Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Hammelburg over de miljoenenboete voor ABN AMRO en de wijze waarop deze is vastgesteld
Vragen van het lid Hammelburg (D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de miljoenenboete voor ABN AMRO en de wijze waarop deze is vastgesteld (ingezonden 22 april 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 26 mei 2021).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2691.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Boete ABN Amro is onvoldoende transparant»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat het deel van de transactie ter ontneming van wederrechtelijk verkregen
voordeel bij de schikking met de ING-bank 100 miljoen euro was en bij de schikking
met ABN AMRO 180 miljoen euro was, en dat de lengte van de periode waarin de tekortkomingen
zijn geconstateerd bij beide banken gelijk is?
Antwoord 2
De bedragen die in de vraag worden genoemd zijn correct en de lengte van de periode
waarin de tekortkomingen zijn geconstateerd bij beide banken is gelijk. Dit is ook
als zodanig vermeld in de persberichten die het Openbaar Ministerie publiceerde naar
aanleiding van de hoge transacties.2,
3
Vraag 3
Kan uit dit verschil in hoogte van het bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen
voordeel tussen de ING-bank en ABN AMRO worden opgemaakt dat het voordeel bij ABN
AMRO groter was, en dat de structurele overtreding van de Wet ter voorkoming van witwassen
en financiering van terrorisme (Wwft) derhalve ook groter was? Zo nee, kunt u dan
toelichten hoe dit verschil wel geïnterpreteerd dient te worden? Zo ja, kunt u nader
toelichten waarom de hoogte van de geldboete bij de ING-bank zoveel hoger was?
Antwoord 3
Nee, het OM heeft mij laten weten dat genoemde banken verschillend zijn in omvang
en qua organisatie. Volgens het OM laat de berekening van de in de onderzochte periode
door ABN AMRO bespaarde personeelskosten (het wederrechtelijk verkregen voordeel)
zien wat er specifiek bij deze bank nodig was geweest om aan de Nederlandse Wwft-verplichtingen
te voldoen. Daarnaast speelt voor het OM een rol dat de activiteiten van ABN AMRO
voor 80% in Nederland plaatsvinden. Bij ING was dat 33%. Mede daardoor is het berekende
wederrechtelijk verkregen voordeel bij ABN AMRO substantieel hoger dan bij ING.
Vraag 4
Kunt u toelichten wat wordt bedoeld door de Toetsingscommissie Hoge Transacties wanneer
zij zeggen dat het bedrag «aanvaardbaar» is?4
Antwoord 4
De toetsingscommissie adviseert het College van procureurs-generaal of in een strafzaak
gelet op alle omstandigheden van het geval sprake is van een passende afdoening waartoe
het OM in redelijkheid kan besluiten.5 Het oordeel dat een voorgenomen ontnemingsbedrag aanvaardbaar is moet worden gezien
als een onderdeel van een dergelijke toetsing.
Vraag 5
Deelt u de mening dat het door het gebrek aan uniforme richtlijnen voor het vaststellen
van schikkingsbedragen onduidelijk is of diegene die de transactie betaalt er relatief
goed vanaf komt of juist relatief hard wordt bestraft? Zo nee, waarom niet? Zo ja,
op welke wijze gaat u zorgen voor meer transparantie aangaande de bepaling van dergelijke
transacties?
Antwoord 5
Het klopt dat er geen uniforme richtlijnen bestaan voor het vaststellen van transactiebedragen
bij hoge transacties, er is derhalve sprake van maatwerk. Dit wil niet zeggen dat
ik de mening deel dat daardoor onduidelijkheid bestaat over de vaststelling van de
hoogte van het transactiebedrag. Hierbij benadruk ik dat de afgelopen jaren door het
OM reeds een beweging in gang is gezet om meer transparantie te betrachten met betrekking
tot hoge transacties en de transactiebedragen. Dat is ook tot uitdrukking gebracht
in de herziene OM-Aanwijzing voor hoge transacties van 4 september 2020. Zo wordt
naast een uitgebreid persbericht, feitenrelaas en de transactieovereenkomst nu ook
het advies van de toetsingscommissie, het advies van de hoofd advocaat-generaal van
het OM en de beslissing van het College van procureurs-generaal openbaar gemaakt.
Voorts is in het persbericht en het feitenrelaas toegelicht welke factoren zijn meegewogen
bij het bepalen van transactiebedragen, in dit geval de geldboete van 300 miljoen
euro en de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel ter hoogte van 180
miljoen euro. Zie hiervoor ook het antwoord op vragen 4 en 6. Daarnaast merk ik op
dat de antwoorden op Kamervragen van het Lid Van Nispen (SP) van 29 april jl. die
tegelijkertijd met deze brief naar uw Kamer zijn gezonden wordt gewezen op het WODC-onderzoek
waarin onder andere wordt onderzocht hoe in een aantal andere landen wordt omgegaan met zelfmeldingen door bedrijven
op het terrein van financieel-economische criminaliteit6. Op deze wijze wordt gezorgd voor nog meer transparantie aangaande de bepaling van
dergelijke transacties.
