Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Nijboer over negatieve rentes voor particulieren
Vragen van het lid Nijboer (PvdA) aan de Minister van Financiën over negatieve rentes voor particulieren (ingezonden 16 april 2021).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 28 mei 2021). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2776.
Vraag 1
Herinnert u zich uw antwoorden op mijn vragen van 3 september 2019 over de mogelijkheid
dat banken in Nederland over zouden gaan op negatieve rentes?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u van de aankondiging dat ING al vanaf een spaartegoed van 100.000 euro
negatieve rente gaat rekenen, zoals verschillende kleinere banken al doen?
Antwoord 2
Dat banken een negatieve rente rekenen over een deel van de deposito’s hangt samen
met het huidige renteklimaat. Banken lenen zowel geld in als uit. Zij streven ernaar
om daarbij hun rentemarge, het tariefverschil tussen in- en uitleenrentes, op peil
te houden. Afgelopen jaren waren banken daartoe in staat. Bij een nog verder dalende
rente kan het voor banken lastiger worden om die daling volledig door te rekenen in
hun depositotarieven, omdat deze dan negatief zouden worden. Volgens DNB kan een situatie
van langdurig lage rentes de winstgevendheid van banken onder druk zetten, met potentieel
nadelige gevolgen voor de financiële stabiliteit.2 Tegelijkertijd kan ik mij de zorgen van spaarders over de dalende rente goed voorstellen.
Op dit moment rekenen Nederlandse banken geen negatieve rente aan gewone spaarders.
De aangekondigde wijziging van ING brengt daar geen verandering in: ING verwacht dat
voor meer dan 97,8% van alle klanten er niets verandert. Zoals ik eerder heb laten
weten in een brief aan uw Kamer, vind ik een negatieve rente voor gewone3 spaarders zeer ongewenst.4 Er dienen voldoende mogelijkheden te blijven voor de gewone spaarder om te bankieren
bij een bank die geen negatieve rente rekent. Mochten die mogelijkheden in de toekomst
significant worden beperkt, dan neem ik het onderwerp opnieuw ter hand en overweeg
ik indien opportuun ook wetgeving.
Vraag 3
Wat betekent het voor het vertrouwen in het bankenstelsel als mensen negatieve rente
wordt gerekend op hun spaargeld? Bent u niet bang dat mensen hun geld op andere manier
gaan stallen, bijvoorbeeld in risicovolle beleggingen of contanten?
Antwoord 3
Op dit moment wordt aan de meeste spaarders geen negatieve rente doorberekend. In
2019 heeft DNB op mijn verzoek een rapportage gemaakt over het rekenen van negatieve
spaarrentes. Daarin heeft DNB ook getracht de gevolgen van een eventuele negatieve
spaarrente op de financiële stabiliteit te inventariseren. In de rapportage wordt
gewezen op het risico dat spaarders hun tegoeden onttrekken of verplaatsen door invoering
van negatieve spaarrentes.5 Als dit in groten getale gebeurt, vormt dit een bedreiging voor de financiële stabiliteit.
De effecten van een negatieve rente op de financiële stabiliteit laten zich volgens
DNB echter moeilijk kwantificeren. Vooralsnog zijn er geen signalen van een grote
uitstroom van deposito’s bij Nederlandse banken die negatieve spaarrentes zijn gaan
hanteren of hebben aangekondigd dit te gaan doen. Uit beschikbare data blijkt juist
dat tegoeden op deposito’s de afgelopen jaren significant zijn toegenomen, terwijl
de rentes daalden.6
Zoals ik schreef in de beantwoording van Kamervragen van het lid Van Dijk (CDA)7, heeft DNB laten weten bereid te zijn om op mijn verzoek haar analyse over de renteomgeving
en de gevolgen daarvan voor banken te actualiseren. Deze analyse zal ik deze zomer
aan uw Kamer doen toekomen.
Vraag 4
Bent u, zoals u aankondigde in de antwoorden op mijn vragen, inmiddels in gesprek
gegaan met banken en, zo ja, wat hebben deze gesprekken opgeleverd? Was uw inzet te
voorkomen dat de saldogrenzen voor negatieve rente omlaag zouden gaan? Zo ja, wat
vindt u ervan dat de banken hier kennelijk geen gehoor aan hebben gegeven?
