Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Peters over het bericht ‘Enquête: Extra lerarengeld is niet op de juiste plek beland’
Vragen van het lid Peters (CDA) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht «Enquête: Extra lerarengeld is niet op de juiste plek beland» (ingezonden 14 april 2021).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 21 mei
2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Extra lerarengeld is niet op juiste plek beland»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe weegt u het bericht dat leraren geen idee schijnen te hebben hoe de extra 150
miljoen euro voor het voortgezet onderwijs is besteed?
Antwoord 2
Het bericht waar u naar verwijst is gebaseerd op een enquête van de vakbond AOb. Naast
deze enquête is ook een tussenevaluatie uitgevoerd door het arbeidsmarkt- en opleidingsfonds
VOION. Dit deed VOION op verzoek van de cao-tafel vo (vakbonden AOb, CNV onderwijs,
FvOv en de VO-raad). De tussenevaluatie is op 13 april 2021 gepubliceerd. Volgens
90% van de ondervraagde bestuurders en schoolleiders was de MR bij de wijze van besteding
van middelen betrokken. Het merendeel van de besturen en scholen geeft expliciet aan
leraren betrokken te hebben. 84% van de ondervraagde MR-leden (waaronder dus leraren)
geven aan betrokken te zijn geweest bij overleggen over de inzet van de extra middelen.
Ik heb geen zicht op de individuele overwegingen om medezeggenschapraden (nog) niet
te betrekken, maar ik roep besturen en scholen op dit alsnog te doen.
Ik neem de signalen uit de tussenevaluatie en uit de enquête van de AOb serieus. Betrokkenheid
van leraren is essentieel. Scholen en besturen moeten zorgdragen voor die betrokkenheid.
Besturen moeten in hun jaarverslag aangeven of het onderwijzend personeel actief is
betrokken bij de besteding van de extra middelen. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Vraag 3
Betrekt u bij uw antwoord de expliciete uitspraak van uzelf dat het, net zoals bij
de besteding van de werkdrukmiddelen, de bedoeling was leerkrachten nauw te betrekken
en dit ook een uitdrukkelijke wens van de Kamer was, omdat juist de mensen op de werkvloer
zelf het beste weten hoe de middelen het meest effectief kunnen worden ingezet en
voor de meeste werkdrukverlichting kan zorgen?
Antwoord: 3
Ja. Zie mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Wat is de reden dat het betrekken van lerarenteams en de medezeggenschapsraad desondanks
niet is gebeurd door de meeste scholen?
Antwoord 4
De tussenevaluatie van VOION laat zien dat veruit de meeste medezeggenschapsraden
wel zijn betrokken bij de besteding van de middelen.
Vraag 5
Heeft u op dit punt ook al eerder contact opgenomen met besturen en/of sectorraden
om vinger aan de pols te houden bij betrekken van de lerarenteams en de medezeggenschapsraad
bij de besteding van de middelen? Zo ja, op welke wijze en zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Besturen moeten zich verantwoorden in het jaarverslag van 2020 over de inzet van de
150 miljoen euro. Ook moeten besturen in het voortgezet onderwijs aangeven of het
onderwijzend personeel actief is betrokken bij de besteding van de middelen. Scholen
hebben tot 1 juli 2021 om het jaarverslag over 2020 in te dienen.
Daarnaast vindt er in opdracht van de cao-tafel vo, zoals hierboven al genoemd, monitoring
plaats door VOION. De resultaten van de tussenevaluatie zijn nu bekend.
Vraag 6
Bent u bereid om het gesprek aan te gaan met schoolbesturen via de sectorraden om
hen op betrokkenheid van de lerarenteams en medezeggenschapsraad te wijzen en desnoods
afspraken met het onderwijsveld hierover te maken?
Antwoord 6
Ja, ik zal op korte termijn met de VO-raad de bevindingen uit de tussenevaluatie bespreken.
Vraag 7
Heeft u zelf enig idee hoe deze middelen zijn besteed en tot welke effecten dit heeft
geleid? En kunt u de Kamer een overzicht doen toekomen van zowel de besteding als
de effectiviteit?
Antwoord 7
Op het moment dat scholen hun jaarverslag over 2020 hebben ingediend heb ik inzicht
waar scholen de extra middelen aan hebben besteed. Scholen moeten zich in het jaarverslag
verantwoorden over de inzet van de extra € 150 mln. Scholen hebben tot 1 juli om het
jaarverslag over 2020 in te dienen. In het jaarverslag moeten schoolbesturen antwoord
geven op de vraag of het onderwijzend personeel actief is betrokken bij de besteding
van de extra middelen. Ook moet het schoolbestuur aangeven waar de extra middelen
aan zijn besteed. Als de verantwoording van scholen bekend is zal ik uw Kamer informeren
over de resultaten. Daarnaast geeft de tussenevaluatie van VOION mij inzicht in de
besteding en de effectiviteit van de extra middelen.
Vraag 8
Herkent u de berichten dat met deze middelen externe partijen worden ingehuurd om
met behulp van studenten bijles en examentraining te geven?
Antwoord 8
De meest genoemde maatregelen die met de extra middelen worden genomen zijn volgens
de tussenevaluatie extra ondersteunend personeel, onderwijsinnovatie en ontwikkeltijd.
