Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bikker over de uitstel van de invoering van het verbod op lachgas en designerdrugs en het bericht ‘Woede om uitstel drugswet: ‘Echt grote onzin’’
Vragen van het lid Bikker (ChristenUnie) aan de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de uitstel van de invoering van het verbod op lachgas en designerdrugs en het bericht «Woede om uitstel drugswet: «Echt grote onzin»» (ingezonden 15 april 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 1 juni 2021). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2610.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Woede om uitstel drugswet: «Echt grote onzin»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe schadelijk vindt u lachgas en designerdrugs, zoals 3-methylmethcathinone (3-MMC)?
Deelt u de mening dat hier een groot gevaar voor de volksgezondheid vanuit gaat? Is
het niet zeer onwenselijk dat deze middelen vrij verkrijgbaar zijn? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 2
Ik deel uw mening dat deze stoffen schadelijk kunnen zijn voor de volksgezondheid
en dat het uiterst onwenselijk is dat deze middelen nog steeds eenvoudig verkrijgbaar
zijn.
In 2019 heeft de Staatssecretaris van VWS het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring
nieuwe drugs (CAM) gevraagd een risicobeoordeling voor de stof lachgas als drugs uit
te voeren. Dit verzoek werd in het bijzonder ingegeven door het toegenomen aantal
meldingen over lachgas intoxicaties bij het Nationaal Vergiftigingen Informatiecentrum
(NVIC).2 Uit het informatierapport en de risicobeoordeling van het CAM dat eind 2019 aan uw
Kamer is verstuurd blijkt dat het gebruik van lachgas als drug risico’s voor de (volks)gezondheid
kent.3 Zoals eerder ook aan uw Kamer gemeld, is het evident dat hoe meer en hoe vaker een
gebruiker lachgas als recreatieve drug gebruikt, hoe groter de kans is dat serieuze
risico’s intreden.4 Tegelijkertijd is gebleken dat ook beperkt gebruik al risicovol kan zijn en er geen
veilige bovengrens voor het gebruik van lachgas als drugs bekend is.5 Onlangs heeft de Staatssecretaris van VWS aan uw Kamer toegelicht dat er doorlopend
meer bekend wordt over de schadelijkheid van het gebruik van lachgas als drug en ook
over de soms onomkeerbare schade die dit tot gevolg heeft.6
Eén van de adviezen van het CAM was om de brede beschikbaarheid van lachgas tegen
te gaan. Met het Lachgasbesluit is beoogd het aanbod van lachgas voor gebruik als
drug stevig terug te dringen (zie ook het antwoord onder vraag 13). Een dergelijke
aanbod-beperkende maatregel is noodzakelijk en kan niet met dezelfde reikwijdte en
beoogde impact op grond van bijvoorbeeld lokale regelgeving getroffen worden.7
Het gebruik van designerdrugs, of nieuwe psychoactieve stoffen (NPS), is in ons land
relatief beperkt, vooral in vergelijking met landen om ons heen. In Nederland wordt
de voorkeur gegeven aan de bekende drugs zoals ecstasy, speed en cocaïne. Wel worden
vanuit Nederland veel NPS naar het buitenland verzonden. Er zijn veel soorten NPS
die in beginsel weinig grote gezondheidsrisico’s met zich mee lijken te kunnen brengen.
Dat is anders bij designerdrugs die gebaseerd zijn op de chemische basisstructuur
van bekende harddrugs, hiervan is de verwachting dat zij vergelijkbare gezondheidsrisico’s
met zich meebrengen als de harddrugs die nu al onder de Opiumwet vallen. Voor deze
groepen designerdrugs hebben we een wettelijk verbod voorbereid. Over designerdrug
3-MMC, dat tot voor kort nog vrij onbekend was, zijn in de loop van vorig jaar steeds
meer zorgwekkende signalen ontstaan. De populariteit van dit middel is gestegen, al
staat het niet in verhouding tot de bekende drugs. Inmiddels heeft het CAM ook voor
de stof 3-MMC een risicobeoordeling uitgevoerd en geadviseerd om over te gaan tot
een separaat verbod op dit middel vanwege de gebleken gezondheidsrisico’s in combinatie
met de eenvoudige verkrijgbaarheid. De Staatssecretaris van VWS heeft uw Kamer recentelijk
(brief d.d. 27 mei) geïnformeerd dat hij opvolging geeft aan dit advies van het CAM
en thans de benodigde regelgeving voorbereidt. De verwachting is dat het verbod op
3-MMC rond eind september kan worden ingevoerd. Dat betekent dat voor dit middel niet
wordt gewacht op de voorgenomen wetswijziging met betrekking tot drie stofgroepen
NPS.
