Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen die de leden Slootweg en Omtzigt hebben gesteld over de witwaspraktijken bij ING
Vragen van de leden Slootweg en Omtzigt (beiden CDA) aan de Ministers van Financiën en van Justitie en Veiligheid over de witwaspraktijken bij ING (ingezonden 31 december 2020).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 20 mei 2021). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1419.
Vraag 1
Herinnert u zich de eerdere schriftelijke vragen over het feit dat de top van ING
(bestuur en commissarissen) niet eens opnieuw getoetst is door De Nederlandsche Bank
(DNB) op geschiktheid naar aanleiding van de witwasschikking?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe kijkt u ertegen aan dat dhr. Hamers nu wel vervolgd wordt en
... «[het] hof van oordeel [is] dat er voldoende aanknopingspunten zijn voor een succesvolle
vervolging van deze voormalige bestuurder als feitelijke leidinggever van de door
ING gepleegde strafbare feiten.
Het hof acht de vervolging ook nodig om de navolgende redenen. De feiten zijn ernstig,
met de bestuurder zelf is geen schikking getroffen en evenmin heeft bij publiekelijk
verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen»?
En hoe beziet u in dat licht het feit dat DNB tegelijkertijd niet eens een hertoets
heeft uitgevoerd op de geschiktheid van dhr. Hamers?
Antwoord 2
Het Gerechtshof heeft bij uitspraak van 9 december 2020 de strafvervolging bevolen
van de voormalige bestuursvoorzitter van ING als feitelijk leidinggevende van de door
ING in die zaak gepleegde feiten.1 Het kabinet dient zich te onthouden van bemoeienis in individuele zaken en in dat
verband ook met de in die zaken genomen vervolgingsbeslissing. Daarbij komt dat het
oordeel of de voormalige bestuursvoorzitter van ING strafbare feiten heeft gepleegd
is voorbehouden aan de strafrechter.
De tweede deelvraag impliceert dat de bevoegde toezichthouder, in dit geval de Europese
Centrale Bank (ECB), al of niet op advies van DNB, heeft besloten om niet te hertoetsen.
Dat weet ik niet. Op grond van de wettelijk verankerde toezichtsvertrouwelijkheid
kan en mag de bevoegde toezichthouder geen uitspraken doen, ook niet naar mij, over
de vraag of hertoetsing in individuele gevallen is overwogen, plaatsvindt of heeft
plaatsgevonden, en wat hier mogelijk de uitkomst van zou zijn.
In algemene zin is het zo dat de geschiktheid en betrouwbaarheid van beleidsbepalers
doorlopende verplichtingen zijn voor beleidsbepalers van financiële instellingen die
onder toezicht staan van de ECB, DNB en/of de AFM. Hierin ligt besloten dat, wanneer
er sprake is van gewijzigde omstandigheden of feiten, een redelijke aanleiding kan
ontstaan om de geschiktheid en/of betrouwbaarheid van een al getoetste beleidsbepaler
opnieuw te beoordelen. Ernstige integriteitsschendingen kunnen een redelijke aanleiding
zijn tot hertoetsing. Wanneer in het zogenoemde vooronderzoek een redelijke aanleiding
daartoe wordt vastgesteld, gaat de toezichthouder over tot de eigenlijke hertoetsing.
In mijn brief van 28 oktober 2020 ben ik ingegaan op het wegingskader dat de toezichthouder
hierbij hanteert.2 Het gaat bij hertoetsingen om een toezichtsbevoegdheid met een reparatoir karakter.
Hertoetsingen hebben tot doel om aan de hand van het functioneren en handelen te onderzoeken
of de betrokkene, met het oog op de toekomst, op dit moment nog geschikt en/of betrouwbaar
is om zijn of haar huidige functie uit te oefenen. Het gaat hierbij om een andere
beoordeling, op basis van een ander normenkader, dan die het OM en de strafrechter
maken. In voornoemde brief komt verder naar voren dat schikkingen met, boetes aan
of veroordelingen van een financiële instelling of een beleidsbepaler bij die instelling
van invloed kunnen zijn op het oordeel over de geschiktheid en/of betrouwbaarheid.
Zo stelt de toezichthouder bij veroordeling voor bepaalde ernstige misdrijven zelfs
zonder nadere afweging vast dat de betrouwbaarheid van de betrokkene niet (meer) buiten
twijfel staat. Dit is het geval als deze bij onherroepelijke uitspraak is veroordeeld
ter zake van een dergelijk misdrijf, tenzij sinds het onherroepelijk worden van de
uitspraak acht jaren of meer zijn verstreken.
