Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Inge van Dijk over het bericht ‘Banken sluiten negatieve rente voor kleinere spaarders niet uit’
Vragen van het lid Inge van Dijk (CDA) aan de Minister van Financiën over het bericht «Banken sluiten negatieve rente voor kleinere spaarders niet uit» (ingezonden 23 april 2021).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 28 mei 2021). Zie ook Aanhangsel
            Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2794.
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het bericht «Banken sluiten negatieve rente voor kleine spaarders
               niet uit»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Hoe beoordeelt u de mogelijke gevolgen als banken daadwerkelijk negatieve rente gaan
               hanteren voor de «kleinere» spaarders (vermogens onder de 100.000 euro)?
            
Antwoord 2
            
Ik realiseer mij dat gewone spaarders zich zorgen kunnen maken over de dalende rente.
               Mensen sparen onder meer voor hun oude dag, of voor hun (klein)kinderen. Voldoende
               spaarbuffers vormen een belangrijke basis voor huishoudens om financiële zorgen te
               vermijden. Een negatieve rente is dan ook niet iets wat spaarders voor ogen hadden
               toen zij hun geld ooit naar de bank brachten. De gedachte achter het sparen bij een
               bank is immers het veilig wegzetten van geld dat je als huishouden kunt missen. De
               verwachting is dat een spaarbedrag in de loop van de tijd in waarde groeit of in ieder
               geval gelijk blijft. We verwachten, met andere woorden, dat sparen loont. Een mogelijke
               negatieve spaarrente staat daarmee op gespannen voet. Gelukkig is die situatie in
               Nederland op dit moment voor gewone spaarders niet aan de orde.
            
Veruit de meeste spaarders hebben op dit moment niet te maken met een negatieve rente.
               Veel banken rekenen pas negatieve rente vanaf een bepaalde drempelwaarde, bijvoorbeeld
               € 100.000 of € 150.000. In mijn brief2 uit 2019 over dit onderwerp refereerde ik al aan de gemiddelde depositowaarde en
               de mediaan om aan te geven dat de meeste Nederlandse huishoudens geen negatieve rente
               gerekend wordt: dat is nog steeds het geval. In 2019 betrof de gemiddelde depositowaarde
               in Nederland € 40.800 en de mediaan lag op een waarde van € 13.900.3 Mijn indruk is daarom dat de gewone spaarder buiten schot blijft.
            
In 2019 heeft DNB op mijn verzoek een analyse gemaakt van de lagerenteomgeving en
               de gevolgen daarvan voor banken. Ik heb die analyse ook aan uw Kamer gestuurd.4 Daarin heeft DNB ook getracht de gevolgen van een eventuele negatieve spaarrente
               op de financiële stabiliteit te inventariseren. In de analyse wordt gewezen op het
               risico dat spaarders hun tegoeden onttrekken of verplaatsen door invoering van negatieve
               spaarrentes. Als dit in groten getale gebeurt, vormt dit een bedreiging voor de financiële
               stabiliteit. De effecten van een negatieve rente op de financiële stabiliteit laten
               zich volgens DNB echter moeilijk kwantificeren. Vooralsnog zijn er geen signalen van
               een grote uitstroom van deposito’s bij Nederlandse banken die negatieve spaarrentes
               zijn gaan hanteren of hebben aangekondigd dit te gaan doen. Uit beschikbare data blijkt
               juist dat tegoeden op deposito’s de afgelopen jaren significant zijn toegenomen, terwijl
               de rentes daalden.5
Vraag 3 en 4
            
Kunt u ingaan op de maatschappelijke wenselijkheid van het gegeven dat, met een negatieve
               rente, mensen van banken te horen krijgen dat sparen niet (meer) loont en dat sparen
               geld gaat kosten in plaats van geld gaat opleveren?
            
Bent u van mening dat op het moment dat banken kleinere spaarders een negatieve rente
               opleggen, er een rol voor de overheid en/of de politiek is weggelegd om aan te geven
               dat dit niet wenselijk is? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 3 en 4
            
Ik realiseer me dat gewone spaarders zich zorgen kunnen maken over de dalende rente.
               Een negatieve rente is niet iets wat spaarders voor ogen hadden toen zij hun geld
               ooit naar de bank brachten.
            
Zoals ik hiervoor heb toegelicht, hebben veruit de meeste spaarders op dit moment
               niet te maken met een negatieve rente. Zoals uit mijn voorgaande antwoorden blijkt,
               is sparen op dit moment nog steeds een goede manier om met weinig risico een reservepotje
               op te bouwen. Gebleken is ook dat tegoeden op deposito's de afgelopen jaren zijn toegenomen.6 Daarbij moet wel worden aangetekend dat de ontwikkelingen in spaarsaldi kunnen verschillen
               per huishouden en uit recent onderzoek van de Rabobank blijkt dat er ook veel huishoudens
               zijn waar het spaargeld juist is afgenomen.7 Ik vind het van belang te benadrukken dat er voldoende mogelijkheden dienen te blijven
               voor de gewone spaarder om te bankieren bij een bank die geen negatieve rente rekent.
               Mochten die mogelijkheden in de toekomst significant worden beperkt dan zal ik het
               onderwerp opnieuw ter hand nemen, en indien opportuun ook wetgeving overwegen.
            
