Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Raan over biomassacentrales bij kastuinbouwgebieden
Vragen van het lid Van Raan (PvdD) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over biomassacentrales bij kastuinbouwgebieden (ingezonden 13 april 2021).
Antwoord van Minister Van ’t Wout (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de Minister
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 20 mei 2021). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2558.
Vraag 1
Bent u bekend met de reeds gerealiseerde biomassacentrales bij kastuinbouwgebieden
Andijk1, Asten-Heusden, Bitgum, Bleiswijk, Egchel, Lingewaard, en Maasbree? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Vraag 2
Kunt u een lijst van alle reeds gebouwde biomassacentrales bij kastuingebieden overleggen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ik kan geen lijst met gebouwde biomassacentrales bij glastuinbouwgebieden overleggen
omdat de aard van de afnemer van de warmte niet wordt geregistreerd.
Vraag 3
Bent u bekend met de geplande biomassacentrales bij kastuinbouwgebieden Brielle2, Made en Waddinxveen die nog gebouwd moeten worden, maar die wel al een SDE-subsidie
hebben ontvangen?
Antwoord 3
Ja, daar ben ik mee bekend.
Vraag 4
Kunt u een lijst van alle geplande biomassacentrales die nog gebouwd moeten worden
maar die wel al een SDE-subsidie hebben ontvangen, overleggen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland geeft via hun website een overzicht van
alle afgegeven SDE-beschikkingen en hun status (https://www.rvo.nl/subsidie-en-financieringswijzer/sde/feiten-en-cijfer…). Dit overzicht wordt regulier bijgewerkt.
In de bijlage vindt u een lijst met alleen de biomassa-installaties (inclusief vergisters)
die op 2 april 2021 een SDE-beschikking hebben en nog niet gerealiseerd zijn.3
Vraag 5
Vindt u ook dat juist daadwerkelijk duurzame alternatieven voor duurzame warmte in
plaats van biomassaverbranding bij kastuinbouw dient te worden ingezet? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 5
Het kabinet ziet duurzaam geproduceerde biogrondstoffen als duurzame warmtebron. Gezien
de schaarse beschikbaarheid van duurzame biogrondstoffen hecht het kabinet echter
waarde aan het infaseren van hoogwaardige toepassingen, zoals grondstof voor de chemie,
en de uitfasering van laagwaardige toepassingen zoals elektriciteit en lage temperatuurwarmte.
In lijn met het duurzaamheidskader heeft het kabinet stappen gezet om de afgifte van
subsidies voor biogrondstoffen voor lage temperatuurwarmte in o.a. de glastuinbouw
uit te faseren, zo snel als dat haalbaar en betaalbaar mogelijk is, met het oog op
de klimaatdoelen. Het kabinet zet daarbij ook in op stimulering van andere duurzame
warmtebronnen, zoals in vraag 7 is vermeld.
Vraag 6
Wat zijn de redenen waarom biomassacentrales nog bij kastuinbouwgebieden worden gestimuleerd?
Antwoord 6
Het kabinet ziet duurzame geproduceerde biogrondstoffen als duurzame warmtebron. Omdat
de inzet van houtige biogrondstoffen een onrendabele top kent, is subsidie noodzakelijk
om deze warmtebron beschikbaar te maken voor o.a. de glastuinbouw. Zoals aangegeven
bij vraag 5 heeft het kabinet zich gecommitteerd de afgifte van subsidies voor lage
temperatuurwarmte uit de verbranding van houtige biogrondstoffen te beëindigen, zo
snel als dat haalbaar en betaalbaar mogelijk is.
Vraag 7
Wat zijn de redenen dat echt duurzame alternatieven zoals aardwarmte, geothermie,
WarmteKoudeOpslag (WKO), aquathermie oppervlaktewater en afvalwater, zonthermisch,
restwarmte datacentra met warmtepomp en dergelijke niet veel sterker worden gestimuleerd
zodat er niet wordt gekozen voor biomassaverbranding?
Antwoord 7
Alle genoemde duurzame warmtebronnen, inclusief duurzame biogrondstoffen, worden gestimuleerd
middels de SDE++. Voor al deze bronnen is de subsidie gericht op het afdekken van
de onrendabele top. Naast de SDE++ stimuleert het kabinet alternatieve duurzame warmtebronnen
ook via andere beleidsmaatregelen. Zo is onder andere voor restwarmte een «ophaalrecht»
opgenomen in de voorziene Wet Collectieve Warmtesystemen en wordt middels het programma SCAN de ondergrond van Nederland in kaart gebracht
op potentie voor geothermie. In de nationale warmtebronnenstrategie zal later dit
jaar nader ingegaan worden op deze maatregelen en de mogelijkheden om hier versnelling
aan te brengen in de uitrol van alternatieve duurzame warmtebronnen. Ongeacht de mate
van stimulering, is het belangrijk om vast te stellen dat alternatieve duurzame warmtebronnen
niet altijd overal fysiek beschikbaar zijn en dat alternatieve duurzame warmtebronnen
niet altijd dezelfde functie als biogrondstoffen kunnen vervullen binnen een warmtenet.
Vraag 8
Bent u van plan om de bouw van biomassacentrales bij kastuinbouw te ontmoedigen ten
gunste van de opschaling van daadwerkelijk duurzame warmtebronnen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 8
Zoals aangekondigd in het duurzaamheidskader biogrondstoffen heeft het kabinet zich
gecommitteerd om de afgifte van subsidies op lage temperatuurwarmte uit te faseren
zo snel als dat haalbaar en betaalbaar mogelijk is. Hiertoe heeft het kabinet onderzoek
uitgezet bij het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) om inzicht te krijgen in de
haalbaarheid en betaalbaarheid van alternatieven. Dit onderzoek is met uw Kamer gedeeld
(Kamerstuk 32 813, nr. 651). Gezien de demissionaire status van dit kabinet en het gegeven dat het genoemde
PBL-onderzoek controversieel is verklaard, zal een definitieve keuze over een uitfaseerdatum
gemaakt worden door het volgende kabinet. Ik kom op korte termijn terug op de uitvoering
van motie Van Esch c.s. (Kamerstuk 30 175, nr. 360).
Vraag 9
Bent u van plan om de bouw van biomassacentrales bij kastuinbouw te verbieden ten
gunste van de opschaling van daadwerkelijk duurzame warmtebronnen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 9
Nee, het kabinet heeft in het duurzaamheidskader aangegeven middels stimulansen sturing
te willen geven op de inzet van biogrondstoffen. In dat kader kiest het kabinet voor
een opbouw van de stimulansen voor hoogwaardige toepassing, bijvoorbeeld in de chemie,
en afbouw van stimulansen voor laagwaardige toepassingen. Zoals aangegeven bij vraag
7 stimuleert het kabinet ook het gebruik van andere duurzame warmtebronnen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. van 't Wout, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.