Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Transportraad 3 juni 20 (Kamerstuk 21501-33-855)
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 858
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 4 juni 2021
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de geannoteerde agenda
van de Transportraad op 3 juni 2021 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 855), over de brief over de stand van zaken realisatie Digitale Transport Strategie goederenvervoer
en Basis Data Infrastructuur (Kamerstukken 26 643 en 34 244, nr. 719), over het fiche: Verordening gemeenschappelijk Europees Luchtruim (Kamerstuk 22 112, nr. 2987), over het fiche: Verordening Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart – prestatiebeoordelingsorgaan
gemeenschappelijk Europees luchtruim (Kamerstuk 22 112, nr. 2988), over het fiche: Richtlijn codificatie minimumopleidingsniveau van zeevarenden (Kamerstuk
22 112, nr. 3013), over de brief over de stand van zaken uitvoering van de motie van de leden Gijs
van Dijk en Laçin over de effecten van de coronamaatregelen en op arbeidsomstandigheden
en veiligheid op truckparkings (Kamerstukken 29 398 en 25 883, nr. 912), over het antwoord op de vragen van de commissie over o.a. de geannoteerde agenda
informele bijeenkomst met EU-transportministers op 30 maart 2021 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 849), over het fiche: Wijziging richtlijn erkenning beroepskwalificaties binnenvaart
(Kamerstuk 22 112, nr. 3076) en over het verslag informele bijeenkomst (VTC) met EU-transportministers van 30 maart
2021 en kwartaalrapportage lopende EU-dossiers (Kamerstuk 21 501-33, nr. 850).
De vragen en opmerkingen zijn op 25 mei 2021 aan de Minister van Infrastructuur en
Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 1 juni 2021 zijn de vragen, mede namens de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat, beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
Adjunct-griffier van de commissie, Meijer
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Inleiding
2
VVD-fractie
2
D66-fractie
4
CDA-fractie
5
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van (de agenda van)
de Transportraad van 3 juni 2021 en hebben daar nog enkele vragen over.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Transportraad van 3 juni 2021 en hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda en de overige stukken op de agenda. Deze leden hebben de volgende vragen.
VVD-fractie
SES2+
De leden van de VVD-fractie zijn het eens met de doelstelling, maar wijzen op de proportionaliteit.
De voorstellen gaan wat deze leden betreft verder dan noodzakelijk om het doel te
behalen. Het voorstel is duidelijk géén herschikking van bestaande wetgeving. Deze
leden vragen zich af wat de impact assessment is waar het Nederlands kabinet aan hecht
Kan de Minister aangeven welke inzet zij betracht voor de Raad om te borgen dat zowel
de doelen van Single European Sky (SES) worden gerealiseerd als dat er geen bevoegdheden
worden overgedragen? Voorts vragen deze leden of het klopt dat het aangepaste voorstel
wel de proportionaliteitstoets doorstaat.
De leden van de VVD-fractie lezen dat een doelstelling meer schaalbare luchtverkeersleidingcapaciteit
is. Deze leden vragen zich af wat dit exact betekent. Een wijziging van beroepskwalificaties?
Meer personele uitwisseling? Deze leden vragen zich voorts af hoe dit zich verhoudt
tot de Nederlandse samenwerking tussen de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en
de militaire luchtverkeersleiding?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het nu aan de Europese lidstaten is hoe zij
hun luchtruim en luchtvaartnavigatiedienstverlening, en het toezicht daarop, inrichten
en aansturen. Deze leden vragen zich daarop af welke bevoegdheden volgens het voorstel
naar welke Europese organisaties gaan. Wie is de netbeheerder nu? En in het voorstel
dat voorligt?
De leden van de VVD-fractie ondersteunen de inzet van het kabinet dat de expliciete
uitzonderingsclausule, die gebruikelijk is in de Europese luchtvaart-regelgeving voor
militaire operaties en trainingen, minimaal dient te worden gehandhaafd in het aangepaste
herschikkingsvoorstel SES.
De leden van de VVD-fractie steunen het voorstel om onderzoek te doen naar digitalisering
van de luchtnavigatiedienstverlening om de doelstellingen te bereiken.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe het voorstel zich verhoudt tot het
programma luchtruimherziening.
Beroepskwalificaties Binnenvaart
De leden van de VVD-fractie lezen dat de implementatie van de Richtlijn is voorzien
per januari 2022. Deze leden kijken uit naar de reeds verzochte brief met de stand
van zaken hierover.
Maatregelen ter voorkoming en beperken van verlies van containers
De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de Minister reeds contact heeft gehad
met haar Duitse en Deense collega. Zo ja, wat is er uit dit overleg gekomen? Zo nee,
is dit contact voorzien en marge van de Transportraad?
Truckparkings
De leden van de VVD-fractie kunnen de lijn onderschrijven dat het onwenselijk is dat
chauffeurs nergens terecht kunnen voor een schoon toilet en overige voorzieningen
tijdens de coronacrisis wanneer ze lang van huis zijn. Deze leden weten dat de Minister
hierover, binnen Nederland, in gesprek is met brancheverenigingen. Deze leden vragen,
met betrekking tot Nederlandse chauffeurs in Europa, op welke manier hier aandacht
voor is.
Wegvervoer gehuurd voertuigen
De leden van de VVD-fractie vinden het wegvervoer met gehuurde voertuigen, gezien
de marktwerking, positief. Deze leden vragen zich wel af hoe wordt aangekeken tegen
de kans op het derven van Nederlandse belastinginkomsten. Voorts vragen deze leden
zich af wat de kans is dat verhuurbedrijven zich zullen verplaatsen naar gunstigere
landen en daarbovenop wat daarvan de impact zal zijn op de verhuursector in Nederland.
Spoor
De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe het voornemen om Europees te intensiveren
op het spoor eruit gaat zien. Voorts vragen deze leden zich af welke stappen nu ondernomen
moeten worden voor de verdere uitwerking, en wat de planning is?
Strategie duurzame en slimme mobiliteit
De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat in het commissievoorstel wederom wordt
voorgesteld om het aandeel binnenvaart en kustvaart te verhogen, net als eerder in
het White Paper on Transport uit 2011 werd gedaan. De doelen die gesteld zijn in deze
White Paper on Transport, zijn niet gehaald. Kan de Minister aangeven wat de concrete
Europese plannen zijn om deze doelen nu wel te behalen?
De leden van de VVD-fractie lezen over de mogelijkheid tot CO2-beprijzing en andere (prijs)prikkels voor gebruikers. Hoe kijkt de Minister aan tegen
de mogelijkheid de opbrengsten uit (prijs)prikkels door middel van een «terugsluis»
te investeren in verduurzaming van de sector, om zo een breder draagvlak te creëren
en te behouden?
De leden van de VVD-fractie hebben nog steeds twijfels bij het feit dat de Minister
eerder in een gezamenlijk initiatief met Denemarken heeft aangegeven namens negen
lidstaten een non-paper aan de Commissie te sturen met daarin de benadrukking van
het belang van het vaststellen van een uitfaseerdatum voor fossiele brandstofmotoren.
Deze leden vragen de Minister dan ook wat de reactie van de Commissie op het voorstel
is, nu deze leden hebben begrepen dat de meningen verschillen over de noodzakelijkheid
van een dergelijke einddatum. Kan de Minister daarnaast een beter beeld geven van
het draagvlak voor dit voorstel?
