Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bisschop en Bruins over het artikel ‘Zet kinderen niet onder druk met genderkeuze’
Vragen van de leden Bisschop (SGP) en Bruins (ChristenUnie) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Medische zorg over het artikel «Zet kinderen niet onder druk met genderkeuze» (ingezonden 24 maart 2021).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) en van Minister
            Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media), mede namens de Minister voor Medische
            Zorg (ontvangen 2 juni 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021,
            nr. 2375.
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het artikel «Zet kinderen niet onder druk met genderkeuze»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Deelt u de mening dat het feitelijke bestaan van variaties in geslachtskenmerken niet
               mag betekenen dat kinderen in het onderwijs de suggestie meekrijgen dat deze variaties
               veelvoorkomend zijn en dat zij zelfs zouden kunnen kiezen uit een reeks van geslachten?
               Vindt u het verantwoord dat Rutgers in de handreiking voor scholen als normatief kader
               schrijft dat «ontzettend veel variatie in genitalia» bestaat en dat intersekse «geen
               afwijking» zou zijn, maar «een natuurlijke variatie in geslachtskenmerken»?2
Antwoord 2
            
Zoals ook in de handreiking van Rutgers wordt weergegeven, heeft ieder mens een eigen
               unieke set geslachtskenmerken. Geslachtskenmerken zijn niet alleen de genitaliën,
               maar ook chromosomen, hormonen of inwendige geslachtsorganen (baarmoeder, hormoonklieren).
               Intersekse personen worden geboren met geslachtskenmerken die niet (of niet helemaal)
               voldoen aan de maatschappelijke en medische normen van mannen- en vrouwenlichamen.
            
Volgens onderzoek komen intersekse variaties bij 1,3% van de geregistreerd mannen
               en 0,9% van de geregistreerd vrouwen voor, waarbij hun biologische geslachtskenmerken
               niet passen bij de typische definities voor mannelijke of vrouwelijke lichamen, waaronder
               leerlingen.3 Zoals gezegd, gaat het bij intersekse over diversiteit in geslachtskenmerken, en
               niet over genderbeleving, seksuele oriëntatie of een keuze uit een reeks van geslachten.
            
Wij streven ernaar dat álle leerlingen zich veilig voelen en ook geaccepteerd worden
               op school, dus ook intersekse leerlingen. Over intersekse is onder de Nederlandse
               bevolking nog veel onbekendheid.4 Scholen zijn verplicht om een veilig sociaal klimaat te creëren voor alle leerlingen,
               daarbij staat het scholen uiteraard vrij om wel of niet gebruik te maken van de handreiking
               van Rutgers.
            
Vraag 3 en 4
            
Hoe is de opvatting van Rutgers dat intersekse een reguliere geslachtelijke variatie
               zou zijn te verenigen met de gebruikelijke wetenschappelijke aanduiding Disorder of sex development, met het gegeven dat medisch specialisten erkennen dat sprake is van zeldzame uitzonderingen
               en dat de belangenvereniging DSDNederland spreekt van een aandoening? Hoe is het mogelijk
               dat Rutgers met overheidssteun kan voorzien in lesaanbod voor scholen, terwijl op
               wetenschappelijke gronden ernstige bedenkingen te formuleren zijn bij het materiaal
               dat Rutgers verspreidt?
            
Bent u het ermee eens dat de problematiek van intersekse personen en de zorgvuldige
               aandacht die zij verdienen niet misbruikt mogen worden om een ideologische visie op
               het geslacht te promoten in het onderwijs? Vindt u het beeld van het knutselen van
               een genderkoekje passend bij de fundamentele vragen die voor kinderen aan de orde
               zijn?
            
Antwoord 3 en 4
            
In medische kringen wordt soms de term DSD «Disorders of Sex Development» gehanteerd.
               De laatste jaren wordt echter de voorkeur gegeven aan de minder pathologiserende term
               «Differences in Sex Development» oftewel variaties in geslachtskenmerken. Hieronder
               worden 40+ variaties in geslachtskenmerken geschaard. DSDNederland gebruikt ook de
               term Differences of sex development. Het is gebruikelijk dat er in de wetenschappelijke
               wereld verschillende visies zijn en dat er over vele thema’s wordt gediscussieerd.
               Dit betekent niet dat kennisinstituten geen aandacht kunnen besteden aan deze thema’s.
               Vanzelfsprekend dient een kennisinstituut prudent om te gaan met verschillen van inzicht.
            
