Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kwint over het bericht dat bij het onderwijsplan misbruik en willekeur op de loer ligt
Vragen van het lid Kwint (SP) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voorgezet Onderwijs en Media over het bericht dat bij het onderwijsplan misbruik en willekeur op de loer ligt (ingezonden 2 april 2021).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) en van Minister
Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 21 mei 2021).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het artikel «Rekenkamer: bij onderwijsplan liggen misbruik en
willekeur op de loer» en de brief van de Algemene Rekenkamer (AR) waarin zij haar
zorgen uit over het Nationaal Programma Onderwijs?1,
2
Antwoord 1
Het Nationaal Programma Onderwijs omvat een forse investering van 8,5 miljard euro,
waar in samenspraak met de Tweede Kamer vorm aan wordt gegeven. Hierbij willen we
zeker weten dat het goed wordt besteed en dat het beoogde doel wordt bereikt. Met
de Algemene Rekenkamer zijn wij van mening dat bewuste keuzes over de financiering,
controle en verantwoording op zijn plaats zijn. We bepalen vooraf welke informatie
over inspanningen, resultaten en uitgaven nodig is. Waarbij het van belang is de balans
te bewaken tussen de inzet van en verantwoording over publieke middelen, de administratieve
belasting van medewerkers in het onderwijs en de mate waarop scholen de vrijheid hebben
de beste keuzes te kunnen maken om de vertragingen bij hun leerlingen in te lopen.
Op 21 mei 2021 hebben wij uw Kamer een brief gestuurd over de nadere uitwerking van
het Nationaal Programma Onderwijs.
Vraag 2
Wat is uw reactie op het artikel geschreven door onderwijsbestuurder Jeroen Goes over
het Nationaal Plan Onderwijs? Kunt u daarbij specifiek ingaan op alle punten die hij
benoemt en bekritiseert uit de brief die hierover naar scholen is gegaan?3
Antwoord 2
Jeroen Goes uit in zijn artikel een aantal zorgen over het Nationaal Programma Onderwijs
na corona. Met het Nationaal Programma gaat in korte tijd veel extra geld naar scholen.
Dat is van belang omdat voor veel leerlingen de situatie ernstig is en we hen niet
kunnen laten wachten. Het Nationaal Programma beoogt een balans te vinden tussen ruimte
voor de scholen en duidelijke kaders, juist vanwege de ernst van het probleem en de
hoeveelheid geld. We geven daarbij ruimte aan de deskundige blik van schoolleiders
en leraren; zij kennen de leerlingen en kunnen de beste inschatting maken van wat
werkt op hun school. We willen de scholen vragen deze kennis te combineren met de
inzet van beproefde methodieken. Van scholen wordt een extra inspanning gevraagd,
maar wel op zo’n manier dat het zoveel mogelijk aansluit bij wat scholen al doen en
bovenal ten goede komt aan de leerling. Het gaat er uiteindelijk om dat leerlingen
hun opgelopen achterstanden of vertragingen kunnen inhalen. We zien gelukkig dat veel
scholen dit goed oppakken. Scholen uiten ook hun zorgen over de belastbaarheid. Uitstel
is echter geen optie: we gaan nu de scholen ruimhartige (financiële) ondersteuning
geven, want elke maand nog meer vertraging werkt lang door bij leerlingen.
Jeroen Goes uit ook zorgen omdat het geld via een generieke regeling wordt verdeeld,
terwijl de problematiek per school sterk kan verschillen. We weten inderdaad dat sommige
(groepen) leerlingen onevenredig hard geraakt zijn door de coronacrisis, niet alleen
op cognitief vlak maar juist ook sociaal-emotioneel vanwege bijvoorbeeld een complexe
thuissituatie. Juist daarom investeren we met het Nationaal Programma extra in leerlingen
die dat harder nodig hebben door scholen met veel leerlingen met een hoog risico op
achterstanden extra middelen en ondersteuning te bieden. Schoolbesturen en gemeenten
hebben zelf ook een rol in het signaleren van bijvoorbeeld schoolverschillen of multiproblematiek
op scholen, en de vraag wat er eventueel extra of anders nodig is op scholen met meer
coronagevolgen. Wij ondersteunen die scholen met extra ondersteuning en we roepen
het schoolbestuur op in gesprek te gaan met zijn scholen en schoolleiders over wat
er nodig is om voor alle leerlingen de juiste ondersteuning te bieden.