D66-fractie
De luchtvaartschending in Wit-Rusland
De leden van de D66-fractie hebben met zeer groot ongenoegen kennisgenomen van de
grove schending van de internationale luchtvaartwetgeving van afgelopen zondag (23 mei
2021) door Wit-Rusland. Deze leden vragen zich af of, en zo ja, hoe deze kwestie ook
bij de Transportraad ter sprake zal komen en hoe zal worden duidelijk gemaakt dat
een dergelijke schending nooit meer mag gebeuren. Zal bijvoorbeeld besproken worden
hoe verdere invulling kan worden gegeven aan de oproep van de Europese Raad om het
luchtruim van Wit-Rusland te mijden? Worden hier bijvoorbeeld andere luchtvaartmaatschappijen
dan Ryanair op aangesproken? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister in elk geval rapporteren
aan de Kamer hoe de schending ter sprake is gekomen en welke stappen eventueel worden
overwogen?
Raadsconclusies internationaal spoorvervoer
De leden van de D66-fractie realiseren zicht dat het jaar 2021 het Europese jaar van
de spoorwegen is. Deze leden zijn erg positief over de aandacht die hiermee gegeven
wordt aan het internationaal spoorvervoer en zij zijn dan ook blij te lezen dat Nederland
het actieplan verwelkomt. De raadsconclusies bevatten geen nieuwe financiële toezeggingen
maar roepen met name op de bestaande EU-instrumenten (zoals Connecting Europe Facility
(CEF), Europees herstelfonds, cohesiefondsen) zo goed als mogelijk te benutten. Kan
uiteen worden gezet van welke van deze EU-instrumenten Nederland gebruikmaakt inclusief
een financiële inschatting? Is de Minister het met deze leden eens dat extra financiële
middelen wellicht nodig zijn voor de pan-Europese verwachtingen van het internationaal
spoornetwerk? Zo ja, op welke manier zet de Minister zich hiervoor in? Welk vervolg
wordt gegeven aan deze Raadsconclusies en is daarin het streven opgenomen om onder
meer op korte termijn spoorverbindingen te verbeteren en uit te breiden? Is de Minister
het eens met deze leden dat een duidelijk doel voor nieuwe Europese treinlijnen opgenomen
moet worden in de plannen die 3 juni worden besproken? Gedacht kan worden aan het
doel om tussen 2021 en 2025 30 nieuwe spoordiensten en nachttreinen te laten rijden.
Is de Minister het met deze leden eens dat voor meer en snellere internationale treinen
het noodzakelijk is dat er in Europees verband een dienstregeling ontworpen gaat worden?
Zo ja, op welke manier wordt dit meegenomen in de Raadsvergadering? Zo nee, waarom
niet?
De leden van de D66-fractie vragen tevens op welke manier verder invulling wordt gegeven
aan het Actieagenda Trein en Luchtvaart. Kan hiervan een update gegeven worden? Wordt
deze actieagenda actief gedeeld met de betrokken EU-lidstaten? In deze agenda is het
voornemen opgenomen om in 2021 samen met Duitse partijen de mogelijkheden te onderzoeken
om de verbinding Amsterdam – Düsseldorf/Frankfurt te verhogen in frequentie. Kan de
Minister de Kamer informeren over de status van deze frequentieverhoging? Kan de Minister
de Kamer informeren wat zij in 2021 nog gaat doen om ervoor te zorgen dat op deze
verbinding de frequentie daadwerkelijk wordt verhoogd? Tevens wordt in de Actieagenda
Trein en Luchtvaart aangegeven dat in 2021 een prognose wordt gemaakt van de behoefte
aan uitbreiding van de vervoerscapaciteit naar Parijs en aansluitend de mogelijkheden
te onderzoeken om vaker te rijden met dubbele treinstellen van en naar Parijs. Kan
de Minister de Kamer informeren over de status van de actieagenda ten aanzien van
de verbinding Amsterdam – Parijs? Kan de Minister de Kamer informeren wat zij gaat
doen om deze doelstelling uit de actieagenda (een frequentieverhoging Amsterdam –
Parijs) te realiseren?
MSC Zoë
De leden van de D66-fractie stellen het op prijs dat de Minister de urgentie van het
aanpakken van containerverlies in zijn algemeenheid gaat aankaarten bij de Transportraad.
Deze leden vragen zich echter nog wel af of ook specifiek de omstandigheden van de
Waddenzee, als kwetsbaar Natura 2000-gebied waarvan is aangetoond dat het risico op
containerverlies groter is bij bepaalde weersomstandigheden, zal worden aangekaart.
Ook zijn deze leden benieuwd of naast het puur agenderen van de urgentie, wordt gekeken
of samen met andere Europese landen initiatieven kunnen worden opgezet om containerverlies
te voorkomen.
CDA-fractie
Geannoteerde agenda
De leden van de CDA-fractie hebben ten eerste vragen over de Verordening gemeenschappelijk
Europees Luchtruim. Deze leden zijn voorstander van slim klimaatbeleid, waarbij het
vaak verstandig is om dat in Europees verband te doen. Zo vinden deze leden het verstandig
om afspraken over het Europees luchtruim in Europees verband te maken. Door de lappendeken
van nationale luchtverkeersleidingsgebieden kunnen vliegtuigen nu vaak niet in een
directe lijn van A naar B vliegen, maar moeten ze geregeld een flinke omweg maken.
Directere routes kunnen zorgen voor een lager brandstofverbruik en een afname van
de uitstoot van schadelijke stoffen. Deze leden vinden het daarom een positieve ontwikkeling
om het Europese luchtruim te moderniseren om zo en duurzamer en efficiënter te kunnen
vliegen. Deze leden horen wel graag hoeveel uitbreiding van bevoegdheden van Europese
organisaties nodig is om dit doel te kunnen bereiken, zoals het behoud van de strategische
autonomie van lidstaten op het gebied van veiligheid en defensie en autonomie op het
gebied van geluidsoverwegingen en netwerkbelangen. Hoe wil de Minister ervoor zorgen
dat het voorstel op onderdelen niet aanzienlijk verder gaat dan nodig is om de beoogde
doelen te bereiken en het voldoende ruimte biedt voor de lidstaten om hun eigen verantwoordelijkheden
in te vullen?
De leden van de CDA-fractie hebben ook vragen over de Raadsconclusies internationaal
spoorvervoer. Deze leden constateren dat 2021 het Europees jaar van het spoor is.
Bij het vorige schriftelijke overleg hebben deze leden aandacht gevraagd voor het
eenvoudiger kaartjes kunnen kopen voor langeafstand reizen binnen Europa met de trein.
Bij vliegen is dat heel makkelijk, maar voor de trein nog niet. Deze leden danken
de Minister voor het feit dat Nederland tijdens de vorige Transportraad heeft aangegeven
dat het kopen van een treinticket voor langeafstandsreizen relatief gezien nog vaak
te lastig is en dat deze boodschap weerklonk bij de lidstaten. Deze leden vragen zich
af wat de vervolgstap wordt nu blijkt dat in Europa draagvlak is om dit makkelijker
te maken. Wat is verder de inzet van Nederland qua de verbetering van het internationale
treinverkeer in Europa?
De leden van de CDA-fractie hebben bij de strategie duurzame en slimme mobiliteit
vragen over de uitrol van laad- en tankinfrastructuur voor de alternatieve brandstoffen.
Nederland zet zich hiervoor in. Kan de Minister aangeven op welke alternatieve brandstoffen
Nederland zich richt? En wat de inzet wordt van Nederland is met betrekking tot de
manier waarop Europa kan gaan bijdragen aan de uitrol hiervan?
«EU Covid-19-certificaat»/Coronapaspoort
De leden van de CDA-fractie zijn er voorstander van dat reizen in Europa gemakkelijker
wordt gemaakt met het «EU Covid-19-certificaat», ofwel het coronapaspoort. Deze leden
merken wel dat er bij inwoners nog praktische vragen leven. Kan de Minister schetsen
of het voor Nederlanders die naar het buitenland willen reizen, qua proces, uitmaakt
welk vervoersmiddel een reiziger kiest om naar het buitenland te reizen (de auto,
trein, bus of vliegtuig)? En zo ja, welke verschillen hiertussen zitten?
