Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Aukje de Vries en Lodders over het Uitvoeringsprogramma Waddengebied en de impactanalyse
Vragen van de leden Aukje de Vries en Lodders (beiden VVD) aan de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het uitvoeringsprogramma Waddenagenda en de impactanalyse (ingezonden 30 maart 2021).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat), mede
namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 31 mei 2021).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2358.
Vraag 1
Herinnert u zich de motie van de leden Remco Dijkstra en Geurts over de positie en
activiteiten van economische sectoren voldoende borgen (Kamerstuk 35 570 XII, nr. 65) uit november 2020? Hoe wordt uitvoering gegeven aan deze motie en welke acties zijn
reeds in gang gezet?
Antwoord 1
Ja, deze motie1 is mij bekend. De motie bestaat uit twee onderdelen. Naar aanleiding van gesprekken
met de landbouwsector is de Agenda voor het Waddengebied 2050 (hierna: Agenda) aangepast
in lijn met het eerste dictum van de motie2. Het belang en daarmee de positie en activiteiten van economische sectoren, zoals
de pootaardappelsector, maar ook breder de landbouw en het toerisme maken deel uit
van de Agenda en zijn daarmee geborgd. Er wordt aangegeven in de Agenda dat de landbouw
een belangrijke bron van inkomsten is en dat het kustgebied van de Waddenzee tot de
beste landbouwgebieden van Europa behoort. Ook in de toekomst blijven de havens, toerisme,
landbouw en visserij de belangrijkste motoren van de economie in het Waddengebied.
De partijen in het Waddengebied, waaronder ook de economische sectoren, werken samen
aan het Uitvoeringsprogramma Waddengebied 2021 – 2026 (hierna: Uitvoeringsprogramma).
De intentie van het Uitvoeringsprogramma is om een overzicht te geven van de diverse
(lopende en te starten) projecten en programma’s en deze in samenhang te zien. Het
gaat hierbij om projecten en programma’s die bijdragen aan het behalen van de in de
Agenda geformuleerde doelstellingen voor de Waddenzee en het Waddengebied. De betrokken
partijen houden zelf hun formele verantwoordelijkheid, inclusief (financiële) besluitvorming
over de uit te voeren delen van het Uitvoeringsprogramma.
Zie antwoord 3 voor het 2e dictum van de motie aangaande een impactanalyse.
Vraag 2
Welke partijen zijn of worden allemaal betrokken bij het uitvoeringsprogramma voor
de Waddenagenda? Hoe zijn of worden partijen als de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland
(LTO), de Nederlandse Akkerbouw Vakbond (NAV), de Nederlandse Melkveehouders Vakbond
(NMV), de pachters achter de Waddenzeedijk, et cetera, maar ook het midden- en kleinbedrijf
(MKB) en de toeristische sector, betrokken? Hoe is geborgd dat al deze partijen nadrukkelijk
een rol krijgen bij het uitvoeringsprogramma (en andere beleidsstukken in het Waddengebied)?
Hoe worden gemeenten en gemeenteraden betrokken, want er was zeker bij een deel van
de volksvertegenwoordigers in het gebied onvrede over hun rol en betrokkenheid bij
de Waddenagenda? En hoe worden de provincies en provinciale staten betrokken? Wat is de tijdplanning
voor het uitvoeringsprogramma?
Antwoord 2
De in de vraag genoemde partijen zijn op verschillende manieren betrokken bij het
opstellen van het Uitvoeringsprogramma. Hierbij wordt uitgegaan van de sinds 2020
van toepassing zijnde governance structuur voor het Waddengebied3.
Zo worden de partijen via het Omgevingsberaad Waddengebied (hierna: Omgevingsberaad)
geïnformeerd over de aanpak en voortgang van het Uitvoeringsprogramma. Het Bestuurlijk
Overleg Waddengebied (hierna: BO Waddengebied) besluit over het Uitvoeringsprogramma
na advisering door het Omgevingsberaad. In het BO Waddengebied zijn, naast het Rijk,
de gemeenten, de provincies en de waterschappen vertegenwoordigd. Het is aan de leden
van het BO Waddengebied (overheden) en het Omgevingsberaad (stakeholders) om hun eigen
achterban te informeren over en te betrekken bij het opstellen van en de besluitvorming
over het Uitvoeringsprogramma. De betrokkenheid van burgers en lokale ondernemers
(het MKB) in het Waddengebied ligt primair op het lokale en regionale niveau, indien
wenselijk gefaciliteerd door het regieteam.
