Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Rudmer Heerema en Yesilgöz-Zegerius over het bericht 'School duwt kinderen ongevraagd uit de kast'
Vragen van de leden Rudmer Heerema en Yeşilgöz-Zegerius (beiden VVD) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht «School duwt kinderen ongevraagd uit de kast» (ingezonden 30 maart 2021).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 20 mei
2021).
Vraag 1
Hoe beoordeelt u de ervaringen van leerlingen van de Gomarus in Gorinchem uit het
bericht «School duwt kinderen ongevraagd uit de kast»?1
Antwoord 1
De verhalen van de leerlingen zijn ontzettend pijnlijk en ik vind het erg dapper dat
zij hun verhaal hebben willen vertellen. Dat kan niet makkelijk zijn geweest. Ik vind
het belangrijk dat alle leerlingen, ook lhbti-leerlingen, zich veilig voelen op school
en de mogelijkheid hebben om zichzelf te kunnen zijn, ongeacht waar ze naar school
gaan. Daarvoor hebben scholen een wettelijke zorgplicht. Dat betekent onder meer dat
geen enkele school in Nederland leerlingen mag veroordelen of afwijzen op basis van
hun seksuele identiteit. Ook mag een school genderdiversiteit en homoseksualiteit
niet afwijzen. Niet in een identiteitsverklaring, niet in hun toelatingsbeleid en
niet in hun schoolcultuur. Leerlingen opsluiten en verplicht uit de kast laten komen
is absoluut onaanvaardbaar.
Vraag 2
In hoeverre komen de ervaringen van deze leerlingen overeen met de Wet veiligheid
op school, die regelt dat scholen moeten zorgen voor een sociaal veilige omgeving
voor leerlingen? Deelt u de mening dat er niet sprake is van sociale veiligheid op
een school wanneer bijvoorbeeld een leraar een gevangenisstraf voor homo’s passend
vindt of mentoren die vertrouwelijke informatie zomaar doorspelen aan derden?
Antwoord 2
Elke leerling heeft recht op een veilig schoolklimaat en moet zich veilig voelen op
school. Ik zie het als mijn taak ervoor te zorgen dat elke leerling de ruimte heeft
zichzelf te kunnen zijn en dat leraren en leerlingen respectvol met elkaar omgaan.
Ik lees zaken in het artikel die daar absoluut niet bij passen: het opsluiten van
leerlingen, hen dwingen voor hun geaardheid uit te komen of vertrouwelijke informatie
delen. De inspectie onderzoekt in hoeverre de school de veiligheid van leerlingen
waarborgt en of aan wettelijke eisen als de burgerschapsopdracht en de Wet sociale
veiligheid wordt voldaan. Ik wacht dit af, en kan nu niet op de uitkomsten van het
onderzoek vooruitlopen.
Vraag 3
Welke sancties kunt u opleggen aan een school wanneer er geen sprake is van een veilige
schoolcultuur voor leerlingen? Bent u bereid om in dit geval deze sancties op te leggen?
Zo ja, op welke manier gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Als scholen zich niet houden aan wettelijke voorschriften treedt de inspectie handhavend
op conform de daarvoor geldende werkwijze. Dat betekent dat de school opdracht krijgt
de tekortkomingen op te lossen en de situatie in overeenstemming te brengen met de
wet. Als de school daaraan geen of onvoldoende invulling geeft, gaat de inspectie
over tot sanctionering. De wijze waarop met deze bevoegdheid wordt omgegaan, is vastgelegd
in de Beleidsregel financiële sancties bij bekostigde onderwijsinstellingen. Zoals
gezegd doet de inspectie momenteel onderzoek.
Vraag 4 en 5
Klopt het dat de signalen uit het artikel ook de Inspectie van het Onderwijs hebben
bereikt? Welke stappen gaat de Inspectie van het Onderwijs nu precies zetten met betrekking
tot de Gomarus?2 Op welke manier houdt u de Kamer hiervan op de hoogte?
Bent u bereid om de Inspectie van het Onderwijs een aanwijzing te geven om nader onderzoek
te doen naar de sociale veiligheid en de correcte uitvoering van de burgerschapsopdracht
door de Gomarus? Zo ja, wanneer kunnen we dit verwachten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4 en 5
De signalen waren voor de inspectie aanleiding onderzoek te doen op de school. Dit
onderzoek is momenteel in uitvoering. Hierin staat de vraag centraal of wordt voldaan
aan de wettelijke voorschriften. Gaande het onderzoek kan ik niet op de resultaten
daarvan vooruitlopen. Als het onderzoek is afgerond en vervolgens openbaar gemaakt
wordt, zal ik uw Kamer middels de door u aangevraagde brief op de hoogte stellen.
De verwachting is dat het onderzoek in juni 2021 afgerond zal zijn en dat het met
inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke termijn eind juli 2021 openbaar gemaakt
kan worden.