Truckparkings en welzijn chauffeurs
De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering in 2019 heeft aangekondigd
in te zetten op 2000 extra langparkeerplaatsen voor trucks langs de belangrijkste
routes voor het goederenvervoer. Het gaat om commerciële, beveiligde parkeerplaatsen
waar chauffeurs kunnen uitrusten, douchen en een hapje eten. Dit om te voorkomen dat
veel chauffeurs noodgedwongen parkeren op plaatsen waar weinig voorzieningen zijn
of waar ze dat eigenlijk niet mogen staan, omdat de private truckparkeerplekken bezet
zijn. Hoe staat het qua realiseren van die 2000 plekken? Verder blijkt uit het onderzoek
van Panteia dat het welzijn van chauffeurs over het algemeen als onvoldoende wordt
beschouwd, waarbij dit vóór de pandemie nog op het randje van een (on)voldoende zat.
Hoe wil de Minister ervoor zorgen dat het welzijn van chauffeurs toeneemt, bijvoorbeeld
door ervoor te zorgen dat er voldoende faciliteiten voor de chauffeurs beschikbaar
zijn?
Papierloos transport
De leden van de CDA-fractie constateren dat uit onderzoek van het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat blijkt dat negentig procent van de huidige relevante wetgeving in het
goederenvervoer reeds toestaat dat bedrijven de door de overheid gevraagde informatie
digitaal aanleveren. Over de resterende tien procent zal de Minister met betrokken
overheden afspraken maken. Wanneer zal dit afgerond zijn? En hoe staat het met de
uitvoering van de verordening «electronic Freight Transport Information (eFTI) die
vanaf augustus 2020 van kracht is. Zetten de lidstaten voldoende stappen om in 2025
in plaats van papier, elektronische verstrekking van gegevens te accepteren wanneer
er sprake is van wettelijk verplichte informatie bij het vervoer van goederen?
Groene Europese havenstrategie
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd hoe het precies staat met de uitvoering
van de motie van de leden Agnes Mulder en Postma voor het in Europees verband opstellen
van een groene Europese havenstrategie die zorgt voor een gelijk speelveld via het
«just-in-time sailing-systeem» (Kamerstuk 35 377, nr. 10)? Een onderzoek van het Rotterdams Havenbedrijf en TNO uit 2018 heeft namelijk geconcludeerd
dat significante hoeveelheden CO2-reductie kunnen worden gerealiseerd door een systeem van just-in-time sailing, waarbij
havenbedrijven schepen ontvangen op basis van roosterindeling in plaats van aankomstmoment.
In de Kamerbrief (Kamerstukken 26 643 en 34 244, nr. 719) geeft de Minister aan dat concreet invulling wordt geven aan «Just-in-time sailing».
Kan de Minister nader kunnen toelichting hoe dat gebeurt?
II Reactie van de Minister
Algemeen:
De leden van de D66-fractie vragen zich af op welke manier verder invulling wordt
gegeven aan de Actieagenda Trein en Luchtvaart. Kan hiervan een update gegeven worden?
Wordt deze actieagenda tevens actief gedeeld met de betrokken lidstaten? In deze agenda
is het voornemen uitgesproken om in 2021 samen met Duitse partijen de mogelijkheden
te onderzoeken om de verbinding Amsterdam – Düsseldorf/Frankfurt te verhogen in frequentie.
Kan de Minister de kamer informeren van de huidige status van deze frequentieverhoging?
Kan de Minister de kamer informeren wat zij in 2021 nog gaat doen om ervoor te zorgen
dat op deze verbinding de frequentie daadwerkelijk wordt verhoogd? Tevens wordt in
de Actieagenda Trein en Luchtvaart aangegeven dat in 2021 een prognose wordt gemaakt
voor de behoefte aan uitbreiding van de vervoerscapaciteit naar Parijs en aansluitend
de mogelijkheden te onderzoeken om vaker te rijden met dubbele treinstellen van en
naar Parijs. Kan de Minister de kamer informeren over de status van de actieagenda
ten aanzien van de verbinding Amsterdam – Parijs? Kan de Minister de kamer informeren
wat ze eraan gaat doen om deze doelstelling uit de actieagenda (een frequentieverhoging
tussen Amsterdam en Parijs) te realiseren?
Het platform van lidstaten voor internationaal personenvervoer heeft in zijn voortgangsrapport
over de verbetering van het internationaal spoorvervoer, dat samen met het verslag
van de Transportraad d.d. 3 juni naar uw Kamer zal worden verstuurd, ook versterking
van de samenwerking tussen en verbetering van de intermodale aansluiting tussen Trein
en Luchtvaart genoemd als sleutelonderwerp. Mijn inzet is dat ook op Europese schaal
tussen deze sectoren wordt samengewerkt bij verbetering van de intermodaliteit tussen
deze transportmodi.
In aanvulling op de samenwerking in dit platform heeft Duitsland het initiatief genomen
voor een Letter of Intent voor de Trans Europe Express 2.0 met als doel de versterking
van het Europese spoornetwerk dat de Europese hoofdsteden verbindt. Dit initiatief
wordt gesteund door Nederland, alsmede door Frankrijk en België en een groot aantal
andere landen. Nederland wil graag in zuidelijke en oostelijke richting goed aangesloten
zijn op het HSL-netwerk. In de volgende voortgangsbrief internationaal personenvervoer
per spoor aan uw Kamer zal de Staatsecretaris van Infrastructuur en Waterstaat daar
nader op in gaan.
Na publicatie van de Actieagenda Trein en Luchtvaart zijn de vijf partners (IenW,
NS, ProRail, Schiphol en KLM) van start gegaan met het uitvoeren van de acties. Er
wordt in goede afstemming voortgang gemaakt al zorgt de impact van de coronacrisis
ervoor dat niet alle maatregelen direct uitvoerbaar zijn. Zoals aangekondigd1 in november 2020, ontvangt uw Kamer in de tweede helft van dit jaar een update over
de stand van zaken van de uitvoering van de acties in de actieagenda en het perspectief
richting de toekomst. Verder is de Actieagenda Trein en Luchtvaart eind 2020 in het
Engels vertaald en wordt deze in Europees verband gedeeld om internationale vervolgstappen
te blijven agenderen.
De leden van de CDA-fractie zijn er voorstander van dat reizen in Europa gemakkelijker
wordt gemaakt met het «EU Covid-19-certificaat», ofwel het coronapaspoort. Deze leden
merken wel dat bij inwoners er nog praktische vragen leven. Zou de Minister kunnen
schetsen of qua proces dat gevolgd moet worden door Nederlanders die naar het buitenland
willen reizen het uitmaakt welk vervoersmiddel een reiziger kiest om naar het buitenland
te reizen, dus de auto, trein, bus of vliegtuig? En zo ja, welke verschillen zitten
hiertussen?
In beginsel zorgt de introductie van het digitale groene certificaat (DGC) voor het
vergemakkelijken van het reisproces, ongeacht de wijze van vervoer. Dit vanwege het
streven om test-, vaccinatie en herstelbewijzen binnen de EU, middels het DGC interoperabel
te maken. De introductie van het DGC heeft geen invloed op bijvoorbeeld de test- of
quarantaineplicht.
