Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake antwoorden op vragen commissie over stand van zaken Intervence
2021D19551 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan het kabinet naar aanleiding
van de antwoorden op de feitelijke vragen aangaande de situatie rondom de jeugdbescherming
in Zeeland en Intervence1.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agema
Adjunct-griffier van de commissie, Heller
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
II.
Reactie van het kabinet
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen naar aanleiding van de antwoorden
op de feitelijke vragen aangaande de situatie rondom de jeugdbescherming in Zeeland
en Intervence. Deze leden constateren dat de ontstane onrust niet heeft bijgedragen
aan de continuïteit en kwaliteit van zorg. Zo lezen deze leden dat in circa tachtig
gezinnen een wisseling heeft plaatsgevonden van gezinsmanager. Er is afgelopen periode
veel onrust ontstaan die in zekere mate voorkomen had kunnen worden.
Proces
De leden van de D66-fractie vragen het kabinet te reflecteren op het feitenrelaas
vanaf het eerste voornemen om het contract met Intervence te beëindigen tot heden.
Het kabinet geeft aan dat het van belang is dat zes maanden van tevoren duidelijk
moet zijn dat er een voornemen is een contract met een aanbieder te beëindigen om
onrust te voorkomen. Echter, bij Intervence was dit reeds het geval. Al in mei 2020
is het traject gestart en pas op 26 november is het voorgenomen besluit genomen. Wat
is in de tussentijd verkeerd gegaan waardoor toch onrust is ontstaan? Is het louter
benoemen van een termijn niet onvoldoende om deze onrust bij nieuwe voorgenomen besluiten
te voorkomen? Wat is de rol van communicatie bij de genoemde zorgvuldigheidseisen?
De leden van de D66-fractie constateren dat geen antwoord wordt gegeven op de vraag
in welke mate er contact is geweest met zorginstellingen en financiers van andere
sectoren, zoals de curatieve zorg en de langdurige zorg. Deze leden merken op dat
dit met name het geval is over de vraag hoe stakeholdermanagement moet worden toegepast
bij dreigende discontinuïteit van zorg of bij faillissementen. Klopt het dat dit niet
is gebeurd? Is het kabinet bereid dit alsnog te doen rondom het opstellen van het
convenant continuïteit jeugdhulp?
Communicatie
De leden van de D66-fractie lezen dat er meerdere keren contact is geweest met kinderen
en gezinnen rondom de voorgenomen sluiting van Intervence. Wat is de mening van het
kabinet dat pas contact is gezocht met kinderen en gezinnen nadat besluitvorming heeft plaatsgevonden? Dit was zowel na de openbaarmaking van de besluitvorming van de Bestuurscommissie Inkoop Jeugdhulp
Zeeland (bestuurscommissie) en nadat de bestuurscommissie heeft besloten te stoppen met de uitwerking van het oorspronkelijke
scenario. Is het kabinet het met deze leden eens dat communicatie beter proactief
en vooraf kan plaatsvinden in plaats van achteraf? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe
is het kabinet van plan hier op te sturen en vormt dit onderdeel van de afspraken
met Intervence betreffende de communicatie?
De leden van de D66-fractie constateren dat de individuele gemeenteraden van de dertien
gemeenten geen officiële taak hebben bij de gedelegeerde taak die ligt bij de bestuurscommissie
en dat ze derhalve ook niet betrokken zijn. Desalniettemin, terugkijkend, is het van
belang om volksvertegenwoordiging wel te betrekken hoe de besluitvorming tot stand komt? Met name omdat ook gemeenten onderdeel zijn van
het stakeholdermanagement dat inkopers ondergaan als zij overgaan tot het beëindigen
van een contract met een zorgaanbieder.
De leden van de D66-fractie lezen dat in het voorjaar van 2021 meer duidelijkheid
komt over het convenant «continuïteit jeugdhulp» en de uitvoering van de motie van
het lid Van Beukering-Huijbregts.2 Is het kabinet bereid om bij de bekendmaking van het convenant de Kamer te informeren
hoe de motie is uitgevoerd en een nadere toelichting te geven over het genoemde convenant?
Status van het transitieplan
De leden van de D66-fractie vragen het kabinet om een stand van zaken te geven rondom
de situatie bij Intervence en aan te geven wat de status is van het transitieplan.
De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet bereid is om de uitkomst van de
businesscase van Jeugdbescherming West, met betrekking tot overname van Intervence,
toe te lichten. Welke conclusies kunnen hieraan worden verboden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de beantwoording van de vragen
rondom Intervence en hebben daar nog de nodige vragen en opmerkingen over. De leden
van de PVV-fractie uitten eerder al hun grote zorgen over de 750 kinderen en gezinnen
die in grote onzekerheid verkeerden. Uit de beantwoording van de vragen blijkt dat
inmiddels tachtig gezinnen hun gezinsmanager verloren hebben. Kan de regering daadwerkelijk
garanderen dat er geen gezinnen tussen wal en schip zijn gevallen? Ontvangen al deze
gezinnen de juiste ondersteuning?