Met de brief aan scholen hebben we bestuurders, schoolleiders en hun teams geïnformeerd
over wat het Nationaal Programma behelst, wat we van hen verwachten en wat scholen
van het Ministerie van OCW kunnen verwachten. In het artikel worden vraagtekens geplaatst
bij deze planning. In de brief zijn de verschillende stappen in de tijd gezet, als
suggestie richting scholen en om zoveel mogelijk aan te sluiten bij hun reguliere
plancyclus: schoolscan in april, het kiezen van interventies in mei, het maken en
vaststellen van de plannen in mei/juni. Het is niet verplicht om de stappen op deze
momenten in de tijd te zetten, deze kunnen ook in elkaar overlopen. Ook kan het schoolprogramma
in de loop van het schooljaar worden bijgesteld. Het is in ieder geval van belang
dat scholen voor het begin van het schooljaar 2021/2022 hun schoolprogramma’s hebben
vastgesteld, zodat zij met ingang van het nieuwe schooljaarkunnen starten met hun
aanpak om de opgelopen vertragingen in te lopen.
Hierna volgt een reactie op de overige punten uit het artikel.
Een aanbod in de zomervakantie is van belang voor leerlingen die extra aandacht kunnen
gebruiken. In het artikel wordt de zorg geuit dat dit ten koste gaat van de belastbaarheid
van het personeel van scholen. Daarom is er de ruimte voor scholen en schoolbesturen
om dit bovenschools te organiseren met de hulp van de gemeente en met inzet van anderen
dan het personeel van de school. Het aanbod hoeft niet enkel gericht te zijn op het
inlopen van cognitieve vertragingen, het kan ook juist gericht zijn op welbevinden
van leerlingen.
In het artikel worden vragen gesteld over wat de schoolscan inhoudt. Met de schoolscan
wordt bedoeld dat scholen een goede analyse moeten maken van de behoeften en problemen
bij leerlingen en binnen de school, zodat de school passende interventies kan kiezen
om de vertragingen veroorzaakt door corona mee aan te pakken. Hierbij kunnen scholen
uiteraard aansluiten bij data en systemen die zij zelf al gebruiken. Veel scholen
doen dit ook al. Op 8 april jl. is een stappenplan gepubliceerd voor bo, vo en (v)so
/ pro / lwoo dat scholen kunnen gebruiken voor hun eigen analyse.
Het artikel bevat tevens vragen over de inhoud van de «menukaart». Inmiddels is de
menukaart met behulp van docenten, schoolleiders en de wetenschap vormgegeven. U bent
hierover geïnformeerd middels de brief over de menukaart van 10 mei. De menukaart
is vormgegeven van bewezen of zeer-aannemelijk effectieve interventies voor scholen
die ingezet kunnen worden voor het inlopen van de leervertraging. Hierdoor wordt het
geld ingezet voor het doel, op een effectieve wijze. In het Verenigd Koninkrijk bestond
al een overzicht van effectieve interventies die zijn gericht op het terugdringen
van vertragingen. Die staan in de toolkit van het Britse kennisinstituut Education
Edowment Foundation (EEF). Deze toolkit is tot stand gekomen op basis van een meta-analyse
van jarenlang internationaal onderzoek. Deze interventies hebben het startpunt gevormd
voor de menukaart. In de menukaart zijn zowel de cognitieve ontwikkeling als de sociaal-emotionele
ontwikkeling, welbevinden, schoolontwikkeling en professionalisering meegenomen. De
menukaart biedt ruimte aan scholen om in de praktijk een eigen toepassing te geven
aan de gekozen maatregelen. De menukaart zal gedurende de looptijd van het Nationaal
Programma worden doorontwikkeld aan de hand van aanvullend onderzoek en ervaringen
van scholen.