In het regieteam Uitvoeringsprogramma (hierna: regieteam) wordt gezamenlijk gewerkt
aan het Uitvoeringsprogramma. In het regieteam zitten vertegenwoordigers namens de
economische sectoren (havens, landbouw en visserij), de natuur-en milieuorganisaties,
de provincies, de Waddenkust- en eilandgemeenten, de waterschappen, het Omgevingsberaad,
de Beheerautoriteit Waddenzee (hierna: Beheerautoriteit) en het Rijk. Daarnaast vindt
er op gezette tijden apart overleg plaats met vertegenwoordigers van de landbouwsector,
onder andere met LTO-Noord, NAV, NMV en de pachters achter de Waddenzeedijk. Betrokkenheid
van de toeristische sector loopt via het Omgevingsberaad. Hierover heb ik uw Kamer
geïnformeerd met de beantwoording van eerdere Kamervragen4.
Voor afzonderlijke programma’s, maatregelen en initiatieven, zoals het programma Eems-Dollard
2050 (ED2050), maar ook voor de implementatie van pilots voor Green Shipping, geldt
dat deze een eigen besluitvormingsprocedure doorlopen. Ook hiervoor geldt dat het
belangrijk is om alle relevante partijen te betrekken bij en te informeren over de
besluitvorming en te maken afweging. Het Omgevingsberaad kan hierbij een adviserende
rol spelen.
In het BO Waddengebied van afgelopen december is afgesproken om komende zomer het
dan voorliggende concept Uitvoeringsprogramma – na bespreking in het Omgevingsberaad
– met elkaar te bespreken. Over de uitkomst van de bespreking in het BO Waddengebied
zal ik uw Kamer per brief informeren. Na bespreking in het BO Waddengebied zal de
dan voorliggende versie verder besproken worden met partijen in het Waddengebied om
betrokkenheid bij en draagvlak voor het Uitvoeringsprogramma te vergroten. Betrokken
partijen worden hierover nog nader geïnformeerd. Het streven is om eind dit jaar het
Uitvoeringsprogramma vast te stellen. In aanloop naar het Commissiedebat Water op
9 juni a.s. wordt uw Kamer geïnformeerd onder andere over de laatste stand van zaken
omtrent het Uitvoeringsprogramma.
Vraag 3
Hoe wordt uitvoering gegeven aan de impactanalyse? Wat is de tijdsplanning voor de
impactanalyse? Hoe ziet de opdracht voor deze impactanalyse eruit en wilt u deze met
de Kamer delen als bijlage bij de antwoorden op deze vragen? Beseffen de bewindspersonen
dat de bedoeling van de impactanalyse uitsluitend is gericht op de sociaaleconomische
gevolgen en de gevolgen voor de economische sectoren in het gebied, en in de keten?
Kunt u bevestigen dat de impactanalyse enkel ziet op de sociaaleconomische effecten?
Zo nee, waarom wordt er geen invulling gegeven aan de wens van de Kamer? Hoe worden
de bij vraag 2 genoemde partijen betrokken bij de impactanalyse?
Antwoord 3
Parallel aan het opstellen van het Uitvoeringsprogramma wordt gewerkt aan het opstellen
van een brede impactanalyse om zo de effecten op economie en ecologie in balans met
elkaar te kunnen afwegen conform de scope van de Agenda. Het gaat hierbij om de effecten
op landbouw, visserij, recreatie & toerisme, haven, bereikbaarheid, klimaat, leefbaarheid,
energie, delfstoffen, defensie, natuur en landschap/cultureel erfgoed. In aanvulling
op de motie Dijkstra en Geurts, zoals beschreven in het 2e dictum, wordt er dus breder gekeken dan naar alleen de sociaaleconomische effecten.
In overleg met de betrokken partijen, waaronder de economische sectoren, wordt een
aanpak voor een impactanalyse voorbereid en opgesteld. Overeenkomstig deze beschrijving
is een extern bureau gevraagd een aanpak op te stellen. Er zal zoveel mogelijk gebruik
worden gemaakt van bestaande methodieken. De te ontwikkelen impactanalyse heeft betrekking
op de maatregelen zoals benoemd in het nog op te stellen Uitvoeringsprogramma. Het
gaat zowel om maatregelen met ruimtelijke impact als ook om acties die op een andere
manier impact (kunnen) hebben op de economische sectoren, maar ook op de ecologie.
