Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Ziengs en Lodders over de antwoorden op de vragen naar aanleiding van bericht 'Schonere diesel tanken kan sinds kort ook in Roden'
Vragen van de leden Ziengs en Lodders (beiden VVD) aan de Staatssecretarissen van Infrastructuur en Waterstaat en van Financiën over de antwoorden op de vragen over het bericht «Schonere diesel tanken kan sinds kort ook in Roden» (ingezonden 3 februari 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer (Infrastructuur en Waterstaat)
(ontvangen 26 maart 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met de antwoorden op de Kamervragen over het bericht «Schonere diesel
tanken kan sinds kort ook in Roden1?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u zich voorstellen dat de vragenstellers teleurgesteld zijn in de antwoorden
die louter een feitelijke weergave zijn en geen antwoord geven op de vragen over alternatieve
duurzame brandstoffen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ik vind het vervelend om te horen dat de vraagstellers teleurgesteld zijn. De antwoorden
waaraan u refereert schetsen de werking waarmee Nederland alle hernieuwbare energie,
dus ook alternatieve hernieuwbare brandstoffen zoals HVO, op dit moment ondersteunt.
Vraag 3
Zou u vanwege de constatering die deze leden uit de antwoorden maken, dat u geen voorbeelden
kent van bedrijven die omgeschakeld zijn op HVO100, kunnen verklaren waarom u daar
niet van op de hoogte bent?
Antwoord 3
HVO100 is recent op bredere schaal in de markt geïntroduceerd. Ik ben op de hoogte
van de ontwikkelingen rond en de inzet van HVO in wegtransport maar niet bekend met
individuele bedrijven die zijn omgeschakeld naar HVO100. Ik ondersteun de transitie
naar verdere CO2 reductie binnen de inzet van hernieuwbare brandstoffen samen met de sector. Met de
implementatie van de Richtlijn hernieuwbare energie (RED II) is mijn ministerie met
de markt voor hernieuwbare energie in gesprek, van aanbieders van HVO(100), ethanol
tot hernieuwbare waterstof.
Vraag 4
Wanneer gaat u kennisnemen van deze voorbeelden en in gesprek met deze ondernemers
die door het huidige beleid en de fiscale behandeling onnodige hoge kosten moeten
maken om te verduurzamen, zeker in een tijd waarin bijvoorbeeld ondernemers het in
de recreatiesector toch al zwaar hebben door corona? Wanneer wordt de kamer geïnformeerd
over de uitkomsten van deze gesprekken?
Antwoord 4
Ik spreek regelmatig partijen uit de markt en sta altijd open om het gesprek aan te
gaan met partijen die overstappen op hernieuwbare brandstoffen. Vanuit I&W is de Brandstoffentafel
opgericht om de ontwikkeling van duurzame brandstoffen te bevorderen, en aan te sluiten
bij ontwikkelingen in het buitenland en de kansen op groene groei te pakken. De tafel
is een publiek-privaat initiatief met deelname van bedrijven, kennisinstellingen,
NGOs en de overheid. Daarnaast organiseren mijn ministerie en de NEa verschillende
sessies voor de sector in het kader van de RED II implementatie; door deze implementatie
worden de door de VVD-fractie genoemde brandstoffen gestimuleerd. Ook via de nieuwsbrief
van de NEa wordt de markt regelmatig op de hoogte gehouden.
De Nederlandse systematiek om de RED II te realiseren, de jaarverplichting, stuurt
binnen de beleidskaders op een kostenefficiënte invulling van de verplichting tot
een toenemend aandeel hernieuwbare energie in vervoer. Dit mechanisme borgt dat ondernemers
niet voor onnodig hoge kosten komen te staan. De mate waarin dit beleid stimulerend
gaat werken voor HVO100 en bioLNG is met name afhankelijk van de nadere invulling
in het Besluit energie vervoer voor de kalenderjaren 2022 tot en met 2030. Het Besluit
zal ik nog voor
de zomer aan de Kamer sturen.
