Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Rudmer Heerema over het bericht dat een fout in de nieuwe gokwet zorgt voor meer risico op matchfixing
Vragen van het lid Rudmer Heerema (VVD) aan de Ministers voor Rechtsbescherming en van Justitie en Veiligheid over het bericht dat een fout in de nieuwe gokwet zorgt voor meer risico op matchfixing (ingezonden 9 april 2021).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 20 mei 2021). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2538.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel ««Fout in nieuwe gokwet zorgt voor meer risico op matchfixing»,
sportbonden boos»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op dit artikel en op de brandbrief van NOC*NSF en de sportbonden?
Antwoord 2
De sport stelt legitieme vragen, voornamelijk over het tempo waarin informatie die
door aanbieders van sportweddenschappen niet aan de SBIU en sportorganisaties maar
aan de FIU-Nederland moet worden gemeld, bij de sport kan terechtkomen. De informatiepositie
van de sportorganisaties voor wat betreft gegevensdeling door de aanbieders van sportweddenschappen
wordt in de antwoorden op vraag 3 t/m 7 nader toegelicht. Daarbij moet onderscheid
worden gemaakt tussen informatie op event-niveau, die direct naar de sport gaat, en informatie die herleidbaar is naar ongebruikelijke
transacties van personen, die wordt gemeld bij de FIU-Nederland.
Omwille van het bredere perspectief merk ik op dat uit onderzoek blijkt dat het (grote)
merendeel van de matchfixing sportgerelateerd is (degradatie tegengaan, een bepaalde
tegenstander in de volgende ronde wel of niet willen treffen, etc.) en niet gok-gerelateerd.2 Daarnaast is er bijvoorbeeld in Azië een omvangrijk circuit van illegale sportweddenschappen,
waarbij ook op Nederlandse wedstrijden wordt gewed.3 Dit betekent dat ook wanneer alle wensen van de sport met betrekking tot wet- en
regelgeving voor het vergunde aanbod in Nederland ingewilligd zouden worden, dit nog
slechts een deel van de totale omvang van de mogelijke matchfixing zou betreffen.
Overigens wordt de informatiepositie van de sport met de nieuwe wet wel beter dan
dat deze nu is (zie ook antwoord op vraag 3). Dit laat onverlet dat samen met de sport
wordt gekeken op welke wijze het wedden op eigen wedstrijden (als mogelijke indicatie
voor matchfixing) zoveel mogelijk aan de voorkant kan worden voorkomen en op welke
wijze de signalen die via de FIU-Nederland moeten lopen zo snel mogelijk bij de sport
kunnen landen. Daarbij zal in de keten een zogeheten fast lane worden vorm gegeven.
Vraag 3
Deelt u de zorgen van NOC*NSF en de sportbonden dat hun informatiepositie ten aanzien
van matchfixing slechter wordt in vergelijking met de situatie van vóór de Wet kansspelen
op afstand (Koa)? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Met de inwerkingtreding van de wet- en regelgeving met betrekking tot kansspelen op
afstand zijn aanbieders van sportweddenschappen verplicht om informatie over ongebruikelijke
gokpatronen op event-niveau (die niet te herleiden zijn naar ongebruikelijke transacties van personen)
onverwijld te melden aan de SBIU en de betrokken sportorganisaties. Dat kan bijvoorbeeld
het geval zijn als een aanbieder, die verplicht is aangesloten bij een internationale
samenwerkingsverband opgericht om de risico’s van matchfixing zoveel mogelijk te beperken
(GLMS, IBIA), ziet dat opeens disproportioneel vaak wordt gewed op een onbelangrijke
wedstrijd of dat odds waartegen wordt gewed opeens wijzigen.
Bovendien worden met de inwerkingtreding van de Wet kansspelen op afstand aanbieders
van online kansspelen meldingsplichtig met betrekking tot de Wwft. Deze meldingen
van ongebruikelijke transacties kunnen ook meldingen van matchfixing betreffen. Ik
concludeer al met al dat de informatiepositie van de sport niet slechter is geworden.
