Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Jasper van Dijk over de escalatie van geweld in Palestina en Israël
Vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de escalatie van geweld in Palestina en Israël (ingezonden 12 mei 2021).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 20 mei 2021).
Vraag 1, 2, 3 en 4
Wat is uw reactie op het snel escalerende geweld in Palestina en Israël?
Kunt u bevestigen dat inmiddels tientallen Palestijnen door geweld van de kant van
Israël zijn gedood, inclusief burgers?1 Hoeveel doden zijn er aan Israëlische kant gevallen?
Deelt u de opvatting dat dit geweld per direct dient te stoppen en dat in de kern
dit geweld een gevolg is van de voortdurende bezetting van Palestijns gebied? Zo nee,
wat is dan uw analyse?
Wat is uw oordeel over het bericht «Onrust in Jeruzalem: een opeenstapeling van incidenten»?2
Antwoord 1, 2, 3 en 4
Het kabinet is zeer bezorgd over de situatie in Israël en de bezette Palestijnse gebieden,
inclusief Oost-Jeruzalem. Het kabinet betreurt de burgerslachtoffers die met de snel
escalerende geweldspiraal gevallen zijn: op moment van schrijven gaat het volgens
cijfers van UN OCHA om 217 Palestijnse doden, en 10 Israëlische slachtoffers.
Nederland heeft er bij alle partijen op aangedrongen om onmiddellijk te de-escaleren
en tot een staakt-het-vuren te komen. Nederland veroordeelt de niet-onderscheidende
beschietingen vanuit Gaza op Israël. Het kabinet roept alle partijen met klem op om
burgerdoden aan beide zijden te voorkomen, en zich te houden aan hun internationaalrechtelijke
verplichtingen. Israël moet, als sterk land, juist diens verantwoordelijk nemen en
bij zijn zelfbescherming proportioneel handelen binnen de grenzen van internationaal
recht.
Voor een overzicht van de stappen die Nederland tot op heden genomen heeft, verwijs
ik u naar de Kamerbrief en geannoteerde agenda voor de informele bijeenkomst van de
Ministers van Buitenlandse Zaken, d.d. 17 mei jl., Kamerstuk 23 432, nr. 481 en het verslag van deze bijeenkomst, d.d. 19 mei jl., Kamerstuk 21 501-02, nr. 2346.
Vraag 5
Deelt u de mening dat de huisuitzetting van Palestijnse families in Oost-Jeruzalem
volstrekt onacceptabel is? Zo ja, welke gevolgen verbindt u hieraan?
Antwoord 5
Het kabinet is bezorgd over de dreigende uithuiszetting van vier Palestijnse families
in Sheikh Jarrah (Oost-Jeruzalem). Dit soort unilaterale acties is in strijd met internationaal
recht en ondermijnt de kansen op een oplossing voor Jeruzalem, als deel van de twee-statenoplossing
en kan leiden tot verdere escalatie. Dat heeft het kabinet ook uitgesproken in bilaterale
contacten met de Israëlische regering. Met het oog op de-escalatie is het positief
dat de rechterlijke uitspraak over deze dreigende uithuiszetting voorlopig is uitgesteld.
Nederland heeft bij Israël aangedrongen op een blijvende oplossing zodat deze mensen
in hun huis kunnen blijven wonen.
Zie voorts ook de Kamerbrief over Ontwikkelingen in Jeruzalem, Gaza en Israël, die Uw Kamer op 17 mei 2021 is toegekomen, Kamerstuk 23 432, nr. 481.
Vraag 6
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Karabulut c.s. om in kaart te brengen
welke stappen tegen Israël gezet kunnen worden als tot annexatie van Palestijns gebied
wordt overgegaan?3
Antwoord 6
Nederland heeft zich zowel bilateraal als in EU-verband actief ingezet voor het voorkomen
van de annexatie die vorig jaar dreigde plaats te vinden. Na brede internationale
druk, maar ook als gevolg van de normalisatieovereenkomst tussen Israël en de VAE,
besloot Israël om de annexatieplannen tot nader order op te schorten. Het kabinet
blijft er bij Israël op aandringen deze opschorting definitief te maken.
In lijn met de motie-Karabulut c.s. zal het kabinet doorgaan met het overleg met andere
EU-lidstaten en andere internationale partners over stappen die gezet zouden kunnen
worden, indien daadwerkelijk annexatie zou plaatsvinden.
Vraag 7
Welke maatregelen gaat u – al dan niet in Europees verband – nemen tegen Israël? Bent
u bereid om er in EU-verband voor te pleiten dat de associatieovereenkomst met Israël
opgeschort wordt?
