Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Wassenberg en Vestering over het 'per ongeluk' kappen van een beschermd bos en het kappen van bomen in het broedseizoen
Vragen van de leden Wassenberg en Vestering (beiden PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het «per ongeluk» kappen van een beschermd bos en het kappen van bomen in het broedseizoen (ingezonden 13 april 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 31 mei
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2462.
Vraag 1
Kent u de berichten «Geschokte reacties om drama met dode eekhoorntjes in Bilthoven:
«Wie kapt er een boom in broedseizoen?» en «Oeps, gekapt bos in Amersfoort bleek toch
beschermde status te hebben» en kent u de uitzending «Heb je als inwoner inspraak
in de bomenkap door de gemeente?»»?1, 2, 3
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met deze berichten en de uitzending.
Vraag 2
Kunt u aangeven hoe het mogelijk is dat bomen in Bilthoven zijn gekapt tijdens het
broedseizoen waardoor vier jonge eekhoorns omgekomen zijn? Beaamt u dat er vaak roekeloos
wordt gekapt zonder rekening te houden met de dieren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Bij de betreffende bomen zijn bij inspecties veiligheidsrisico’s geconstateerd, waarop
de gemeente De Bilt op 16 december 2020 een kapvergunning heeft aangevraagd, die op
3 februari 2021 is verleend. Na afloop van de bezwaartermijn van 6 weken mochten de
bomen gekapt worden vanaf 17 maart 2021. De vergunning is verleend op basis van de
Algemene plaatselijke verordening van de gemeente De Bilt en is een jaar geldig.
Los van de kapvergunning zal een initiatiefnemer die een activiteit onderneemt, zoals
het vellen van een boom, altijd vooraf moeten checken of de activiteit effect heeft
op aanwezige soorten om strijd met de soortbeschermingsbepalingen uit hoofdstuk 3
van de Wet natuurbescherming (hierna Wnb) te voorkomen. De betreffende boom waarin
de eekhoorns zijn aangetroffen zijn daarom voorafgaand aan de kap door een medewerker
met behulp van een hoogwerker gecontroleerd, waarbij de holtes van de boom aan de
binnenzijde met de hand zijn gevoeld. Helaas is de holte waarin deze eekhoorntjes
zaten daarbij over het hoofd gezien.
Op zich is het niet verboden om te kappen in het broedseizoen, maar dan moet wel voldaan
zijn aan de eisen gesteld in de Wnb. Dit is hier gedaan door het vooraf controleren
van de bomen op broedende vogels en andere nesten. Ik betreur dat dit zo gegaan is,
maar mijn inziens ging het niet om roekeloze kap. Het feit is wel dat de Wnb is overtreden.
Daarom heeft de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) Utrecht, die belast is met het toezicht
en de handhaving, een voornemen last onder dwangsom opgelegd.
Vraag 3
Klopt het dat het gekapte bos bij verpleeghuis De Lichtenberg in Amersfoort een waardevol
bosgebied was, met een beschermde status, vanwege de aanwezigheid van oude boskernen,
die door de provincie Utrecht als grond voor een kapverbod zijn aangewezen volgens
de Beleidsregels Natuur en landschap, op basis van artikel 4.2 derde lid van de Wet
natuurbescherming?
Antwoord 3
Het gekapte bos bij verpleeghuis De Lichtenberg in Amersfoort is opgenomen op de kaart
Oude boskernen. Daarmee is het een waardevol bosgebied en komt het in aanmerking voor
een kapverbod. Het is aan de provincie Utrecht, als bevoegd gezag, om gebruik te maken
van de bevoegdheid, als bedoeld in artikel 4.2, derde lid, van de Wnb om een kapverbod
op te leggen. De provincie Utrecht heeft ervoor gekozen geen kapverbod op te leggen,
omdat zij het realiseren van een zorginstelling als een zwaarwegend maatschappelijk
belang beschouwt dat het toestaan van kap in dit geval rechtvaardigt.
Vraag 4
Deelt u de mening dat bos en bomen met een beschermde status beschermd moeten worden?
Zo nee, wat houdt een «beschermde status» dan volgens u in?
Antwoord 4
Ik deel de bezorgdheid over de bescherming van bos en bomen met een beschermde status
en zal het onderwerp onder de aandacht brengen bij de expertgroep over bomen en ruimtelijke
ordening.
De regels over houtopstanden zijn opgenomen in hoofdstuk 4 van de Wnb. Binnen de bebouwde
kom gelden deze regels niet, maar zijn de regels van de desbetreffende gemeente van
toepassing. De gemeente kan dus zelf bepalen of bomen een beschermde status hebben
of niet en of een kapvergunning moet worden aangevraagd.