Het artikel adresseert de gevraagde instemming van de medezeggenschap. Voor het slagen
van de aanpak die scholen kiezen is het van belang dat de plannen in afstemming met
personeel, ouders (en leerlingen) tot stand komen. Niet alleen via de formele medezeggenschap,
maar ook in dialoog. Het is aan scholen om daar in onderling overleg invulling aan
te geven. Het ook tijdig betrekken van de medezeggenschap draagt eraan bij dat zij
hun instemmingsrecht op een goede manier kunnen uitoefenen.
Het artikel gaat ook in op de rol van gemeenten. Het leeuwendeel van het budget van
het Nationaal Programma gaat naar scholen, maar ook gemeenten ontvangen een deel en
hebben dus een rol. De gemeente kan aanvullend bovenschoolse maatregelen nemen of
maatregelen in de voorschoolse educatie treffen. Ook kan de gemeente een rol hebben
bij interventies gericht op zorg en welzijn in de school, of bij het bevorderen van
samenwerking tussen schoolbesturen, kinderopvangorganisaties, zorg, sociaal werk etc.
Het Nationaal Programma Onderwijs is onderdeel van de Rijksbrede ondersteuning jongeren.
Voor 1 juni zal het kabinet de Tweede Kamer informeren over de samenhang van de verschillende
steunpakketten en programma’s die gericht zijn om jongeren te ondersteunen en perspectief
te bieden in deze coronaperiode. We roepen de gemeenten op om bij het maken van hun
plannen de middelen van het Nationaal Programma Onderwijs in samenhang te bezien met
de extra middelen die zij via het Gemeentefonds ontvangen vanuit het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Uit gesprekken met gemeenten blijkt dat velen klaar
staan om scholen te ondersteunen. Ook voor gemeenten komt ondersteuning beschikbaar.
Tot slot stelt het artikel vragen bij de financiën. Het bedrag dat in de brief aan
scholen is genoemd is een indicatie van het bedrag per leerling, dat per schooljaar
zal worden uitgekeerd. Scholen worden in juni hierover nader geïnformeerd.
Vraag 3
In hoeverre verwacht u dat de uitvoering van dit plan haalbaar is voor scholen gezien
het strakke tijdspad terwijl de werkdruk al torenhoog is, en nu nog hoger in crisistijd?
Bent u bereid dit tijdspad te verruimen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
De problematiek die is ontstaan als gevolg van corona is urgent. Er is op korte termijn
actie nodig om de opgelopen vertragingen zoveel mogelijk weg te werken, daarom is
het niet wenselijk het tijdpad te verruimen, maar om in het funderend onderwijs bij
de schoolscan en het vormen en vaststellen van het schoolprogramma zoveel mogelijk
aan te sluiten bij de reguliere plancyclus van de scholen. Scholen hebben de ruimte
om gedurende het schooljaar en de looptijd van het Nationaal Programma plannen en
interventies bij te stellen als de situatie daar om vraagt. We willen scholen vragen
in ieder geval om over een jaar de schoolscan opnieuw uit te voeren om het beeld dan
opnieuw in kaart te brengen.
Scholen kunnen hulp krijgen bij de analyse (schoolscan) en keuze van interventies,
maar ook bij de organisatie van de uitvoering. Daarnaast willen we er op wijzen dat
scholen binnen een bestuur of samenwerkingsverband soms te maken zullen hebben met
vergelijkbare problematiek, en dan kan het zijn dat het verstandig is om bepaalde
interventies bovenschools of bovenbestuurlijk te organiseren. Besturen, samenwerkingsverbanden
en gemeenten kunnen hierbij hulp aanbieden.
Vraag 4
Op welke wijze gaat u invulling geven aan de aandachtspunten van de AR, namelijk duidelijk
maken wat het beoogde maatschappelijk doel is en vooraf bepalen welke informatie over
resultaten en uitgaven nodig is in overleg met onderwijsinstellingen en de Kamer?
Op welke termijn kan de Kamer de uitwerkingen hiervan tegemoet zien?