Wel ziet het proces er voor georganiseerd vervoer (bijvoorbeeld trein, bus, vliegtuig
en boot) anders uit, dan het proces voor niet-georganiseerd vervoer (bijvoorbeeld
met de auto of camper). Dit komt doordat georganiseerd vervoer veelal een gesloten
karakter kent, waardoor de plaats van op- of afstappen gecontroleerd kan worden. Voor
niet-georganiseerd vervoer is dit niet het geval. Momenteel wordt er interdepartementaal
bezien op welke wijze het DGC op de beste manier in het bestaande proces kan worden
geïmplementeerd.
Luchtvaart:
De leden van de VVD-fractie zijn het eens met de doelstelling van de SES2+ maar wijzen
op de proportionaliteit. De voorstellen gaan wat de leden betreft verder dan noodzakelijk
om het doel te behalen. Het voorstel is duidelijk géén herschikking van bestaande
wetgeving. De leden vragen zich af waar het impact assessment is waar het Nederlands
kabinet aan hecht.
Het aangepaste herschikkingsvoorstel SES2+ en het voorstel voor aanpassing van de
EASA-Verordening om EASA op te laten treden als prestatiebeoordelingsorgaan zijn niet
onderbouwd met een impact assessment. De Europese Commissie acht het niet noodzakelijk
om een studie naar de impact uit te voeren omdat de doelen van de voorstellen niet
zijn gewijzigd ten opzichte van het eerdere voorstel in 2013. Meerdere lidstaten,
waaronder Nederland, hebben bij de behandeling aangegeven dat door het ontbreken van
een impact assessment er geen onderbouwing is voor de grote wijzigingen in het voorstel.
Dit heeft de Europese Commissie niet van standpunt doen veranderen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister kan aangeven welke inzet zij tracht
voor de raad om te borgen dat zowel de doelen van SES worden gerealiseerd als dat
er geen bevoegdheden worden overgedragen. Voorts vragen de leden zich af of het klopt
dat het aangepaste voorstel wel de proportionaliteitstoets doorstaat.
Nederland is altijd voorstander geweest van SES en de SES-doelen. Het overdragen van
bevoegdheden met betrekking tot het nationale luchtruim naar Europese instanties zal
echter naar onze mening bijdragen aan het behalen van de doelstellingen. Zoals aangegeven
in de fiches die op 20 november 20202 naar uw Kamer zijn verzonden, wordt de proportionaliteit van het SES2+ voorstel beoordeeld
als negatief. Het voorstel gaat op onderdelen aanzienlijk verder dan nodig is om de
beoogde doelen te bereiken, en laat daarbij onvoldoende ruimte voor de lidstaten om
hun noodzakelijke verantwoordelijkheden in te vullen.
De Nederlandse inzet is erop gericht dat er niet onnodig bevoegdheden naar Europese
instanties worden overgedragen. Daarnaast acht ik het mogelijk de SES-doelen binnen
de bestaande regelgevende kaders en verdeling van bevoegdheden na te streven. Hiervoor
is het van belang dat alle stakeholders blijven samenwerken aan het verbeteren van
het Europese ATM-systeem door bijvoorbeeld (grensoverschrijdende) luchtruimwijzigingen
door te voeren en SESAR-technologie te implementeren.
De leden van de VVD-fractie lezen dat een doelstelling meer schaalbare luchtverkeersleidingcapaciteit
is. Deze leden vragen zich af wat dit exact betekent. Een wijziging van beroepskwalificaties?
Meer personele uitwisseling? Deze leden vragen zich voorts af hoe dit zich verhoudt
tot de Nederlandse samenwerking tussen de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en
de militaire luchtverkeersleiding.
Voor de toekomst ziet de Europese Commissie een ontwikkeling naar een schaalbaar systeem
voor luchtverkeersleiding voor zich, dat vooral via verdere digitalisering moet worden
bereikt. De vraag naar schaalbare capaciteit is ingegeven door de civiele luchtvaart
en de behoefte om de luchtverkeersleidingscapaciteit in tijd en locatie te kunnen
aanpassen aan de hoeveelheid vliegverkeer. Door het verdergaand toepassen van technologie
en data-uitwisseling zou het verlenen van luchtverkeersleiding in de toekomst niet
meer in alle gevallen gebonden zijn aan specifieke locaties, maar zou het flexibeler
en schaalbaar inzetbaar moeten worden. Hierbij is het van belang dat het personeel
voldoende is opgeleid en gecertificeerd en daarbij kennis heeft van de lokale omstandigheden
en werkafspraken. Voor de militaire luchtvaart is onbeperkte toegang tot het luchtruim
van belang om aan de taakstelling te kunnen voldoen. Daar waar mogelijk kunnen militaire
luchtruimgebruikers ook profiteren van technologische oplossingen die de digitalisering
met zich mee brengt. Voor het Ministerie van Defensie is vergaande digitalisering
een punt van aandacht aangezien de uitwisseling van data verbonden is aan strikte
criteria met betrekking tot nut, noodzaak, vertrouwelijkheid, veiligheid en wenselijkheid.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het nu aan de Europese lidstaten is hoe zij
hun luchtruim en luchtvaartnavigatiedienstverlening, en het toezicht daarop, inrichten
en aansturen. Deze leden vragen zich daarop af welke bevoegdheden volgens het voorstel
naar welke Europese organisaties gaan. Wie is de netbeheerder nu? En in het voorstel
dat voorligt?
Met de voorstellen van de Europese Commissie zouden de bevoegdheden van de Europese
Commissie, de PRB en de netwerkbeheerder worden uitgebreid. Bij de Europese Commissie
gaat het om de vaststelling van de Europese prestatiedoelen en bij het prestatiebeoordelingsorgaan
om bevoegdheden rond het vaststellen van de prestatieplannen van luchtverkeersleidingsorganisaties.
Voor de netwerkbeheerder, waarvoor op dit moment Eurocontrol is aangewezen, gaat het
om de planning van infrastructuurprojecten en luchtruiminrichting. In al deze gevallen
ligt de bevoegdheid bij de lidstaten. In het voorstel is geen sprake van een permanente
aanwijzing van een organisatie als netwerkbeheerder. De uiteindelijke bevoegdheid
omtrent inrichting en gebruik van het luchtruim dient een nationale bevoegdheid te
blijven.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe het voorstel zich verhoudt tot het
programma luchtruimherziening?
Het Nederlandse programma Luchtruimherziening draagt bij aan de Nederlandse en SES-doelstellingen
voor het luchtruim. Het SES2+ voorstel heeft geen gevolgen voor de uitvoering van
de Luchtruimherziening.
De leden van de CDA-fractie zijn voorstander van slim klimaatbeleid, waarbij het vaak
verstandig is om dat in Europees verband te doen. Zo vinden deze leden afspraken over
het Europees luchtruim verstandig om in Europees verband te maken. Door de lappendeken
van nationale luchtverkeersleidingsgebieden kunnen vliegtuigen nu vaak niet in een
directe lijn van A naar B vliegen, maar moeten ze geregeld een flinke omweg maken.
Directere routes kunnen zorgen voor lager brandstofverbruik en een afname van de uitstoot
van schadelijke stoffen. Deze leden vinden het daarom positief om het Europese luchtruim
te moderniseren om zo en duurzamer en efficiënter te kunnen vliegen.
De leden van de CDA-fractie horen graag hoeveel uitbreiding van bevoegdheden van Europese
organisaties nodig is om dit doel te kunnen bereiken. Zoals het behoud van de strategische
autonomie van lidstaten op het gebied van veiligheid en defensie en autonomie op het
gebied van geluidsoverwegingen en netwerkbelangen. Hoe wil de Minister ervoor zorgen
dat het voorstel op onderdelen niet aanzienlijk verder gaat dan nodig is om de beoogde
doelen te bereiken en het voldoende ruimte voor de lidstaten om hun eigen verantwoordelijkheden
in te vullen?
