Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Smeulders over schadelijke beleggingen van pensioenfondsen
Vragen van het lid Smeulders (GroenLinks) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Financiën over schadelijke beleggingen van pensioenfondsen. (ingezonden 1 maart 2021).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 27 mei
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2194.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Pensioenfondsen artsen beleggen in wapens, drank, casino’s
en cannabis»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u ook bekend met de resultaten van het donderdag op 25 februari 2021 gepubliceerde
onderzoek van de Eerlijke Pensioenwijzer naar de financiering van schendingen van
landrechten door pensioenfondsen?2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3 en 4
Wat is uw reactie op het feit dat nota bene de pensioenfondsen van artsen op grootschalige
wijze beleggen in drugs, alcohol en wapens? Deelt u de mening dat dit volstrekt onacceptabel
is?
Wat is uw reactie op het feit dat de tien grootste pensioenfondsen in Nederland (minimaal)
8,2 miljard euro beleggen in 46 bedrijven die betrokken zijn bij ernstige schendingen
van landrechten? Deelt u de mening dat dit ontluisterende resultaten zijn?
Antwoord 3 en 4
Pensioenfondsen bepalen zelf waarin zij beleggen, daar gaat het kabinet niet over.
In het beleggingsbeleid houdt het pensioenfonds rekening met de voorkeuren van de
deelnemers. Voor de manieren waarop pensioenfondsen dit doen, verwijs ik naar mijn
antwoord op vraag 6.
Het kabinet vindt het belangrijk dat het beleggingsbeleid van pensioenfondsen verantwoord
is en vindt daarbij de fondsen aan zijn zijde. Daarom heeft het kabinet samen met
pensioenfondsen, vakbonden en maatschappelijke organisaties het Internationaal Maatschappelijk
Verantwoord Beleggen (IMVB)-convenant gesloten. Het IMVB-convenant richt zich op de
inbedding van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen)
en United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) in het beleid van pensioenfondsen en implementatie in de uitvoering. Binnen
dit convenant prioriteert een pensioenfonds duurzaamheidsthema’s op basis van risico-inschatting,
gepaste zorgvuldigheid (due diligence) en deelnemersraadpleging. Inmiddels hebben meer dan 80 pensioenfondsen het convenant
medeondertekend.
Vraag 5
Wat is volgens u de relatie tussen de zeer gebrekkige naleving van het Internationaal
Verantwoord Maatschappeijk Beleggen (IMVB-) Convenant Pensioenfondsen, waarover ik
recentelijk Kamervragen heb gesteld, en de in voorgaande vragen aan de orde gestelde
problematische casussen?
Antwoord 5
In de beantwoording van de eerder gestelde Kamervragen (Kamerstuk 2083, 22 maart jl.)
over het eerste monitoringsrapport van het IMVB-convenant Pensioenfondsen is toegelicht
waarom de voortgang van de pensioenfondsen in het eerste jaar van het convenant achterblijft
bij de doelstellingen.
Veel pensioenfondsen beleggen wereldwijd en zijn met hun beleggingsportefeuille aan
verschillende duurzaamheidsrisico’s blootgesteld. Volgens de OESO-richtlijnen moeten
ondernemingen de meest urgente risico’s prioriteren en deze mitigeren of voorkomen.
Of de eerdergenoemde thema’s worden geselecteerd als meest prioritair is een afweging
dat elk pensioenfonds afzonderlijk maakt met inachtneming van ernst en waarschijnlijkheid
in lijn met de OESO-richtlijnen en van deelnemersvoorkeuren. De afspraken in het convenant
zien op de implementatie van de zes stappen voor gepaste zorgvuldigheid. De pensioenfondsen
kunnen daarmee binnen de hiervoor gestelde termijnen in het convenant hun duurzaamheidsrisico’s
beter gaan beheersen.
Vraag 6
Op welke manier geven pensioenfondsen invulling aan de uit de Pensioenwet voortvloeiende
verplichting dat het geld in lijn met de wens van deelnemers belegd moet worden? Vindt
u dat bovenstaande casussen laten zien dat deze wettelijke verplichting niet voldoende
nageleefd wordt? Zo nee, hoe kan het anders zijn dat artsen zelf zeer negatief reageren
op de schadelijke investeringen die hun pensioenfondsen doen?
Antwoord 6
Het pensioenfondsbestuur gaat over de uitvoering van de pensioenregeling, inclusief
het beleggingsbeleid. Bij een paritair bestuursmodel worden vertegenwoordigers van
sociale partners, dus zowel werkgevers- als werknemerszijde, en pensioengerechtigden
door de betreffende organisaties voorgedragen en benoemd in het bestuur. Daarnaast
worden werkgevers benoemd in het verantwoordingsorgaan, en worden de vertegenwoordigers
van de werknemers en de gepensioneerden in dit orgaan verkozen. Via deze vertegenwoordiging
worden de belangen van werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden behartigd en
hun opvattingen meegewogen binnen de eigenstandige integrale bestuurstaak van het
fonds, om tot een zo goed mogelijk pensioenresultaat voor huidige en toekomstige gepensioneerden
te komen. Verder is het verantwoordingsorgaan bevoegd om een oordeel te geven over
het handelen van het bestuur, over het gevoerde beleggingsbeleid en de bestuurskeuzes
voor de toekomst. Dit oordeel wordt opgenomen in het bestuursverslag.