Vraag 4 en 5
Klopt het dat doordat de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme
(Wwft) van toepassing is, signalen over matchfixing niet of in een veel later stadium
bij de sport terecht komen dan met het amendement «meldplicht» beoogd is en waarin
nadrukkelijk de gewenste informatiepositie van de sport wordt genoemd? Klopt het dat
hierdoor preventief ingrijpen voorafgaand aan de wedstrijd door sportbonden zo goed
als onmogelijk wordt? Klopt het dat het hierdoor voor sportbonden ingewikkelder wordt
hun eigen tuchtrecht te handhaven, ook bijvoorbeeld wanneer sporters op eigen wedstrijden
gokken?4
Klopt het tevens dat informatievoorziening naar partijen als politie en OM hierdoor
ook vertraging oploopt en daarmee het risico bestaat dat daders al gevlogen zijn?
Antwoord 4 en 5
Op de signalen van matchfixing die alleen sportgerelateerd zijn, is de Wwft niet van
toepassing. Deze kunnen dus net als voorheen bij de sport gemeld worden.
Op grond van de Wet op de kansspelen op afstand dienen online kansspelaanbieders verdachte
gokpatronen die niet te herleiden zijn tot ongebruikelijke transacties van personen
direct te melden bij betrokken sportorganisaties, die daarop desgewenst maatregelen
kunnen nemen om de daadwerkelijke matchfixing te voorkomen.
Met betrekking tot een transactie in de zin van de Wwft (verdachte gokpatronen die
te herleiden zijn tot ongebruikelijke transacties van personen) geldt dat FIU-Nederland
in de Wwft is aangewezen als dé autoriteit waar verrichte én voorgenomen ongebruikelijke
transacties onverwijld dienen te worden gemeld door verschillende meldingsplichtige
instellingen, waaronder online kansspelaanbieders. De FIU-Nederland analyseert deze
meldingen en brengt transacties en geldstromen in kaart die in verband kunnen worden
gebracht met witwassen en onderliggende basisdelicten, zoals matchfixing, alsmede
financieren van terrorisme. Ongebruikelijke transacties die door het hoofd van de
FIU-Nederland verdacht zijn verklaard, worden ter beschikking gesteld aan de diverse
(bijzondere) opsporingsdiensten en inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De opsporingsdiensten
kunnen binnen de bestaande wettelijke kaders besluiten om deze transacties te delen
met de sportbonden, met name in de samenwerkingsoverleggen die reeds zijn opgericht
met als doel mogelijke matchfixing gezamenlijk effectief aan te pakken.
Daarnaast wordt in goed overleg met de sport bekeken op welke wijze het wedden op
eigen wedstrijden van sporters (als mogelijke indicatie voor matchfixing) zoveel mogelijk
aan de voorkant kan worden voorkomen.
Vraag 6
Kunt u toelichten hoe de Sports Betting Intelligence Unit (SBIU) van de Kansspelautoriteit
zich verhoudt tot de Financial Intelligence Unit (FIU)? Nu het deel van informatiedeling
wegvalt, wat is de rol, taak en invulling de SBIU?
Antwoord 6
De Kansspelautoriteit houdt toezicht op de naleving van de Wet op de Kansspelen (Wok)
en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren terrorisme (Wwft) door kansspelaanbieders.
Binnen de Kansspelautoriteit is de Sports Betting Intelligence Unit (SBIU) opgericht
ter uitvoering van het toezicht op de naleving van de matchfixingsverplichtingen van
de vergunde kansspelaanbieders. De SBIU is onderdeel van de Kansspelautoriteit en
heeft dan ook dezelfde bevoegdheden als de Kansspelautoriteit zelf. Zij verhoudt zich
tot de FIU zoals elke andere Wwft-toezichthouder (DNB, AFM, NOvA, BFT, BTWwft) zich
tot de FIU verhoudt. Zij heeft bijvoorbeeld geen toegang tot de inhoud van de meldingen
die bij de FIU worden gedaan door kansspelaanbieders, afgezien van de rapportages
met meldgedrag van de onder toezicht gestelden van de Wwft, die de FIU-Nederland elk
kwartaal aan iedere Wwft-toezichthouder stuurt.