In het komende BO Waddengebied wordt de aanpak besproken. Over de uitkomst van de
bespreking hiervan zal ik uw Kamer per brief informeren. Daarnaast wordt uw Kamer
in aanloop naar het eerder genoemde Commissiedebat Water geïnformeerd over de laatste
stand van zaken omtrent de impactanalyse.
Vraag 4, 5
Op welke manier wordt het project buitendijkse slibsedimentatie en met name de gevolgen
van dit project betrokken en afgestemd met het Uitvoeringsprogramma Waddengebied?
Indien dit niet het geval is, kunt u toelichten waarom dit niet gebeurt? Kunt u zich
voorstellen dat ondernemers in de verschillende sectoren het overzicht en het draagvlak
kwijtraken indien er geen samenhang is tussen verschillende projecten en uitvoeringsagenda’s?
Hoe gaat u dat verbeteren?
Wat zijn de gevolgen van het project buitendijkse slibsedimentatie in het kader van
het Programma Grote Wateren en het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport
(MIRT)? Wat is het gebied waar dit project speelt? Klopt het dat dit alleen het Eems-Dollard-gebied
raakt? In hoeverre zijn er verder nog plannen op dit punt? In hoeverre zijn alle partijen
zoals genoemd onder punt 2 betrokken bij dit project? Hoe worden de gevolgen voor
economische sectoren meegenomen bij dit project? Wat is doel, nut en noodzaak van
dit project?
Antwoord 4, 5
In het kader van het project Pilot buitendijkse slibsedimentatie wordt door Rijkswaterstaat
onderzocht onder welke condities slib kan sedimenteren in het buitendijkse gebied
van de Dollard. Het uiteindelijke doel is het verbeteren van de ecologische waterkwaliteit,
met name in het middendeel van de Eems-Dollard, door het verminderen van de troebelheid.
Hierdoor neemt de primaire productie toe, versterkt het voedselweb en komen de doelen
voor ecologische waterkwaliteit (Kaderrichtlijn Water) en natuur (Natura 2000) binnen
bereik. Eind 2020 is de MIRT-voorkeursbeslissing genomen voor het project en het voorkeursalternatief
(hierna: VKA) vastgesteld. De partijen betrokken bij het programma ED2050 zijn hierover
geïnformeerd. Het is belangrijk dat partijen in de omgeving goed zijn aangesloten
bij het project. Het VKA wordt de komende periode verder uitgewerkt in overleg met
onder andere particuliere eigenaren/pachters van de kwelders, waterschap Hunze en
Aa’s, gemeente Oldambt, gemeente Eemsdelta, Stichting het Groninger Landschap, de
Waddenvereniging, Groningen Seaports en Natuurmonumenten. De betrokkenheid van LTO-Noord
loopt via het programma ED2050, de NAV en NMV zijn niet direct betrokken bij het project.
Daarnaast zal in overleg met de kweldereigenaren ook worden bekeken wat de sociaaleconomische
gevolgen zijn. Het uitgangspunt is dat Rijkswaterstaat samen met de betrokken partijen
tot een breed gedragen oplossing komt.
Het project maakt onderdeel uit van het in 2016 gestarte programma ED20505 en het programma ED2050 maakt onderdeel uit van de activiteiten binnen het Platform
Economie en Ecologie in Balans (E&E). Het programma ED2050 is één van de – eigenstandige
– lopende gebiedsprocessen die zal worden opgenomen in het nog op te stellen Uitvoeringsprogramma.
De wijze van besluitvorming en de verantwoordelijkheden blijven overeenkomstig de
gemaakte de afspraken binnen het programma ED2050. Zie bijlage 1 voor nadere toelichting
E&E, ED2050 en het project zelf. Naast deze pilot lopen er nog diverse andere projecten
in het Eems-Dollard gebied als onderdeel van het programma ED2050. Voorbeelden hiervan
zijn de Kleirijperij, de pilot ophogen landbouwgronden en de pilot binnendijkse slibsedimentatie
in het gebied Groote Polder – Eemszijlen (zie ook antwoord 6).
Vraag 6
Wat is er precies besproken tijdens de bestuurlijk overleggen MIRT van november 2020
als het gaat om een aantal projecten in het kader van de Programmatische Aanpak Grote
Wateren (PAGW), te weten «Verzachten randen van het Wad Koehool-Lauwersmeer, Eemszijlen/Binnendijkse
Slibsedimentatie, Friese IJsselmeerkust en Buitendijkse Slibsedimentatie Eems-Dollard»?