Antwoord 4
Het maatschappelijk doel van het Nationaal Programma Onderwijs is helder omschreven
in de Kamerbrief van 17 februari jl. Het beoogde doel is om leerlingen en studenten
te helpen hun gaven en talenten tot bloei te brengen, ondanks de coronacrisis en de
gevolgen daarvan voor het onderwijs. De problemen in het onderwijs zijn zo dringend
dat er zo snel mogelijk actie nodig is om de opgelopen vertragingen en achterstanden
in te lopen.
In de uitwerking van de monitoring van de resultaten en uitgaven – die op dit moment
in volle gang is – nemen we de aandachtspunten van de Algemene Rekenkamer mee. Om
een landelijk beeld te krijgen van de beoogde resultaten van het Nationaal Programma
Onderwijs, zijn wij voornemens om scholen in het funderend onderwijs te vragen om
aan het begin van schooljaar 2021/2022 in ieder geval over drie dingen te rapporteren.
Ten eerste willen we scholen vragen te laten weten of ze een schoolscan en een daarop
gebaseerd plan hebben gemaakt, ten tweede of dat plan instemming heeft van de medezeggenschapsraad
en ten derde op hoofdlijnen wat er uit de scan is gekomen en welke maatregelen ze
hebben gekozen. Er wordt gewerkt aan een zo eenvoudig mogelijke manier om dit te doen.
Daarnaast zijn wij voornemens om schoolbesturen zich in het jaarverslag via XBRL (het
portaal van DUO waar jaarrekeningcijfers en beleidsinformatie wordt ingelezen) te
laten verantwoorden over de specifieke besteding van middelen in het kader van het
Nationaal Programma. Ook zullen zij zich in XBRL verantwoorden over het instemmingsproces
van de MR. Op deze manier verkrijgt OCW uniforme verantwoordingsinformatie over de
middelen die vanuit het Nationaal Programma Onderwijs beschikbaar komen. De informatie
uit het jaarverslag 2021 is in het najaar van 2022 beschikbaar voor de Tweede Kamer.
Vanaf het najaar van 2021 sturen we Uw Kamer een halfjaarlijkse voortgangsrapportage.
Voor het mbo, ho en het onderdeel onderzoek wordt op dit moment uitwerking gegeven
aan de operationele doelstellingen uit het Nationaal Programma Onderwijs. De overkoepelende
doelstelling, het inhalen van de opgelopen vertraging en het voorkomen van verdere
vertraging, staat alle betrokkenen in de sectoren helder voor ogen. In contacten met
de sector-besturen en de instellingen ervaren wij een groot gedeeld gevoel van urgentie
om de toegekende middelen gericht en verantwoord in te zetten. We beogen deze uitwerking
en het gezamenlijk monitoren van de inzet van de middelen en het doelbereik vast te
leggen in een bestuurlijke afspraak met de sectoren. Daarbij vinden we het belangrijk
om een zorgvuldig evenwicht te vinden tussen het beperken van de administratieve lasten
van onderwijsinstellingen en het verzamelen van relevante informatie om vast te stellen
of het geld aan de juiste doelen is besteed en tot de beoogde maatschappelijke resultaten
leidt. Hiervoor maken de instellingen, net als in het funderend onderwijs, een actieplan
waarvoor instemming van de medezeggenschap vereist is.
Vraag 5
Bent u het eens met de AR dat bij lumpsumsystematiek ook gestandaardiseerde verantwoording
door scholen zelf met uniforme informatie hoort? Bent u bereid deze voorwaarde te
stellen voor het Nationaal Programma Onderwijs? Kunt u uw antwoorden toelichten?
Antwoord 5
We hechten er aan dat de verantwoording over publieke middelen transparant is en dat
de middelen worden besteed aan het maatschappelijke doel waarvoor ze bestemd zijn.
Dat geldt zeker voor de middelen voor het Nationaal Programma.
Voor de verantwoording van besteding van middelen in het kader van het Nationaal Programma
Onderwijs wordt beoogd om in het funderend onderwijs gebruik te maken van gestandaardiseerde
verantwoording, aangevuld met een aantal specifieke vragen. Deze verantwoording van
de middelen vanuit het Nationaal Programma zal als eis vermeld staan in de regeling.