Vraag 3
Maakt u zich zorgen over het gebruik van deze relatief nieuwe drugs onder jongvolwassenen
en kinderen? Wat doet u momenteel al om het gebruik van lachgas en designerdrugs te
ontmoedigen en jonge mensen ervan te weerhouden deze drugs te gaan gebruiken? Geven
de huidige ontwikkelingen u aanleiding om het beleid aan te passen? Waaruit laat u
daarbij de urgentie blijken?
Antwoord 3
Los van een aanbod-beperkende maatregel zoals beoogd met het Lachgasbesluit blijkt
uit het CAM-rapport dat voorlichting en preventie over lachgas belangrijk is, zeker
voor kwetsbare gebruikersgroepen.8 Ik onderschrijf dit belang te meer ook omdat ondanks dat er steeds meer bekend is
over de risico’s en negatieve effecten van het gebruik van lachgas als drug, het middel
door een deel van de gebruikers als onschuldig wordt gezien.9
In het najaar van 2020 heeft de Staatssecretaris van VWS uw Kamer geïnformeerd over
de specifieke inzet op lachgasvoorlichting en -preventie.10 Deze inzet gaat ook in 2021 onverminderd door. Zo zal het Trimbos-instituut de handreiking
over lachgas herzien en onderzoek doen naar het beter bereiken van ouders van jongeren
met een niet-westerse migratieachtergrond die lachgas als drug gebruiken.11 Gelet op de aanhoudende problematiek is er dus specifiek preventiebeleid ontwikkeld
voor dit middel en wordt dit nog verder uitgebreid.
Aangezien er sprake is van beperkt gebruik van designerdrugs in Nederland is hierop
geen specifiek preventiebeleid ontwikkeld. Vanwege de zorgelijke ontwikkelingen rondom
het gebruik van 3-MMC wordt op dit middel wel actief ingezet op voorlichting en preventie.
Zo ontwikkelt het Trimbos-instituut een folder over 3-MMC met informatie voor (potentiële)
gebruikers en een factsheet voor professionals over hoe om te gaan met 3-MMC problematiek.
Beide producten worden dit voorjaar opgeleverd. Ook is het online informatieaanbod
over dit middel aangepast en uitgebreid. Hiervan wordt veel gebruik gemaakt door zowel
professionals als gebruikers. Tot slot heeft het Trimbos-instituut in opdracht van
VWS onderzoek gedaan naar de 3-MMC problematiek in Aalten en adviseren zij deze gemeente,
en vervolgens tevens andere gemeenten, hoe zij het preventieaanbod vorm kunnen geven.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u het handelen van gemeenten die een lokaal verbod op lachgas instellen
en de oproep om een landelijk verbod, ook op designerdrugs? Wat is uw reactie op de
oproep van burgemeester Haseloop van Oldebroek? Staat u naast deze burgemeester en
naast deze gemeenten? Ook als het gaat om de handhaving?
Antwoord 4
Wij spreken ons begrip uit voor het handelen van gemeenten die, in afwachting van
een landelijk verbod, een lokaal verbod op lachgas instellen. Wij begrijpen ook hun
oproep om een landelijk verbod. Dat een lokale aanpak voor lachgas onvoldoende slagvaardig
is, is één van de redenen waarom wij een wijziging van het Opiumwetbesluit hebben
voorbereid.