Vraag 3
Wanneer betaalde de ING Groep het laatste deel van de Staatssteun terug aan het Rijk?
Antwoord 3
ING heeft op 7 november 2014 het laatste deel van de staatssteun terugbetaald.
Vraag 4
Op welke wijze was de relatie tussen de Nederlandse overheid en ING geregeld in de
periode dat ING profiteerde van de kapitaalinjectie door de Nederlandse overheid?
Antwoord 4
Ten tijde van de financiële crisis in 2008 verstrekte de Nederlandse overheid kapitaal
aan banken en verzekeraars in Nederland die fundamenteel gezond en levensvatbaar waren.3 Om haar kapitaalpositie te versterken besloot ING in 2008 om gebruik te maken van
deze kapitaalverstrekkingsfaciliteit van de Nederlandse overheid.
Bij de vormgeving van de steun aan ING werd gekozen voor core tier 1 securities. Deze core tier 1 securities zijn een mengvorm tussen een aandeel en een achtergestelde lening en kunnen getypeerd
worden als converteerbare achtergestelde obligaties. Deze securities hadden geen stemrecht op de aandeelhoudersvergadering, maar er waren wel afspraken
gemaakt over zeggenschap.
In de overeenkomst met ING waren afspraken op het terrein van governance en beloningsbeleid vastgelegd. Deze afspraken waren voornamelijk gericht op het beschermen
van het financieel-economisch belang van de staat, het ontwikkelen van een duurzaam
beloningsbeleid door de instelling en het vastleggen van het aanbevelingsrecht van
de staat voor twee leden van de raad van commissarissen van ING.
Deze commissarissen hadden goedkeuringsrecht bij fundamentele beslissingen, zoals
investeringen en fusies en overnames groter dan een kwart van het eigen vermogen,
en een goedkeuringsrecht bij voorstellen aan de aandeelhouders over het beloningsbeleid.
Door de staat aanbevolen commissarissen zijn, net als andere commissarissen, gehouden
om in het belang van de vennootschap te handelen. Dat betekent dat de commissarissen
onafhankelijk zijn en dus ook zonder last of ruggespraak met de staat kunnen besluiten
over het gebruik van hun vetorechten.
Vraag 5
Zijn er afspraken gemaakt of voorwaarden gesteld bij het verlenen van de kapitaalinjectie
indien er sprake was van signalen rond witwaspraktijken? Zo ja, welke zijn dat? Heeft
ING zich aan die afspraken gehouden?
Antwoord 5
Nee, in de overeenkomst uit 2008 zijn geen afspraken gemaakt of voorwaarden gesteld
met betrekking tot signalen rond witwaspraktijken.
Vraag 6
Zijn er op enig moment na signalen van witwaspraktijken afspraken gemaakt met ING
(met de Staat of met NL Financial Investments – NLFI)? Zo ja, welke zijn dat? Heeft
ING zich aan die afspraken gehouden?
Antwoord 6
De staat heeft geen afspraken gemaakt met ING over het tegengaan van witwassen. NLFI
speelde in het beheer van de kapitaalverstrekkingsfaciliteit geen rol. NLFI werd pas
in 2011 opgericht, nadat kapitaalsteun aan ING was verleend. Bovendien werd het beheer
van de steun aan ING destijds niet aan NLFI overgedragen, omdat er bij ING geen sprake
was van aandeelhoudersrechten. NLFI is alleen belast met het uitvoeren van aandeelhouderschap
namens de staat.
Vraag 7
Deelt u de mening dat, zeker zolang ING profiteerde van de kapitaalinjectie, men dit
bij eventuele aanwijzingen rond witwaspraktijken vanuit DNB of de Europese Centrale
Bank (ECB) zou moeten delen met het Ministerie van Financiën?
Antwoord 7
Vanuit DNB of de ECB kunnen eventuele aanwijzingen die worden gericht aan een financiële
instelling niet gedeeld worden met het Ministerie van Financiën, gezien de toezichtsvertrouwelijkheid
waar beide toezichthouders aan gebonden zijn.
Indien het een bank betreft waarvan de Nederlandse overheid al dan niet middels NLFI
(groot)aandeelhouder is, of die staatssteun geniet, dan ligt het voor de hand dat
deze bank (al dan niet via NLFI) het Ministerie van Financiën (op hoofdlijnen) informeert
over belangrijke kwesties, waaronder aanwijzingen van de toezichthouder. Een dergelijke
aanwijzing blijft echter een aangelegenheid tussen de toezichthouder en de onder toezicht
staande instelling, waarbij het Ministerie van Financiën als aandeelhouder of kapitaalverstrekker
geen rol heeft.
