Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuik over het bericht dat artsen alarm slaan over lachgas
Vragen van het lid Kuik (CDA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat artsen alarm slaan over lachgas (ingezonden 30 maart 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
1 juni 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2322.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat artsen aangeven dat overvloedig gebruik
van lachgas niet alleen het zenuwstelsel kan aantasten, maar dat het ook kan leiden
tot bloedstolsels met hartinfarcten en andere vaatafsluitingen als gevolg?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe verklaart u het feit dat een drug dat hartinfarcten tot gevolg kan hebben, onder
jongeren als relatief onschuldig bekend staat?
Antwoord 2
Er wordt doorlopend meer bekend over de schadelijkheid van het gebruik van lachgas
als drug en ook over de soms onomkeerbare schade die dit tot gevolg heeft. Ondanks
dat er steeds meer bekend is over de risico’s en negatieve effecten van gebruik blijft
lachgas een middel dat door een deel van de gebruikers als onschuldig wordt gezien.
Dit blijkt ook uit verschillende onderzoeken.2 Hier spelen verschillende factoren een rol bij, waaronder het gegeven dat lachgas
niet onder de Opiumwet valt en het middel makkelijk verkrijgbaar is. Sociale media
en de leefwereld van gebruikers spelen ook een rol in het onschuldige imago van lachgas.3 Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat sommige gebruikers lachgastanks als statussymbool
zien.4 Het Trimbos-instituut geeft daarnaast aan dat het opvallend is dat gebruikers, ondanks
verhalen over de ernstige gevolgen van lachgasgebruik via de media of hun directe
omgeving toch blijven gebruiken, ook als zij klachten ervaren.
Of en wanneer de bekendheid over de risico’s van het gebruik van lachgas als drug
tot een kantelpunt leidt in de perceptie van jongeren over deze drug is moeilijk te
zeggen. Wel is duidelijk dat inzet op de omgeving van de gebruiker hier een belangrijke
rol in kan spelen. Zij moet over de juiste handvatten beschikken om gebruik te signaleren
en bespreekbaar te maken. Het Trimbos-instituut heeft een reeks aan verschillende
materialen ontwikkeld welke ook onlangs zijn herzien waarin dergelijke handvatten
worden geboden.5 Daarnaast zet ik ook dit jaar in op preventie. Zo zal het Trimbos-instituut de handreiking
over lachgas herzien en onderzoek doen naar het beter bereiken van ouders van jongeren
met een niet-westerse migratieachtergrond die lachgas als drug gebruiken.
Vraag 3
Kunt u aangeven op welke terreinen er nu allemaal gezondheidsschade wordt geconstateerd
door het gebruik van lachgas als partydrug? Kunt u ook een inschatting geven hoeveel
jongeren dit betreft?
Antwoord 3
In de risicobeoordeling van het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs
(CAM) en het onderhavige informatierapport worden de verschillende gezondheidsrisico’s
uitvoerig beschreven.6 Tot nu toe is in ieder geval bekend dat het gebruik van lachgas als drug kan leiden
tot bevriezingsverschijnselen en brandwonden door bevriezing en verschillende vormen
van neurologische schade. Vorig jaar zomer sloegen neurologen alarm nadat uit een
rondgang bleek dat er 64 gevallen van (gedeeltelijke) dwarslaesies te herleiden waren
naar het gebruik van lachgas als drug.7 In sommige gevallen is de ontstane neurologische schade onomkeerbaar. Ook zijn er
signalen dat het gebruik verslavender is dan op voorhand gedacht en dat er vaatschade
kan intreden.8
Het is niet eenvoudig een schatting te geven van het aantal jongeren dat in meer en
mindere mate deze verschillende vormen van gezondheidsschade ondervindt. Uit Het Grote
Uitgaansonderzoek van 2020 blijkt dat gevoelloosheid of tintelingen in handen of voeten
tijdens of kort na het gebruik de meest genoemde bijwerking van het gebruik van lachgas
als drug zijn. Deze bijwerkingen worden genoemd door 41% van de laatste jaar-gebruikers
van lachgas, ongeacht de frequentie van gebruik.9 Ook noemt ruim één op de tien (12%) laatste-jaar gebruikers van lachgas «gewenning
en de craving (hunkering om opnieuw te gebruiken) als ongewenst gevolg van [hun] lachgasgebruik».10 Deze cijfers zeggen op zichzelf niets over de schade die eventueel kan optreden,
maar zijn wel een belangrijk signaal. Zoals ik eerder aan uw Kamer heb toegelicht,
blijkt uit de risicobeoordeling van het CAM dat het niet mogelijk is om een veilige
bovengrens van gebruik vast te stellen. Het is evident dat de kans op ernstige schade
groter wordt bij een toename van gebruik, maar ook eenmalig excessief gebruik en zelfs
beperkt gebruik kunnen tot aanzienlijke gezondheidsschade leiden.11
In oktober vorig jaar heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn zorgen rondom het problematisch
gebruik van lachgas. Ik heb toen ook verwezen naar het aantal meldingen over lachgas
bij het Nationaal Vergiftigingen Informatiecentrum (NVIC) tot en met augustus 2020.12 Uit navraag bij het NVIC over jaarcijfers van 2020 blijkt dat in totaal 144 meldingen
over lachgas zijn geregistreerd. In 69% van de gevallen ging het om frequent gebruik
en in 67% van de gevallen om zwaar gebruik. Het NVIC kwalificeert zwaar gebruik als
het gebruik van 50 ballonnen of meer per keer. In 53% van de gevallen ging het om
frequent zwaar gebruik in 51% van de gevallen om gebruik uit een tankje of cilinder.