Rutgers ontvangt instellingssubsidie voor haar rol als kennisinstituut op het gebied
               van seksualiteit en seksuele gezondheid. Vanuit die rol zorgt Rutgers er onder meer
               voor dat wetenschappelijke kennis op het gebied van seksualiteit een seksuele gezondheid
               voor iedereen beschikbaar is. Het aanbieden van een dergelijke handreiking voor leerkrachten
               die inzicht geeft in actuele thema’s, zoals intersekse, past bij deze rol. Scholen
               hebben de vrijheid om zelf te kiezen welke informatiebronnen zij willen gebruiken.
               Het staat scholen dus vrij om de handreiking van Rutgers te gebruiken of voor andere
               bronnen te kiezen.
            
Vraag 5
            
Wat is uw reactie op het indringende signaal vanuit de genderzorg over de grote stroom
               kinderen die zich sinds 2013 aanmelden?5 Worden nieuwe onderzoeken gestart om de stijging onder jongeren te verklaren en betrekt
               u hierbij expertise uit het buitenland? Hoe voorkomt u dat onevenwichtige beeldvorming
               in het onderwijs bijdraagt aan de stijging van het aantal genderbehandelingen?
            
Antwoord 5
            
Op 4 november 2020 heeft de Minister voor Medische Zaken en Sport uw Kamer geïnformeerd
               over de Toekomstvisie Transgenderzorg.  Voor de beantwoording van uw vragen, verwijzen
               wij graag naar het verslag van het schriftelijk overleg (VSO) d.d. 4 november 2020
               en specifiek het antwoord op de vragen 41 en 62. Vraag 41 gaat over het onderzoeksbudget
               voor transgender personen en vraag 62 gaat over onderzoek naar de stijging van de
               zorgvraag onder jongeren. Volledigheidshalve worden beide antwoorden hieronder integraal
               weergegeven.
            