Vraag 8
Zijn er tussen 2008 en 2015 vanuit DNB, de ECB of het openbaar ministerie (in Nederland
of elders) brieven gestuurd naar de Raad van bestuur van ING die betrekking hebben
op eventuele witwaspraktijken door de bank of kwetsbaarheden rondom witwassen?
Antwoord 8
DNB heeft op grond van artikel 22 van de Wwft een geheimhoudingsplicht. Dit betekent
dat het DNB niet is toegestaan om informatie, die zij in het kader van haar toezichtstaak
ontvangt of verstrekt, te delen met derden. DNB heeft desgevraagd dan ook laten weten
niet te kunnen delen of dergelijke brieven zijn verstuurd naar de raad van bestuur
van ING.
Ik kan u wel verwijzen naar de brief van DNB, die ik op 25 september 2018 heb gedeeld
met uw Kamer.4 In deze brief gaat DNB, na de totstandkoming van de transactie, nader in op mijn
vragen of DNB voldoende bevoegdheden en capaciteit heeft om effectief toezicht te
houden op anti-witwasregelgeving, de inschatting van DNB van de mate waarin deze regelgeving
wordt nageleefd door de bankensector en de wijze waarop is verzekerd dat ING in het
vervolg haar rol als poortwachter naar behoren zal invullen. In deze brief schreef
DNB tevens dat het OM eind 2015, in een periodiek overleg tussen het OM, de FIOD en
DNB dat is bedoeld om handhavingsverzoeken te bespreken, aangaf signalen te hebben
ontvangen die ING tot mogelijke verdachte maakten van onvoldoende naleving van Wwft-vereisten
en schuldwitwassen. Deze signalen, zo schrijft DNB in de brief, sloten aan bij de
bevindingen die DNB op basis van haar toezichtonderzoeken had gedaan ten aanzien van
ING en waarvoor DNB reeds op herstel had aangedrongen middels oplegging van een last
onder dwangsom.
De ECB heeft op grond van de Europese antiwitwaswetgeving geen taken en voert in dat
kader derhalve geen toezicht uit op ING. Voor wat betreft haar prudentieel toezicht
geldt voor de ECB eveneens dat de ECB geen informatie kan verstrekken in verband met
de toezichtvertrouwelijkheid daarvan.
Het OM heeft desgevraagd gemeld dat er geen brieven zijn verstuurd naar de raad van
bestuur van ING voor de aanvang van het strafrechtelijk onderzoek in 2016. In dat
kader is met ING gecommuniceerd over de concrete verdenkingen en later over de buitengerechtelijke
afdoening. Voor de stukken verwijs ik naar het besluit op het Wob-verzoek van 5 februari
2019.5
Vraag 9
Kunt u een lijst van brieven vanuit DNB, de ECB of het OM (in Nederland of elders)
geven, die naar de raad van bestuur van ING gestuurd zijn en die betrekking hebben
op eventuele witwaspraktijken door de bank of kwetsbaarheden rondom witwassen en waarvan
het Ministerie van Financiën (of enig ander onderdeel van de Nederlandse regering)
op enig moment op de hoogte is gesteld? Kunt u de brieven met de Kamer delen en per
brief aangeven wanneer de Nederlandse regering daarvan in kennis is gesteld?
Antwoord 9
Voor DNB en de ECB geldt een geheimhoudingsplicht voor toezichtsvertrouwelijke informatie.
Het OM heeft gemeld dat voor de aanvang van het strafrechtelijk onderzoek in 2016
geen brieven zijn verstuurd naar de raad van bestuur van ING. Uit de archieven is
niet gebleken dat het Ministerie van Financiën, of een ander onderdeel van de regering,
op de hoogte is gesteld van dergelijke brieven in de periode voor de bekendmaking
van de transactie. De enige uitzondering hierop is de fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst
(FIOD) die, in het kader van het onderzoek dat zij uitvoerde onder leiding van het
OM, op de hoogte was van de bevindingen bij ING. In het kader van volledigheid vat
ik uw vraag op als een vraag naar documenten uit de periode tot aan 31 augustus 2018
(de datum waarop de – aanstaande – transactie mij en de rest van het ministerie bekend
werd) waarin eventuele signalen over kwetsbaarheden zijn binnengekomen via een route
waardoor zij niet in het archief zijn terechtgekomen. Daarom zal ik de komende tijd
nagaan of de e-mailboxen van destijds verantwoordelijke hogere ambtenaren relevante
informatie bevatten. Ik zal uw Kamer hier zo snel mogelijk over informeren.