In 43% van de gevallen werd een gevoel van tintelingen of verdoofd gevoel omschreven.
Deze cijfers laten op alle onderdelen een stijging zien ten opzichte van 2019. Op
basis van eerste gegevens is de prognose dat het aantal meldingen in 2021 onverminderd
hoog blijft.
Uit cijfers van de Monitor Drugs Incidenten blijkt dat in 2019 het aantal gemelde
incidenten met lachgas beperkt is, maar wel is verdubbeld in één jaar tijd. Bij de
meeste meldingen was lachgas als enige drug geconsumeerd en een derde van de patiënten
was zwaar onder invloed.13 Ook hieruit blijkt dat er een toename is van het aantal incidenten met lachgas. Dit
betekent echter niet dat in al deze gevallen ook de gezondheidsschade is ingetreden
waar ik hierboven naar heb verwezen.
Vraag 4
Deelt u ook de conclusie van de artsen van het OLVG dat deze nieuwe bevindingen nogmaals
duidelijk maken dat het recreatief gebruik van lachgas zo snel mogelijk landelijk
verboden moet worden? Bent u het tevens eens met de stelling dat dit in ieder geval
geregeld moet zijn voordat het uitgaansleven weer op gang komt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Ik deel de mening dat het belangrijk is om zo snel mogelijk landelijke maatregelen
tegen het aanbod van lachgas voor recreatief gebruik te treffen. Een aanpak op basis
van strafbaarstelling van gebruik is overigens, zoals ik eerder aan uw Kamer heb toegelicht,
niet overwogen.14 Het gebruik van drugs op grond van de Opiumwet is niet strafbaar. De Opiumwet is
primair gericht op bescherming van de volksgezondheid. Het gebruik van drugs is daarom
bewust buiten de werkingssfeer van de Opiumwet gelaten om te voorkomen dat door strafbaarstelling
mensen geen hulp zouden zoeken als zij als gevolg van hun drugsgebruik in de problemen
komen.15 Dit uitgangspunt geldt voor alle middelen die op één van de lijsten bij de Opiumwet
staan. Dit uitgangspunt wil ik in alle gevallen handhaven en geldt dus ook voor lachgas
wanneer dat na inwerkingtreding van het Ontwerpbesluit aan lijst II bij de Opiumwet
is toegevoegd.
De Minister van Justitie en Veiligheid en ik hebben uw Kamer onlangs over de voortgang
van de maatregel geïnformeerd; ik betreur het ten zeerste dat de voortgang van het
Ontwerpbesluit onvoorziene vertraging heeft opgelopen. Ik kan niet vooruitlopen op
de hervatting van het uitgaansleven. Uiteraard afhankelijk van parlementaire behandeling,
had de maatregel met een ambitieuze planning mogelijk aankomende zomer in werking
kunnen treden, als er geen vertraging door gebrek aan financiële dekking was ontstaan.
Vraag 5
Kunt u aangeven waarom de inwerkingtreding van het verbod op recreatief gebruik van
lachgas per 1 januari 2021 praktisch niet uitvoerbaar is gebleken?16
Antwoord 5
In het voorjaar van 2020 heeft de wetstechnische voorbereiding iets meer tijd in beslag
heeft genomen dan vooraf ingeschat. Lachgas is het eerste gas dat binnen het bereik
van de Opiumwet wordt gebracht en er zijn verschillende brede eigenlijke toepassingen
van lachgas die van het Opiumwetverbod uit artikel 3 Opiumwet (Ow) uitgezonderd moeten
worden. Ik heb hierin voor een zorgvuldige aanpak gekozen. De technische voorbereiding
voor het Ontwerpbesluit is al enige tijd inhoudelijk gereed, zie daarvoor ook het
antwoord op vraag 7. Zoals in maart jl. aan uw Kamer gecommuniceerd, is daarna verdere
vertraging ontstaan door gebrek aan financiële dekking binnen de huidige begroting
van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor kosten gemoeid met de uitvoering
van het voorgenomen Lachgasbesluit.17 Zonder deze dekking kan de politie het voorgenomen verbod niet handhaven.