Om wat voor projecten gaat het hier precies? In hoeverre lopen deze projecten vooruit
op het uitvoeringsprogramma en de impactanalyse Waddenagenda? Waarom is hier niet
gekozen voor een samenhang in voorbereiding en uitvoering?
Antwoord 6
In het BO MIRT Noord-Nederland van november 20206 is kennisgenomen van de (regionale) MIRT-beslissingen van de in de vraag genoemde
projecten (zie bijlage 2). Het gaat hierbij om de startbeslissing en in het geval
van het project Pilot buitendijkse slibsedimentatie om de voorkeursbeslissing7. De projecten worden gefinancierd uit de PAGW. Het doel van de PAGW is om te komen
tot ecologisch gezonde, toekomstbestendige grote wateren waarin hoogwaardige natuur
goed samengaat met een krachtige economie. De middelen hiervoor zijn afkomstig uit
de envelop Natuur en Waterkwaliteit en vormt daarmee de grondslag voor genoemde projecten.
In bijlage 3 worden de projecten Friese IJsselmeerkust en Kustontwikkeling Groote
Polder – Eemszijlen (Binnendijkse Slibsedimentatie) nader toegelicht. Ten aanzien
van het project Friese IJsselmeerkust merk ik op dat deze valt onder de scope van
de Agenda IJsselmeergebied 20508 en niet onder de Agenda voor het Waddengebied 2050. Voor de toelichting op de projecten
Dijkversterking Waddenzeedijk Koehool – Lauwersmeer en Pilot buitendijkse slibsedimentatie
verwijs ik respectievelijk naar antwoord 7 en antwoord 4 en 5.
Zoals aangegeven bij antwoord 1 wordt met het Uitvoeringsprogramma een overzicht gegeven
van de diverse (lopende en te starten) projecten en programma’s welke bijdragen aan
het behalen van de in de Agenda geformuleerde doelstellingen voor de Waddenzee en
het Waddengebied. De drie genoemde projecten in het Waddengebied zijn enkele van de
lopende projecten. Daarnaast kennen de drie projecten elk hun eigen dynamiek en besluitvormingsprocedure.
Wel vindt er onderling contact plaats als het gaat om te betrekken partijen en te
onderzoeken effecten. De samenhang in de voorbereiding en de uitvoering van de projecten
met betrekking tot binnen- en buitendijkse slibsedimentatie komt tot uiting in het
programma ED2050.
Vraag 7
Wat houdt het project dijkversterking Waddenzeedijk Koehool – Lauwersmeer precies
in? Wat houdt de dijkversterking Koehool – Lauwersmeer, dat plaatsvindt in combinatie
met het verbeteren van het landschap en de natuur samen met de omgeving, precies in?
In hoeverre loopt dit project vooruit op de Waddenagenda en het uitvoeringsprogramma
en de impactanalyse? Hoe verhoudt dit project zich tot de onder punt 1 genoemde motie?
Wat zijn de gevolgen van deze dijkversterking? Wat zijn de gevolgen voor gebruikers
van het buitendijkse gebied en van het binnendijkse gebied direct langs de Waddenzeedijk?
Hoe zijn of worden partijen, zoals gemeenten en economische sectoren, die actief zijn
in dit gebied, betrokken? Klopt het dat de zomerpolders met het huidige gebruik ook
bijdragen aan de biodiversiteit, zoals de weidevogels? Is er voor de projecten, die
nu in gang gezet worden, een nulmeting uitgevoerd, zodat de reeds aanwezige biodiversiteit,
zoals de weidevogels, door deze projecten niet in geding komt? Bent u bereid om in
overleg te gaan met Wetterskip Fryslân en te vragen om een pas op de plaats te maken
en eerst in samenwerking met de gebruikers van het gebied de nulmeting uit te voeren,
zodat de aanwezige waarden in beeld zijn en er niet onder mogen lijden? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 7
Het dijkversterkingsproject Koehool- Lauwersmeer vloeit voort uit het Hoogwaterbeschermingsprogramma
(HWBP) dat onderdeel is van het Nationale Deltaprogramma. Het gaat hierbij om een
bijna 50 kilometer lang traject tussen het buurtschap Koehool tot na het dorp Paesens-Moddergat.
Het traject valt binnen de gemeenten Waadhoeke en Noardeast-Fryslân. De dijk moet
versterkt worden omdat een deel van de dijk niet voldoet aan de geldende veiligheidsnormen.