Vraag 5
            
Ziet u mogelijkheden om de banken die in staatshanden zijn te laten garanderen dat
               de spaarrente nooit onder de 0 procent zal komen, om op deze manier mensen de keuzevrijheid
               te geven om naar deze banken uit te wijken wanneer hun eigen bank een negatieve rente
               gaat rekenen?
            
Antwoord 5
            
Het vaststellen van de spaarrente betreft een operationele aangelegenheid die onder
               de verantwoordelijkheid van (de raad van bestuur van) een bank valt. Aandeelhouders
               dan wel certificaathouders staan hierbij op afstand en hebben hier geen directe betrokkenheid
               bij. Hierbij zijn tevens de maatregelen van de Autoriteit Consument en Markt (ACM)
               relevant. Bij de overdracht van de aandelen van SNS REAAL8 aan NLFI in 2013, werd NLFI eigenaar van de aandelen van meerdere banken en verzekeraars.
               De overdracht had tot gevolg kunnen hebben dat het concentratietoezicht op grond van
               de Mededingingswet van toepassing zou worden. Omdat NLFI (en het ministerie) de ACM-maatregelen
               hanteren, heeft de ACM echter besloten dat het concentratietoezicht niet van toepassing
               is. Deze maatregelen bewerkstelligen dat de Volksbank en ABN AMRO gescheiden blijven
               als zelfstandige bedrijven met hun eigen bestuur en verantwoordelijkheid. NLFI heeft
               toegezegd het aandeelhouderschap op een zodanige wijze uit te voeren dat beide zelfstandig
               hun commerciële strategie kunnen bepalen en de dagelijkse bedrijfsvoering kunnen uitoefenen,
               dat geen sprake is van coördinatie van het commerciële beleid van de banken en dat
               tussen de banken geen concurrentiegevoelige informatie wordt uitgewisseld. Ook hieruit
               volgt dat het NLFI en mij niet is toegestaan om als aandeelhouder respectievelijk
               certificaathouder invloed uit te oefenen op de hoogte van de spaarrente van deze banken.
            
Vraag 6
            
In hoeverre is de rentemarge van banken, het tariefverschil tussen in- en uitleenrentes,
               veranderd ten opzichte van 2019?
            
Antwoord 6
            
De rente is al geruime tijd laag als gevolg van incidentele en structurele factoren,
               die zijn versterkt door de coronacrisis.9 Door de lage rente staan de rente-inkomsten van banken onder druk. DNB geeft aan
               dat terwijl een groot deel van de marktrentes onder 0% is gedaald, banken de rente
               op een groot deel van de spaar en betaaltegoeden niet onder 0% laten zakken. Door
               dalende marktrentes slinkt de rentemarge: uitleenrentes op bijvoorbeeld hypotheken
               dalen, terwijl inleenrentes op bijvoorbeeld spaardeposito’s niet verder kunnen dalen
               zonder negatief te worden. Terwijl de netto rentemarge van de Nederlandse grootbanken
               vrij stabiel was de afgelopen jaren, daalde deze in 2020 ruim 0,1 procentpunt tot
               1,4%.10 Bij een langdurig lage renteklimaat is de verwachting dat de netto rentemarge van
               de grootbanken de komende jaren zal blijven dalen.
            
Vraag 7
            
Hebben banken die negatieve rente hanteren aan u laten weten dat zij dermate niet
               winstgevend zijn dat zij genoodzaakt zijn om dergelijke negatieve rente te hanteren?
            
Antwoord 7
            
Banken hebben laten weten door de dalende marktrentes voor een dilemma te staan. Enerzijds
               willen zij hun winstgevendheid op peil houden in een klimaat van lage rentes. Anderzijds
               zijn banken zich bewust dat het rekenen van een negatieve rente kan leiden tot minder
               spaarklanten voor banken, reputatieschade en verlies aan inkomsten op andere producten.
               Als ze bij een nog verder dalende marktrente een negatieve spaarrente voor gewone
               spaarders willen voorkomen, zal dit ten koste gaan van hun rentemarge. Vooral banken
               die sterk afhankelijk zijn van hun rentemarge zullen dit voelen in hun winsten. Die
               banken zullen dan mogelijk op zoek gaan naar andere inkomstenbronnen of moeten kosten
               gaan besparen. DNB gaat in haar jaarverslag over 2020 in op het lage renteklimaat
               en de gevolgen daarvan voor de financiële stabiliteit. DNB geeft daarin aan dat het
               voor banken een forse uitdaging is om lagere rente-inkomsten te compenseren.11
Ik vind het van belang dat banken weerbaar zijn en een gezond niveau van winstgevendheid
               hebben om bijvoorbeeld buffers op te bouwen, en er tegelijkertijd zorg voor dragen
               dat er voldoende mogelijkheden zijn voor de gewone spaarder om te bankieren bij een
               bank die geen negatieve rente rekent.
            