Vraag 6
Kunt u nader toelichten op welke wijze het boetebedrag van 300 miljoen euro tot stand
is gekomen en hoe hierbij de diverse factoren, zoals draagkracht, hoeveelheid klanten
en de herhaaldelijke interne en externe waarschuwingen zijn gewogen?
Antwoord 6
Het OM heeft in het in antwoord 2 aangehaalde persbericht aangegeven de geldboete
van 300 miljoen euro als passend te zien, gelet op de ernst, omvang en duur van de
feiten, de meewerkende houding en het door ABN AMRO getoonde inzicht alsmede haar
draagkracht. Tevens geeft het OM aan dat in de hoogte van de boete tot uitdrukking
is gebracht dat de ernstige tekortkomingen tot gevolg hebben gehad dat sommige klanten
die criminele activiteiten ontplooiden langdurig misbruik hebben kunnen maken van
bankrekeningen en andere diensten van ABN AMRO. Ook is rekening gehouden met de herhaaldelijk
afgegeven waarschuwingen en signalen door DNB, Compliance, Audit en de Raad van Commissarissen.
Het OM heeft in deze zaak gebruik gemaakt van de mogelijkheid die de wet biedt om
een omzet-gerelateerde boete op te leggen. In art. 23 lid 7 Sr wordt deze mogelijkheid
geboden om zo, rekening houdend met de draagkracht van een rechtspersoon, een geldboete
met voldoende afschrikwekkende werking te kunnen opleggen. De boete is berekend op
basis van het «operating income» van ABN AMRO over het jaar 2020. Het OM heeft bepaald
dat een percentage van 5% de ernst, aard en omvang van de strafbare feiten voldoende
tot uitdrukking brengt. Hierbij is rekening gehouden met de hierboven geschetste elementen.
Daarnaast is meegewogen dat ABN AMRO heeft meegewerkt aan het strafrechtelijk onderzoek.
Ten slotte is meegewogen dat ABN AMRO, onder strikt toezicht van DNB, een herstelplan
heeft ontwikkeld en implementeert ten aanzien van onder meer het herstel van bestaande
klantendossiers en verbetering van haar klant- en transactiemonitoringsprocessen,
het verbeteren van haar compliance en het veranderen van de interne governance en
cultuur ter voorkoming van verdere overtredingen van de Wwft. Daarmee moet ABN AMRO
structureel waarborgen dat sprake is van een effectieve uitoefening van haar rol van
poortwachter. ABN AMRO heeft gedurende het strafrechtelijk onderzoek aan het OM steeds
inzicht geboden in de voortgang van dit herstelplan. Verder geeft het OM aan dat dit
geldbedrag impact heeft op de verdachte en recht doet aan de structurele wetsovertredingen.
Vraag 7
Kunt u bevestigen dat de Toetsingscommissie Hoge Transacties slechts een tijdelijke
constructie is?
Antwoord 7
Vooruitlopend op een wettelijke regeling van rechterlijke toetsing van hoge transacties
is in afstemming met mij door het College van procureurs-generaal besloten om in de
OM-Aanwijzing voor hoge transacties een tijdelijke regeling op te nemen, waarin voorgenomen
hoge transacties door een onafhankelijke commissie worden getoetst en niet langer
aan de Minister van Justitie en Veiligheid worden voorgelegd.7 Zodra de wettelijke regeling in werking treedt dient de rechter verlof te verlenen
voor het aangaan van een hoge transactie.
Vraag 8
Kunt u bevestigen dat de motie van de leden Van Nispen en Groothuizen over een rol
voor de rechter bij hoge en bijzondere transacties (Kamerstuk 35 000 VI, nr. 51) momenteel wordt uitgewerkt in een wettelijke regeling die voorziet in een open rechterlijke
toetsing van hoge en bijzondere transacties? Zo ja, op welke termijn mag deze regeling
worden verwacht?8
Antwoord 8
Ja, een conceptwetsvoorstel (zie ook het antwoord op vraag 7) waarin onder andere
rechterlijke toetsing van hoge transacties wordt geregeld is in maart van dit jaar
in consultatie gebracht (Conceptwetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering
en enkele andere wetten naar aanleiding van de evaluatie van de Wet OM-afdoening).
De ontvangen consultatieadviezen worden momenteel in het wetsvoorstel verwerkt. Daarna
zal het wetgevingstraject worden vervolgd.
Vraag 9
Kunt u deze vragen apart beantwoorden?
Antwoord 9
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.