Vraag 10
Kunt u een lijst van brieven vanuit DNB, de ECB of het OM (in Nederland of elders)
geven, die naar de raad van bestuur van ING gestuurd zijn en die betrekking hebben
op eventuele witwaspraktijken door de bank of kwetsbaarheden rondom witwassen en waarvan
de aandeelhouder NLFI op enig moment op de hoogte is gesteld? Kunt u de brieven met
de Kamer delen en per brief aangeven wanneer de Nederlandse regering daarvan in kennis
is gesteld?
Antwoord 10
NLFI heeft in het beheer van de kapitaalverstrekkingsfaciliteit geen rol gespeeld.
Van brieven over dit thema aan NLFI is dan ook geen sprake.
Vraag 11
Heeft de raad van bestuur van ING (of enig ander orgaan van ING) op enig moment brieven
van DNB, ECB en/of het OM gedeeld met het de Minister van Financiën (of zijn vertegenwoordiger)?
Zo ja, wanneer?
Antwoord 11
Uit de archieven is niet gebleken dat brieven van DNB, de ECB of het OM over witwassen
aan de raad van bestuur van ING, zijn gedeeld met het ministerie en/of de Minister
van Financiën. Omwille van de volledigheid zal ik nagaan of tot 31 augustus 2018,
toen de (aanstaande) transactie mij bekend werd, dergelijke documenten zijn gedeeld
met het Ministerie van Financiën en niet in het archief zijn terecht gekomen. Ik laat
daarbij de FIOD buiten beschouwing omdat die bij het onderzoek betrokken was. Ik zal
de komende tijd nagaan of de e-mailboxen van destijds verantwoordelijke hogere ambtenaren
bij het Ministerie van Financiën relevante informatie daarover bevatten. Ik zal uw
Kamer hier zo snel mogelijk over informeren.
Vraag 12
Op welke momenten zijn NLFI en de Minister van Financiën geïnformeerd over signalen
van witwassen bij ING? Kunt u die informatie met de Kamer delen?
Antwoord 12
Hiervoor verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 6. NLFI speelde geen rol in het beheer
van de staatssteun aan ING. Ik ben nagegaan of in de archieven van het Ministerie
van Financiën signalen van kwetsbaarheden rondom witwassen bij ING te vinden zijn.
In de periode van de staatssteun en daarna heb ik dergelijke signalen niet terug kunnen
vinden in het archief. Met de publicatie in maart 2017 van het jaarverslag over het
jaar 2016, werd het strafrechtelijk onderzoek naar ING publiek bekend en dus ook bij
mijn voorganger. Zoals ik onder meer in het debat van 16 januari 2019 over de transactie
van het OM met ING met uw Kamer noemde, ben ik voor het eerst op vrijdag 31 augustus
2018 op de hoogte gesteld dat er een transactie zou worden gesloten, die op dinsdag
4 september 2018 bekend werd gemaakt.
Zoals hiervoor gemeld wil ik omwille van de volledigheid nagaan of er in de periode
voorafgaand aan de transactie signalen over kwetsbaarheden zijn binnengekomen bij
het Ministerie van Financiën, anders dan de FIOD, die per abuis niet in het archief
terecht zijn gekomen. Daarom zal ik de komende tijd nagaan of dergelijke signalen
te vinden zijn in de e-mailboxen van destijds verantwoordelijke hogere ambtenaren.
Ik zal uw Kamer hier zo snel mogelijk over informeren.
Vraag 13
Wat is de rol van de compliance-afdeling in een bank als ING?
Antwoord 13
De plicht tot naleving van de regelgeving met betrekking tot het voorkomen van gebruik
van het financiële stelsel voor witwassen rust op de instelling die valt onder de
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Op grond van
die wet moet een instelling, zoals een bank, beschikken over een onafhankelijke en
effectieve compliancefunctie. De compliancefunctie is gericht op het controleren van
de naleving van wettelijke regels, en interne regels die de instelling zelf heeft
opgesteld. De compliancefunctie controleert met andere woorden onder meer of binnen
de bank de regels met betrekking tot cliëntenonderzoek en het melden van ongebruikelijke
transacties worden nageleefd. Daarbij is de compliancefunctie op grond van de Wwft
belast met het verstrekken van informatie over ongebruikelijke transacties aan de
Financiële inlichtingen eenheid (FIU-Nederland).