Vraag 8
            
Kunt u inzichtelijk maken welke banken overwegen om ook kleinere spaarders een negatieve
               spaarrente te geven?
            
Antwoord 8
            
Bij het algemeen overleg over de effecten van het ECB-beleid op 24 september 2019
               heb ik uw Kamer toegezegd om in gesprek te gaan met banken en met DNB over de dilemma’s
               ten aanzien van een mogelijke negatieve spaarrente voor consumenten. Ik heb in mijn
               Kamerbrief van 5 december 2019 genoemd dat mijn indruk is dat Nederlandse banken de
               nadelen van negatieve rente voor gewone spaarders en de zorgen die hierover leven
               scherp op het netvlies hebben. Uit hun publieke opmerkingen maakte ik op dat zij niet
               van plan zijn om in de voorzienbare toekomst over te gaan tot het rekenen van een
               negatieve rente aan gewone spaarders en dat zij goed oog hebben voor het grote belang
               van financiële stabiliteit. Mijn beeld is dat dit nog steeds geldt.
            
Vraag 9 en 10
            
Bent u bereid om uw brief van 5 december 2019 over negatieve rente en mogelijk verbod
               op negatieve rente12 te actualiseren naar aanleiding van de ontwikkelingen op dit gebied in de afgelopen
               jaren? Zo nee, waarom niet?
            
Bent u bereid om De Nederlandsche Bank (DNB) te vragen de analyse die door DNB gemaakt
               is over de renteomgeving en gevolgen daarvan voor banken in 2019 te actualiseren?
            
Antwoord 9 en 10
            
Mijn standpunt dat de gewone spaarder voldoende mogelijkheden dient te houden om te
               bankieren bij een bank die geen negatieve rente rekent geldt nog steeds. Op mijn verzoek
               heeft De Nederlandsche Bank (DNB) inmiddels laten weten bereid te zijn haar analyse
               over de renteomgeving en de gevolgen daarvan voor banken te actualiseren. Deze zal
               ik deze zomer samen met een geactualiseerde internationaal overzicht aan uw Kamer
               doen toekomen.
            
Vraag 11
            
Hoe staat u, gezien de recente ontwikkelingen, op dit moment tegenover een verbod
               op negatieve rente?
            
Antwoord 11
            
Aan veruit de meeste spaarders wordt op dit moment geen negatieve rente gerekend.
               Ik heb daarnaast in mijn Kamerbrief van 5 december 2019 beschreven dat mijn indruk
               is dat Nederlandse banken de nadelen van negatieve rente voor gewone spaarders en
               de zorgen die hierover leven scherp op het netvlies hebben. Uit hun publieke opmerkingen
               maakte ik op dat zij niet van plan zijn om in de voorzienbare toekomst over te gaan
               tot het rekenen van een negatieve rente aan gewone spaarders en dat zij goed oog hebben
               voor het grote belang van financiële stabiliteit. Mijn beeld is dat dit nog steeds
               geldt. Daarbij wil ik nogmaals benadrukken dat er voldoende mogelijkheden dienen te
               blijven voor de gewone spaarder om te bankieren bij een bank die geen negatieve rente
               rekent.
            
DNB stelt in haar rapportage uit 2019 dat een verbod overwegend nadelen en risico’s
               kent. Ten eerste beperkt een verbod volgens DNB de economische prijsvorming en marktwerking.
               Banken moeten zelf verantwoordelijk zijn voor de eventuele reputatiekosten en onzekere
               gedragseffecten van hun handelen en de risicobeheersing daarvan. Ten tweede doorkruist
               een verbod volgens DNB het monetair beleid, met nadelige gevolgen voor de Nederlandse
               economie. Banken zullen minder geneigd zijn rentes op bedrijfsleningen en hypotheken
               te verlagen. Ten derde kan een verbod de winstgevendheid van banken uithollen, wat
               volgens DNB kan leiden tot financiëlestabiliteitsproblemen. Dat kan vervolgens weer
               leiden tot minder vertrouwen in het financieel systeem. Tot slot wijst DNB erop dat
               een verbod effecten kan hebben die nu niet zijn te overzien.
            
Deze inzichten leiden voor mij tot de conclusie dat het ook gezien de recente ontwikkelingen
               op dit moment niet nodig is om een wettelijk verbod in te voeren op het aantrekken
               van gelden tegen een negatieve rente. Het zou, gegeven de mogelijkheden voor de gewone
               spaarder en de nadelen van een verbod, niet proportioneel zijn.
            
Dat neemt niet weg dat ik een negatieve rente voor gewone spaarders zeer ongewenst
               vind, en het van groot belang vind dat gewone spaarders voldoende mogelijkheden houden
               om te bankieren bij een bank die geen negatieve rente rekent. Mochten die mogelijkheden
               in de toekomst significant worden beperkt dan zal ik het onderwerp opnieuw ter hand
               nemen, en indien opportuun ook wetgeving overwegen.
            
Toelichting:
            
In aanvulling op eerdere vragen over hetzelfde onderwerp van het lid Alkaya (SP).
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.