Verder blijkt uit navraag bij de Pensioenfederatie, dat in zijn algemeenheid pensioenfondsen
in toenemende mate de deelnemers actief betrekken bij de vormgeving van het beleggingsbeleid.
Dit doen zij onder meer door het uitzetten van enquêtes of het inschakelen van onderzoeksbureaus
en universiteiten.
Vraag 7
Vindt u dat de bovengenoemde casussen laten zien dat de verplichtingen uit IORP II
en de Pensioenwet, die pensioenfondsen voorschrijven dat zij rekening moeten houden
met de langetermijneffecten van beleggingsbeslissingen op Environmental, Social en
Governance (ESG-)factoren, dit moeten integreren in hun risicomanagement (beiden IORP
II) en hierover moeten rapporteren in hun jaarverslag (Pensioenwet) en communicatie
met deelnemers (IORP II), onvoldoende nageleefd worden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom
niet? Bent u bereid hier met de toezichthouder over in gesprek te gaan? Zo ja, waarom?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen, waarin de richtlijn IORP II
is geïmplementeerd, verplicht pensioenfondsen expliciet in het kader van een beheerste
bedrijfsvoering en in de eigenrisicobeoordeling dat zij de risico’s beheersen die
zich voordoen op terrein van milieu, klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen
(ESG).
De vraag in hoeverre een pensioenfonds eventuele negatieve impact van het beleggingsbeleid
op ESG-factoren of duurzaamheidsfactoren meeweegt, is bij uitstek een onderwerp dat
zich leent voor het overleg van het fondsbestuur met de fondsorganen, om op dit gebied
de doelstellingen en beleidsuitgangspunten vast te stellen. Pensioenuitvoerders moeten
volgens de Verordening betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de
financiële dienstensector vermelden in hun jaarverslag op welke wijze zij in het beleggingsbeleid
rekening houden met ESG-factoren. Als pensioenuitvoerders negatieve duurzaamheidsimpact
meewegen, moeten zij in de verklaring op de website daarover verantwoording afleggen
in de voorgeschreven terminologie. Dit zal een wezenlijke impact hebben op de rapportageplicht
van pensioenuitvoerders. Op deze manier worden overwegingen rond duurzaamheid transparanter
en beter vergelijkbaar voor deelnemers.
Het staat pensioenuitvoerders vrij om op hun website te vermelden dat zij geen rekening
houden met negatieve duurzaamheidsimpact bij het doen van beleggingen (hierna: de
negatieve verklaring). In dat geval behoeft het fonds geen inhoudelijke verantwoording
af te leggen over haar due diligence beleid. Echter, de pensioenuitvoerder zal dan
(wel) de negatieve verklaring op de website moeten voorzien van een motivering (comply-or-explain). Hierop is één uitzondering, namelijk: pensioenuitvoerders met 500 of meer werknemers,
mogen niet kiezen voor een negatieve verklaring.
Beslissingen om te beleggen in investeringen moeten passen binnen de beleidsuitgangspunten
en doelstellingen van het fonds. Dit geldt voor alle investeringen dus ook als die
nadelige effecten zouden kunnen hebben op ESG-factoren. Daarover moet worden gerapporteerd
in het bestuursverslag en moeten eventuele risico’s die daaruit voortvloeien worden
beheerst. Het pensioenfonds is daarvoor als eerste zelf verantwoordelijk. De vraag
of pensioenfondsen de Pensioenwet onvoldoende naleven kan op basis van de informatie
uit de genoemde casussen niet zomaar beantwoord worden.
Vraag 8
Vindt u dat bovengenoemde casussen aanleiding bieden om de vereisten ten aanzien van
het integreren van ESG-factoren in het beleggingsbeleid en de verslaggeving hierover
aan te scherpen, zowel in Europees verband als in Nederland (Pensioenwet)? Zo ja,
waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Het afgelopen jaar liep er in Europees verband een herziening van de Non-Financial Reporting Directive (NFRD). Deze eist van bepaalde bedrijven en instellingen dat zij rapporteren over
niet-financiële informatie, zoals arbeid, mensenrechten, milieu en corruptie. Het
kabinet heeft deelgenomen aan de publieke consultatie en onder andere aangegeven dat
due diligence in lijn met de OESO-richtlijnen vereist zou moeten worden.3 Op 21 april jl. heeft de Europese Commissie het voorstel voor herziening gepresenteerd.4 Met dit voorstel zou de reikwijdte van de richtlijn (het aantal bedrijven en instellingen
dat eraan moet voldoen) behoorlijk worden uitgebreid en worden er meer eisen gesteld
over bekendmaking van de impact van het bedrijf op mens en milieu. In de pensioensector
zullen mogelijk pensioenuitvoeringsorganisaties (PUO’s) onder de richtlijn vallen.