Buiten de bebouwde kom geldt de Wnb en zijn, op enkele uitzonderingen na, de provincies
bevoegd gezag. De Wnb verbiedt het geheel of gedeeltelijk vellen van houtopstanden
zonder voorafgaande melding daarvan bij gedeputeerde staten, behoudens de in artikel
4.4 van de Wnb geregelde generieke uitzonderingen op de meldplicht en herbeplantingsplicht.
Ter bescherming van houtopstanden kunnen gedeputeerde staten het vellen van houtopstanden
telkens voor ten hoogste vijf jaar verbieden ter bescherming van bijzondere natuur-of
landschapswaarden (artikel 4.2, derde lid, van de Wnb). Buiten de bebouwde kom is
het dus vooral aan provincies als bevoegde gezagen om gebruik te maken van deze bevoegdheid.
Vraag 5
Kunt u aangeven of er onderzoek naar beschermde plant- en diersoorten is gedaan in
het gekapte bos bij verpleeghuis De Lichtenberg in Amersfoort? Zo ja, welke beschermde
plant- en diersoorten zijn er aangetroffen? Zo nee, waarom niet en hoe is dat te rijmen
met de Wet natuurbescherming?
Antwoord 5
Gedeputeerde staten van de provincie Utrecht hebben, in antwoord op vragen van provinciale
staten, aangegeven dat het ecologisch werkprotocol niet op voorhand is ingeleverd.
In de afgegeven ontheffing zijn voorwaarden opgenomen, waaronder het doen van een
startmelding en het opstellen van een ecologisch werkprotocol. Het niet naleven hiervan
is een overtreding van artikel 5.3 lid 4 van de Wnb. Daarom is de zaak opgepakt door
de RUD Utrecht. Het is mogelijk dat zij een last onder dwangsom (LOD) opleggen vanwege
het niet naleven van de voorschriften die verbonden zijn aan de ontheffing. Het onderzoek
bij de RUD is nog lopende, waardoor de provincie vooruitlopend op dit onderzoek hier
niet op in kan gaan.
Vraag 6
Klopt het dat er voor het kappen van bovenstaand bos een ontheffing is afgegeven om
een aanwezige dassenpopulatie opzettelijk te verstoren voor een periode van vijf jaar?
Zo ja, op basis van welke randvoorwaarden is deze ontheffing afgegeven en hoe is de
ontheffing te rijmen met de beschermde status van de das?
Antwoord 6
Er is een ontheffing verleend voor een periode van vijf jaar4,
5, waarbij de verstoring door de werkzaamheden zo beperkt mogelijk moet worden gehouden
en het gebied na de werkzaamheden weer aantrekkelijk is voor de das. De instandhouding
van de soort mag dus niet in gevaar komen door de werkzaamheden.
Vraag 7
Klopt het dat er geen centrale regie en overzicht is op het bomenkapbeleid van gemeenten
en provincies vanwege de decentralisatie van het natuurbeleid? Zo ja, verklaart dat
waarom de ene bestuurslaag te vaak onvoldoende op de hoogte is van wat de andere bestuurslaag
doet? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Het klopt dat er geen specifiek toezicht of centrale regie is op het bomenkapbeleid
van individuele gemeenten en provincies. Dat heeft te maken met de bevoegdheidsverdeling
zoals deze beschreven is bij vraag 4. Vanwege het belang van het behoud van bomen
en bossen voor biodiversiteit, klimaat en cultuurhistorie heb ik met provincies de
Bossenstrategie opgesteld. De Bossenstrategie bevat onder meer acties om meer bomen
in steden en dorpen te realiseren, met een streven van 1% meer bomen per jaar. Naast
bosuitbreiding is ook aandacht voor het behoud voor oude bomen of bomen met een cultureel-erfgoed-waarde.
Een expertgroep onderzoekt de mogelijkheden voor bosuitbreiding bij nieuwe woonwijken
en behoud van het stedelijk groen. Dit beleid moet ertoe leiden dat er meer aandacht
is voor het belang van bomen en bossen en dat er ook naar gehandeld wordt. Samenwerking
tussen bevoegde gezagen en participatie van maatschappelijke organisaties zijn hierin
sleutelwoorden.
Vraag 8
Kunt u (bij benadering) een overzicht geven van de hoeveelheid bomen en het aantal
hectaren bos die gekapt c.q. erbij gekomen zijn sinds 2010, graag uitgesplitst per
jaar en per kapbeweegreden, zoals gebiedsontwikkeling, ziekte en natuurbeheer (in
het kader van Natura 2000)?