Hierbij is de nieuwe normering (2017) gehanteerd met een tijdshorizon van 50 jaar
(tot 2073) waarbij verwachte effecten van klimaatverandering/zeespiegelstijging zijn
meegenomen. De geschatte kosten voor het verbeteren van de veiligheid van de dijk
zijn ongeveer € 300 miljoen. Het landelijke HWBP betaalt hiervan 90 procent en het
Wetterskip Fryslân de resterende 10%. De versterking van ecologie en omgeving worden
door andere programma’s betaald, waaronder de PAGW.
Zoals aangegeven in de beantwoording op eerdere Kamervragen9 pakt het Wetterskip Fryslân de dijkversterking op samen met lokale ondernemers, inwoners,
belangenorganisaties (It Fryske Gea, Staatsbosbeheer, Vogelbescherming Nederland,
Waddenvereniging, Stichting Holwerd aan Zee, LTO Noord, pachtersvereniging, Collectief
Waadrâne en dorpsbelangen), provincie Fryslân, gemeente Noardeast-Fryslân, gemeente
Waadhoeke en het Rijk. De landbouworganisaties zijn daarnaast ook vertegenwoordigd
in de Stuurgroep Koehool-Lauwersmeer10. Ook worden bijvoorbeeld de schapenhouders die delen van de dijk pachten, actief
betrokken bij de plannen voor de uitvoering. Daarnaast is er ook intensief contact
met de desbetreffende perceel eigenaren c.q. pachters.
Vanwege het sterke fysieke raakvlak tussen de dijkversterking Koehool-Lauwersmeer,
het brede gebiedsproces daaromheen en de opgave vanuit PAGW voor de Waddenzee, bereiden
het Wetterskip Fryslân, de provincie Fryslân en Rijkswaterstaat (namens de PAGW) een
samenwerking voor. It Fryske Gea, maar ook gemeenten en de landbouw, worden als gebiedspartner
betrokken bij de uitwerking; zowel als eigenaar van een groot deel van de kwelders
langs de Friese Kust als organisatie met veel lokale kennis van systemen, ecologie
en stakeholders. De dijkversterking wordt waar mogelijk gecombineerd met het verbeteren
van het landschap en de natuur, samen met de omgeving. In het kader van PAGW is € 37,5
miljoen beschikbaar gesteld voor het realiseren van het PAGW-doel als onderdeel van
«verzachten randen van het Wad». Het gaat hierbij om het ontwikkelen van gradiënten
land-water en zoet-zout. Ook worden de mogelijkheden voor een koppeling met Holwerd
aan Zee onderzocht.
Momenteel voeren het Wetterskip Fryslân en de provincie Fryslân in afstemming met
Rijkswaterstaat (namens de PAGW) en samen met de verschillende stakeholders (waaronder
de pachters van de zomerpolders) een regionale MIRT-verkenning uit. Eind vorig jaar
is de startbeslissing genomen. In de verkenning wordt rekening gehouden met de natuurwaarden
die de zomerpolders nu hebben voor weidevogels en met de belangen van bijvoorbeeld
pachters van de zomerpolders. Via een milieueffectrapportage zullen verschillende
alternatieven of varianten in beeld worden gebracht en worden beoordeeld op hun bijdrage
aan de doelstellingen en de effecten op onder andere natuur en milieu (bijvoorbeeld
weidevogels en biodiversiteit) en landbouw (bijvoorbeeld verzilting)11. Hiertoe zal een nulmeting worden opgesteld. In de verkenning wordt ook gekeken naar
de gevolgen voor zowel het binnendijkse als buitendijkse gebied langs de Waddenzeedijk,
indien daar maatregelen in beeld zijn. De definitieve keuze voor een bepaald alternatief
wordt gemaakt na overleg met de relevante partijen en sectoren in het projectgebied.
Het is op dit moment nog niet mogelijk om aan te geven wat de gevolgen zijn van dit
project. Gelet op de inrichting van het proces en de (geplande) onderzoeken in het
kader van de verkenning, waaronder een nulmeting, zie ik op dit moment geen aanleiding
om een pas op de plaats te maken. De partijen worden betrokken bij het project en
de zorgen worden aan de orde gesteld in de (geplande) onderzoeken om zo tot breed
gedragen oplossingen te komen.
Vraag 8
Wat is de status van een (de gemeentelijke) beheersverordening in relatie tot de Waddenagenda
en de dijkversterking van de Waddenzeedijk?