Zoals omschreven in de fiches3 die op 20 november 2020 naar uw Kamer zijn verzonden, steun ik de doelstellingen
van SES, maar acht ik een uitbreiding van bevoegdheden van Europese instanties niet
wenselijk. De Nederlandse inzet is erop gericht om verschuiving van bevoegdheden te
voorkomen, omdat dit onvoldoende ruimte voor de lidstaten laat om hun noodzakelijke
verantwoordelijkheden in te vullen. De zorgen over de verschuiving van de bevoegdheden
zijn voldoende geborgd in het compromisvoorstel dat voorligt aan de Raad.
De leden van de D66-fractie hebben met zeer groot ongenoegen kennisgenomen van de
grove schending van de internationale luchtvaartwetgeving van afgelopen zondag (23 mei
2021) door Wit-Rusland. Deze leden vragen zich af of, en zo ja, hoe deze kwestie ook
bij de Transportraad ter sprake zal komen en hoe zal worden duidelijk gemaakt dat
een dergelijke schending nooit meer mag gebeuren.
De leden van de D66-fractie vragen of bijvoorbeeld besproken zal worden hoe verdere
invulling kan worden gegeven aan de oproep van de Europese Raad om het luchtruim van
Wit-Rusland te mijden. Worden hier bijvoorbeeld andere luchtvaartmaatschappijen dan
Ryanair op aangesproken? Zo nee, waarom niet?
Deze kwestie staat voor de Transportraad van 3 juni a.s. geagendeerd.
Litouwen heeft de EU-lidstaten opgeroepen alle EU-luchtvaartmaatschappijen te adviseren
het luchtruim van Wit-Rusland te mijden. Het kabinet heeft KLM al opgeroepen om dat
te doen en KLM heeft daar gehoor aan gegeven. De Europese veiligheidsorganisatie EASA
heeft eveneens aanbevolen om het luchtruim van Minsk te vermijden in een Safety Information
Bulletin. Om het EASA Bulletin kracht bij te zetten heeft Nederland daartoe een Notice
to Airmen (NOTAM) opgesteld om de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen en eigenaren
van in Nederland geregistreerde luchtvaartuigen daarover te informeren.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister in elk geval kan rapporteren aan
de Kamer hoe de schending ter sprake is gekomen en welke stappen eventueel worden
overwogen.
In de Europese Raad van 24 mei jl. is de schending besproken en opgeroepen om in EU-verband
luchtvaartmaatschappijen uit Wit-Rusland te verbieden om door het EU-luchtruim te
vliegen en de toegang tot alle luchthavens in de EU te ontzeggen. Er wordt nu in EU-verband
gewerkt aan aanscherping van het EU-sanctieregime tegen Wit-Rusland om dit en andere
mogelijke sancties tegen relevante personen en entiteiten uit de luchtvaartsector
van Wit-Rusland te bewerkstelligen. Naar verwachting zal het Raadsbesluit waarmee
het sanctieregime wordt aangescherpt op korte termijn gereed zijn. Het Ministerie
van Buitenlandse zaken is hier in nauw overleg met het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat bij betrokken en verantwoordelijk voor de nationale aanscherping daarvan.
De Minister van Buitenlandse Zaken stuurt u op korte termijn een verslag over de uitkomsten
van de Europese Raad.
Maritiem:
De leden van de VVD-fractie lezen dat de implementatie van de wijziging Richtlijn
beroepskwalificaties binnenvaart is voorzien per januari 2022. De leden kijken uit
naar de reeds verzochte brief met de stand van zaken hierover.
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft mij per brief op 12 mei
jl. verzocht de Kamer te informeren over de stand van zaken met betrekking tot (de
implementatie van) de Europese richtlijn beroepskwalificaties binnenvaart. De Kamer
zal zoals verzocht deze brief van mij ontvangen.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de Minister reeds contact heeft gehad
met haar Duitse en Deense collega omtrent de maatregelen die genomen zijn ter voorkoming
en beperking van verlies van containers. Zo ja, wat is er uit dit overleg gekomen?
Zo nee, is dit contact voorzien en marge van de Transportraad?
Ik heb op 11 mei jl. contact gehad met mijn Duitse en Deense collega. Over de resultaten
van dit gesprek zal ik u op korte termijn informeren in de voortgangsbrief over de
uitvoering van de aanbevelingen uit het OvV-rapport over de MSC Zoë4.
De leden van de D66-fractie stellen het op prijs dat de Minister de urgentie van het
aanpakken van containerverlies in zijn algemeenheid gaat aankaarten bij de Transportraad.
Deze leden vragen zich echter nog wel af of ook specifiek de omstandigheden van de
Waddenzee, als kwetsbaar Natura 2000-gebied waarvan is aangetoond dat het risico op
containerverlies groter is bij bepaalde weersomstandigheden, zal worden aangekaart.
Ook zijn deze leden benieuwd of naast het puur agenderen van de urgentie, wordt gekeken
of samen met andere Europese landen initiatieven kunnen worden opgezet om containerverlies
te voorkomen.
Ik breng in de Transportraad van 3 juni 2021 ook de routespecifieke risico’s op containerverlies
boven het Waddengebied ter sprake, en de maatregelen die ik naar aanleiding daarvan
heb geïmplementeerd, zoals het waarschuwen van containerschepen. Daarnaast vraag ik
de andere lidstaten naar hun ervaringen met containerverlies, en wil ik met hen bespreken
hoe we het probleem gezamenlijk kunnen aanpakken.
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd hoe het precies staat met de uitvoering
van de motie Agnes Mulder/Postma (35 377, nr. 10) voor het in Europees verband opstellen van een groene Europese havenstrategie die
zorgt voor een gelijk speelveld via het just-in-time sailing systeem. Een onderzoek
van het Rotterdams Havenbedrijf en TNO uit 2018 heeft namelijk geconcludeerd dat significante
hoeveelheden CO2-reductie kunnen worden gerealiseerd door een systeem van just-in-time sailing, waarbij
havenbedrijven schepen ontvangen op basis van roosterindeling in plaats van aankomstmoment.
In de Kamerbrief 26 643-719 geeft de Minister aan dat concreet invulling wordt geven aan «Just-in-time sailing»,
zou de Minister dit nader kunnen toelichting hoe dat gebeurt?
De motie van de leden Mulder en Postma verzoekt de regering er bij de Europese Commissie
(EC) op aan te dringen te komen tot een gelijk speelveld op het vlak van just-in-time
sailing om zo een havenbezoek zo efficiënt mogelijk te laten verlopen en daarmee emissies
te reduceren. De uitvoering van de motie gebeurt op twee manieren. Allereerst heb
ik in mijn brief van 26 november 20205 aangegeven dat er door een aantal mondiaal opererende havens (waaronder Rotterdam),
rederijen en vervoerders pilots wordt uitgevoerd met het uitwisselen van de benodigde
informatie voor Just in Time Sailing. Aan het einde van dit jaar worden de resultaten
met de stakeholders besproken. Op basis daarvan zal ik bezien welke vervolgstappen
ik in Brussel zal voorleggen. Ten tweede werk ik zowel Europees als nationaal aan
de benodigde interoperabiliteit van data en de systemen die de stakeholders in dit
domein nodig hebben om de benodigde informatie zo vroeg mogelijk beschikbaar te hebben.