Vraag 5
Zou u kunnen uitleggen waarom u alleen vasthoudt aan stimulering van nul emissie auto’s
en het gebruik van brandstoffen met een forse emissiereductie, zoals HVO100 en bioLNG,
financieel zeer onaantrekkelijk maakt voor ondernemers die geen financiële ruimte
hebben om over te gaan tot elektrische auto’s maar wel een bijdrage wil leveren aan
verduurzaming? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Zoals aangegeven in de antwoorden op de Kamervragen over het bericht «Schonere diesel
tanken kan sinds kort ook in Roden2, zet ik met de implementatie van de RED II, conform het Klimaatakkoord, in op een
toenemend aandeel hernieuwbare energie. Afgezien van een aantal begrenzingen op bepaalde
grondstoffen zijn de brandstofleveranciers vrij in de keuze met welke energievorm
zij aan deze verplichting voldoen, mits deze aan de duurzaamheidseisen uit de richtlijn
voldoen.
Ik zet voor personenvervoer in op zero emissie. Voor zwaar wegtransport zet ik voor
de transitieperiode in op een toename van het aandeel hernieuwbare brandstoffen via
de RED II implementatie. Ook voor zwaar wegtransport is het uiteindelijke doel zero
emissie maar in de transitiefase zullen juist brandstoffen als HVO en bioLNG onder
deze verplichting opgeschaald en ingezet worden. HVO en bioLNG worden namelijk als
dieselvervangers ingezet voor zware vervoerssectoren waar nog geen alternatieven voorhanden
zijn. Deze brandstoffen concurreren daarom momenteel niet met de inzet op elektrische
auto’s. De brandstoffen passen in het brede plaatje om vervoer te verduurzamen. Ondernemers
die omschakelen naar hernieuwbare brandstoffen dragen hierdoor bij aan onze doestelling.
Vraag 6
Kunt u bevestigen dat het doel van uw beleid is om de automobilist te dwingen om zo
snel mogelijk over te stappen op zero-emissie auto’s, die op korte termijn voor veel
sectoren niet toepasbaar zijn of onevenredige kosten met zich meebrengen, terwijl
de transitie naar HVO100 en bioLNG juist via deze sectoren voor snellere verduurzaming
zorgt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De Visie Duurzame Energiedragers in mobiliteit en het Duurzaamheidskader hebben sectoren
geïdentificeerd met langere transitiepaden naar zero emissie zoals zwaar wegtransport,
luchtvaart en zeevaart waarbij transitiebrandstoffen zoals HVO(100) en bioLNG moeten
bijdragen. Voor personenvervoer zijn momenteel al alternatieven in de markt en zet
ik in op zero emissie. De inzet op zero emissie voor personenvervoer geeft meer ruimte
voor de toepassing van HVO en bioLNG in de zwaar wegtransport, luchtvaart en zeevaart.
Vraag 7
Deelt u de mening dat u met uw huidige beleid kansen laat liggen en daarmee de verduurzaming
op achterstand zet? Kunt u een uitgebreide reflectie geven waarom u niet overgaat
tot het stimuleren van alternatieven die naast de zero-emissieauto’s een stevige bijdrage
kunnen leveren aan de reductiedalingen?
Antwoord 7
Voor het personenvervoer zijn er al alternatieven op de markt. Voor de sectoren waar
nog geen alternatieven beschikbaar zijn, zoals zwaar wegtransport zet ik in op een
toenemend aandeel hernieuwbare brandstoffen. Door de ophoging van de jaarverplichting
moeten brandstofleveranciers meer hernieuwbare brandstoffen gaan inzetten in vervoer.
Ik reken daarbij op de inzet van transitiebrandstoffen zoals HVO(100) en bioLNG. Doordat
het personenvervoer elektrificeert zullen de hernieuwbare brandstoffen met name in
zwaar wegtransport ingezet moeten worden richting 2030. De kaders voor deze hernieuwbare
brandstoffen zijn uiteengezet in het Klimaatakkoord.
HVO100 en bioLNG zijn brandstoffen die nog in ontwikkeling zijn. De productiecapaciteit
moet nog opgeschaald worden. De verwachting is dat de verdere opschaling zich de komende
jaren zal voltrekken door de verhoogde nationale jaarverplichting, gebaseerd op de
toenemende Europese inzet vanuit de Richtlijn hernieuwbare energie. Ook stimuleer
ik met 200 mln euro de inzet van onder meer bioLNG met de openstelling van de SDE++
voor geavanceerde hernieuwbare brandstoffen.