Wij begrijpen ook dat de opkomst van designerdrugs zoals 3-MMC tot grote zorgen leidt
over de schadelijke effecten voor de volksgezondheid, en daarmee ook tot de roep om
dergelijke drugs te verbieden, zoals de oproep van burgemeester Haseloop van Oldebroek.
Deze zorg heeft voor de Staatssecretaris van VWS aanleiding gevormd het CAM te verzoeken
een risicobeoordeling voor 3-MMC uit te voeren. Het CAM heeft geadviseerd om 3-MMC
op lijst II bij de Opiumwet te plaatsen. Hierover is uw Kamer geïnformeerd per brief
van 27 mei jl.
Vraag 5
Kunt u nader toelichten wat de reden is om niet over te gaan tot een wettelijk verbod?
Kunt u de betreffende uitvoerings- en handhavingstoetsen delen met de Kamer? Kunt
u aangeven welke meerkosten worden verwacht voor handhaving en uitvoering bij invoering
van een verbod?
Antwoord 5
Het ontwerpbesluit om lachgas op lijst II bij de Opiumwet te plaatsen en de wetswijzigingen
om via een nieuwe lijst IA enkele stofgroepen NPS onder het bereik van de Opiumwet
te plaatsen, zijn inhoudelijk gereed. De vertraging in het overgaan tot een verbod
is ontstaan door het gebrek aan financiële dekking voor de uitvoeringskosten van de
politie, het Openbaar Ministerie (OM) en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).
Het besluit over beide initiatieven wordt dus overgelaten aan een nieuw kabinet, zoals
vermeld in de brief van 31 maart jl. over dit onderwerp.12
Het plaatsen van een stof onder het bereik van de Opiumwet is vaste praktijk. Dit
leidt doorgaans niet tot substantieel hogere handhavingskosten. De drugsmarkt is constant
in beweging en er verschijnen voortdurend nieuwe drugs. Er zijn middelen waarvan de
populariteit afneemt of die in onbruik raken. Ook kan de plaatsing van een stof onder
het bereik van de Opiumwet een normerend effect hebben waardoor een daling van het
gebruik plaats vindt, zoals onder meer het geval was bij 4-FA.
Bij majeure veranderingen zoals de NPS-wetswijziging is de inzet van extra middelen
voor opsporing en handhaving zonder meer gerechtvaardigd. Het gaat hier om nieuw beleid
waarbij door een wetswijziging een nieuwe lijst aan de Opiumwet wordt toegevoegd,
waardoor in één keer een groot aantal reeds bestaande en toekomstige drugs onder het
bereik van de Opiumwet komt te vallen.
In het geval van lachgas is het bestaande beleid toegepast en wordt lachgas als enkele
stof onder het bereik van de Opiumwet gebracht. Hoewel deze toevoeging formeel niet
tot een extra taak leidt, ontstaan door dit besluit wel enige bijzondere omstandigheden
omdat lachgas als eerste gasvormige stof onder het bereik van de Opiumwet wordt geplaatst.
Knelpunten als testmogelijkheden, opslag en vervoersaspecten kunnen in beginsel voor
alle stoffen gelden die onder het bereik van de Opiumwet vallen. Wel is het zo dat
het bijzondere karakter van lachgas als eerste gasvormige substantie onder de Opiumwet
bij uitzondering een toevoeging aan de algemene middelen van de politie rechtvaardigt.
Hiermee wordt de politie in staat gesteld met betrekking tot gasvormige substanties
nu en in de toekomst invulling te geven aan haar bestaande taak.