Vraag 41 – Ten slotte, aansluitend op het vorige punt, vragen genoemde leden of er
                  onderzoeksbudget beschikbaar komt voor UMC’s om langdurig onderzoek te doen naar de
                  zorg voor transgender personen. De zorg voor mensen uit deze gemeenschap is sterk
                  in ontwikkeling en het zou daarom goed zijn om mensen die nu zorg krijgen langdurig
                  te volgen, zodat we ook op de lange termijn de gevolgen van behandelingen snappen.
                  Dus als laatste vraag: is de Minister bereid onderzoeksbudget vrij te maken ter bevordering
                  van de kwaliteit van transgenderzorg in Nederland? Het is de academische verantwoordelijkheid
                  om samen met de andere academische centra en andere betrokken partijen een stevige
                  onderzoekslijn en -agenda op te zetten. Umc’s kunnen daarbij o.a. gebruikmaken van
                  de beschikbaarheidbijdrage academische zorg die vele honderden miljoenen euro’s per
                  jaar beslaat. Welke prioriteiten zij stellen bepalen zij zelf. Afgaand op het grote
                  aantal Nederlandse publicaties in de wereldliteratuur over (niet limitatief) Nederlandse
                  cohortstudies bij transgenders, endocrinologische aspecten van transgenderbehandelingen
                  (zoals oestrogeen en anti-oestrogeenbehandelingen), het risico op kanker als gevolg
                  van behandelingen (zoals borstkanker, optreden goedaardige hersentumoren), risicofactoren
                  voor kanker (de aanwezigheid van hoog-risico papillomavirus), mentale gezondheid,
                  zelfperceptie, seksuele relaties, optreden van cardiovasculaire aandoeningen (hartinfarct),
                  operatietechnieken (o.a. vaginaplastiek), ben ik van mening dat de Nederlandse wetenschappelijke
                  systeem op dit vlak reeds goed functioneert. De Nederlandse bijdrage aan het internationale
                  wetenschappelijk onderzoek is niet alleen enorm qua publicaties, maar ook op transgenderzorg-congressen
                  zorgen Nederlandse onderzoekers voor een sterke vertegenwoordiging in de verschillende
                  disciplines. Nederlandse onderzoekers stonden aan de wieg van belangrijke internationale
                  onderzoeksconsortia zoals het European Network for the Investigation of Gender Incongruence
                  en hebben posities in het bestuur van internationale professionele organisaties (WPATH
                  World Professional Association for Transgender Health, EPATH (de Europese tak)). Inbreng
                  van de leden van de SP-fractie De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van
                  de Toekomstvisie Transgenderzorg. Deze leden hebben naar aanleiding hiervan de onderstaande
                  opmerkingen en vragen.  De ontwikkeling van de wachttijden Zorgverzekeraars zijn door
                  de kwartiermaker verzocht om een concrete inkoopvisie over de transgenderzorg op te
                  stellen.
               Vraag 62 – Genoemde leden maken zich zorgen over de sterke stijging van de zorgvraag.
                  Kan de Minister aangeven wat de achtergronden zijn van deze sterke stijging, met name
                  bij jonge meisjes? Er wordt op enkele plekken in de wereld (Canada, Verenigd Koninkrijk,
                  Scandinavische landen en Nederland) momenteel onderzoek gedaan naar de oorzaken achter
                  deze ontwikkeling. In de toekomstvisie transgenderzorg zegt de kwartiermaker hier
                  het volgende over: In het algemeen worden de volgende verklaringen gegeven voor de
                  toename in het aantal manifeste transgender personen: • De toegankelijkheid en kwaliteit
                  van zorg zijn toegenomen. • Bekendheid en sociale acceptatie zijn toegenomen, mede
                  als gevolg van meer aandacht in de media. • Er is een grotere beschikbaarheid van
                  laagdrempelige informatie via internet, waardoor eerdere onderkenning plaatsvindt.
                  • De publicatie van DSM-5 (Diagnostic & Statistical Manual of Mental Disorders) bracht
                  een bredere diagnose voor genderdysforie voor adolescenten en volwassenen. • In diverse
                  landen zijn de laatste jaren de voorwaarden versoepeld om wettelijke/administratieve
                  geslachtswijziging te kunnen doen. In Nederland was dit in 2014 met de Transgenderwet.
                  De genoemde verklaringen voor de groei van het aantal transgender personen, zijn ook
                  relevante factoren voor de toekomst. De zichtbaarheid van rolmodellen in de media
                  is een moeilijk te voorspellen factor. Ook is moeilijk het effect in te schatten van
                  de huidige bredere maatschappelijke discussie over het flexibiliseren van de klassieke
                  genderrollen. Er komt daardoor enerzijds meer ruimte voor gendervariatie (wat een
                  verhogende uitwerking kan hebben op de zorgvraag), anderzijds zal voor sommigen gelden
                  dat door flexibeler genderrollen het juist makkelijker is om zonder medische ingrepen
                  in de genderrol te leven die men wenst. Het toenemen van maatwerk in de zorg kan een
                  dempend effect hebben op de zorgvraag omdat bepaalde onderdelen van zorg die voorheen
                  een vanzelfsprekend onderdeel waren van een medische transitie minder aangesproken
                  zullen gaan worden. Maatwerk kan ook de vraag naar minder klassieke vormen van zorg
                  doen toenemen, bijvoorbeeld fertiliteitszorg en nazorg. Het is onduidelijk hoe de
                  balans in kwantitatief opzicht zal uitpakken en hoe snel deze ontwikkeling zal gaan.
                  In het Verenigd Koninkrijk en Australië is er onderzoek geweest naar de groei van
                  de zorgvraag bij kinderen en adolescenten op basis van hun aanmeldingen voor zorg
                  en de associatie met media-uitingen in de weken voorafgaand aan de aanmeldingen.
                  Deze studie is onlangs gepubliceerd.  Over de tijd is er een forse groei in aanmeldingen
                  te constateren in beide landen. Tevens worden er verschillende associaties gevonden
                  tussen media-uitingen met betrekking tot transgender en gender diversiteit en aanmeldingen
                  in gendercentra in de weken daaropvolgend. Het is nog niet duidelijk of dit ook voor
                  Nederland geldt en wat dit zegt over de zorgvraag van volwassenen.
Voor wat betreft de vraag hoe wij voorkomen dat onevenwichtige beeldvorming in het
               onderwijs bijdraagt aan de stijging van het aantal genderbehandelingen het volgende.
            
Het is een positieve zaak dat leerlingen beter geïnformeerd worden doormiddel van
               voorlichting zodat zij als individu keuzes kunnen maken die bij hen passen en ook
               hun medeleerlingen leren accepteren. Wij ontvangen geen signalen dat voorlichting
               op scholen bijdraagt aan de stijging van het aantal genderbehandelingen.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap - 
              
                  Mede namens
T. van Ark, minister voor Medische Zorg - 
              
                  Mede ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.