Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Michon-Derkzen over het bericht ‘Zorgen over seksuele intimidatie op scholen: "Het staat vaak niet op het netvlies"’
Vragen van het lid Michon-Derkzen (VVD) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht «Zorgen over seksuele intimidatie op scholen: «Het staat vaak niet op het netvlies»» (ingezonden 16 april 2021).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 18 mei
2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Zorgen over seksuele intimidatie op scholen: «Het staat
vaak niet op het netvlies»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u mening dat elke vorm van seksuele intimidatie volstrekt ontoelaatbaar is en
dat het slachtoffer centraal moet staan bij de opvolging van een dergelijk incident?
Antwoord 2
Ik deel die mening. Het is belangrijk dat iedereen zich veilig voelt op school. Seksuele
intimidatie en misbruik is volstrekt onacceptabel. Als zoiets voorkomt, is het vanzelfsprekend
dat een school het slachtoffer centraal stelt in de manier waarop zij daarmee om gaat.
Vraag 3
Welke wettelijke verplichting hebben scholen momenteel over hoe om te gaan met meldingen
van seksuele intimidatie en -geweld?
Antwoord 3
Met de Wet bestrijding seksueel misbruik en seksuele intimidatie in het onderwijs
(1999) zijn een meld-, overleg- en aangifteplicht in de WPO, WVO, WEC en WEB vastgelegd.2 Sinds 2010 staan deze plichten ook in de WHW.3 Er is een wettelijke verplichting voor het bevoegd gezag om onverwijld met de vertrouwensinspecteur
te overleggen wanneer het bevoegd gezag bekend is geworden dat een ten behoeve van
zijn school met taken belast persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt
aan een misdrijf tegen de zeden als bedoeld in Titel XIV van het Wetboek van Strafrecht
jegens een leerling van de school (overlegplicht). Wanneer een personeelslid bekend
is geworden dat een «met taken belast persoon» zich mogelijk schuldig maakt of heeft
gemaakt aan een dergelijk misdrijf, is dit personeelslid verplicht dit onverwijld
te melden aan het bevoegd gezag (meldplicht). Het moet dus gaan om een «met taken
belast persoon», dit kan personeel zijn of iemand die op dat moment taken of werkzaamheden
verricht ten behoeve van de school (ook zonder dat sprake is van een formele dienstverhouding).
De betreffende leerling/student moet minderjarig zijn. Als er uit het overleg met
de inspectie wordt geconcludeerd dat er een redelijk vermoeden bestaat dat er een
zedenmisdrijf is gepleegd, is het bestuur wettelijk verplicht om aangifte te doen
(aangifteplicht). Voordat over wordt gegaan tot het doen van de aangifte, worden de
ouders van de leerling en de betreffende «met taken belaste persoon» hiervan op de
hoogte gesteld.
Besturen en scholen hebben geen wettelijke verplichting om gevallen van (vermoedens
van) seksuele intimidatie (waarbij geen sprake is van een zedenmisdrijf) bij de vertrouwensinspectie
te melden. Ik wil deze overlegplicht echter uitbreiden, zodat scholen ook bij vermoedens
van seksuele intimidatie in overleg moeten treden met de vertrouwensinspectie.
Vraag 4
Klopt de constatering van zowel de Landelijke Vereniging Vertrouwenspersonen als de
VO-raad dat scholen momenteel nog onvoldoende acteren op signalen van seksuele intimidatie
en -geweld? Welke verklaring geeft u daarvoor?
Antwoord 4
Die constatering klopt ten dele. Er zijn namelijk verschillen zichtbaar in hoe actief
scholen het gesprek over gedragsregels op school voeren en hoe actief zij reflecteren
op een veilig schoolklimaat. Bij sommige scholen is het nodig om hier een sterker
bewustzijn te creëren. Met Stichting School & Veiligheid, de Inspectie van het Onderwijs
en de sectorraden heb ik afgesproken dat er een gezamenlijke communicatielijn komt
richting scholen over onder meer het wettelijk kader, schoolcultuur en gedragsregels.