Vraag 6
Zijn de geschetste signalen uit het artikel in strijd met het onlangs door de Tweede
Kamer aangenomen wetsvoorstel «verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen
in het funderend onderwijs»?3 Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Zoals ik heb aangegeven, doet de inspectie onderzoek naar de situatie. Ik kan niet
op de uitkomsten van dat onderzoek vooruitlopen. In het algemeen geldt dat dit wetsvoorstel
de lat, onder andere voor wat betreft de schoolcultuur die in overeenstemming moet
zijn met de basiswaarden, voor alle scholen hoger legt. Het aangenomen amendement,
dat het bevoegd gezag verplicht zorg te dragen voor een omgeving waarin leerlingen
en personeel zich veilig en geaccepteerd weten, ongeacht onder andere verschillen
in seksuele gerichtheid, legt hier nog sterker de nadruk op. Het opsluiten van leerlingen
of hen dwingen uit de kast te komen zijn uiteraard niet te verenigen met een schoolcultuur
waar leerlingen zich veilig en geaccepteerd weten. De inspectie toetst op basis van
de op enig moment geldende wet.
Vraag 7
In hoeverre komt de visie van de Gomarus4, dat seksualiteit thuishoort binnen een huwelijk tussen één man en één vrouw, overeen
met het aangenomen amendement Van den Hul c.s.5, dat vraagt om een norm tot handelen met betrekking tot respect tot LHBTI’ers? Klopt
het dat deze visie en handeling van de Gomarus dus in strijd is met het wetsvoorstel
«verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs»?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
De voorzitter van het college van bestuur van het Gomarus stelt in de aangehaalde
verklaring de Bijbelse voorschriften bindend te achten voor het seksuele leven: men
ziet het monogame huwelijk op de school als «de door God gegeven vorm van omgang tussen
man en vrouw». In de verklaring staat ook dat homoseksuele leerlingen net zo welkom
zijn als heteroseksuele leerlingen op de school. Als homoseksuele leerlingen aangeven
uit de kast te willen komen is daar volgens het bestuur ruimte voor. De inspectie
doet onderzoek naar de invulling die de school hier in de praktijk aan geeft. Zoals
ik heb aangegeven, vind ik het absoluut onaanvaardbaar als leerlingen worden opgesloten,
zij worden gedwongen voor hun geaardheid uit te komen of als er vertrouwelijke informatie
wordt gedeeld.
Indien het wetsvoorstel verduidelijking burgerschapsopdracht wordt aangenomen dient
het bevoegd gezag zorg te dragen voor een schoolcultuur in overeenstemming met de
basiswaarden en voor een omgeving waarin leerlingen en personeel zich veilig en geaccepteerd
weten, ongeacht onder andere verschillen in seksuele gerichtheid. De lat voor scholen
komt dus hoger te liggen. Zodra dit wetsvoorstel in werking is getreden zal de inspectie
kunnen toetsen aan deze nieuwe wettelijke norm. In het algemeen geldt dat een school,
alleen door het huwelijk aan man en vrouw voorbehouden te achten, niet noodzakelijkerwijs
in strijd handelt met de nieuwe burgerschapsopdracht. De inspectie zal voor de beoordeling
van de schoolcultuur de gehele context meewegen. De visie van een school, en de wijze
hoe deze tot uiting komt in de onderwijspraktijk, zijn hier onderdeel van. Deze schoolcultuur
moet in overeenstemming zijn met de basiswaarden, basiswaarden dienen bevorderd te
worden middels het onderwijs en leerlingen en personeel moeten zich veilig en geaccepteerd
weten in de school.
Vraag 8
Klopt het dat de Eerste Kamer momenteel nog in afwachting is van de memorie van antwoord
van het wetsvoorstel «verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen in het
funderend onderwijs»? Waarom zijn deze antwoorden nog niet gegeven? Ziet u naar aanleiding
van deze signalen ook de noodzaak in dat dit wetsvoorstel zo snel als mogelijk behandeld
dient te worden in de Eerste Kamer? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kan de Eerste
Kamer deze antwoorden verwachten?
Antwoord 8
De memorie van antwoord is op 8 april jl. naar de Eerste Kamer gestuurd.
Vraag 9
Deelt u de mening dat de beschreven ervaringen van leerlingen uit het artikel niet
thuishoren in een vrije samenleving en dat we al het mogelijke moeten doen om ervoor
te zorgen dat jongens en meisjes, die toevallig verliefd worden op iemand van het
eigen geslacht, veilig moeten kunnen opgroeien en gewoon zichzelf moeten kunnen zijn
in Nederland?
Antwoord 9
In ons land moet iedere jongere, op iedere school, zich vrij weten zichzelf te zijn
en daarvoor uit te komen. Ik zet me er voor in dat elke leerling de mogelijkheid heeft
om zichzelf te kunnen zijn. Zo werk ik aan de aanscherping van de burgerschapsopdracht
en de kerndoelen en ondersteun ik diverse activiteiten om de acceptatie van homoseksualiteit
binnen het onderwijs te verbeteren. Een aantal van die projecten is gericht op een
specifieke groep, bijvoorbeeld het project Stil Verdriet dat is opgezet in samenwerking
met partijen die zich inzetten voor de bevordering van lhbti-acceptatie op christelijke
scholen.
Mede naar aanleiding van de gebeurtenissen op het Gomarus ga ik ook in gesprek met
betrokken leerlingen en een aantal organisaties die zich met deze onderwerpen bezighouden
om te bezien hoe leerlingen die worstelen met hun geaardheid sneller hulp zouden kunnen
krijgen en hoe we signalen over mogelijke sociale onveiligheid sneller kunnen oppikken.
Vraag 10
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden, aangezien het hier
gaat om de veiligheid en welzijn van kinderen?
Antwoord 10
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.