Zoals ik in mijn brief van 24 november 20206 heb aangegeven, werkt het FEDeRATED-consortium aan een prototype van een decentraal
georganiseerde data deelvoorziening. Dat moet tot de gewenste interoperabiliteit gaan
leiden. In aansluiting daarop onderzoek ik met de Douane, de zeehavens, Schiphol en
hun Port Community Systemen een intensievere en gestructureerde samenwerking bij de
realisatie van de Basis Data Infrastructuur (BDI). Deze BDI is een digitale infrastructuurvoorziening
waarmee partijen in het multimodaal goederenvervoer naadloos, veilig, neutraal en
betrouwbaar relevante data beschikbaar kunnen stellen. De BDI wordt op de FEDeRATED-leest
geschoeid. De BDI legt het fundament voor de ontwikkeling van specifieke diensten
door partijen, bijvoorbeeld op het gebied van Just in Time sailing.
Wegvervoer:
De leden van de VVD-fractie kunnen de lijn onderschrijven dat het onwenselijk is dat
chauffeurs nergens terecht kunnen voor een schoon toilet en overige voorzieningen
tijdens de coronacrisis wanneer ze lang van huis zijn. Deze leden weten dat de Minister
hierover, binnen Nederland, in gesprek is met brancheverenigingen. Deze leden vragen,
met betrekking tot Nederlandse chauffeurs in Europa, op welke manier hier aandacht
voor is.
In Nederland ben ik inderdaad in overleg met de diverse brancheorganisaties om het
welzijn van de chauffeurs zoveel mogelijk te borgen. Ook in Europees verband is aandacht
voor de positie van de chauffeurs. Een van de afspraken in het kader van de EU «Green
Lanes» is dat landen ervoor zorgen dat chauffeurs toegang houden tot sanitair. Ook
moet catering, zoals afhaalmaaltijden, mogelijk gemaakt worden. Op naleving van de
EU Green Lanes afspraken ziet de Europese Commissie toe in samenwerking met een netwerk
van Green Lanes coördinatoren in de lidstaten.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering in 2019 heeft aangekondigd
dat het wil dat er 2000 langparkeerplaatsen voor trucks bijkomen langs de belangrijkste
routes voor het goederenvervoer. Het gaat om commerciële, beveiligde parkeerplaatsen
waar chauffeurs kunnen uitrusten, douchen en een hapje eten. Om te voorkomen dat veel
chauffeurs noodgedwongen parkeren op plaatsen waar weinig voorzieningen zijn of waar
ze dat eigenlijk niet mogen omdat de private truckparkeerplekken bezet zijn. Hoe staat
het qua realiseren van die 2000 plekken? Verder blijkt uit het onderzoek van Panteia
dat het welzijn van chauffeurs over het algemeen als onvoldoende wordt beschouwd,
waarbij dit vóór de pandemie nog op het randje van een (on)voldoende zat. Hoe wil
de Minister ervoor zorgen dat het welzijn van chauffeurs toeneemt, bijvoorbeeld dat
er voldoende faciliteiten voor de chauffeurs beschikbaar zijn?
Met betrekking tot de vraag over de realisatie van nieuwe truckparkings kan ik aangeven
dat de voorbereidingen voor de aanleg van ongeveer 1600 plaatsen gestart zijn. De
planning is om deze uiterlijk 2024 gerealiseerd te hebben. Het Rijk en provincies
hebben inmiddels tweemaal met succes een beroep op EU CEF cofinanciering gedaan. Uit
de eerste CEF-call zijn tot nu toe ruim 200 parkeerplaatsen gerealiseerd op de Maasvlakte.
Eind dit jaar komen daar in Venlo 165 plekken bij. De overige plekken worden gerealiseerd
in Zuid-Holland en Noord-Brabant. De tweede CEF-call is in de zomer van 2020 toegekend.
Met betrekking tot de vraag over mijn inzet om het welzijn van de chauffeurs te verbeteren,
kan ik u melden dat de chauffeurs zeer belangrijk werk leveren en ik mij tijdens deze
crisis blijf inspannen om te zorgen dat het welzijn van chauffeurs tijdens hun werk
zoveel mogelijk geborgd blijft. Het Coronavirus zorgt echter voor beperkingen. In
het Coronaprotocol Transport en Logistiek7 dat in april 2020 is opgesteld, zijn adviezen omtrent corona opgenomen voor chauffeurs,
werkgevers en opdrachtgevers. Dit protocol ondersteun ik van harte. Naar aanleiding
van de motie van de leden Gijs van Dijk en Laçin8 is daarnaast afgesproken dat brancheorganisaties de leden die hun voorzieningen voor
chauffeurs sluiten hierop zullen aanspreken. In de praktijk zien we dit ook gebeuren.
Ook heb ik mij achter oproepen en campagnes vanuit de sector geschaard, zoals de TLN-campagne
«Een schoon toilet voor iedereen» en heb ik er voor gezorgd dat in de winter toch
koffie en thee verkocht mocht worden tijdens de avondklok. Ik blijf mij tijdens deze
crisis dan ook inspannen om te zorgen dat chauffeurs tijdens hun werk van de basisvoorzieningen
gebruik kunnen blijven maken en ik ga ervan uit dat mogelijke versoepelingen in de
toekomst hier ook aan zullen bijdragen.
De leden van de VVD-fractie vinden het wegvervoer met gehuurde voertuigen, gezien
de marktwerking, positief. De leden van de VVD- fractie vragen zich wel af hoe wordt
aangekeken tegen de kans op het derven van Nederlandse belastinginkomsten. Voorts
vragen de leden zich af wat de kans is dat verhuurbedrijven zich zullen verplaatsen
naar gunstigere landen en daarbovenop wat daarvan de impact zal zijn op de verhuursector
in Nederland.
De Richtlijn gehuurde voertuigen maakt onderdeel uit van het Europees Mobiliteitspakket
dat tot doel heeft bestaande regelgeving over het goederen- en personenvervoer te
verbeteren en een veilige, efficiënte en sociaal verantwoordelijke wegvervoersector
te realiseren. Hoewel het mogelijk is dat met deze richtlijn verhuurbedrijven zich
in het buitenland vestigen en er belastinginkomsten gederfd worden (het omgekeerde
is ook mogelijk), verwacht ik niet dat dit op grote schaal zal gebeuren aangezien
ik niet verwacht dat bedrijven nu op grote schaal buitenlandse voertuigen gaan inhuren
en er meerdere factoren van invloed zijn bij het verplaatsen van een bedrijf naar
het buitenland.
De leden van de CDA-fractie constateren dat uit onderzoek van het Ministerie van I&W
blijkt dat negentig procent van de huidige relevante wetgeving in het goederenvervoer
reeds toestaat dat bedrijven de door de overheid gevraagde informatie digitaal aanleveren.
Over de resterende tien procent zal de Minister met betrokken overheden afspraken
maken. Wanneer zal dit afgerond zijn? En hoe staat het met de uitvoering van de verordening
«electronic Freight Transport Information (eFTI) die vanaf augustus 2020 van kracht
is? Zetten de lidstaten voldoende stappen om in 2025 in plaats van papier, elektronische
verstrekking van gegevens te accepteren wanneer er sprake is van wettelijk verplichte
informatie bij het vervoer van goederen?
In de aan de Tweede Kamer aangeboden Goederenvervoeragenda9 is als doelstelling opgenomen dat in 2030 papierloos transport wettelijk mogelijk
moet zijn in alle gevallen. Eventuele wettelijke belemmeringen worden meegenomen in
de acties vanuit het programma Goederenvervoer en Digitaal Transport en aangepakt
waar nodig.
Voor de begeleiding en coördinatie van de implementatie van de eFTI verordening is
een projectorganisatie ingericht en worden de direct bij eFTI betrokken departementen
en uitvoeringsorganisaties uitgenodigd om actief mee te werken aan de nationale eFTI
implementatie. De vraag of lidstaten voldoende stappen zetten kan op dit moment nog
niet beantwoord worden. De uitwerking van de eFTI-specificaties door de Europese Commissie
en de onderhandelingen daarover met de lidstaten starten na de zomer. Vooruitlopend
daarop werk ik al wel nauw samen met België en Luxemburg aan een pilot gericht op
de toepassing van een elektronische vrachtbrief (eCMR) in het wegvervoer in de Benelux.
