris meer coherentie en consistentie in het bestaande
en toekomstige EU-instrumentarium op het terrein van vervuiling in de praktijk wil
gaan bewerkstelligen en zien het BNC-fiche graag tegemoet.
Het kabinet kijkt uit naar de aangekondigde acties en voorstellen van het actieplan
om de vervuiling van lucht, water en bodem tot nul terug te brengen en zal binnen
de relevante EU-gremia, zoals de Milieuraden, ervoor blijven pleiten dat deze acties
en voorstellen zich coherent en consistent tot elkaar verhouden. Hierbij telkens verwijzend
naar samenhang met de acties en voorstellen in de reeds uitgebrachte initiatieven,
zoals het Circulaire Economie Actie Plan, de Chemicaliën-strategie, de Boer tot bord-strategie
en nog uit te brengen initiatieven, zoals de Bodemstrategie en de voorstellen voor
de herziening van de Luchtkwaliteitsrichtlijn. Overigens is dit ook een punt waar
het kabinet eerder voor heeft gepleit, bijvoorbeeld in het kader van de totstandkoming
van het Green Deal pakket.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Zero
Pollution Action Plan (ZAP) en willen graag enkele punten meegeven ten behoeve van
de eerste discussie. Deze leden vinden het goed als er doelen worden gesteld om vervuiling
naar lucht, water en bodem terug te dringen. Zo is het doel om het aantal voortijdige
overlijdens door luchtvervuiling te verminderen met vijfenvijftig procent in 2030.
In het Schone Lucht Akkoord is het doel gesteld om in 2030 de gezondheidsschade met
vijftig procent te verminderen. Hoe staan deze doelstellingen in verhouding tot elkaar?
Kan de Staatssecretaris garanderen dat zij op zijn minst dit Europese doel ter verbetering
van de luchtkwaliteit zal steunen en ziet de Staatssecretaris mogelijkheden voor meer
ambitie in het ZAP met betrekking tot een goede luchtkwaliteit in Europa?
Schone lucht is van levensbelang. Met het Schone Lucht Akkoord (Kamerstuk 30 175, nr. 339) zet het kabinet zich in om 50% gezondheidswinst in 2030 te bewerkstelligen ten opzichte
van 2016 uit binnenlandse bronnen. In Europa zet Nederland zich in voor een ambitieus
luchtkwaliteitsbeleid en het centraal stellen van gezondheid. Nederland juicht ambitieuze
gezondheidsdoelen voor luchtkwaliteit van de Commissie dan ook toe, ook omdat dit
andere landen stimuleert de aanpak om gezondheid centraal te stellen, te volgen. Vanuit
dat perspectief kan ik inderdaad de ingeslagen richting steunen, zoals de leden vragen.
Op basis van het Zero Pollution Action Plan (ZPAP) kan overigens nog geen uitspraak worden gedaan hoe het doel van 55% in 2030
zich verhoudt tot het Nederlandse doel van 50% in 2030. Dit komt onder meer omdat
de referentiejaren verschillen. De Commissie gaat uit van referentiejaar 2005 en Nederland
van 2016. Ook is nog niet geheel duidelijk voor welke stoffen de Commissie de doelen
stelt. Met het ZPAP worden voor het eerst de globale ambities van de Commissie bekend,
maar nog niet in detail. De voorstellen voor de herziening van de luchtkwaliteitsrichtlijn,
die in 2022 worden verwacht, zullen hierover naar verwachting meer duidelijkheid verschaffen.
Dan kan ook de precieze inzet van Nederland worden bepaald. Ik zal uw Kamer over de
nadere ontwikkelingen informeren.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in het ZAP dat één van de plannen is om de
luchtkwaliteitsnormen beter af te stemmen op de laatste aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO). Deze leden vinden dit een bijzonder zwakke formulering. Moet er niet toegewerkt
worden naar de advieswaarden van de WHO voor 2030 voor wat betreft fijnstof en stikstofdioxide?
Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat dit doel moet worden opgenomen
in het ZAP? Kan de Staatssecretaris toezeggen dat zij zich er tijdens de Milieuraad
op 10 juni 2021 voor in zal zetten dat de luchtkwaliteitsnormen van de WHO leidend
moeten zijn in het Europese luchtkwaliteitsbeleid?
