Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Vestering over 575.000 kippen die in 2020 dood aan kwamen bij het slachthuis
Vragen van het lid Vestering (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de 575.000 kippen die in 2020 dood aankwamen bij het slachthuis (ingezonden 7 april 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 1 juni
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2479.
Vraag 1
Wat vindt u er van dat 575.000 kippen zijn gestorven tijdens transport naar het slachthuis
in 2020? Sinds wanneer is dit bij u bekend?1
Antwoord 1
Het aantal van 575.000 dieren is gebaseerd op het percentage dead on arrival (DOA)
in 2020 (0,09%), gerekend op het totaal aantal pluimvee dat is aangevoerd in slachthuizen
in 2020 (606 miljoen dieren).
Ik ben ermee bekend dat het percentage DOA’s voor pluimvee rond dit getal ligt. Omgerekend
naar dit soort absolute getallen per jaar is dit een enorm aantal dieren dat, door
diverse omstandigheden, vroegtijdig sterft en dat vind ik een pijnlijk gegeven. Ik
constateer daarbij wel dat het percentage DOA’s de afgelopen jaren gelukkig aan het
afnemen is. Uit een recente publicatie van de European Food Safety Authority (EFSA)
blijkt dat de Nederlandse percentages lager zijn dan de in dat rapport genoemde aantallen2.
Vraag 2
Hoeveel kippen zijn er in de periode 2016 tot 2020 jaarlijks dood aangekomen bij het
slachthuis?
Antwoord 2
Het onder vraag 1 genoemde aantal betreft cumulatief alle soorten pluimvee op Nederlandse
slachthuizen. In het onderstaande overzicht zijn, per jaar, de totalen van alle op
grote en middelgrote pluimveeslachthuizen aangevoerde slachtkuikens en kippen (uitgelegde
leghennen) weergegeven; alsmede het aantal DOA’s. Dit betreft zowel dieren afkomstig
van Nederlandse als buitenlandse pluimveebedrijven.
Overzicht bedrijven met vleeskuikens of kippen, uitgezonderd de kleine bedrijven
Jaar
Totaal aangevoerd
Dood aangevoerd
% Dood aangevoerd
2016
631.813.965
801.556
0,13%
2017
634.952.063
680.395
0,11%
2018
62.5724.436
709.171
0,11%
2019
625.622.210
635.106
0,10%
2020
601.315.015
567.200
0,09%
Vraag 3
Wordt de oorzaak van de sterfte bij kippen tijdens transport onderzocht en bijgehouden?
Zo nee, waarom niet en bent u bereid om dit alsnog verplicht te stellen? Zo ja, welk
deel van de sterfte bij aankomst is toe te schrijven aan extreme temperaturen, welk
deel aan wateronthouding en welk deel aan verwondingen die zijn veroorzaakt door het
op ruwe wijze vangen en in kratten proppen van de dieren?
Antwoord 3
Er wordt na aankomst op het slachthuis, bij aanvang van het slachtproces, door de
slachterij geregistreerd hoeveel dieren dood zijn. Hierbij kan meestal geen onderscheid
gemaakt worden in welke fase van het voorafgaande traject (vangen, laden, transport,
wachttijd in de aanvoerhal) dieren doodgegaan zijn, noch wat de directe doodsoorzaak
is. In de eerdergenoemde publicatie van de EFSA wordt ook een aantal risicofactoren
benoemd, als gevolg waarvan het DOA-percentage verhoogd kan zijn. Het is volgens de
EU-wetgeving niet verplicht om dit bij te houden en omdat het praktisch onmogelijk
uitvoerbaar is. Dit geldt ook op nationaal niveau.
Vraag 4
Bent u bereid om, zolang er dieren worden gefokt, gebruikt en geslacht, rustige vangmethoden
voor kippen verplicht te stellen, zoals de zogenoemde «rechtop-vangmethode», om breuken,
bloedingen en ernstige kneuzingen te voorkomen? Zo nee, waarom niet?3
Antwoord 4
Ik vind het van groot belang dat dieren op zodanige wijze worden gevangen en vervoerd
dat het de dieren geen letsel of onnodig lijden berokkent en dat het verbod daarop
wordt nageleefd en gehandhaafd. Ter bevordering van de naleving van deze algemene
voorwaarde uit de transportverordening wordt door de NVWA actief uitgedragen dat het
vangen van pluimvee zodanig moet gebeuren dat vangletsel voorkomen wordt.
De NVWA heeft recent nog het probleem van vangletsel actief onder de aandacht gebracht
van betrokken bedrijven, brancheorganisaties en dierenartsen4. Kern van de boodschap is dat bedrijven veel vangletsel kunnen voorkomen als zij
hun dieren vangen met een goed ingestelde vangmachine of als zij een goed getrainde
vangploeg inhuren die voldoende tijd krijgt om te vangen. Daarbij is gesteld dat een
goed getrainde vangploeg de dieren kan vangen volgens de zogenoemde «rechtop vangmethode».