Zo meldde de gemeente Harlingen onlangs dat er in de haven een bioLNG installatie
komt, waarbij rederij Doeksen heeft aangegeven bioLNG in de toekomst te willen inzetten
in hun nieuwste passagiersschepen. HVO is ook inzetbaar in de scheepvaart en de conversietechnologie
is vergelijkbaar met hetgeen benodigd is voor de inzet van biokerosine in de luchtvaart;
dit is in lijn met de voorwaarden uit het duurzaamheidskader. Ik ben me er dus zeer
van bewust dat deze brandstoffen een stevige bijdrage leveren aan de reductiedoelstellingen.
Vraag 8
Wat gaat u doen om de vraag naar HVO100 en bioLNG te vergroten nu u op de hoogte bent
van de voordelen van deze brandstoffen voor de verduurzaming? Welke mogelijkheden
ziet u om de stijgende vraag te versnellen?
Antwoord 8
Zoals is aangegeven in het antwoord op vraag 7 zal de vraag naar deze brandstoffen
stijgen met de ophoging van de jaarverplichting. De RED II implementatie is een belangrijke
stap, maar in verschillende trajecten kijk ik waar ik binnen de kaders van het Klimaatakkoord
en de RED II implementatie het proces kan versnellen. Hiervoor zullen gesprekken met
de ondernemers en de verschillende platforms en brancheorganisaties gevoerd gaan worden.
Momenteel worden er op een aantal vlakken gekeken hoe bepaalde hernieuwbare brandstoffen
verder ondersteund kunnen worden. Ten eerste is bioLNG opgenomen als route in de SDE++
voor geavanceerde hernieuwbare brandstoffen. Naast de jaarverplichting zal er dus
extra stimulans komen vanuit de SDE++ om bioLNG te ontwikkelen. Ten tweede wordt er
ook in het traject vrachtwagenheffing gekeken hoe brandstoffen zoals HVO100 en LNG
binnen de jaarverplichting versneld gestimuleerd kunnen worden voor zwaar wegvervoer.
Voor de voortgang verwijs ik naar de laatste kamerbrief van de vrachtwagenheffing3.
Vraag 9
Ziet u naast de stijgende vraag nog andere mogelijkheden om de prijs van HVO100 aantrekkelijker
te maken? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Zie het antwoord op vraag 8.
Vraag 10
In welke mate zal voor HVO100 een verzoek om teruggaaf van accijns slagen? Hoe vaak
is een dergelijk verzoek voor HVO100 gehonoreerd in de afgelopen jaren? Hoe gaat u
de mogelijkheid van teruggaaf van accijns effectief communiceren naar relevante partijen?
Hoe zit dit voor bioLNG?
Antwoord 10
De slagingskans is afhankelijk van het feit of voldaan is aan de voorwaarden.
De teruggaafregeling beoogt compensatie te bieden voor de lagere energie-inhoud van
biobrandstoffen en hernieuwbare brandstoffen in vergelijking met de traditionele fossiele
brandstoffen. Voor biobrandstoffen of hernieuwbare brandstoffen geldt dat op verzoek
een teruggaaf kan worden verleend, mits aan de voorwaarden in de Wet op de accijns
is voldaan. Enkele van die voorwaarden zijn dat teruggaaf slechts wordt verleend indien
de biobrandstof of hernieuwbare brandstof een lagere energie-inhoud heeft dan de gelijkwaardige
fossiele brandstof en indien 10 procent of meer van de in de motorbrandstof aanwezige
energie afkomstig is van de biobrandstof of hernieuwbare brandstof.
De teruggaaf van accijns bedraagt een percentage van het accijnstarief van de gelijkwaardige
motorbrandstof. Dit percentage is gelijk aan het verschil in energie-inhoud van de
biobrandstof of hernieuwbare brandstof en die van de gelijkwaardige motorbrandstof,
uitgedrukt als percentage van de energie-inhoud van de gelijkwaardige motorbrandstof.
Voor de vaststelling van de energie-inhoud per volume van de biobrandstof of hernieuwbare
brandstof en die van de gelijkwaardige motorbrandstof wordt voor zover mogelijk uitgegaan
van hetgeen hiertoe is opgenomen in bijlage III van de Richtlijn hernieuwbare energie.
In die bijlage is de energie-inhoud van de meeste op dit moment bekende biobrandstoffen
opgenomen alsmede die van benzine en diesel.
Of HVO100 of bioLNG voldoen aan de voorwaarden, dient uit een eventuele teruggaafaanvraag
te blijken. Indien de energie-inhoud vergelijkbaar is met de fossiele variant, komen
zij niet in aanmerking voor een teruggaaf van accijns. Indien de energie-inhoud lager
is dan die van de fossiele variant en aan de andere voorwaarden is voldaan, kan mogelijk
sprake zijn van een gedeeltelijke teruggaaf van accijns.