Vraag 7
Bent u bereid om in overleg met de Minister van Financiën tot een praktische oplossing
te komen die de specifieke nadelige gevolgen van de Wwft voor dit onbedoelde probleem
zodanig gaat ondervangen dat aan de oorspronkelijke amendementen bij Koa alsnog invulling
gaat worden gegeven? Zo ja, op welke manier gaat u de nadelige effecten van de Wwft
ondervangen?
Antwoord 7
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 4 kunnen opsporingsdiensten binnen de bestaande
wettelijke kaders besluiten om de door het hoofd van de FIU-Nederland verdacht verklaarde
transacties te delen met de sportbonden, met name in de samenwerkingsoverleggen die
reeds zijn opgericht met als doel mogelijke matchfixing gezamenlijk effectief aan
te pakken. Daarbij zal een fast lane worden vorm gegeven. Op die manier wordt invulling gegeven aan de beoogde praktische
oplossing.
Vraag 8
Bent u bereid een spoedreparatiewet van de Wwft voor te bereiden om de nadelige effecten
van de Wwft te ondervangen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Nee, ik ben niet voornemens de Wwft te wijzigen. Op grond van artikel 23, eerste lid,
onderdeel a, Wwft geldt voor alle meldingen van ongebruikelijke transacties afkomstig
van alle meldingsplichtige instellingen een verplichting tot geheimhouding richting
de cliënt en derden. De verplichting om ongebruikelijke transacties te melden in plaats van verdachte transacties, brengt met zich dat in Nederland voor instellingen een relatief lage
drempel bestaat voor het indienen van meldingen op grond van de Wwft bij de FIU-Nederland.
In artikel 22, eerste lid, Wwft is de geheimhoudingsverplichting voor onder meer de
FIU-Nederland neergelegd. Deze geheimhoudingsverplichting is gestoeld op het legitieme,
zogenoemde tipping off verbod: cliënten en derden dienen niet op de hoogte te worden
gebracht van een melding van een ongebruikelijke transactie en daarmee de kans te
vergroten dat zij de opsporing kunnen belemmeren. Verder vloeit de geheimhoudingsverplichting
voor zowel meldingsplichtige instellingen als FIU voort uit de standaarden van de
Financial Action Task Force (FATF) en de Europese anti-witwasrichtlijn. Nederland
kan daarvan niet afwijken.
Dit laat onverlet dat er oog is voor de mogelijke nadelige effecten. Zoals aangegeven
in antwoord 7 wordt om die reden gewerkt aan een praktische oplossing, waarbij voor
de informatiedeling via de FIU-Nederland een fast lane zal worden vorm gegeven.
Vraag 9
Kunt u de Kamer vóór 1 mei 2021 informeren over de uitkomsten van de gesprekken die
u samen met de Kansspelautoriteit voert met de NOC*NSF en de sportbonden?
Antwoord 9
Naar aanleiding van de brief van NOC*NSF, KNVB en KNLTB zijn we in overleg getreden
met de betreffende sportbonden. De uitkomsten van dit gesprek zijn in de antwoorden
op de verschillende sets Kamervragen verwerkt.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Bikker (ChristenUnie)
en Van Nispen (SP), ingezonden 8 april 2021 (vraagnummer 2021Z05548), van de leden Kuik (CDA) en Van der Staaij (SGP), ingezonden 9 april 2021 (vraagnummer
2021Z05632) en van de leden Van der Laan en Smeets (beiden D66), ingezonden 9 april 2021 (vraagnummer
2021Z05634) en van het lid Kathmann (PvdA), ingezonden 9 april 2021 (vraagnummer 2021Z05635)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.