Antwoord 8
Een beheersverordening is vergelijkbaar met een bestemmingsplan en is bedoeld voor
gebieden waar geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien. Een beheersverordening
legt de bestaande situatie vast. Voor nieuwe ontwikkelingen wordt een afzonderlijk
ruimtelijk plan gemaakt met een eigen inspraakprocedure. De Wet ruimtelijke ordening
(Wro) bevat geen procedurevoorschriften voor het vaststellen van een beheersverordening.
Van de (destijds) 17 eiland- en kustgemeenten hebben 13 gemeenten er in 2014 voor
gekozen om gezamenlijk een beheersverordening «Waddenzee en Noordzee» te ontwikkelen.
In plaats van 13 bestemmingsplannen is er nu één beheersverordening. Dit plan legt
de bestaande situatie vast voor zover die niet valt onder regelingen van andere overheden,
zoals de structuurvisie Waddenzee of de aanwijzing als Natura 2000-gebied. De overige
vier (voormalige) Waddengemeenten, Den Helder, De Marne, Súdwest-Fryslân en Franekeradeel,
hebben hun deel van het plangebied opgenomen in een andere ruimtelijke regeling.
De Agenda kent geen initiatieven met betrekking tot het aanpassen van bestemmingen
of verordeningen van zomerpolders en erkent de cultuurhistorische, ecologische en
agrarische waarde ervan. Geen van de betrokken partijen rond de Agenda heeft de intentie
om de afspraken in de gemeentelijke beheersverordening ter discussie te stellen. Overeenkomstig
de beheersverordening wordt voor het dijkversterkingsproject Koehool- Lauwersmeer
een afzonderlijk ruimtelijk plan gemaakt met een eigen inspraakprocedure. Dit zal
ook gelden voor toekomstige versterkingen van de Waddenzeedijk.
Vraag 9
Bent u bereid net na de zomer (of zoveel eerder als mogelijk) de Kamer te informeren
over de voortgang van het uitvoeringsprogramma en de wijze waarop de verschillende
agrarische-, economische- en toeristische sectoren betrokken zijn bij de verdere uitwerking
van het uitvoeringsprogramma en de wijze waarop u gewerkt heeft aan het noodzakelijke
draagvlak? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Ja. Zowel in aanloop naar het Commissiedebat Water op 9 juni als het Commissiedebat
Wadden op 13 oktober wordt uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van het Uitvoeringsprogramma,
de impactanalyse, de wijze waarop de diverse sectoren en partijen hierbij worden betrokken
en de wijze waarop gewerkt wordt aan draagvlak. Daarnaast zal ik uw Kamer, zoals ook
aangegeven bij antwoord 2, informeren over de uitkomst van het komende BO Waddengebied.
Vraag 10
Bent u bereid de uitkomst van de impactanalyse (conform de opdracht van de Kamer)
zo snel mogelijk met de Kamer te delen?
Antwoord 10
Ja, ik ben bereid de uitkomst van de impactanalyse (conform de beschrijving in antwoord
3) met de Kamer te delen.
BIJLAGE 1 – Toelichting Platform Economie en Ecologie in Balans, programma Eems-Dollard
2050 en project pilot buitendijkse slibsedimentatie
Platform Economie en Ecologie in Balans
E&E is in 2009 gestart op initiatief van de provincie Groningen, vanuit de wens om
met de partijen rond de haven- en industrieterreinen in de Eemsdelta te komen tot
een nieuwe manier van samenwerken. De betrokken partijen zetten zich gezamenlijk in
voor een gezonde balans tussen de ecologische, milieutechnische en economische ontwikkeling
in de Eemsdelta regio. De partijen hebben daarbij in de afgelopen jaren een nieuwe
manier van werken ontwikkeld, waarbij gesproken wordt in termen van kansen benutten
en elkaar versterken in plaats van inperken en vasthouden. E&E is een samenwerkingsverband
tussen het bedrijfsleven, natuur- en milieuorganisaties, waterschappen, Rijk, provincie
Groningen en gemeenten in de Eemsdelta.