Of dit ook voor de pensioenfondsen geldt, is op dit moment nog niet bekend.
Verder heeft het kabinet op 16 oktober 2020 de nieuwe IMVO-beleidsnota (Kamerstuk
26 485, nr. 337) gedeeld met de Tweede Kamer. In de nota geeft het kabinet aan in te zetten op een
brede gepaste zorgvuldigheidsverplichting naast vrijwillige maar zeer zeker niet vrijblijvende
instrumenten, zoals de huidige convenanten en toekomstige sectorale samenwerking.
Het kabinet heeft daarbij een sterke voorkeur voor een Europese brede due diligence verplichting uit oogpunt van een gelijk speelveld en een grotere effectiviteit van
beleid. Het kabinet zal daarom maximaal inzetten op het beïnvloeden van de ontwikkelingen
in Europa om een Europese brede due diligence verplichting te realiseren.
Vraag 9
Bent u bereid om volledige transparantie te vereisen van de grootste tien Nederlandse
pensioenfondsen over de maatregelen die zij genomen hebben om het financieren van
landroof tegen te gaan en de concrete effecten die dit tussen nu en eind 2021 gehad
heeft? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven die internationaal ondernemen
dat ze de OESO-richtlijnen en de UNGP’s naleven. Dit houdt in dat zij de vereiste,
gepaste zorgvuldigheid (due diligence) toepassen. Een belangrijk onderdeel van gepaste zorgvuldigheid is het transparant
rapporteren over de genomen beslissingen en de opvolging en voorkoming van misstanden
in de waardeketen. Daarom zijn er ook expliciet afspraken opgenomen over rapportage
en transparantie in hoofdstuk 6 van het pensioenconvenant en hebben pensioenfondsen
zich gecommitteerd om te rapporteren over het beleid en de uitvoering van prioritaire
thema’s. Het is aan de pensioenfondsen zelf wanneer zij dit doen en in welke vorm.
Dit neemt niet weg dat ik hen oproep om zo transparant mogelijk te zijn en gebruik
te maken van de aangeboden kennis en ontwikkelde producten binnen het pensioen- en
verzekeringsconvenant, zoals het webinar over landrechten en het instrumentarium5.
Vraag 10
Bent u bereid pensioenfondsen publiekelijk op te roepen zo spoedig mogelijk te stoppen
met het financieren van activiteiten, waarbij sprake is van landroof, drugs, alcohol,
tabak en wapens? Welke verdere stappen gaat u zetten om te waarborgen dat pensioenfondsen
zich aan de OESO-richtlijnen gaan houden? Bent u bereid pensioenfondsen aan te zetten
om zich bij de Nederlandse LANDdialoog aan te sluiten? Op welke manier gaat u zich
hier hard voor maken?
Antwoord 10
Graag verwijs ik hiervoor ook naar de beantwoording van vraag 9, waarin ik aangeef
dat het kabinet van pensioenfondsen die internationaal opereren verwacht dat zij de
OESO-richtlijnen en de UNGP’s naleven. Dit betekent dat zij voor hun financieringskeuzes
risico’s op misstanden voor mens en milieu in kaart brengen, hun invloed aanwenden
om deze risico’s te voorkomen, te verminderen en/of aan te pakken, de aanpak hiervan
monitoren en hier verantwoording over afleggen. Hoe individuele pensioenfondsen invulling
geven aan de naleving van deze internationale richtlijnen en in welke bedrijven zij
wel of niet investeren is de verantwoordelijkheid en keuze van de individuele pensioenfondsen.
Dit geldt ook voor de beslissing om engagement te voeren met een bedrijf of juist
over te gaan tot uitsluiting.
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 8 heeft het kabinet een nieuwe IMVO-nota
opgesteld. Hierin wordt ingezet op een mix van verplichtende en vrijwillige maatregelen
om de implementatie van gepaste zorgvuldigheid door bedrijven beter te waarborgen.
In het IMVB-convenant Pensioenfondsen zijn verschillende afspraken opgenomen over
de naleving van de OESO-richtlijnen. De aan het convenant gecommitteerde pensioenfondsen
moeten onder meer inzichtelijk maken hoe hun ESG-beleid wordt meegenomen bij beleggingsbeslissingen
en dienen te rapporteren over de resultaten van het ESG-beleid. Om de richtlijnen
hier nog beter in te borgen, zullen er dit jaar aanvullende webinars worden georganiseerd
over de OESO-richtlijnen, waaronder over de verschillende stappen van gepaste zorgvuldigheid.
Ook is er 22 april jl. een webinar georganiseerd over landrechten. In dit verband
is de multi-stakeholder LANDdialoog6 onder de aandacht van pensioenfondsen gebracht.
Vraag 11
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden en binnen drie weken retour sturen?
Antwoord 11
Vraag 3 en 4 zijn tezamen beantwoord. Gezien het verkiezingsreces en nadere informatie-inwinning
was het niet mogelijk de beantwoording binnen drie weken retour te zenden aan uw Kamer.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.