Antwoord 4
Ik ben destijds in gesprek gegaan met banken en heb hierover gerapporteerd in mijn
brief aan uw Kamer van 5 december 2019. Ook daarna is het ministerie met individuele
banken in gesprek gebleven over het onderwerp van negatieve spaarrente en de dilemma’s
die banken daarin tegenkomen. In mijn eerdergenoemde brief beschreef ik mijn indruk
dat Nederlandse banken de nadelen van negatieve rente voor gewone spaarders en de
zorgen die hierover leven scherp op het netvlies hebben. Uit hun publieke opmerkingen
maakte ik op dat zij niet van plan zijn om in de voorzienbare toekomst over te gaan
tot het rekenen van een negatieve rente aan gewone spaarders en dat zij goed oog hebben
voor het grote belang van financiële stabiliteit. Mijn beeld is dat dit nog steeds
geldt. Daarbij wil ik nogmaals benadrukken dat er voldoende mogelijkheden dienen te
blijven voor de gewone spaarder om te bankieren bij een bank die geen negatieve rente
rekent. Indien die mogelijkheden significant worden beperkt zal ik het onderwerp opnieuw
ter hand nemen en, indien opportuun, ook wetgeving overwegen.
Vraag 5
Wat acht u een redelijke saldogrens om negatieve rente in rekening te brengen?
Antwoord 5
Zoals ik eerder schreef in antwoord op vraag 2 is de rente al geruime tijd laag als
gevolg van incidentele en structurele factoren, die zijn versterkt door de coronacrisis.8 Door de dalende rente staan de rente-inkomsten van banken steeds meer onder druk:
het verschil tussen in- en uitleenrentes – de rentemarge – is steeds verder afgenomen.
Als ze bij een nog verder dalende marktrente een negatieve spaarrente voor gewone
spaarders willen voorkomen, zal dit ten koste gaan van hun rentemarge. Banken staan
daarom voor een dilemma. Enerzijds willen zij hun winstgevendheid op peil houden in
een klimaat van lage rentes. Het rekenen van een negatieve rente vanaf een bepaalde
saldogrens is dan een van de mogelijkheden, net als het verhogen van de kosten van
andere diensten van de bank. Anderzijds zijn banken zich bij het rekenen van een negatieve
rente ervan bewust dat dit kan leiden tot minder spaarklanten, reputatieschade en
verlies aan inkomsten op andere producten. Daarbij hebben banken publiekelijk aangegeven
de zorgen van gewone spaarders over de dalende rente op het netvlies te hebben.
Op dit moment rekenen Nederlandse banken geen negatieve rente aan gewone spaarders.
In mijn eerdergenoemde brief uit 2019 refereerde ik al aan de gemiddelde depositowaarde
en de mediaan om aan te geven dat de meeste Nederlandse huishoudens geen negatieve
rente gerekend wordt: dat is nog steeds het geval.9 In 2019 betrof de gemiddelde depositowaarde in Nederland € 40.800 en de mediaan lag
op een waarde van € 13.900.
In tabel 1 treft u de verdeling van spaargeld per vermogensgroep op basis van de meest
recente CBS-data.10 Zo geeft de eerste rij (percentiel 1) bijvoorbeeld voor de tien procent van de particuliere
huishoudens met het minste vermogen weer hoeveel bank- en spaartegoeden zij aanhouden,
hoeveel spaarders dit betreft en wat het totaalsaldo aan bank- en spaartegoeden is
in dat percentiel. Voor de eerste negen vermogensgroepen geldt dat zowel het gemiddelde
als de mediaan van het spaarsaldo ruim onder de saldogrens liggen vanaf waar banken
op dit moment negatieve rente doorberekenen. De verdeling in de tabel laat zien dat
aan veruit de meeste Nederlandse particuliere huishoudens op dit moment geen negatieve
rente gerekend wordt.
Tabel 1: Spaargeld per vermogensgroep (CBS: 2019)
Percentiel1
Aantal spaarders (x1000)
Totaalsaldo
(in € mld.)
Gemiddeld saldo
(in €)
Mediaan saldo
(in €)
1
740,2
6,2
8.400
2.400
2
661,7
1,4
2.100
500
3
781
2,4
3.100
2.100
4
779,2
8,8
11.200
10.000
5
777,7
16,5
21.200
21.600
6
778,3
21,7
27.900
18.600
7
779,3
26,8
34.300
23.300
8
780,5
34,8
44.600
33.000
9
781,3
55,0
70.400
53.700
10
781,6
138,3
177.000
102.100
X Noot
1
Bron: CBS (2019). Percentielen niet op basis van totale bank- en spaartegoeden, maar
op basis van totaal vermogen. Daardoor is het aantal spaarders per percentiel niet
gelijk.