Op 26 april jl. hebben de PVV-leden Maeijer en Markuszower vragen gesteld aan het
kabinet over het bericht van kinderrechters die de noodklok luiden over de situatie
van de jeugdzorg in Zeeland. Deze leden vragen het kabinet waarom deze vragen nog
steeds onbeantwoord zijn.
Het kabinet geeft aan dat zijn ministerie wekelijks contact heeft met alle betrokkenen
over de voortgang van het plan van aanpak. Kan het kabinet aangeven wat de huidige
stand van zaken is? Kan het kabinet verslag doen van dit wekelijkse overleg? Zo nee,
waarom niet? Vindt dit wekelijkse overleg nog steeds plaats? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PVV-fractie willen voorts weten of het onderzoek naar het terugvalscenario
als duurzame en realistische oplossing inmiddels afgerond is en wat de uitkomsten
van dit onderzoek zijn. Is gebleken dat het overnamescenario het beste scenario is?
Verder hebben de leden van de PVV-fractie nog een aantal vragen over de uitvoering.
Ligt de uitvoering op schema? Het kabinet gaf aan dat het verwacht dat het businessplan
de tweede helft van april 2021 zou worden opgeleverd door Jeugdbescherming West. Is
dit businessplan inmiddels gereed? Wordt al gewerkt aan het nieuwe transitieplan?
Is de verwachting nog steeds dat in juni duidelijk zal worden of de overname door
Jeugdbescherming West doorgang kan vinden? Welke andere alternatieven zijn er als
dit scenario geen positief oordeel krijgt? Genoemde leden horen graag een (aantal)
andere optie(s) van het kabinet.
De leden van de PVV-fractie constateren dat Jeugdbescherming West nu nog niet gecontracteerd
is door gemeenten. In 2022 volgt een aanbestedingsprocedure. Op welke manier wordt
de continuïteit van zorg geborgd wanneer contracten met gemeenten uitblijven?
Op 11 december 2020 zijn in het kader van het interbestuurlijk toezicht afspraken
gemaakt met de gemeenten. Eén van de afspraken was het overbruggingscontract tot in
ieder geval het eerste halfjaar van 2021. Inmiddels is deze termijn bijna verstreken.
Welke aanvullende maatregelen zijn getroffen? Welke maatregelen zijn genomen om het
verloop van het personeel bij Intervence te minimaliseren? Hebben deze maatregelen
het gewenste resultaat opgeleverd, aangezien in de periode van januari tot april toch
13,2 fte aan gezinsmanagers en drie ondersteunende medewerkers vertrokken zijn? De
leden van de PVV-fractie hopen dat deze medewerkers behouden zijn voor de (jeugd)zorgsector
en ontvangen hierover graag een reactie van het kabinet. Hoeveel tijdelijke contracten
van medewerkers van Intervence zijn verlengd respectievelijk omgezet naar een vast
contract? Hoeveel nieuwe gezinsmanagers zijn er door Intervence geworven?
Het kabinet geeft aan dat het de norm van het opzeggen van contracten voor gesloten
jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering minimaal 6 maanden bestendigd zouden
willen zien. Op welke manier gaat het kabinet voor deze bestendiging zorgdragen? En
is een periode van zes maanden daadwerkelijk genoeg voor een goede en zorgvuldige
overdracht, zo vragen de leden van de PVV-fractie het kabinet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden van het kabinet
op de vragen van de commissie over Intervence en hebben nog een aantal vragen en opmerkingen
hierover.
Allereerst willen de leden van de SP-fractie opmerken dat het in hun ogen onbestaanbaar
is dat financiële problemen de reden kunnen zijn dat kwetsbare kinderen en jongeren,
en hun netwerk, vertrouwde hulp verliezen. Dit doet de kwaliteit van zorg geweld aan
en is een niet menswaardige wijze van omgaan met kwetsbare mensen. Deze leden vragen
het kabinet hierop te reflecteren. Deze leden vragen vragen daarbij specifiek in te
gaan op de stelling van hoogleraar Jeugdrecht mevrouw Brunning bij Omroep Zeeland,
die stelt dat marktwerking in de jeugdzorg niet werkt. Daarnaast vragen de leden van
de SP-fractie wat de lessen zijn die het kabinet trekt uit dit debacle en hoe het
kabinet die lessen gaat gebruiken om in de toekomst het omvallen van instellingen
zoals Intevence, maar recentelijk ook De Hoenderloo Groep, gaat voorkomen.