De impactanalyse van de politie voor het lachgasverbod is een quickscan met een aantal
scenario’s, waarvan op voorhand niet eenvoudig in te schatten is welk scenario zich
in de praktijk voor zal doen. Deze inschattingen heeft de politie gemaakt op basis
van hoe vaak het woord «lachgas» is vermeld bij incidenten die de politie in 2019
heeft geregistreerd. Dat was 19.367 keer. De politie heeft vervolgens ingeschat hoeveel
extra capaciteit nodig zou zijn om die incidenten af te handelen in de nieuwe situatie,
waarbij lachgas op lijst II van de Opiumwet staat en dus anders moet worden gehandhaafd
dan nu. Het incidentele geld is voor de aanschaf van extra apparatuur voor het testen
van stoffen en initiële instructie. De structurele kosten zijn in verband met een
hogere werklast bij het behandelen en afhandelen van meldingen, het testen van stoffen,
instructie & opleiden, en het vervoer en de opslag van stoffen omdat lachgas een gevaarlijke
stof is.
De verwachte meerkosten van de politie zijn € 33.000 incidenteel, en tussen € 9,8
mln. (laag scenario) en € 24,4 mln. (hoog scenario) aan structurele kosten. De andere
geconsulteerde organisaties hebben aangegeven nu geen meerkosten te verwachten.
De handhavings- en uitvoeringskosten van het geconsulteerde wetsvoorstel dat strekt
tot opname van een nieuwe lijst bij de Opiumwet met NPS-stofgroepen zijn geraamd op
€ 1,5 miljoen incidenteel en tussen de € 4,1 miljoen en € 4,7 miljoen structureel.
De structurele kosten bestaan uit verwachte meerkosten voor politie (€ 2,8 miljoen),
OM (tussen de € 1,1 miljoen en € 1,7 miljoen) en NFI (oplopend tot maximaal € 210.000).
Vraag 6
Is de plaatselijke inzet van politie niet een zaak van de veiligheidsregio? Ziet u
verschil tussen de regio’s? Zou men in Oost-Nederland niet een andere afweging kunnen
maken dan in bijvoorbeeld Amsterdam? Zou u in het licht van deze overweging het uitstel
van een landelijk verbod willen heroverwegen? Zo ja, wanneer bericht u daarover? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 6
De plaatselijke inzet en prioritering van politiecapaciteit is aan de lokale driehoek.
We zien daarin uiteraard verschil tussen de eenheden. In de handhavingstoets wordt
echter gevraagd om een inschatting voor de politie als geheel, omdat die algemene
vraag voorafgaat aan de lokale vraag.
Zoals wij u hebben bericht in de brief van 31 maart jl., is er momenteel geen (financiële)
ruimte voor heroverweging. Daarom laten we dit traject over aan een nieuw kabinet.
Vraag 7
Wanneer heeft u met de burgemeesters over deze problematiek en de keuze tot uitstel
gesproken? Staan de burgemeesters achter uw besluit om nog niet over te gaan tot invoering
van het verbod op lachgas en designerdrugs?
Antwoord 7
Het besluit tot overlaten aan een volgend kabinet is niet genomen op inhoudelijke
gronden, maar slechts op financiële. Een gesprek met burgemeesters over deze trajecten
had dus ook niet tot een andere uitkomst kunnen leiden.
Een aantal burgemeesters heeft ons per brief laten weten dat de bestrijding van lachgas
en designerdrugs, specifiek 3-mmc, niet alleen met lokale instrumenten is aan te pakken
en ons gevraagd om voortvarendheid te betrachten met de invoering van het verbod.
Daarnaast is het besproken in het Strategisch Beraad Veiligheid van 20 mei jl. Omdat
inmiddels het uitstel door het gebrek aan financiële dekking onvermijdelijk was geworden,
kunnen wij hen, wat lachgas en designerdrugs betreft, niet anders berichten dan langs
dezelfde lijn waarlangs wij uw Kamer hebben bericht op 31 maart jl. en de stand van
zaken zoals beschreven in deze beantwoording. Voor wat betreft 3-mmc verwijzen we
u naar de brief die is verstuurd over de voorbereiding van de regelgeving naar aanleiding
van het advies van het CAM, van 27 mei jl.