Antwoord 8
Per boom wordt geen centraal register bijgehouden.
De verandering van de totaaloppervlakte bos in Nederland wordt wel bijgehouden. Elke
4 jaar publiceert de WUR deze bevindingen, waarvan de eerstvolgende in september 2021
verwacht wordt voor de periode 2017–2020. In 2017 is het laatste overzicht gepubliceerd.
Tussen 2009 en 2017 is het oppervlakte bos in Nederland afgenomen van 373.400 hectare
tot 370.000 hectare. Belangrijk hierin is te vermelden dat de desbetreffende onderzoekers
hebben aangegeven dat er wat ruis in de modellen zit, waardoor het oppervlakte bos
in 2013 waarschijnlijk is overschat.
In die periode is ongeveer 25.000 hectare bos verdwenen en 22.000 hectare bos aangeplant.
Het verschil is voor een belangrijk deel te verklaren door omvorming van (naald)bos
naar andere natuur met een hogere biodiversiteit (o.a. heide) en de uitvoering van
herstelmaatregelen in Natura 2000 gebieden.
Vraag 9
Hoe en hoe vaak controleert u of gemeenten en provincies zich houden aan de Wet natuurbescherming?
Antwoord 9
Een groot deel van het natuurbeleid is gedecentraliseerd naar de provincies en daarmee
ook de uitvoering van de Wnb. Provincies hebben daarin een eigen verantwoordelijkheid.
Op grond van de Wnb zijn gedeputeerde staten van de provincies bevoegd gezag voor
het verlenen van ontheffingen voor het beheer van soorten. Ik vertrouw erop dat de
provincies hierin zorgvuldig handelen. Gedeputeerde staten leggen primair verantwoording
af aan provinciale staten van de betrokken provincie.
Binnen een gemeente oefent de gemeenteraad controle uit op burgemeester en wethouders.
Het Rijk heeft niet de rol stelselmatig individuele provinciale of gemeentelijke besluiten
te controleren. In het kader van de uitvoering van het natuurbeleid spreekt het Rijk
veelvuldig met provincies. Tijdens die gesprekken worden mogelijke knelpunten besproken.
Eventueel ingrijpen kan het Rijk met behulp van de instrumenten van het interbestuurlijk
toezicht. Provincies kunnen eveneens gebruik maken van het instrumentarium van het
interbestuurlijk toezicht jegens gemeenten.
Vraag 10
Hoe en hoe vaak controleert u of er gedegen onderzoek naar de aanwezigheid van beschermde
dieren- en plantensoorten wordt uitgevoerd?
Antwoord 10
Voordat een initiatiefnemer een activiteit onderneemt, zoals het vellen van een boom,
zal deze altijd moeten checken of de activiteit effect heeft op aanwezige soorten
om strijd met de soortbeschermingsbepalingen uit hoofdstuk 3 van de Wnb te voorkomen.
De controle of de initiatiefnemer dat heeft gedaan is de verantwoordelijkheid van
de provincies. Ik verwijs u daarvoor ook naar het antwoord op vraag 9.
In de gevallen dat het Rijk bevoegd gezag is voor het verlenen van ontheffingen, als
het gaat om zaken van nationaal belang (bijvoorbeeld aanleg van wegen, spoorwegen,
militaire terreinen etc.), controleert het Rijk de aanvraag op een effect op aanwezige
beschermde dieren- en plantensoorten.
Vraag 11
Deelt u de mening dat centrale regie over de bescherming van waardevolle bomen en
bossen bijdraagt aan het verkleinen van de kans dat er per ongeluk beschermde bossen
gekapt worden, waarin mogelijk beschermde diersoorten leven? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, bent u bereid om de regie over de bescherming weer te centraliseren en deze
vast te leggen in een nationaal actieplan?
Antwoord 11
Nee, in principe voeren de provincies de controletaak naar behoren uit. Ongelukken
dienen voorkomen te worden, maar ik zie in meer centrale regie geen modus waarin dergelijke
incidenten wel voorkomen worden. Ik zal in samenspraak met de provincies en de VNG
verkennen of er aanpassingen in het huidige beschermingsregime nodig zijn.
Vraag 12
Bent u bereid om een centraal monitoringsysteem voor het kappen van bomen in te voeren,
waarin elke verantwoordelijke (overheids)instelling of bestuurslaag de gegevens op
een vergelijkbare gestandaardiseerde manier kan bijhouden? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, hoe snel kunt u hier uitvoering aan geven?
Antwoord 12
Het is het onderzoeken waard of uniformering meer betrouwbaarheid naar de burger oplevert.