Deze pilot richt zich ook op het versimpelen van de toegang tot de eCMR-vrachtbrief
gegevens voor autoriteiten. Daarbij wordt gezocht naar (technische) oplossingen die
zowel voor eCMR, als ook voor eFTI toepasbaar zijn.
Spoor:
De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe het voornemen om Europees te intensiveren
op het spoor eruit gaat zien? Voorts vragen de leden zich af welke stappen nu ondernomen
moeten worden voor de verdere uitwerking en wat de planning is?
In de Transportraad liggen Raadsconclusies voor over het internationaal spoorvervoer.
Hierin wordt het belang van modal shift onderschreven. Voor personenvervoer per spoor
heeft de Europese Commissie aangekondigd in het najaar met een actieplan te komen.
Er wordt verwacht dat de Europese Commissie daarbij o.a. zal ingaan op de gewenste
digitalisering van de ticketverkoop voor internationaal spoorvervoer. De inzet is
verder dat de Europese Commissie met een nader voorstel komt van de genoemde 15 pilots
voor nieuwe internationale personenvervoerdiensten uit de slimme en duurzame mobiliteitsstrategie.
Eind 2021 zal de Europese Commissie naar verwachting komen met voorstellen voor herziening
van de TEN T-verordening. Hierbij verwachten we ook voorstellen voor zowel het internationale
spoorgoederenvervoer als het internationale personenvervoer per spoor. Voor het spoorgoederenvervoer
verwachten we daarnaast dat de Europese Commissie begin 2022 zal komen met voorstellen
voor de herziening van de spoorgoederencorridors.
De leden van de D66-fractie realiseren zich dat het jaar 2021 het Europese jaar van
de spoorwegen is. Deze leden zijn erg positief over de aandacht die hiermee gegeven
wordt aan het internationaal spoorvervoer en zij zijn dan ook blij te lezen dat Nederland
het actieplan verwelkomt. De raadsconclusies bevatten geen nieuwe financiële toezeggingen
maar roepen met name op de bestaande EU-instrumenten (zoals Connecting Europe Facility
(CEF), Europees herstelfonds, cohesiefondsen) zo goed als mogelijk te benutten. Kan
uiteen worden gezet van welke van deze EU-instrumenten Nederland gebruikmaakt inclusief
een financiële inschatting? Is de Minister het met deze leden eens dat extra financiële
middelen wellicht nodig zijn voor de pan-Europese verwachtingen van het internationaal
spoornetwerk? Zo ja, op welke manier zet de Minister zich hiervoor in?
Nederland heeft sinds de instelling van de CEF (Connecting Europe Facility) in 2014
veelvuldig gebruik gemaakt van de CEF voor medefinanciering van spoorprojecten. Nederland
zal dit blijven doen onder de nieuwe EU-meerjarenbegroting, waarin opnieuw middelen
zijn vrijgemaakt voor de CEF.
Voor de benutting van de CEF-faciliteit voor spoorprojecten onder de nieuwe EU meerjarenbegroting
wordt u binnenkort geïnformeerd naar aanleiding van de motie van de leden Grinwis
en Boulakjar10.
Voor de benutting van het Europees herstelfonds geldt dat dit onderdeel uitmaakt van
de kabinetsformatie. Een ambtelijke verkenning is onlangs uitgevoerd naar de mogelijke
inhoud van een herstelplan. De formerende partijen zijn nu aan zet. Het is aan het
nieuwe kabinet om te besluiten welke hervormingen en investeringen een plek krijgen
in een Nederlands herstelplan.
Extra financiële middelen voor de pan-Europese verwachtingen van het internationaal
spoornetwerk zijn wellicht nodig, maar Nederland zal wel benadrukken dat er binnen
de Europese middelen weinig ruimte is voor extra’s. De Nederlandse inzet is vooral
om binnen de beschikbare Europese middelen zoveel mogelijk ruimte vrij te maken voor
onze internationale spoorambities.
Welk vervolg wordt gegeven aan deze Raadsconclusies en is daarin het streven opgenomen
om onder meer op korte termijn spoorverbindingen te verbeteren en uit te breiden?
Bent u het eens met de leden dat een duidelijk doel voor nieuwe Europese treinlijnen
opgenomen moet worden in de plannen die 3 juni worden besproken? Gedacht kan worden
aan het doel om tussen 2021 en 2025 30 nieuwe spoordiensten en nachttreinen te laten
rijden. Is de Minister het met de leden eens dat voor meer en snellere internationale
treinen het noodzakelijk is dat er in Europees verband een dienstregeling ontworpen
gaat worden? Zo ja, op welke manier wordt dit meegenomen in de Raadsvergadering? Zo
nee, waarom niet?
De Europese Commissie heeft in de slimme en duurzame mobiliteitsstrategie aangekondigd
met voorstellen te komen voor 15 pilots voor nieuwe internationale treindiensten die
per 2030 gerealiseerd moeten worden. Dit najaar worden daarover nadere voorstellen
van de Europese Commissie verwacht.
In het voortgangsrapport internationaal personenvervoer per spoor, dat binnenkort
naar uw Kamer zal worden verzonden, wordt ook ingegaan op de ontwikkeling van een
netwerk van internationale treindiensten. Op 17 mei jl. is daartoe op initiatief van
Duitsland een intentieverklaring getekend over de Trans Europe Express welke uw Kamer
op korte termijn zal worden toegezonden. Daarin worden verbindingen gedefinieerd die
mogelijk kunnen worden gerealiseerd op korte tot middellange termijn. De waarde hiervan
is ook dat lidstaten hierbij gezamenlijk uitspreken de totstandkoming van deze internationale
treindiensten te willen faciliteren. Randvoorwaarde is hierbij dat er eerst voldoende
inzicht is in de marktsituatie en de belemmeringen die zich voordoen. Het is tevens
van belang in deze pilots aandacht te schenken aan het vergemakkelijken van de toegang
voor reizigers door de digitalisering van de ticketverkoop om het plannen, boeken
en betalen te vergemakkelijken en te verbeteren.
De leden van de CDA-fractie hebben ook vragen over de raadsconclusies internationaal
spoorvervoer. De leden van de CDA-fractie constateren dat 2021 het Europees jaar is
van het spoor. Bij het vorige schriftelijke overleg hebben deze leden aandacht gevraagd
voor makkelijker kaartjes kunnen kopen voor de trein voor langeafstand reizen binnen
Europa. Bij vliegen is dat heel makkelijk, maar voor de trein nog niet. Deze leden
danken de regering voor het feit dat Nederland tijdens de vorige Transportraad heeft
aangegeven dat aan dat het kopen van een treinticket voor langeafstandsreizen relatief
gesproken nog vaak te lastig is en dat deze boodschap weerklonk bij de lidstaten.
Deze leden vragen zich af wat de vervolgstap wordt nu blijkt dat in Europa draagvlak
is om dit makkelijker te maken? En wat is verder de inzet van Nederland qua de verbetering
van het internationale treinverkeer in Europa?