De leden van de SP-fractie constateren dat met het opheffen van Intervence het risico
bestaat dat veel kinderen hun vertrouwde hulpverlener – voor zover dat nog niet was
gebeurd – verliezen. Het kabinet stelt dat met de nieuwe zorgsituatie de continuïteit
van de zorgrelatie beter geborgd kan worden. Kan het kabinet toelichten hoe zij dit
ziet? Wat maakt volgens het kabinet dat het verdelen van hulpverleners over meerdere
zorgorganisaties straks ertoe leidt dat de relatie tussen hulpverlener en cliënt behouden
blijft?
De leden van de SP-fractie constateren dat een van de redenen dat Intervence uiteindelijk
in de problemen is gekomen, is dat gemeenten onvoldoende budget hadden voor de contractering
van zorg. Wat gaat de nieuwe situatie hieraan verbeteren, vragen genoemde leden. Wat
garandeert dat over een paar jaar niet de volgende jeugdbeschermer in de problemen
komt? Of krijgen we straks de situatie dat alleen landelijk opererende jeugdbeschermers
overblijven, omdat deze financiele middelen bij kunnen leggen vanuit contracten uit
andere regio’s, terwijl regionale beschermers het niet rond weten te breien?
De leden van de SP-fractie lezen in de beantwoording van de feitelijke vragen dat
het kabinet niet heeft geadviseerd om de gemeenteraden erbij te betrekken, omdat bevoegdheden
zijn overgedragen aan een bestuurscommissie. Deze leden vinden dit een zeer vreemde
redenatie. Klopt het dan niet dat gemeenteraden, die het budgetrecht hebben, ultimo
nog altijd eindverantwoordelijk zijn voor de financiering van de jeugdzorg? En is
het niet zo dat gemeenteraden die delegatie van bevoegdheden weer terug kunnen draaien?
Is het niet zo dat, los van al die juridische feiten, gemeenteraadsleden bovenal volksvertegenwoordigers
zijn, en daarmee dus juíst de personen zijn die betrokken moeten worden wanneer inwoners
van hun gemeente in de knel komen? Vindt het kabinet de redenatie die zij heeft gevolgd
bij het advies om gemeenteraden niet te betrekken dan nog steeds houdbaar? Deze leden
zijn tevens benieuwd wat de gedelegeerde bevoegdheden hebben bijgedragen aan het ontstaan
van deze situatie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de antwoorden op de feitelijke vragen tot
zich genomen en hebben nog enkele vragen. Wat is op dit moment de stand van zaken
rond de mogelijke overname van Intervence door Jeugdbescherming West? Gaat deze overname
door? Waar liggen nog zorgen en vragen? Is het kabinet bekend met de businesscase
van Jeugdbescherming West waarin de voorwaarden voor de overname van Intervence worden
geregeld? Zo ja, is de wijze van overdracht juridisch houdbaar, ook met betrekking
tot Europese regelgeving? Stelt Jeugdbescherming West nog steeds dezelfde voorwaarden
als eerder? Wanneer komt er duidelijkheid over de eventuele overname? Is het kabinet
het met genoemde leden eens dat het belangrijk is dat er snel duidelijkheid komt voor
de kinderen en gezinnen, maar ook voor de medewerkers van Intervence, zodat een verdere
leegloop van personeel kan worden voorkomen? Mocht dit terugvalscenario toch niet
doorgaan, is er nog een ander alternatief? Zo ja welke? Kunnen gemeenten de extra
kosten rondom het transitieproces dragen, gezien de moeilijke financiële situatie
bij gemeenten? Zo niet, hoe wordt dit opgelost? Kost dit scenario uiteindelijk meer
dan het behouden van de zorg bij Intervence?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat in de periode december 2020 tot begin
maart 2021 circa tachtig gezinnen te maken hebben gehad met een wisseling van gezinsmanager,
en dat in de periode januari tot april 2021 13,2 fte gezinsmanagers uit dienst zijn
getreden. Wat zijn de huidige getallen hieromtrent? Hoeveel personeel en specifiek
gezien casemanagers zijn op dit moment vertrokken bij Intervence? Hoeveel kinderen
en gezinnen hebben van casemanager moeten wisselen? Worden kinderen en hun ouders
voldoende op de hoogte gehouden van wat er speelt? Op welke manier? De leden van de
GroenLinks-fractie lezen dat gemeenten met Intervence hebben afgesproken dat – om
medewerkers te behouden – Intervence tijdelijke contracten van medewerkers mag verlengen
c.q. mag omzetten naar een vast contract. Blijft deze inzet op behoud van personeel
ook het geval bij de overname naar Jeugdbescherming West? Kan het personeel dan ook
blijven? Hoeveel zekerheid heeft het personeel?