Programma Eems-Dollard 2050
Doel van het programma ED2050 is om te komen tot een samenhangende inzet van maatregelen
en onderzoek ter verbetering van de kwaliteit van de Eems-Dollard. Het programma heeft
betrekking op het Nederlandse deel van het Eems-estuarium. Het programma ED2050 is
opgesteld naar aanleiding van het MIRT-onderzoek «Economie en Ecologie Eems-Dollard
in balans» (2015)12. In de 1e tranche (2016–2020) lag de focus vooral op kennisontwikkeling over de werking van
het systeem, het uitvoeren van pilots voor het nuttig toepassen van slib en concrete
uitvoeringsprojecten voor habitatherstel in de kustzone. In de 2e tranche (2021–2026) ligt het accent op opschaling van succesvolle pilots. Ook wordt
er nog meer ingezet op klimaatadaptatie en worden de projecten verbonden met beleidsdoelen
als leefbaarheid, recreatie en toekomstperspectief voor de landbouw13. Onder het programma ED2050 vallen meerdere projecten en pilots. Zo zijn er projecten
om slib uit het estuarium te verwijderen en geschikt te maken als bouwstof, als materiaal
voor het versterken van dijken en voor het ophogen of verbeteren van landbouwgronden.
De projecten en pilots worden gekenmerkt door innovaties, zoals bijvoorbeeld bij Dubbele
Dijk en Kleirijperij. De bij E&E betrokken partijen zijn ook betrokken bij het programma
ED2050.
Project pilot buitendijkse slibsedimentatie
Het project heeft twee doelen. Ten eerste het verbeteren van de ecologische kwaliteit
op middel lange en lange termijn in, met name het middendeel van de Eems-Dollard,
door het verminderen van de troebelheid van het water zodat de productiviteit van
het voedselweb kan toenemen. Dit is nodig, omdat de troebelheid van het water in de
Dollard de gehele ecologische keten schaadt. De methode die – middels deze pilot –
wordt uitgeprobeerd is buitendijkse slibinvang. Het tweede doel is een kennisdoel.
Het project is een eerste stap waarmee, behalve een feitelijke reductie van de slibconcentratie,
tevens voldoende kennis wordt vergaard voor een besluit in een latere fase voor eventuele
opschaling. In de pilot ligt het accent van de monitoring op slibinvang en de habitatdiversiteit
en -kwaliteit in de Dollard. Of opschaling van de pilot Buitendijkse slibsedimentatie
wenselijk en effectief is, wordt beoordeeld na afronding van de pilot. De totale kosten
van het project bedragen € 10 miljoen, dit wordt gefinancierd uit de PAGW.
BIJLAGE 2 – Afspraken BO MIRT Noord-Nederland (november 2020)
Programmatische Aanpak Grote Wateren: Koehool-Lauwersmeer
• Rijk en regio nemen kennis van de door de Minister van IenW in overeenstemming met
de Minister van LNV getekende startbeslissing voor de MIRT-verkenning Koehool-Lauwersmeer.
• Het project Koehool-Lauwersmeer vloeit voort uit de Programmatische Aanpak Grote Wateren
(PAGW). Met deze aanpak wordt gewerkt aan de ambitie om te komen tot ecologisch gezonde
en toekomstbestendige grote wateren, waarin een hoogwaardige natuur samengaat met
een krachtige economie.
Programmatische Aanpak Grote Wateren: Friese IJsselmeerkust
• Rijk en regio nemen kennis van de door de Minister van IenW in overeenstemming met
de Minister van LNV en onder voorbehoud van de goedkeuring van de colleges en dagelijks
bestuur van de betrokken regiopartijen, getekende startbeslissing voor de MIRT-verkenning
Friese IJsselmeerkust.
• Het project Friese IJsselmeerkust vloeit voort uit de Programmatische Aanpak Grote
Wateren (PAGW). Met deze aanpak wordt gewerkt aan de ambitie om te komen tot ecologisch
gezonde en toekomstbestendige grote wateren, waarin een hoogwaardige natuur samengaat
met een krachtige economie. Het project sluit aan bij de regionale ambities die beschreven
zijn in het Ambitiedocument Friese IJsselmeerkustgebied. Tijdens de MIRT-verkenning
wordt koppeling met de regionale ambities verder onderzocht.
Programmatische Aanpak Grote Wateren en Eems-Dollard 2050: Pilot buitendijkse slibsedimentatie
• Rijk en regio nemen kennis van de door de Minister van IenW in overeenstemming met
de Minister van LNV genomen voorkeursbeslissing voor de MIRT-verkenning Pilot buitendijkse
slibsedimentatie.