Als onderdeel van de uitvoering van de Bossenstrategie zal er een monitoring opgezet
worden om de netto toename van het oppervlakte bos in Nederland bij te houden. Ik
zal verkennen of een dergelijk centraal monitoringssysteem hierin geïntegreerd kan
worden.
Vraag 13
Klopt het dat in de provincie Utrecht slechts een meldingsplicht geldt voor het kappen
van bospercelen in het buitengebied die kleiner zijn dan 1.000 vierkante meter? Zo
ja, hoe wordt gecontroleerd welke beschermde plant- en diersoorten er aanwezig zijn
en of een ontheffing op basis van de Wet natuurbescherming nodig is? Wordt deze meldingsplicht,
of een soortgelijke, ook in andere provincies toegepast? Zo ja, welke?
Antwoord 13
Dat klopt niet, de meldingsplicht geldt voor het kappen van houtopstanden buiten de
bebouwde kom die groter zijn dan 1.000 vierkante meter of bij een rijbeplanting van
meer dan 20 bomen, zolang ze niet onder een uitzondering vallen in artikel 4.1 van
de Wnb. Hierin is geen onderscheid tussen provincies. Verder staat de meldingsplicht
los van een mogelijke ontheffingsplicht van soortenbeschermingsbepalingen, ongeacht
de omvang van het gebied of het aantal bomen.
Artikel 4.1 van de Wnb geeft aan in welke gevallen de wet niet van toepassing is en
de gemeente bevoegd gezag is en dus zelf kan bepalen of een meldingsplicht nodig is
of een vergunning voor het kappen van houtopstanden. Is de Wnb van toepassing, dan
geldt op grond van artikel 4.2 een meldplicht voor van het vellen van een houtopstand,
met uitzondering van het periodiek vellen van griend- of hakhout, behoudens de in
artikel 4.4 geregelde generieke uitzonderingen op de meldplicht. Wat betreft de controle
of beschermde plant- en diersoorten aanwezig zijn, verwijs ik u naar het antwoord
op vraag 10.
Vraag 14
Kunt u een overzicht geven van het kapbeleid per provincie en welke gemeenten geen
kapvergunning hebben?
Antwoord 14
Er bestaat geen algeheel overzicht van het kapbeleid per provincie of gemeente.
Vraag 15
Is het waar dat gemeenten zichzelf en hun burgers vergunningsvrije kap van grote hoeveelheden
bomen kunnen toestaan, bijvoorbeeld door kapvergunningen af te schaffen of door slechts
een meldingsplicht voor de kap te eisen? Zo ja, hoe is dit te rijmen met de Wet natuurbescherming
en met de Algemene wet bestuursrecht?
Antwoord 15
Ja, die ruimte is er voor bomenkap binnen de bebouwde kom of wanneer de bomen onder
een uitzondering vallen van artikel 4.1 van de Wnb. In die gevallen is de gemeente
bevoegd gezag voor houtopstanden. Gemeenten zullen wel altijd rekening moeten houden
met de overige bepalingen uit de Wet natuurbescherming, zoals de algemene zorgplicht
en de artikelen over soortbescherming.
Vraag 16
Deelt u de mening dat burgers altijd de mogelijkheid zouden moeten hebben om bezwaar
te maken tegen de kap van bomen in hun woonomgeving? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 16
Ik ben mij zeer bewust van de bezorgdheid die burgers hebben bij de kap van bomen,
maar er zijn situaties waarin een boom met spoed moet kunnen worden weggehaald, zoals
wanneer hij op omvallen staat en er potentieel letsel of grote schade kan optreden.
Ik ben wel bereid om de mogelijkheden te verkennen hoe de betrokkenheid van burgers
in het behoud van het stedelijk groen versterkt kan worden. Dit onderwerp zal ik onder
de aandacht brengen bij de expertgroep over bomen en ruimtelijke ordening, die vanuit
de Bossenstrategie zal worden opgezet.
Vraag 17
Bent u bereid tot het stellen van landelijke regels op het gebied van bescherming
van bomen, zodat de rechtsgelijkheid, zoals het indienen van een bezwaar op lokaal
niveau, in ere wordt hersteld? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Antwoord 17
Dat ben ik bereid te verkennen. Op welke termijn kan ik nu nog niet aangeven. Ik zal
de expertgroep over bomen en ruimtelijke ordening verzoeken dit onderwerp in hun advies
op te nemen.
Vraag 18
Wilt u deze vragen één voor één en binnen de gestelde termijn beantwoorden?
Antwoord 18
Ik heb zo spoedig mogelijk antwoord gegeven op de vragen, waarbij een gedegen beantwoording
meer tijd heeft gekost.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.