In het Schone Lucht Akkoord is reeds afgesproken dat Nederland toewerkt naar het behalen
van de huidige advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in 2030. Ook
in Europa zal Nederland zich zoals deze leden vragen inzetten om de huidige WHO-advieswaarden
leidend te laten zijn en te streven naar het behalen van deze WHO-advieswaarden in
2030. Op dit moment worden de WHO-advieswaarden herzien. De verwachting is dat de
herziene WHO-advieswaarden rond deze zomer worden gepubliceerd. Vervolgens zal worden
bezien hoe deze in verhouding staan tot de doelen die zijn afgesproken in het Schone
Lucht Akkoord en wat de mogelijke impact van de herziene WHO-advieswaarden is. Ik
zal uw Kamer op basis daarvan informeren over de inzet voor de herziening van de Luchtkwaliteitsrichtlijn.
De leden van de GroenLinks-fractie vinden de doelen omtrent vervuiling van de zee
met afval en plastic (met vijftig procent) en het vrijkomen van microplastics in het
milieu (met dertig procent) echt te mager. Deze leden hebben er in het Actieplan Onzinplastic
eerder onder andere voor gepleit dat de consumptie van de wegwerpdrink- en voedselverpakkingen
in 2030 met tachtig procent moet zijn afgenomen en dat diverse soorten «onzinplastics»
die veel in het zwerfafval terechtkomen aanvullend moeten worden verboden, zoals plastic
theezakjes, plastic pouches (zakjes), plastic confetti en vochtige doekjes met plastic.
Deze doelstellingen zijn tot stand gekomen in samenspraak met de milieuorganisaties
en daarom zijn deze leden van mening dat er écht meer ambitie mogelijk moet zijn in
Europa met betrekking tot deze doelstellingen. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren?
Is de Staatssecretaris bereid om zich in te zetten voor meer ambitie?
Met uw Kamer deel ik de urgentie van de inzet voor verdergaande verminderingen in
de vervuiling van onze leefomgeving met zwerfafval en plastic. De doelstellingen voor
afval en microplastics in het water uit het Zero Pollution Action Plan (ZPAP) zijn gebaseerd op de verwachte reductie, als gevolg van het door de Commissie
ingezette beleid om microplastics en marien zwerfafval terug te dringen. Dat wordt
natuurlijk aangevuld met de maatregelen in de richtlijn wegwerpplastics, die zich
richt op zwerfafvalpreventie. De richtlijn wegwerpplastics omvat een ambitieus pakket
aan maatregelen, dat nu door de lidstaten geïmplementeerd wordt. Daarmee zetten we
een belangrijke stap in het tegengaan van zwerfafval op land en in het water. Tussen
nu en de voorziene evaluatie in 2026 van de richtlijn wegwerpplastics werkt het kabinet
ook aan wettelijke maatregelen om wegwerpbekers en -maaltijdverpakkingen te verminderen.
De kern is dat het kabinet in eerste instantie hergebruik wil stimuleren voor bekers
en maaltijdverpakkingen voor onderweg («on-the-go») en op bijvoorbeeld evenementen en catering. Daar waar herbruikbare alternatieven
eenmaal gangbaar worden, kunnen we verder kijken of, en hoe wegwerpvarianten en onzinplastics
kunnen worden uitgefaseerd.
Transport Decarbonisation Alliance (TDA)
De leden van de VVD-fractie lezen dat slechts enkele andere lidstaten op het moment
lid zijn van de TDA. Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris, namens Nederland in
de rol van voorzitter van de TDA, ervoor kan zorgen dat meer lidstaten zich zullen
aansluiten.
De Transport Decarbonisation Alliance (TDA) is een mondiaal opererend platform om emissievrij transport te stimuleren.
Als voorzitter zet Nederland zich ervoor in dat ambitieuze landen, steden en bedrijven
zich hierbij aansluiten. Dit gebeurt onder meer door het organiseren van evenementen
op relevante internationale podia zoals het International Transport Forum, het World Economic Forum en de door Nederland geïnitieerde internationale conferentie over duurzaam transport
«En Route to COP26» in december 2020. Deze inzet heeft er recent toe geleid dat Uruguay, de Canadese
provincie British Columbia, de Franse stad Lille en de Nederlandse bedrijven EVBox
en Mobycon zijn toegetreden tot de TDA. Daarnaast brengt Nederland het werk van de
TDA onder de aandacht binnen de EU. Dit gebeurde bijvoorbeeld in een sessie met de
Commissie en het stedennetwerk C40, en door middel van agendering, op verzoek van
Nederland, als diversenpunt in de Milieuraad van 10 juni en in bilaterale gesprekken
met lidstaten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
S.F.F. Meijer, adjunct-griffier