Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Nispen en Leijten over negatieve publieke uitlatingen van een hoge ambtenaar van de NCTV over Pieter Omtzigt
Vragen van de leden Van Nispen en Leijten (beiden SP) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over negatieve publieke uitlatingen van een hoge ambtenaar van de NCTV over Pieter Omtzigt (ingezonden 19 april 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens Minister Ollongren
(Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 1 juni 2021). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2646.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat een topambtenaar van de NCTV op Twitter jarenlang
negatieve uitlatingen over Pieter Omtzigt op Twitter heeft geplaatst?1
Antwoord 1
Zie antwoord op vraag 3.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het ongepast is dat een topambtenaar van de NCTV dit soort negatieve
commentaren over een politicus plaatst, juist omdat van de organisatie die analyses
maakt over bedreigingen en de noodzaak van beveiligingsmaatregelen bij politici verwacht
mag worden dat deze volstrekt onafhankelijk en objectief te werk gaat?
Antwoord 2
Zie antwoord op vraag 3.
Vraag 3
Hoe ver strekt de vrijheid van meningsuiting van ambtenaren in een geval als deze,
waar ligt de grens?
Antwoord 3
Onderstaand vindt u de wegingscriteria die relevant zijn bij het bepalen in hoeverre
de vrijheid van meningsuiting van ambtenaren beperkt kan worden.
Het recht op de (bescherming van de) vrijheid van meningsuiting is vastgelegd in onder
andere artikel 7 Grondwet en artikel 10 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten
van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Deze vrijheid geldt ook voor ambtenaren.
In haar rol van werkgever dient de overheid de grondrechten van haar ambtenaren te
respecteren, maar daarop mag de overheid als werkgever wel beperkingen aanbrengen.
Ambtenaren vallen bij het uitoefenen van hun functie onder de ministeriële verantwoordelijkheid.
Uitlatingen die zij in het kader van hun functievervulling doen, kunnen de desbetreffende
verantwoordelijke Minister worden aangerekend. Onder de ministeriële verantwoordelijkheid
valt ook het contact dat mogelijk is tussen ambtenaren en Kamerleden ten behoeve van
hun controlerende taken. Op deze contacten zijn voor ambtenaren verder de Aanwijzingen
voor de externe contacten van rijksambtenaren van toepassing. Deze Aanwijzingen zijn
onlangs herzien, wat per brief aan de Kamer is meegedeeld.2 Met de herziening is er meer ruimte gekomen voor contact tussen ambtenaren en Kamerleden.
Voor de openbaring van persoonlijke opvattingen en gevoelens van een rijksambtenaar
geldt een zogeheten «functioneringsnorm». Deze norm is vastgelegd in artikel 10 van
de nieuwe Ambtenarenwet en houdt in dat de ambtenaar zich dient te onthouden van het
openbaren van gedachten of gevoelens als daardoor de goede vervulling van zijn functie
of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat
met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Uitgangspunt
bij de toepassing van de norm is dat ambtenaren vrijheid van meningsuiting hebben
en dat voorzichtigheid geboden is bij het inperken daarvan. Waar in een concreet geval
precies de grens ligt, hangt af van de omstandigheden van het geval. Voor de beoordeling
daarvan zijn de volgende criteria of wegingsfactoren relevant.
In de eerste plaats kan van belang zijn in welke (kenbare) hoedanigheid een ambtenaar
zijn uitspraken doet. Uitlatingen die de ambtenaar overeenkomstig de opdracht van
diens bevoegd gezag of overheidswerkgever doet, vallen niet onder de voormelde functioneringsnorm.
Het zal echter niet altijd duidelijk zijn of de ambtenaar zijn uitlatingen heeft gedaan
binnen diens functievervulling, dan wel daarbuiten, bijvoorbeeld in het kader van
de wetenschapsbeoefening. Indien de ambtenaar hierover zelf onduidelijkheid laat bestaan,
kan dit een factor zijn die meeweegt bij de beoordeling of de functioneringsnorm is
overschreden.