In de jaarrekening en het bestuursverslag zal het schoolbestuur zich zoals gebruikelijk
verantwoorden over de besteding van middelen en over geboekte resultaten. Aanvullend
zal het schoolbestuur zich verantwoorden over het gelopen proces waarbij instemming
van de MR is gevraagd voor de schoolprogramma’s. In het XBRL-portaal zullen scholen
in het funderend onderwijs specifiek inzicht geven in waar de middelen aan zijn besteed
en of het gesprek heeft plaatsgevonden met de MR en of er instemming heeft plaatsgevonden.
Op deze manier verkrijgen we de beschikking over uniforme informatie over de verantwoording
van de middelen vanuit het Nationaal Programma Onderwijs.
Met de mbo-instellingen, hogescholen, universiteiten, kennisinstellingen en wetenschapsfinanciers
maken we afspraken over de informatie die zij in hun bestuursverslag opnemen. Overigens
hechten we er aan op te merken dat er in alle onderwijssectoren in toenemende mate
gestandaardiseerde informatie beschikbaar is. Naast de financiële verantwoordingseisen
die voor alle onderwijsinstellingen gelden, werken instellingen in de sectoren samen
met het Ministerie van OCW aan tal van manieren om informatie aan professionals in
de sector, de samenleving en de politiek beschikbaar te stellen.
Vraag 6
Welke concrete en meetbare doelen heeft u nu al gesteld ten aanzien van het Nationaal
Programma Onderwijs, zodat achteraf gecontroleerd kan worden of het geld goed is besteed
of niet?
Antwoord 6
Uitgangspunt is dat de achterstanden die vanwege coronapandemie zijn opgelopen de
komende jaren worden ingelopen. Daarnaast wordt ernaar gestreefd om ervoor te zorgen
dat de interventies een duurzaam effect hebben op de onderwijskwaliteit.
We zijn voornemens om de voortgang van het programma en het effect van de interventies
op verschillende manieren te volgen de komende jaren. Met een nulmeting zal allereerst
een landelijk beeld gegeven worden van de omvang en de aard van de vertragingen in
het funderend onderwijs. Vervolgens zullen we gedurende de looptijd van het programma
door middel van een landelijke resultaatmonitor en implementatiemonitor volgen hoe
de uitvoering van het Nationaal Programma vordert en in hoeverre het lukt om de vertraging
in het onderwijs in te lopen. De informatie van deze monitoring kan reden zijn om
bij te sturen of beleid aan te passen. Voor de monitor in het funderend onderwijs
zal onder andere gebruik worden gemaakt van analyses van LVS-data en eindresultaten.
In alle sectoren zal gebruik worden gemaakt van DUO-data over onderwijsloopbanen,
resultaten uit onderzoeken van o.a. de inspectie en nieuw op te zetten onderzoeken.
Vraag 7
Deelt u de mening dat de coronacrisis de achterstanden en de kansenongelijkheid in
het onderwijs alleen maar hebben vergroot en incidenteel geld daarvoor niet (alleen)
de oplossing is, maar er ook structureel meer geld geïnvesteerd moet worden in het
onderwijs zoals een meerderheid van de schoolleiders ook graag wil? Kunt u uw antwoord
toelichten?
Antwoord 7
We delen de mening dat door de coronacrisis de achterstanden in het onderwijs zijn
vergroot, en dat leerlingen die al een grotere achterstand hadden harder zijn geraakt.
Daarom zijn we voornemens om nu actie te ondernemen om de opgelopen vertragingen zo
snel als mogelijk in te lopen. Het idee is om het Nationaal Programma zo vorm te geven,
dat de scholen met de grootste uitdagingen, de meeste ruimte krijgen. Het gaat bij
deze vertragingen en achterstanden om een tijdelijk probleem, waarvoor dus ook tijdelijke
middelen komen. Het huidige kabinet is demissionair en het is dus niet aan dit kabinet
om uitspraken te doen over structurele extra middelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.