Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van den Berge en Özütok over intimidaties door Vizier op Links
Vragen van de leden Van den Berge en Özütok (beiden GroenLinks) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over intimidaties door Vizier op Links (ingezonden 25 maart 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 18 mei 2021). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2350.
Vraag 1
Kent u de berichten over de intimiderende stickeracties van de anonieme actiegroep
«Vizier op Links»? Zo ja, wat vindt u van dit soort acties waarbij onder meer opinievormers,
politici, bestuurders van maatschappelijke organisaties en wetenschappers op hun privéadres
en in hun privésfeer worden lastiggevallen? Deelt u de mening dat deze intimidaties
onaanvaardbaar zijn en het risico in zich dragen dat het vrije publieke en politieke
debat wordt geschaad?
Antwoord 1
Ja. De wijze waarop Vizier op links handelt is intimiderend van aard en daarmee norm-overschrijdend.
Vanuit een anonieme positie iemand met een andere mening of politieke voorkeur op
diens het huisadres belagen beschouw ik als een laffe daad. Wanneer vormen van intimidatie
of geweld zich manifesteren op het privéadres van het slachtoffer maakt dat inbreuk
op zijn of haar persoonlijke levenssfeer – en niet zonder uitzondering – op die van
eventuele medebewoners.
Intimidatie – in welke vorm en tegen wie dan ook – is onacceptabel. Iemand wordt angst
aangejaagd en dit kan invloed hebben op het publieke en politieke debat, bijvoorbeeld
omdat iemand zich niet meer durft uit te spreken.
Vraag 2
Hoe schat u de risico’s van deze organisatie in voor de persoonlijke veiligheid van
hun doelwitten?
Antwoord 2
Ik kan geen uitspraken doen over individuele gevallen.
Vraag 3
Kunt u aangeven of het hier om strafbare feiten gaat? Bent u bereid sowieso politie
en justitie te vragen onderzoek te doen naar de personen die achter deze anonieme
organisatie schuilgaan en, indien mogelijk, deze personen aan te spreken op deze intimiderende
praktijk en slachtoffers desgewenst in staat te stellen om civielrechtelijke stappen
te ondernemen?
Antwoord 3
Het is niet aan mij als Minister om de politie te vragen om onderzoek te doen of om
personen aan te spreken. Het is aan de politie en het Openbaar Ministerie om te achterhalen
of er sprake is van een strafbaar feit. Er zijn tot nog toe tien aangiftes gedaan
waarvan er nog vier in behandeling zijn. Zes aangiftes zijn inmiddels afgerond. Het
Openbaar Ministerie onderzoekt momenteel of de betreffende handelingen zich kwalificeren
als strafbare feiten. Denk hierbij aan bedreiging of belediging.
Afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval kunnen gedragingen strafbare
feiten of een onrechtmatige daad opleveren. Deze toetsing vindt plaats door de civiele
rechter of strafrechter.
Vraag 4
Kunt u, voor zover mogelijk, aangeven in hoeverre «Vizier op Links» onder de aandacht
is gebracht van de AIVD? In hoeverre gaat het hier om een bedreiging van de democratische
rechtstaat?
Antwoord 4
De inlichtingen- en veiligheidsdiensten doen geen uitspraken over hun actuele kennisniveau.
In het uw Kamer toegestuurde Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 54 staat dat doxing
door betrokkenen als intimiderend kan worden ervaren1. Met het openbaar maken van persoonlijke informatie willen extreemrechtse activisten
de veronderstelde linkse hegemonie in de samenleving doorbreken. Deze activiteiten
kunnen bijdragen aan een verdere polarisatie tussen «links» en «rechts». Het is niet
ondenkbaar dat de online polemiek op termijn ook leidt tot fysieke acties.
Dit vind ik een zorgelijke signalering. Hiermee is duidelijk dat er sprake is van
een ontwikkeling die haaks staat op de waarden van onze democratische rechtsstaat.
Vraag 5
Welke maatregelen stelt u zich voor met het oog op de veiligheid van de betrokkenen
en het doen stoppen van dit soort intimiderende acties?
Antwoord 5
Ik doe geen uitspraken over individuele gevallen. De noodzaak tot interventies en
de interventiemogelijkheden hangen sterk af van de concrete feiten en omstandigheden
van het geval.
Van belang is dat slachtoffers altijd een melding doen. Ook kan er aangifte worden
gedaan indien er een vermoeden van een strafbaar feit is. Bij voldoende aanknopingspunten
kan een onderzoek worden opgestart. Het doen van een melding of aangifte bij de politie
kan laagdrempelig via verschillende wegen. Op basis van deze meldingen kan een landelijk
beeld ontstaan welke van belang kan zijn ten aanzien van de aanpak van dit soort intimiderende
acties. Binnen de lokale driehoek wordt de afweging gemaakt of en zo ja welke beveiligingsmaatregelen
nodig zijn. Wanneer er daders in beeld zijn kunnen aanvullende maatregelen worden
genomen variërend van «stopgesprekken» tot een strafrechtelijk traject.
Indien dreiging en risico daartoe aanleiding geven worden door de overheid passende
beveiligingsmaatregelen worden genomen. Deze zijn aanvullend op de maatregelen die
personen of hun werkgever zelf kunnen treffen om weerstand te bieden tegen de dreiging.
De verantwoordelijkheid voor het treffen van deze aanvullende maatregelen is belegd
bij de lokale Hoofdofficier van Justitie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.