Sinds de invoering van deze teruggaafregeling wordt op de website van de rijksoverheid
en van de Douane reeds aangegeven dat, onder voorwaarden, een teruggaaf van accijns
mogelijk is voor biobrandstoffen en hernieuwbare brandstoffen.
Vraag 11
Welke mogelijkheden ziet u naast de stijgende jaarverplichting om het gebruik van
HVO100 en bioLNG aantrekkelijk te maken?
Antwoord 11
Zie het antwoord op vraag 8.
Vraag 12
Kunt u een overzicht geven van mogelijke maatregelen die het gebruik van HVO100 en
bioLNG kunnen stimuleren, zoals bepaalde vormen van subsidie en/of fiscale prikkels
(graag inclusief financiële consequenties)?
Antwoord 12
Zie het antwoord op vraag 8.
Vraag 13
Zijn er naast de afspraak uit het Klimaatakkoord om bij de stijgende verplichting
niet meer voedsel- en voedergewassen (zoals plantaardige oliën) in te zetten dan het
niveau van 2020, nog andere belemmeringen voor de omzetting van de in oorsprong restproducten
zoals plantaardige oliën en restafval? Zo ja, welke?
Antwoord 13
De RED II introduceert een limiet op Annex IXb-grondstoffen (zoals gebruikt frituurvet).
Deze limiet stelt vast dat deze grondstoffen maximaal op 1,7% (3,4% inclusief dubbeltelling)
mogen bijdragen aan de transportverplichting uit de Richtlijn. In het Besluit energie
vervoer wordt deze limiet bezien voor de Nederlandse context.
Vraag 14
Hoe gaat u mogelijke logistieke problemen bij de grootschalige distributie van HVO100
en bioLNG voorkomen? In welke mate voert u gesprekken met de relevante producenten
en pomphouders? Zijn er belemmeringen om grootschalige productie en distributie van
HVO100 en bioLNG te versnellen? Zo ja, welke?
Antwoord 14
De huidige HVO-productie is nog in de opschalingsfase. Een aantal producenten heeft
aangegeven HVO productie te willen initiëren binnen Nederland. Uiteraard stimuleren
we deze ontwikkelingen om de verdere opschaling van HVO te versnellen. HVO kan ingezet
worden in de bestaande infrastructuur (pomp, brandstoffen en motoren), waar voor LNG
geldt dat er infrastructuur opgezet moet worden. Wat betreft bioLNG heeft Nederland
de afgelopen jaren de LNG markt ondersteund om LNG infrastructuur op te zetten (trucks
en vulpunten), waaronder de laatste 2 jaar een subsidieregeling via IenW. Verder ben
ik voornemens om de inzet van biogas binnen de jaarverplichting via het gasnet te
laten lopen. Momenteel is dit niet mogelijk voor bioLNG. De aanpassing zal onderdeel
zijn van de Regeling energie vervoer. Dit zal de opschaling van bioLNG in Nederland
verder ondersteunen.
Vraag 15
Wat zijn de verschillen tussen HVO100 en bioLNG? Kunnen beide op afzienbare termijn
brandstoffen grootschalig geproduceerd en gedistribueerd worden?
Antwoord 15
HVO100 staat voor 100% Hydrotreated Vegetable Oils. HVO is een hoogwaardige hernieuwbare
dieselvervanger. In principe kunnen de meeste dieselvoertuigen op HVO rijden, omdat
deze voldoet aan de dieselnorm. BioLNG staat voor Liquified Natural Gas gemaakt uit
biogrondstoffen. BioLNG is weliswaar een dieselvervanger, maar kan niet in een dieselvoertuig,
hiervoor is een andere motor en andere tankinfrastructuur nodig. BioLNG is compact
en is daardoor goed in te zetten voor de lange afstand (zwaar wegtransport, scheepvaart).
Vanuit dit perspectief lijkt HVO makkelijker op te schalen dan bioLNG. Echter de grondstoffen
voor beide brandstoffen zijn veelal complementair en zorgen voor een verbreding van
de grondstoffenbasis. Beide brandstoffen zijn nodig om de opschalende ambities te
realiseren.
Vraag 16
Kunt u bovenstaande vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 16
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.