Voorts gaat het om de positie van de ambtenaar binnen de organisatie; hoe hoger diens
functie, hoe meer behoedzaamheid geboden is. Daarnaast speelt een rol welke afstand
zij of hij heeft tot het onderwerp waar het over gaat; hoe dichter de ambtenaar bij
het betreffende inhoudelijke beleidsterrein staat, hoe meer behoedzaamheid geboden
is.
Ook zijn de maatschappelijke en politieke gevoeligheid van het onderwerp van belang.
Dit geldt vooral bij onderwerpen die in het nieuws zijn, of waarvoor bij belangengroepen
(lobbyisten) bijzondere belangstelling bestaat. Het moment en de manier waarop de
opvattingen kenbaar worden gemaakt zijn van betekenis. Ook is de voorzienbaarheid
van de schadelijkheid ten tijde van de uitspraken van belang. En tot slot is de ernst
en duur van de door de uitspraken ontstane problemen voor de functievervulling van
de ambtenaar of het functioneren van de openbare dienst, voor zover dit in verband
staat met de functievervulling van de ambtenaar, van betekenis. Het bevoegd gezag
kan de nodige disciplinaire maatregelen nemen. Daarbij wordt gelet op de ernst van
de normovertreding en de persoon van betrokkene. Alvorens daartoe over te gaan, wordt
advies ingewonnen van de Adviescommissie Grondrechten en functie-uitoefening Ambtenaren
(AGFA).3
In dit specifieke geval vinden er twee feitenonderzoeken plaats waarna het bevoegd
gezag een oordeel zal geven of en in hoeverre de genoemde functioneringsnorm is overschreden
en/of welke maatregelen daarbij dan passend zijn. Lopende deze onderzoeken kunnen
en willen wij niet vooruitlopen op die conclusies, mede gelet op de eisen van zorgvuldigheid
die als werkgever in acht zijn te nemen. In datzelfde licht is het ook niet passend
om in het openbaar uitspraken over de conclusies of de maatregelen te doen.
Vraag 4
Waarom zou hier de vrijheid van meningsuiting van een ambtenaar prevaleren, terwijl
er bij allerlei andere ambtenaren strenge restricties zijn opgelegd, waardoor bijvoorbeeld
contact tussen ambtenaren en Kamerleden ten behoeve van hun controlerende taken erg
moeilijk is gemaakt waardoor de vrijheid van meningsuiting van ambtenaren juist erg
is beperkt?
Antwoord 4
Zie antwoord op vraag 3.
Vraag 5
Deelt u de mening van de heer Voermans dat de uitlatingen van deze NCTV-ambtenaar
niet te rijmen zijn met zijn functie en verantwoordelijkheden? Hoe verhouden de uitingen
van deze ambtenaar zich tot artikel 10 van de Ambtenarenwet waarin staat dat een ambtenaar
zich onthoudt van het openbaren van gedachten of gevoelens indien hierdoor de uitoefening
van de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare
dienst niet in redelijkheid zou zijn verzekerd?4
Antwoord 5
Zie antwoord op vraag 3.
Vraag 6
Wat voor disciplinair onderzoek loopt er precies naar deze NCTV-ambtenaar, wat is
de reikwijdte hiervan? Kunnen wij er vanuit gaan dat deze uitspraken worden betrokken
bij het disciplinaire onderzoek?
Antwoord 6
Zie antwoord op vraag 3.
Vraag 7
Is in het verleden door deze NCTV-ambtenaar op de een of andere manier, direct of
indirect, bemoeienis geweest met een dreigingsanalyse over of een beoordeling van
de noodzaak tot beveiliging van het desbetreffend Kamerlid? Zo ja, op welke wijze?
Antwoord 7
Nee. Het nemen van besluiten over beveiligingsmaatregelen voor personen in het rijksdomein
is gemandateerd aan de Coördinator Bewaken en Beveiligen (CBB), tevens manager van
het programma Bewaken en Beveiligen bij de NCTV. Deze functionaris baseert zich daarbij
op dreigingsinformatie van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Hierdoor is er
geen sprake (geweest) van directe of indirecte bemoeienis met een dreigingsanalyse
of het besluit over beveiligingsmaatregelen voor personen in het rijksdomein.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.