Vraag 8
Wat zijn de verwachte kosten voor hulpverlening, jeugdzorg en gezondheidszorg wanneer
nog niet wordt overgegaan tot invoering van het verbod op korte termijn? Wat is de
verwachte maatschappelijke impact, die niet in geld is uit te drukken, zoals de gevolgen
voor een vijftienjarige die verslaafd raakt aan 3-MMC en alle risico’s die jongeren
lopen? Indien deze kosten nog niet bekend zijn, bent u bereid een impacttoets hiernaar
te laten doen en dit af te wegen tegen het geschatte tekort voor de handhaving?
Antwoord 8
Het is nu niet mogelijk om in beeld te brengen hoeveel mensen voor druggerelateerde
problematiek binnen de hulpverlening, jeugdzorg en gezondheidszorg worden behandeld.
Dit komt onder meer omdat wij hiervoor afhankelijk zijn van de nationale database
voor verslavingszorg LADIS (Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem). Het LADIS
is momenteel niet operationeel, omdat deze niet voldoet aan de vereisten van de AVG,
waardoor het sinds 2015 niet mogelijk is om data van verslavingszorginstellingen in
het systeem te verwerken. De Minister voor Medische Zorg heeft een wetsvoorstel ingediend
waarmee de benodigde wettelijke grondslag voor de gegevensverwerking wordt gecreëerd.
Dit wetsvoorstel staat nu geagendeerd voor behandeling in uw Kamer. Zodra het wetsvoorstel
is aanvaard kunnen de cijfers met terugwerkende kracht vanaf 2015 beschikbaar komen.
Bij gebrek aan een totaaloverzicht van de hulpvraag kan er ook geen eenduidig beeld
gegeven worden over de kosten gemoeid met de daar aan gekoppelde zorgvraag. Een impacttoets
is daarom nu niet opportuun.
Vraag 9
Kunt u reageren op het normatieve effect dat uitgaat van uitstel van een wettelijk
verbod? Deelt u de mening dat wanneer lachgas niet meer in de winkel mag worden verkocht
en bekend is dat een middel als 3-MMC, maar ook andere designerdrugs, een verboden
middel is, hier ook een duidelijke normerend en waarschuwend effect van uitgaat? Hoe
beoordeelt u het effect op het werk van wijkagenten die nu al inzetten op preventie,
maar die het uitstel zien als ondermijnend aan hun boodschap?
Antwoord 9
De plaatsing van stoffen onder de Opiumwet geeft het signaal dat het om risicovolle
producten gaat en kan een normerend effect hebben. In het geval van 4-FA is bijvoorbeeld
gebleken dat de waarschuwing over de risico’s van de stof naar aanleiding van ernstige
incidenten vermoedelijk een belangrijke factor is in de daling van gebruik sindsdien.
Dit is ook af te leiden uit het aantal 4-FA monsters dat destijds werd aangeleverd
bij het Drugs Informatie en Monitoring Systeem. De risicobeoordeling van het CAM over
4-FA en het daarop aangekondigde naderende verbod in mei 2017 hebben deze dalende
trend vermoedelijk versterkt. Een effect van een verbod kan tweeledig zijn; het kan
bijdragen aan de waarschuwing dat een middel echt gevaarlijk is en tegelijkertijd
de beschikbaarheid op de drugsmarkt terugdringen. Een dergelijk normerend en waarschuwend
effect is ook onderdeel van wat we beogen met het voorgenomen lachgas verbod. Spoedige
invoering van het verbod zou bijdragen aan deze doelstelling, met name omdat ondanks
berichtgeving over risico’s en negatieve effecten lachgas een middel is dat door een
deel van de gebruikers als onschuldig wordt gezien.13 Daar spelen verschillende factoren een rol bij, waaronder het gegeven dat lachgas
niet onder de Opiumwet valt en het middel makkelijk verkrijgbaar is. Om redenen hierboven
toegelicht is spoedige invoering echter nu niet haalbaar. Een verbod is overigens
niet de enige manier om te waarschuwen, het specifieke preventie en voorlichtingsbeleid
ontwikkeld op lachgas speelt hier een belangrijke rol (zie vraag 3).
Voor wat betreft wijkagenten continueert vooralsnog de huidige praktijk, waarbij zij
zich richten op handhaving en het voorkomen van overlast.