Deze maatregelen moeten vooral de hoge werkdruk onder het personeel oplossen. Ik kan
mij indenken dat daarbij in sommige gevallen gekozen wordt voor het inhuren van externe
partijen, wanneer andere oplossingen niet voor handen zijn. Het is aan scholen en
leraren zelf om te bepalen hoe het geld het beste ingezet kan worden voor de afgesproken
doelen. Zij weten namelijk het beste wat leerlingen en leraren nodig hebben. De school
en de docent blijven verantwoordelijk voor de activiteiten uit het onderwijsprogramma.
Vraag 9
Deelt u de mening dat, alhoewel scholen de vrije keuze hierin hebben, het niet de
bedoeling kan zijn dat het primaire proces met externe middelen wordt uitbesteed aan
commerciële partners?
Antwoord 9
Zie mijn antwoord op vraag 8.
Vraag 10
Hoe denkt u te voorkomen dat dit niet alleen met deze middelen gebeurt, maar ook met
de middelen van het Nationaal Programma Onderwijs?
Antwoord 10
Voor het Nationaal Programma Onderwijs moeten scholen een eigen schoolprogramma maken.
De medezeggenschapsraad moet instemmen met het plan. Een afvaardiging van het personeel,
ouders en (in het vo) leerlingen hebben zo inspraak in het schoolprogramma. Het schoolbestuur
verantwoordt zich in het jaarverslag, onder meer via gerichte vragen, over de inzet
van de middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs. Op 21 mei 2021 hebben wij uw
Kamer een brief gestuurd over de nadere uitwerking van het Nationaal Programma Onderwijs.
Vraag 11
Kunt u zich voorstellen dat er uit de kelen van commerciële bureaus een nauwelijks
verholen kreet van vreugde opsteeg toen bekend werd dat de overheid miljarden extra
middelen vrij zou maken voor het onderwijs?
Antwoord 11
Ik kan mij voorstellen dat scholen blij zijn met de grote investering die dit kabinet
doet om de opgelopen vertragingen in te halen. De bedoeling is dat het inlopen van
de leervertraging zoveel mogelijk binnen de school en in samenwerking met andere partijen
binnen het scholennetwerk plaatsvindt, en op basis van bewezen effectieve interventies.
Recent heeft uw Kamer een motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht om extra
waarborgen in te bouwen om te voorkomen dat geld dat bedoeld is voor onderwijs, weglekt
naar particuliere bureaus (vergaderjaar 2020–2021, 35 570 VIII, nr. 201). Over de manier waarop die waarborgen vormkrijgen heb ik u geïnformeerd in de Kamerbrief
over de aanbieding van de menukaart Nationaal Programma Onderwijs.2
Scholen hebben de vrijheid om de middelen in te zetten voor bewezen effectieve interventies.
De regie voor de aanpak van de vertragingen ligt bij de scholen. Daarbij kan het in
specifieke situaties zinvol zijn, ook in het kader van werkdrukvermindering voor leraren,
om een externe partij in te schakelen. Voorwaarde is dat de regie en de verantwoordelijkheid
bij de school blijven liggen, en dat de inzet ondersteunend is aan het primaire proces.
Vraag 12
Welke lessen trekt u uit de besteding van deze 150 miljoen euro zodat voorkomen kan
worden dat ook de miljarden van het Nationaal Programma Onderwijs in «een zwart gat»
zullen verdwijnen en leraren niet alleen niet weten wat ermee is gebeurd, maar er
wederom ook niet bij zijn betrokken?
Antwoord 12
Zie ook mijn antwoord op vraag 2. Ook bij het Nationaal Programma Onderwijs moeten
besturen in hun jaarverslag aangeven of het onderwijzend personeel actief is betrokken
bij de besteding van de extra middelen. Voor het Nationaal Programma Onderwijs moet
het schoolteam een schoolprogramma uitwerken. De medezeggenschapsraad moet instemmen
met dit schoolprogramma.
Vraag 13
Bent u bereid om hierover op korte termijn het gesprek aan te gaan met de sectorraden
en duidelijke afspraken te maken over hoe besturen lerarenteams en medezeggenschapsraad
te betrekken bij de keuze voor de besteding van de middelen en besturen zich hierover
te laten verantwoorden in het jaarverslag?
Antwoord 13
Met de sectorraden en met de vakbonden vindt doorlopend overleg plaats over de manier
waarop de medezeggenschapsraad betrokken dient te worden bij de inzet van de middelen
uit het Nationaal Programma Onderwijs. In de gesprekken met de sectorraden wordt ook
besproken op welke wijze schoolbesturen zich in het jaarverslag moeten verantwoorden
over de middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs. Samen met het CAOP en de vertegenwoordigende
partijen werk ik aan een handleiding voor de medezeggenschapsraden, die hen handvatten
biedt bij hoe zij hun rol in het Nationaal Programma Onderwijs kunnen invullen.
Vraag 14
Bent u tevens bereid om op dit punt de Inspectie van het Onderwijs een rol te geven
bij het monitoren van het versterken van de betrokkenheid van lerarenteams en de medezeggenschapsraad
door de besturen?
Antwoord 14
Schoolbesturen moeten zich in het jaarverslag verantwoorden over de inzet van zowel
de extra middelen uit het convenant, als de middelen voor het Nationaal Programma
Onderwijs. De accountant voert een controle uit het jaarverslag. De Inspectie van
het Onderwijs voert hier haar regulier toezicht op uit. Ik zie geen aanleiding om
de Inspectie van het Onderwijs een grotere rol te geven bij het monitoren van de betrokkenheid
van medezeggenschapsraden bij de inzet van middelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.