Antwoord 7
Nederland heeft in EU-verband de Hoge vertegenwoordiger gevraagd met voorstellen te
komen voor een actieve rol in het MOVP, onder meer voor de wederopbouw van Gaza en
de intra-Palestijnse verzoening, waarbij lessen getrokken worden uit de ervaringen
na 2014. Een opschorting van het associatieakkoord met Israël is niet aan de orde.
Het associatieakkoord vormt de politieke en juridische basis voor de samenwerking
tussen de EU en Israël en is daarmee een belangrijk instrument in de relatie. Nederland
en de EU voeren op tal van terreinen, en op alle niveaus, een intensieve dialoog met
Israël. Deze dialoog en politiek engagement maken het juist mogelijk om zorgen over
te brengen en zaken aan de orde te stellen.
Vraag 8
Deelt u de mening van Human Rights Watch (HRW) dat Israël een apartheidsregime voert?4 Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Het kabinet is terughoudend met het gebruiken van kwalificaties zoals «apartheid».
Zoals ook in het rapport is genoemd, is een dergelijke kwalificatie nog nooit door
een (internationale) rechter vastgesteld. Het kabinet verwijst in dit verband naar
het gezamenlijke advies van de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken
(CAVV) en de Extern Volkenrechtelijk Adviseur (EVA) van 3 maart 2017 inzake mogelijkheden,
betekenis en wenselijkheid van het gebruik door politici van de term genocide en de
reactie van het kabinet hierop van 22 december 2017. Het gezamenlijke advies van de
CAVV en de EVA heeft ook betrekking op de kwalificatie van misdrijven tegen de menselijkheid,
zoals «apartheid». Zie ook de antwoorden op vragen hieromtrent van het lid Simons,
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2817.
Vraag 9
Bent u het eens met HRW dat «de Israëlische regering bewust beleid voert om de heerschappij
van Joodse Israëliërs over Palestijnen te handhaven, en dat de rechten van Palestijnen
in de bezette gebieden, inclusief Oost-Jeruzalem, ernstig worden geschonden»?
Antwoord 9
Aangezien de gehele Westelijke Jordaanoever, net als de rest van de Palestijnse gebieden,
bezet gebied betreft is in dit gehele gebied volgens Nederland en de EU conform het
internationaal recht het bezettingsrecht van toepassing. Daarbij moet worden voldaan
aan alle waarborgen die worden vereist door het bezettingsrecht en de mensenrechtenverdragen
waarbij Israël partij is (zie ook de antwoorden op Kamervragen van het lid Van den
Hul d.d. 12 februari 2021 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1685). Israël mag als bezettende mogendheid volgens het bezettingsrecht in bezet gebied
gebruikmaken van militaire rechtbanken om personen te vervolgen voor handelingen die
in strijd zijn met veiligheidsmaatregelen die de bezettende mogendheid daar heeft
getroffen in overeenstemming met het humanitair oorlogsrecht.
Het kabinet is bezorgd dat er in de praktijk grote rechtsongelijkheid bestaat, bijvoorbeeld
in de wijze waarop Israël optreedt tegen stenengooien door inwoners van nederzettingen
en bij hetzelfde vergrijp door Palestijnen. Een ander voorbeeld vormt de Israëlische
wetgeving die ertoe leidt dat Joodse Israëliërs eigendom kunnen claimen op grond en
huizen in Oost-Jeruzalem die Joods bezit waren voor 1948, het ontstaan van de staat
Israël. Palestijnen kunnen dat niet voor bezittingen in West-Jeruzalem of elders in
Israël die zij verloren hebben in 1948. in Jeruzalem dreigen meer dan 1.000 mensen
hun huis te moeten verlaten ten faveure van kolonisten op basis van deze wetgeving
die discriminerend is en strijdig met internationaal recht.
Vraag 10
Heeft het voor uw omgang met Israël enige betekenis dat een vooraanstaande mensenrechtenorganisatie
het Israëlische beleid als apartheid duidt? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Het kabinet neemt de bevindingen en het rapport van HRW serieus en is van mening dat
Israël de dialoog moet aangaan over de inhoud van het rapport. Zie ook het antwoord
op vraag 8.
Vraag 11
Bent u bereid zorgvuldig en diepgaand te reageren op het rapport van HRW?
Antwoord 11
Ja. Zie de antwoorden op de Kamervragen van het lid Simons (BIJ1) Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2020–2021, nr. 2817
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.