Vraag 10
Overweegt u om meer wetgeving ter bestrijding van drugscriminaliteit of ter bevordering
van de volksgezondheid te schrappen met het oog op de handhaving, gezien het feit
dat er lokaal heel vaak een afweging wordt gemaakt qua handhaving?
Antwoord 10
Nee. Dat is ook niet wat hier aan de hand is. We laten deze wetgeving over aan een
nieuw kabinet gezien het gebrek aan financiering, niet omdat we op inhoudelijke gronden
niet bereid zijn om deze in te voeren. Zie hiervoor ook vraag 5 en 6 van deze beantwoording
en de brief van 31 maart jl. over dit onderwerp.14
Dat er lokaal een afweging wordt gemaakt in de prioritering, neemt niet weg dat we
de impact op de werklast voor de handhavingsorganisaties als geheel betrekken bij
de voorbereidingen van de besluitvorming.
Vraag 11
Als u toch nog niet bereid bent over te gaan tot een landelijk verbod, hoe kunnen
alle ruim 350 gemeenten in Nederland worden geholpen om gebruik van deze middelen
verder tegen te gaan? Wat kunnen gemeenten met name doen tegen het gebruik van designerdrugs,
omdat dit nog lastiger blijkt aan te pakken in de Algemene Plaatselijke Verordening
(APV) dan lachgas?
Antwoord 11
We zijn absoluut bereid om over te gaan tot een landelijk verbod, maar kunnen dat
door gebrek aan financiële dekking nu niet doen. Zie hiervoor ook vraag 5, 6 en 10
van deze beantwoording en de brief van 31 maart jl. over dit onderwerp.15
Ten aanzien van lachgas, hebben gemeenten bij ons aangegeven dat zij kunnen worden
geholpen door het ontwikkelen van een feitcode. Het Parket Centrale Verwerking Openbaar
Ministerie (CVOM) werkt op dit moment aan een voorstel. In afwachting van het landelijk
verbod, biedt de vernieuwde handreiking over lachgas van het Trimbos-instituut16 gemeenten, handhavers en preventieprofessionals handvatten voor de aanpak van de
ervaren lachgasproblematiek. De financiële consequenties voor de politie van het handhaven
van een lachgasverbod blijven ook als dat gebeurt op grond van de APV van kracht.
Naast het voorgenomen lachgasverbod zetten de Staatssecretaris van VWS en de Minister
van Infrastructuur en Waterstaat in op voorlichting en preventie. In 2021 wordt bestaand
preventiemateriaal bijvoorbeeld in het Arabisch vertaald en doet het Trimbos-instituut
aanvullend onderzoek naar het beter bereiken van ouders van jongeren met een niet-westerse
migratieachtergrond die lachgas als drugs gebruiken. TeamAlert heeft in opdracht van
het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in november 2020 de campagne «Rij
ballonvrij» gelanceerd om het lachgasgebruik in het verkeer onder jongeren tegen te
gaan. De campagne is online ingezet en heeft mede door de hulp van jongerenwerkers
meer dan één miljoen jongeren bereikt. Gemeenten kunnen in samenwerking met TeamAlert
deze campagne gepersonaliseerd inzetten en zo extra jongeren in hun gemeente bereiken.
Voor wat betreft gemeenten kunnen doen tegen het gebruik van designerdrugs, verwijzen
we u naar het antwoord op vraag 3.
Vraag 12
Bent u er mee bekend dat lachgas, bedoeld voor inhalering, nog steeds in winkels wordt
verkocht en dat designerdrugs kinderlijk eenvoudig online zijn te bestellen?
Antwoord 12
Ja.
Vraag 13
Wat doet u om ontwikkeling, aanbod en verkoop van deze middelen te voorkomen en in
elk geval aan banden te leggen?
Antwoord 13
Voorop staat dat burgers vrij zijn legale stoffen te ontwikkelen, produceren en verhandelen.