DNB merkt in haar jaarverslag over 2020 op dat het bij een langdurig lage rente een
forse uitdaging is voor banken om de lagere rente-inkomsten te compenseren.11 Indien banken de vermindering in inkomsten niet doorberekenen via een negatieve rente,
zullen zij mogelijk op zoek gaan naar andere inkomstenbronnen. Naast rentetarieven
concurreren banken ook op andere factoren, waaronder de vaste kosten voor een bankrekening.
Een stijging van de vaste kosten van een bankrekening treft mogelijk alle spaarders,
terwijl bij de saldogrens van de huidige negatieve rente in ieder geval de meeste
spaarders worden ontzien.
Als Minister van Financiën ga ik – ook met oog op de mededinging – niet over de rentetarieven
van banken. Banken zelf gaan over hun prijsbeleid, waaronder hun rentetarieven. Wel
vind ik het, zoals ook genoemd in antwoord op vragen 2 en 4, van belang dat er voldoende
mogelijkheden dienen te blijven voor de gewone spaarder om te bankieren bij een bank
die geen negatieve rente rekent. Mijn beeld is dat dit op dit moment het geval is.
Vraag 6
Bent u alsnog bereid te onderzoeken of negatieve rentes tot een bepaald spaarsaldo
verboden kunnen worden?
Antwoord 6
Zoals genoemd heeft DNB eind 2019 op mijn verzoek onderzocht wat de gevolgen zouden
kunnen zijn van een wettelijk verbod op een negatieve rente vanaf een bepaald spaarsaldo.
Een wettelijk verbod kent volgens DNB overwegend nadelen en risico’s. Ten eerste beperkt
een verbod volgens DNB de economische prijsvorming en marktwerking. Banken moeten
zelf verantwoordelijk zijn voor de eventuele reputatiekosten en onzekere gedragseffecten
van hun handelen en de risicobeheersing daarvan. Ten tweede doorkruist een verbod
volgens DNB het monetair beleid, met nadelige gevolgen voor de Nederlandse economie.
Banken zullen minder geneigd zijn rentes op bedrijfsleningen en hypotheken te verlagen.
Ten derde kan een verbod de winstgevendheid van banken uithollen, wat volgens DNB
kan leiden tot financiëlestabiliteitsproblemen. Dat kan vervolgens weer leiden tot
minder vertrouwen in het financieel systeem. Tot slot wijst DNB erop dat een wettelijk
verbod op het rekenen van negatieve rente effecten kan hebben die nu niet zijn te
overzien.
Vraag 7
Wat betekent de lagere grens voor negatieve rentes voor (semi-)publieke instellingen
als scholen, ziekenhuizen en non-profit organisaties? Erkent u de negatieve gevolgen
en bent u bereid met banken in gesprek te gaan om deze te vermijden?
Antwoord 7
In antwoord op de schriftelijke vragen van het lid Nijboer van 5 februari 2021 ben
ik ingegaan op de effecten van lage rentes voor onderwijsinstellingen, zorginstellingen
en goededoelenorganisaties.12 Onderwijsinstellingen die publieke liquide middelen beheren, hebben zelf de keuze
tussen het aanhouden van publieke tegoeden bij het Ministerie van Financiën (middels
schatkistbankieren), of bij een commerciële bank. Bij het schatkistbankieren wordt
geen negatieve rente gerekend. Zorginstellingen kunnen te maken hebben met een negatieve
rente over een deel van hun tegoeden bij commerciële banken. Hetzelfde geldt ook voor
sommige goededoelenorganisaties, vermogende consumenten en bedrijven.
Ik realiseer me dat het rekenen van negatieve rente over banktegoeden een relatief
nieuwe en ongemakkelijke gewaarwording is. De verwachting is immers dat geld bij de
bank in de loop van de tijd in waarde groeit of in ieder geval gelijk blijft. Een
negatieve rente staat daarmee op gespannen voet. Op dit moment rekenen banken over
het algemeen aan een klein deel van hun klantbestand een (licht) negatieve rente.
Het lagerenteklimaat heeft tegelijkertijd ook positieve effecten. Zo hoeft er bijvoorbeeld
minder rente over nieuwe leningen betaald te worden.
Vanwege regels ten aanzien van de mededinging en het gegeven dat banken zelf gaan
over hun rentetarieven, ben ik terughoudend met het opzetten van gesprekken met banken
over hun prijsstelling.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.