Bij deze vangmethode worden de dieren rechtop in de container gestopt in plaats van
dat zij (vaak met 2 tot 5 dieren per hand) aan de poten worden gedragen.
Er zijn daarnaast Europese Guidelines beschikbaar over dit onderwerp (Animal Transport
Guides and Best Practice in Europe).
De NVWA ziet bovendien actief op vangletsel toe via een systematiek van controle achteraf
op het slachthuis op basis waarvan boetes in de keten kunnen worden opgelegd. Recent
heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak over vangletsel gedaan
in hoger beroep waarmee is bevestigd dat deze wijze van toezicht juridisch houdbaar
is.
Vraag 5
Hoeveel pluimveetransporten vinden er jaarlijks plaats in vrachtwagens zonder ventilatie,
behalve van de rijwind?
Antwoord 5
Voor zover bekend worden alle pluimveetransporten, met uitzondering van die van eendagskuikens,
uitgevoerd met vrachtwagens zonder geconditioneerde omstandigheden en met gebruikmaking
van ventilatie door rijwind.
Vraag 6
Kunt u bevestigen dat er geen (EU-)norm bestaat voor de gemiddelde sterfte (dood bij
aankomst) op het slachthuis?
Antwoord 6
Er bestaat inderdaad geen Europese norm voor het gemiddelde, of maximale, DOA percentage.
Vraag 7
Wat is voor u de grens waarbij u het aantal kippen dat dood aankomt bij het slachthuis
niet langer acceptabel vindt?
Antwoord 7
Het is uiteraard mijn ambitie om het aantal dieren dat dood aankomt zo laag mogelijk
te houden, ik blijf de sector hierop aanspreken. Slachterijen melden het percentage
DOA’s per koppel aan de NVWA zodat hier inzicht over is.
Vraag 8
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) pas ingrijpt
op het moment dat de sterfte tijdens transport boven de 1% uitkomt («dead on arrival»-percentage
op koppelniveau), de zogenaamde interventiegrens?5
Antwoord 8
De NVWA hanteert een interventiegrens van 1%. De dood van de dieren kan door verschillende
oorzaken ontstaan, zoals genoemd in de antwoorden op de vragen 3 en 6. Voor het op
kunnen leggen van sancties door de NVWA is het noodzakelijk vast te kunnen stellen
welke overtreding begaan is (bijvoorbeeld te ruw vangen, vervoer bij extreme temperatuur,
te volle kratten, te lange wachttijd in het slachthuis), wie deze overtreding begaan
heeft (de houder, vangploeg, transporteur, slachthuis) en wat de relatie is met het
DOA-percentage. Het is in de praktijk lastig eenduidig vast te stellen wat de oorzaak
van het verhoogde DOA-percentage is, en wie hiervoor verantwoordelijk gesteld kan
worden.
Vraag 9
Waar is deze grens op gebaseerd?
Antwoord 9
Deze grens is bepaald mede op basis van ervaring van toezichthouders en incidenten.
Er is geen wettelijke of wetenschappelijke norm hiervoor.
Vraag 10
Hoe vaak en op welke wijze wordt gecontroleerd of deze interventiegrens wordt overschreden?
Antwoord 10
Het slachthuis meldt aan het eind van iedere slacht dag aan de NVWA het DOA-percentage
van al de aangevoerde koppels.
Vraag 11
Hoe vaak is deze interventiegrens overschreden in de afgelopen vijf jaar? Hoe vaak
heeft overschrijding van deze grens geleid tot een boete en hoe vaak tot een waarschuwing?
Antwoord 11
In de periode 2016–2020 zijn er 11 bestuurlijke boetes opgelegd en 6 schriftelijke
waarschuwingen gegeven. Hierbij past de kanttekening dat een bestuurlijke boete en/of
een schriftelijke waarschuwing niet op uitsluitend het constateren van het overschrijden
van de interventienorm van 1% DOA opgelegd kan worden en zoals uitgelegd, is het in
de praktijk lastig eenduidig vast te stellen wat de oorzaak van het verhoogde DOA-percentage
is, en wie hiervoor verantwoordelijk gesteld kan worden.
Vraag 12
Kunt u bevestigen dat 1% van 606 miljoen kippen neerkomt op 6 miljoen dieren die jaarlijks
sterven tijdens transport?
Antwoord 12
Het feit dat de interventiegrens 1% is, betekent niet dat er 6 miljoen dieren sterven.
Het aantal dood aangevoerde dieren is beduidend lager en niet alle sterfte is te wijten
aan transport.
Voor het aantal geregistreerde DOA’s bij aanvoer op het slachthuis verwijs ik naar
mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 13
Vindt u sterfte van 6 miljoen kippen tijdens het transport per jaar zelf acceptabel?
Kunt u dit toelichten?
Antwoord 13
Ik verwijs u naar de geconstateerde aantallen zoals aangegeven in het antwoord op
vraag 2. Ik constateer dat de percentages een dalende trend vertonen en zal de sector
blijven aanzetten tot maatregelen tot verdere verbetering.
Vraag 14
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 14
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.