Zo kent lachgas verschillende eigenlijke toepassingen, in de zorg, technische industrieën
en gastronomie. Deze vrijheid kan worden ingeperkt als er sprake is van een dringend
publiek belang. Een dergelijk belang is aanwezig als de stof een risico vormt voor
de volksgezondheid. Indien het vermoeden rijst dat een stof met psychoactieve werking
tot gezondheidsrisico’s leidt, kan het CAM om een risicobeoordeling worden gevraagd.
Op basis van het advies van het CAM wordt vervolgens een beleidsreactie geformuleerd.
Op basis van het advies kan het zijn dat een aanbod-beperkende maatregel wordt getroffen
en een stof zo nodig wordt toegevoegd aan lijst I of lijst II bij de Opiumwet. Deze
vaste procedure is zowel op lachgas als 3-MMC ingezet.
Met het Lachgasbesluit zoals dat in consultatie is geweest, wordt beoogd een extra
interventiemogelijkheid te creëren waardoor, ter bescherming van de volksgezondheid,
de verkeersveiligheid en de samenleving in het algemeen, een sluitend en daarmee ook
doeltreffender kader wordt geboden voor het terugdringen van het aanbod van lachgas
voor recreatief gebruik als roesmiddel en de daarmee samenhangende problematiek.
Het NPS-wetsvoorstel zoals dat in consultatie is geweest, beoogt een slagvaardiger
aanpak van NPS door stofgroepen te verbieden die sterk verwant zijn aan reeds verboden
drugs. Hoewel het huidige kader volstaat om op te treden tegen specifieke stoffen
laat de problematiek rondom de ontwikkeling van steeds nieuwe designerdrugs zien dat
een aanpak op basis van stofgroep van meerwaarde is.
Wij zien beide voorstellen nog altijd als de juiste stap om beter op te kunnen treden
tegen het aanbod van lachgas voor gebruik als drugs en om slagvaardiger op te treden
tegen de ontwikkeling van nieuwe typen risicovolle drugs. Ook zijn er voor beide voorstellen
geen alternatieve vormen van regelgeving beschikbaar. Met name bij lachgas is ter
bevordering van de rechtszekerheid voor burgers en voor bedrijven uitvoerig aandacht
besteed aan de scheidslijn tussen wat wel en niet is toegestaan in het licht van de
Opiumwet.
Vraag 14
Zijn er binnen de huidige wettelijke kaders al mogelijkheden voor het Rijk om iets
te doen aan het online aanbod van designerdrugs waarbij verkopers de regels omzeilen
door de producten aan te bieden als «research chemicals»? Zo nee, bent u bereid om
daar alsnog werk van te maken en op welke termijn?
Antwoord 14
De verkoop van chemicaliën voor onderzoeksdoeleinden als zodanig is niet verboden.
Het aanbieden van chemicaliën zoals NPS voor consumptie kan wel strafbaarheid op grond
van de Warenwet opleveren als deze gevaarlijk zijn uit het oogpunt van voedselveiligheid.
In de praktijk worden research chemicals daarom doorgaans aangeboden met de waarschuwing
dat deze niet voor consumptie geschikt zijn, zodat NPS-handelaren de vereisten van
de Warenwet eenvoudig kunnen omzeilen. Tot 2014 konden producenten en handelaren van
NPS worden vervolgd op grond van de Geneesmiddelenwet. Een uitspraak dat jaar van
het Europees Hof van Justitie heeft deze route afgesneden, doordat het Hof bepaalde
dat NPS niet vallen onder het begrip «geneesmiddel» zoals bedoeld in de Europese richtlijn
betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik.17 Binnen de bestaande wettelijke kaders zijn er daarom geen mogelijkheden om NPS-handelaren
die onder het mom van «research chemicals» actief zijn gericht aan te pakken.