Genoemde leden lezen dat met dit terugvalscenario, waarin de werkzaamheden van Intervence
worden overgenomen door Jeugdbescherming West, wordt verwacht dat de zorgrelaties
beter geborgd kunnen worden dat bij het eerdere plan, omdat de cliënten van Intervence
niet meer bij verschillende gecertificeerde instellingen (GI’s) ondergebracht hoeven
te worden. Waarom is in de eerste instantie dan niet gekozen voor dit scenario? Had
dit punt, namelijk de continuering van zorg bij kinderen en gezinnen, niet voorop
moeten staan in de keuze? In hoeverre is met dit belang rekening gehouden? Is het
kabinet het met deze leden eens dat dit altijd op één zou moeten staan? Genoemde leden
wijzen hierbij ook graag naar de aangenomen motie Westerveld-Simons3, waarin wordt gevraagd dat bij reorganisaties een onafhankelijk inhoudelijk deskundige
de geschiktheid van het aanbod beoordeelt om de belangen van kinderen en ouders te
behartigen. Is het kabinet voornemens om een dergelijke deskundige in te stellen bij
deze eventuele overname?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet voornemens is om een algemene
maatregel van bestuur (AMvB) op te stellen met zorgvuldigheidseisen, waarbij gemeenten
moeten inzetten op een tijdige start en afronding van contractering, op meerjarige
contracten, en op continuïteit van zorg bij aflopende contracten. Wanneer zal deze
AMvB opgesteld worden? Is het kabinet van plan om in die AMvB mee te nemen dat de
belangen van kinderen en ouders zwaarwegend moeten worden meegewogen in dit proces?
En dat er eerst een uitgewerkt transitieplan moet zijn voordat zorg wordt opgezegd?
Is het kabinet van plan om de uitvoering van de motie van de leden Westerveld en Simons
ook mee te nemen in deze AMvB? Genoemde leden lezen dat de jeugdbescherming in Zeeland
per 1 januari 2022 in het geheel opnieuw moet worden aanbesteed/ingekocht. Is het
een mogelijkheid om deze stap voor dit onderdeel nu in één keer te doen, zodat niet
opnieuw onrust kan ontstaan over een paar maanden? Heeft het kabinet, of de landsadvocaat,
eventueel mogelijkheden om dit af te dwingen? Hoe kijkt het kabinet naar het inkoopproces
zoals het nu geregeld is, waarbij dertien wethouders met jeugdhulp in hun portefeuille
betrokken zijn?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie nemen onder dankzegging kennis van de aangeleverde
stukken. Zij maken graag van de gelegenheid gebruik om enkele vragen te stellen.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de meest recente berichtgeving dat een
fusieplan tussen Jeugdbescherming West en Briedis op steun kan rekenen van de Inspectie
Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), de Jeugdautoriteit en van Intervence (ondernemings-
en cliëntenraad), en dit plan nu verder wordt uitgewerkt. In het fusieplan wordt gekozen
voor behoud van locaties en personeel van Intervence. Kan het kabinet aangeven hoe
de bestuurlijke fusie ervoor zorgt dat de oorspronkelijke financiële problemen van
Intervence worden opgelost?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat er de afgelopen tijd 13,2 fte is vertrokken
bij Intervence, waardoor tachtig gezinnen zijn veranderd van gezinsmanager. Voor de
continuïteit en kwaliteit van de zorg lijkt het deze leden belangrijk dat snel weer
nieuw personeel voor langere tijd wordt aangetrokken. De onzekere situatie van Intervence
maakt het echter minder aantrekkelijk om voor Intervence als nieuwe werkgever te kiezen.
Op welke manier en wanneer verwacht het kabinet dat aan potentiële nieuwe werknemers
baanzekerheid kan worden gegeven? Zijn in 2021 al nieuwe medewerkers in dienst getreden
of tijdelijke contracten omgezet naar vaste contracten?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen het kabinet hoe zij het effect inschatten
van de bestuurlijke fusie op de kwaliteit van zorg en governance, gegeven het feit
dat het hoofdkantoor van Jeugdbescherming West het hoofdkantoor in Den Haag heeft
en in de fusie de grootste partij is. Kan het kabinet aangeven op welke manier de
specifieke Zeeuwse situatie in strategische keuzes wordt meegewogen? Krijgt dit een
plek in het fusieplan?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het certificaat jeugdbescherming van
Briedis wordt beëindigd. Kan het kabinet aangeven welke invloed deze beëindiging heeft
op de fusieplannen van Intervence en Jeugdbescherming West? Hoe beoordeelt het kabinet
de inschatting van het keurmerkinstituut om het certificaat van Briedis te beëindigen
in het licht van de wens van de Tweede Kamer om het monopolie van GI’s te doorbreken
en ruimte te geven aan nieuwe GI’s? Op welke manier krijgen nieuwe GI’s de ruimte
om hun aanbod op te bouwen? Deze leden vragen het kabinet tevens op welke manier de
continuïteit van jeugdbeschermingsaanbod wordt geborgd.
II. Reactie van het kabinet
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.