Vraag 14
Heeft de compliance-afdeling een rol in het tegengaan van eventuele witwaspraktijken
met medewerking van medewerkers van een bank?
Antwoord 14
De compliancefunctie heeft tot taak het controleren of binnen de instelling de wettelijke
regels en de eigen regels van de instelling worden nageleefd. Hieronder vallen ook
regels omtrent het voorkomen van witwassen.
Vraag 15
Deelt u de mening dat afbouw van de compliance-afdeling niet logisch is wanneer een
bank een brief krijgt van toezichthouder(s) dat er sprake is van witwaspraktijken
bij de desbetreffende bank?
Antwoord 15
Het is bij het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen
van belang dat de compliancefunctie adequaat vervuld wordt en onafhankelijk en effectief
haar werk kan doen. De adequate vervulling van de compliancefunctie staat voorop.
Onduidelijk is waarop precies wordt gedoeld met afbouw van de compliancefunctie. Als
een dergelijke afbouw ervoor zorgt dat de compliancefunctie niet (meer) adequaat kan
worden vervuld is dat mijns inziens inderdaad onlogisch.
Vraag 16
Hoeveel mensen waren werkzaam bij de compliance-afdeling ten tijde van de kapitaalinjectie
door de Nederlandse overheid in ING?
Antwoord 16
Het Ministerie van Financiën heeft geen beschikking over dergelijke gegevens, noch
zijn dergelijke gegevens openbaar. ING laat desgevraagd weten geen antwoord te kunnen
geven op deze vragen, vanwege organisatorische herschikkingen over de gevraagde periode
(2008–2014) en vanwege technische beperkingen van haar HR- en IT-systemen. ING verwijst
in haar reactie ook naar het door het OM gepubliceerde feitenrelaas bij de schikking,
waarin wordt uitgelegd dat de bestrijding en voorkoming van witwassen niet was belegd
bij een compliance-afdeling: «Uit het strafrechtelijk onderzoek is naar voren gekomen
dat de verantwoordelijkheid voor naleving van de Wwft was belegd bij drie verschillende
onderdelen van ING NL, te weten de onderdelen «business», «compliance» en «interne
audit dienst». Deze drie onderdelen vormen de zogenaamde «three lines of defense».»
Daarnaast is, zoals ik in eerdere beantwoording van vragen van uw Kamer schreef6, uit het strafrechtelijk onderzoek naar voren gekomen dat ING personele capaciteitsproblemen
had bij de voor naleving van de Wwft relevante afdelingen, zoals de afdelingen die
cliëntenonderzoeken uitvoerden en afdelingen waar medewerkers werkten die witwassignalen
uit het transactiemonitoringssysteem onderzochten. Er werd te weinig personeel beschikbaar
gesteld om deze werkzaamheden uit te voeren en ook om de problemen die bekend waren
geworden binnen de organisatie voortvarend en structureel op te lossen. Ook had het
wel beschikbare personeel niet altijd de benodigde kennis en ervaring om deze werkzaamheden
uit te voeren. Uit het onderzoek is gebleken dat ING in de periode 2010 tot en met
2016 onvoldoende investeerde in personele capaciteit en kwaliteit.
Vraag 17
Hoeveel mensen werkten er op de compliance-afdeling na de laatste aflossing door ING
aan bet Rijk in 2014?
Antwoord 17
Hiervoor verwijs ik naar het antwoord op de vorige vraag.
Vraag 18
Is de reductie van de compliance-afdeling van ING voorgelegd aan NLFI en/of de Nederlandse
overheid?
Antwoord 18
Een dergelijke reductie is niet voorgelegd. De bedrijfsvoering, waaronder de invulling
van de compliance-afdeling, betreft een aangelegenheid waar het bestuur verantwoordelijk
voor is en de raad van commissarissen toezicht op houdt.
NLFI had geen rol in het beheer van de staatssteun aan ING, aangezien er geen sprake
was aandeelhoudersrechten.
Vraag 19
Heeft NFLI en/of de Nederlandse regering ingestemd met de reductie van de compliance-afdeling
van ING?
Antwoord 19
Nee, zie de beantwoording van de vorige vraag.
Vraag 20
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Antwoord 20
De vragen zijn een voor een beantwoord. Beantwoording binnen drie weken is helaas
niet gelukt, omdat informatie moest worden gevraagd van ING en van het Ministerie
van Justitie en Veiligheid voor de beantwoording.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.