NPS worden niet alleen als «research chemicals» op de markt gebracht, maar ook wel
onder andere etiketten, zoals badzout of plantenvoeding. Daarom vormt een aanpak die
gericht is op het beperken of reguleren van de verkoop van «research chemicals» geen
effectieve oplossing om NPS-handelaren de pas af te snijden. Indien het hun onmogelijk
wordt gemaakt NPS onder de noemer «research chemicals» te verkopen zullen zij simpelweg
een andere handelsnaam voor hun waren kiezen. Het ontwikkelde NPS-wetsvoorstel strekt
ertoe bepaalde stofgroepen te verbieden waarvan op grond van hun sterke chemische
verwantschap van reeds verboden middelen kan worden aangenomen dat zij een gevaar
voor de volksgezondheid opleveren. Omdat hier de chemische eigenschappen van de stof
bepalend zijn, en niet de benaming waaronder de stof op de markt wordt gebracht, kan
een dergelijk verbod niet worden omzeild. Het geconsulteerde wetsvoorstel biedt ook
hierom volgens ons nog steeds het beste perspectief op een meer slagvaardige aanpak
van designerdrugs.
Vraag 15
Zijn er mogelijkheden om verkoop en aanbod van deze middelen enkel voor te behouden
aan gecertificeerde partijen of verkoop alleen mogelijk te maken voor rechtspersonen
met een nummer bij de Kamer van Koophandel?
Antwoord 15
De eigenlijke toepassingen van lachgas worden op grond van artikel 3c eerste lid Ow
in algemene zin van het opiumwetverbod uit artikel 3 Ow uitgezonderd. Een gesloten
systeem van verkoop aan gecertificeerde partijen leidt volgens ons tot een onevenredige
lastenverzwaring voor eigenlijke aanbieders. In het voorstel zoals dat voor internetconsultatie
heeft opengestaan, wordt gebruik gemaakt van SBI-codes van de Kamer van Koophandel
als indicatie om aan te duiden aan welke partijen geleverd mag worden.
In het antwoord op vraag 14 hebben wij aangegeven geen voorstander zijn van een aanpak
die zich specifiek richt op één van de handelsnamen waaronder NPS worden verkocht.
Een dergelijke aanpak weerhoudt handelaren er niet van NPS onder een andere noemer
op de markt te brengen en draagt daarom niet effectief bij aan beperking van de verkrijgbaarheid
van NPS. Aan het reguleren van de markt voor chemische producten, door middel van
het stellen van voorwaarden aan de verkoop daarvan of door middel van certificering,
zijn echter wel nadelen verbonden. Regulering is juridisch ingewikkeld en brengt zowel
uitvoeringskosten voor de overheid als een lastenverzwaring voor bedrijven met zich
mee. De verwachte geringe effectiviteit van het reguleren van «research chemicals»
weegt op voorhand niet tegen deze nadelen op. Daarbij komt dat indien het volgende
kabinet besluit het geconsulteerde wetsvoorstel alsnog in procedure te brengen, de
toegevoegde waarde van het reguleren van «research chemicals» verder zal afnemen.
Zoals reeds vermeld in het antwoord op vraag 13 is er geen sprake van een lacune in
de regelgeving en worden zorgwekkende NPS aan een risicobeoordeling onderworpen en
zo nodig verboden. Via deze procedure is de aangekondigde plaatsing van 3-MMC op Lijst
II bij de Opiumwet tot stand gekomen. In afwachting van een besluit van het volgende
kabinet bestaat daarom geen noodzaak al dan niet tijdelijke alternatieven voor het
geconsulteerde wetsvoorstel te ontwikkelen.
Vraag 16
Overweegt u om ook het tegengaan van drugs toe te voegen aan het Preventieakkoord?
Antwoord 16
Bij het opstellen van het Nationaal Preventie Akkoord dat in 2018 is gesloten, is
gekozen voor focus op drie leefstijlthema’s (roken, overgewicht en problematisch alcoholgebruik)
omdat deze drie thema’s verreweg de grootste oorzaak voor ziektelast in Nederland
zijn, met 35.000 doden en 9 miljard euro aan zorguitgaven per jaar. De aanpak van
drugsproblematiek vergt een eigen aanpak. De vraag of hiervoor gebruik wordt gemaakt
van een akkoord, is aan een nieuw kabinet.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.