• Het project Pilot buitendijkse slibsedimentatie vloeit voort uit de Programmatische
Aanpak Grote Wateren (PAGW). Met deze aanpak wordt gewerkt aan de ambitie om te komen
tot ecologisch gezonde en toekomstbestendige grote wateren, waarin een hoogwaardige
natuur samengaat met een krachtige economie.
Programmatische Aanpak Grote Wateren en Eems-Dollard 2050: Kustontwikkeling Groote
Polder-Eemszijlen
• Rijk en regio nemen kennis van de door de Minister van IenW in overeenstemming met
de Minister van LNV getekende startbeslissing voor de MIRT-verkenning Kustontwikkeling
Groote Polder-Eemzijlen.
• Het project Kustontwikkeling Groote Polder-Eemzijlen vloeit voort uit de Programmatische
Aanpak Grote Wateren (PAGW). Met deze aanpak wordt gewerkt aan de ambitie om te komen
tot ecologisch gezonde en toekomstbestendige grote wateren, waarin een hoogwaardige
natuur samengaat met een krachtige economie.
BIJLAGE 3 – Toelichting project Friese IJsselmeerkust en project Kustontwikkeling
Groote Polder – Eemszijlen (Binnendijkse Slibsedimentatie)
Project Friese IJsselmeerkust
Onder de naam «Versterken Friese IJsselmeerkust» werken het rijk, provincie Fryslân,
gemeenten Súdwest-Fryslân en De Fryske Marren, Wetterskip Fryslân en It Fryske Gea
samen om de Friese IJsselmeerkust nog mooier en sterker te maken. Het project Friese
IJsselmeerkust komt voort uit het ambitiedocument Het Friese IJsselmeerkustgebied
205014. Dit document is opgesteld in opdracht van de provincie Fryslan, het Wetterskip Fryslan
en de gemeenten Sudwest-Fryslan en De Fryske Marren.
Het rijk en Friese partijen investeren gezamenlijk bijna € 17 miljoen in het versterken
van de kust. Hiervan is het kader van PAGW is € 8 miljoen beschikbaar gesteld voor
de ecologische waterkwaliteit. Daarnaast is het geld bedoeld om de kust nog aantrekkelijker
te maken. Bijvoorbeeld door het verbeteren van natuurgebieden, het aanleggen nieuwe
fietsroutes, het maken van betere plekken voor watersporters en kitesurfers en het
beleven van cultureel erfgoed.
Het project valt onder de scope van de Agenda IJsselmeergebied 2050 en niet onder
de scope van de Agenda en het nog op te stellen Uitvoeringsprogramma.
Project Kustontwikkeling Groote Polder – Eemszijlen (Binnendijkse Slibsedimentatie)
Het project maakt onderdeel uit van het Programma ED2050. Het gaat om de kustzone
tussen Delfzijl en Termunterzijl. Doel van het project is om te komen tot een vitale
toekomstbestendige kustzone waar functies van natuur, recreatie/ toerisme, economie
en waterveiligheid zoveel worden gekoppeld. Zo zijn er mogelijkheden binnendijks,
buiten de N2000-gebieden, voor slibinvang uit het estuarium in combinatie met de ontwikkeling
van natuurzones met meerdere gradiënten. Met dit project wordt slib uit het Eems-Dollard
estuarium verwijdert waardoor de troebelheid afneemt. Met een integrale verkenning
van de opgaven borgen Rijk en regio dat efficiënt met middelen wordt omgegaan.
Het project bestaat uit de volgende 2 fasen:
1. Inrichting Groote polder bij Borgsweer/Termunterzijl als estuariën overgangsgebied
met recreatieve inpassing langs de randen;
2. Verkennen realisatie van een zoet-zout overgangsgebied, toekomstbestendig omleggen
van spui, vergroten zoetwaterbeschikbaarheid voor andere doeleinden dan het terugdringen
van de zoutwaterlek, en realisatie van de recreatiesluis in het centrum van Delfzijl.
De samenwerkende partners zijn: provincie Groningen (trekker), gemeente Eemsdelta
(voormalige gemeente Delfzijl), Het Groninger Landschap en Rijkswaterstaat. Daarnaast
zijn betrokken: Waterschap Hunze & Aas en Groningen Seaports. De totale kosten van
het project worden (voorlopig) geraamd op € 70 miljoen. Het project wordt gefinancierd
door/vanuit de provincie Groningen, Het Groninger Landschap, gemeente Eemsdelta, het
Waddenfonds en PAGW. In het kader van PAGW is € 15 miljoen beschikbaar gesteld15.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.