Verbetering en verbreding van de (digitale) ticketverkoop voor internationale treindiensten
is van groot belang bij het ontwikkelen van deze markt en het marktaandeel en om de
internationale treinen aantrekkelijker te maken voor reizigers. In de sectorverklaring
van 30 maart 202111 hebben partijen (o.a. vervoerders, infrastructuurbeheerders, derde partijen die rail
tickets kunnen aanbieden) eerste afspraken gemaakt over het delen van de noodzakelijke
data en de mogelijkheden voor ook die derde partijen zoals de maasdienstverleners
om onder dezelfde (eerlijke) voorwaarden ook het hele assortiment van de internationale
rail tickets te kunnen aanbieden, ook als onderdeel van een multimodale reis. Reizigers
kunnen dan een multimodale reis plannen, boeken en betalen dus inclusief voor- en
natransport op de plaats van herkomst en bestemming via deelmobiliteit en/of stedelijke
OV-netwerken. De Nederlandse inzet is dat partijen in 2021–2022 zichtbare voortgang
kunnen laten zien op dit terrein. Er wordt ook verwacht dat de Europese Commissie
in haar actieplan personenvervoer per spoor, dat in het najaar 2021 wordt gepubliceerd,
met maatregelen zal komen om dit verder te faciliteren.
Strategie duurzame en slimme mobiliteit;
De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat in het Commissievoorstel wederom wordt
voorgesteld om het aandeel binnenvaart en kustvaart te verhogen, net als eerder in
2011 White Paper on Transport werd gedaan. De doelen gesteld in 2011 White Paper on
Transport zijn niet gehaald. Kan de Minister aangeven wat de concrete Europese plannen
zijn om deze doelen nu wel te behalen?
Het Nederlandse standpunt ten aanzien van de mededeling van de Europese Commissie
over de strategie duurzame en slimme mobiliteit is opgenomen in het BNC fiche.12 Daarin verwelkomt het kabinet de ambitieuze en algemene plannen en initiatieven voor
verduurzaming en digitalisering op het gebied van mobiliteit. Op hoofdlijnen sluiten
deze plannen en initiatieven goed aan bij de Nederlandse inzet. Zo steunt het kabinet
de inzet op emissievrije schepen, onderschrijft het de sleutelpositie van binnen-
en zeehavens om tot emissieloos vervoer te komen en verwelkomt het de ambitie voor
de modal shift. De Europese plannen zijn echter op hoofdlijnen en bieden nog weinig
houvast voor wat de precieze uitwerking betreft.
Het kabinet zal de voorstellen die uit de strategie voortvloeien afwachten en beoordelen.
Daarbij zal worden aangesloten bij de in de Goederenvervoeragenda13 ingezette koers om het aandeel binnenvaart en kustvaart te vergroten via het stimuleren
van modal shift door een tijdelijke stimuleringsregeling voor modal shift van containers
van de weg naar de binnenvaart, het versterken van bovengemiddelde multimodale knooppunten
en ondersteunen van concrete kademureninitiatieven op de goederenvervoercorridors,
het scheppen van ruimte voor modal shift door een hands-on aanpak van knelpunten in
o.a. wet- en regelgeving en administratieve procedures en de bekendheid over de mogelijkheden
voor multimodaal transport.
De leden van de VVD-fractie lezen over de mogelijkheid tot CO2-beprijzing en andere (prijs)prikkels voor gebruikers. Hoe kijkt de Minister aan tegen
de mogelijkheid de opbrengsten uit (prijs)prikkels door middel van een «terugsluis»
te investeren in verduurzaming van de sector, om zo een breder draagvlak te creëren
en te behouden?
Het kabinet verwelkomt de beslissing van de Raad om in te zetten op een reductie van
broeikasgassen met ten minste 55% in 2030. De lidstaten zijn op dit moment in afwachting
van de voorstellen die de Commissie half juli 2021 zal presenteren om nadere invulling
te geven aan deze doelstelling. Dit betreft ook eventuele voorstellen voor CO2-beprijzing in de mobiliteit. Het is de essentie van de inzet van het kabinet dat
er een gebalanceerd pakket van maatregelen moet komen dat innovaties mogelijk maakt
die noodzakelijk zijn om in de verschillende vervoersectoren de transitie naar emissieloze
technologie en duurzame brandstoffen in gang te zetten. Of CO2-beprijzing onderdeel gaat uitmaken van een dergelijk pakket voor de verschillende
modaliteiten en in welke mate dit leidt tot opbrengsten dan wel hoe die besteed gaan
worden, zal moeten blijken. De vraag hoe een eventuele aanvullende ruimte op de begroting
kan worden ingezet komt daarom op dit moment te vroeg.
De Minister heeft eerder aangegeven in een gezamenlijk initiatief met Denemarken,
namens negen lidstaten een non-paper aan de Commissie te sturen met daarin de benadrukking
van het belang van het vaststellen van een uitfaseerdatum voor fossiele brandstofmotoren.
De leden van de VVD-fractie hebben daar nog steeds twijfels bij. Deze leden vragen
de Minister dan ook wat de reactie van de Commissie op het voorstel is, nu deze leden
hebben begrepen dat de meningen verschillen over de noodzakelijkheid van een dergelijke
einddatum. Kan de Minister daarnaast een beter beeld geven van het draagvlak voor
dit voorstel?
De Commissie heeft formeel niet gereageerd op het voorstel. Wel heeft de Commissie
onder andere tijdens het gesprek van uitvoerend vicevoorzitter van de Europese Commissie
Timmermans met de Tweede Kamer op 20 mei 2021 over de EU Strategie duurzame en slimme
mobiliteit en het Fit for 55% pakket aangegeven dat de Commissie geen uitfaseerdatum
voor fossiele verbrandingsmotoren zal opnemen. De Commissie is voornemens om CO2-emissienormen dusdanig streng te formuleren dat autoproducenten ook gaan inzien dat
het meer rendabel is om nul emissie-auto’s te verkopen dan auto’s met een fossiele
verbrandingsmotor.
Naast Denemarken en Nederland hebben België, Ierland, Griekenland, Litouwen, Luxemburg,
Malta en Oostenrijk onze non-paper met oproep voor de Commissie getekend. Denemarken,
Ierland en Oostenrijk hebben daarbij, net als Nederland, de ambitie voor 2030 als
uitfaseerdatum. Enkele grote lidstaten stonden positief tegenover de inhoud, maar
hebben destijds niet medeondertekend vanwege nationale gevoeligheden. Daarnaast zijn
enkele lidstaten met een belangrijke auto-industrie terughoudend vanwege de mogelijke
economische impact.
Verschillende autoproducenten hebben zelf inmiddels vrijwillig aangekondigd om per
2030 alleen nog nul emissie-auto’s te verkopen in Europa. Tevens is er een meerderheid
van de Europese burgers volgens een recent overzicht14 van Transport & Environment voorstander van een uitfaseringsdatum.
De leden van de CDA-fractie hebben bij de strategie duurzame en slimme mobiliteit
vragen over de uitrol van laad- en tankinfrastructuur voor de alternatieve brandstoffen.
Nederland zet zich hiervoor in, kan de Minister of Staatssecretaris aangeven welke
alternatieve brandstoffen Nederland zich op richt? En wat de inzet wordt van Nederland
op welke manier Europa kan gaan bijdragen aan de uitrol hiervan?
Nederland zet in op een brede uitrol van alternatieve tank- en laadinfrastructuur
met een focus op zero emissie-infrastructuur. Voor de zwaardere modaliteiten is zero
emissie zoals elektrisch en waterstof het streven, maar zien we ook een rol voor alternatieve
brandstoffen, waaronder LNG en HVO, voor de korte tot middellange termijn. In de EU
wil Nederland ambitieuze doelstellingen realiseren voor de uitrol van een dekkend
netwerk waarbij er maatwerk nodig is per modaliteit, technologie en geografische locatie.
Daarnaast zal Nederland pleiten voor voldoende financiering voor de uitrol van alternatieve
tank- en laadinfra binnen de kaders van het meerjarig financieel kader.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, adjunct-griffier