Vraag 6
Hoe verklaart u dat een landelijk verbod niet uitvoerbaar is gebleken, maar dat inmiddels
de helft van de gemeenten blijkbaar wel een lokaal verbod heeft kunnen instellen?18
Antwoord 6
Zoals de Minister van Justitie en Veiligheid en ik aan uw Kamer hebben geïnformeerd,
is er op dit moment onvoldoende dekking binnen de huidige begroting van het Ministerie
van Justitie en Veiligheid om de claim van de politie ten aanzien van handhavingslasten
te dekken. Dit betekent niet dat het verbod als zodanig onuitvoerbaar is; op dit moment
zijn daar alleen niet voldoende middelen voor beschikbaar. Tevens verschillen de aard
en reikwijdte van het ontwerpbesluit en de verboden die gemeenten op basis van de
Algemene Plaatselijke Verordening instellen wezenlijk van elkaar. De lokale verboden
zien voornamelijk op overlast en/of gebruik in daarvoor aangewezen gebieden in een
gemeente. Met het ontwerpbesluit worden alle handelingen met lachgas verboden, behalve
het gebruik van lachgas. Zie daarover mijn antwoord op vraag 4. Ook worden alle eigenlijke
toepassingen van lachgas van het Opiumwetverbod uit artikel 3 Ow uitgezonderd. Daarnaast
is het zo dat de Opiumwet binnen het strafrecht en de APV in beginsel binnen het bestuursrecht
valt. Dit verschil heeft andere implicaties ten aanzien van de handhavingslasten.
Als lachgas op lijst II bij de Opiumwet staat, betekent dat bijvoorbeeld dat als lachgas
wordt aangetroffen dat altijd moet worden ingenomen (behalve in de gevallen die zijn
uitgezonderd van het verbod). Daarom heeft een landelijk verbod meer impact op de
handhaving, wat financiële consequenties met zich meebrengt die tot nu toe nog niet
zijn gedekt. Het is aan de lokale driehoek in elke gemeente om een afweging en prioritering
te maken. Dit geldt ook voor de handhaving van APV-verboden.
Vraag 7
Klopt het dat de wetgeving gereed is om de verkoop van lachgas als partydrug aan banden
te leggen? Zo nee, wat zijn de knelpunten? Zo ja, waarom is dit niet al naar de kamer
gestuurd?
Antwoord 7
Het ontwerpbesluit is al enkele maanden inhoudelijk gereed. De ontstane vertraging
is ontstaan door het gebrek aan financiële dekking voor de claim van de politie binnen
de huidige begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Zonder deze financiële
dekking kan een voorstel niet worden voorgelegd aan de ministerraad en dus ook niet
aan de Kamer worden verzonden. Zoals eerder aan uw Kamer toegelicht is in het geval
van lachgas het bestaande beleid toegepast en wordt lachgas als enkele stof onder
het bereik van de Opiumwet gebracht. Hoewel deze toevoeging formeel niet tot een extra
taak leidt, ontstaan door dit besluit wel enige bijzondere omstandigheden, omdat lachgas
als eerste gasvormige stof onder het bereik van de Opiumwet wordt geplaatst. Knelpunten
als testmogelijkheden, opslag en vervoersaspecten kunnen in beginsel voor alle stoffen
gelden die onder het bereik van de Opiumwet vallen. Wel is het zo dat het bijzondere
karakter van lachgas als eerste gasvormige substantie onder de Opiumwet bij uitzondering
een toevoeging aan de algemene middelen van de politie rechtvaardigt. Hiermee wordt
de politie in staat gesteld met betrekking tot gasvormige substanties nu en in de
toekomst invulling te geven aan haar bestaande taak.19
Vraag 8
Wat is de huidige planning om lachgas op lijst II bij de Opiumwet te plaatsen?
Antwoord 8
Zoals onlangs per brief aan uw Kamer geïnformeerd, laten de Minister van Justitie
en Veiligheid en ik het besluit over het voorgenomen lachgasverbod gezien de demissionaire
status van het kabinet over aan een nieuw kabinet.20 Dit betekent dat naar alle waarschijnlijkheid helaas geen aangepaste regelgeving
zal worden ingevoerd voor het voorjaar 2022.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.