Een brede oproep kan scholen helpen bij bewustwording op dit thema en bij het voeren
van het gesprek hierover. Voor het creëren van een veilig schoolklimaat is het daarnaast
ook van belang dat er met leerlingen het gesprek wordt aangegaan over het respecteren
van grenzen, seksualiteit en seksuele intimidatie. Hiervoor zijn onder andere trainingen
en handreikingen beschikbaar van Stichting School & Veiligheid en Rutgers. Bovendien
worden de betreffende kerndoelen in het curriculum aangescherpt.
Vraag 5
Is bewezen seksuele intimidatie door een leraar een grond voor ontslag? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 5
Bewezen seksuele intimidatie kan een grond zijn voor ontslag. Besturen kunnen ook
andere arbeidsrechtelijke maatregelen treffen, zoals schorsing of een berisping. Ook
kunnen besturen naar aanleiding van een melding over seksuele intimidatie besluiten
om bijvoorbeeld relevante verbeteringen aan te brengen in hun beleid om seksuele intimidatie
te voorkomen.
Vraag 6
Welke middelen heeft het slachtoffer van seksuele intimidatie? Welke middelen heeft
een vertrouwenspersoon richting de schoolleider en het schoolbestuur?
Antwoord 6
Een slachtoffer van seksuele intimidatie kan naar de (externe) vertrouwenspersoon
stappen, maar kan ook een klacht indienen bij het bestuur jegens de «met taken belaste
persoon». Een (externe) vertrouwenspersoon ziet toe op de afhandeling van de melding
en zorgt samen met bestuur/directie voor de veiligheid van de betrokkene. De vertrouwenspersoon
functioneert als intermediair richting directie en bestuur, maar heeft geen sanctiemiddelen
als directie en bestuur geen gehoor geven.
Daarnaast kan de betrokkene ook contact opnemen met de vertrouwensinspectie. De vertrouwensinspectie
kan verkennen welke stappen er al zijn gezet, welk resultaat die gehad hebben en welke
stappen nog gezet kunnen worden. De vertrouwenspersoon kan ook in gesprek gaan met
de vertrouwensinspectie om nadere duiding te geven van een voorval en te komen tot
de juiste stappen.
Vraag 7
Hoeveel procent van de VO-scholen heeft de opvolging van signalen van seksuele intimidatie
in hun beleid staan? Wat is de formele rol van de VO-raad in de ondersteuning van
het opstellen c.q. actualiseren van dergelijk beleid? Wat is de formele rol van de
landelijke vereniging voor vertrouwenspersonen in de ondersteuning van het opstellen
c.q. actualiseren van dergelijk beleid?
Antwoord 7
Scholen dienen hun beleid ten aanzien van seksueel grensoverschrijdend gedrag weer
te geven in het schoolveiligheidsplan. De Arbowet verplicht scholen om de leerlingen
en het personeel te beschermen tegen onder andere seksuele intimidatie. Vanuit de
Wet bestrijding van seksueel geweld en seksuele intimidatie in het onderwijs zijn
scholen verplicht afspraken vast te leggen of een protocol op te stellen rondom seksuele
intimidatie in de schoolsituatie. Er zijn geen cijfers over het aantal scholen dat
dit onderdeel heeft opgenomen in het veiligheidsplan.
De rol van de VO-raad is scholen te informeren over wat wettelijk verplicht is (en
wat wenselijk is) voor een school zowel als het gaat om preventie als om de opvolging
bij een incident. De VO-raad geeft informatie over de landelijke Modelklachtenregeling
die scholen kunnen inzetten bij hun klachtenregeling en informeert scholen over de
Leidraad vertrouwenswerk op school van Stichting School & Veiligheid. In deze leidraad
wordt uiteengezet welke rol de vertrouwenspersoon heeft bij de begeleiding van klagers
en de afhandeling van klachten en worden handvatten gegeven hoe scholen ervoor kunnen
zorgen dat melders en klagers sneller uitkomen bij de medewerker die hen kan helpen.
De Landelijke Vereniging van Vertrouwenspersonen heeft geen formele rol. De vereniging
ondersteunt haar leden (onder meer door trainingen) en behartigt hun belangen. De
vereniging heeft een specifieke werkgroep onderwijs, maar het aantal vertrouwenspersonen
uit het onderwijs dat lid is, is vooralsnog beperkt.
Vraag 8
Hoeveel meldingen van seksuele intimidatie of -geweld zijn er door scholen de afgelopen
drie jaar gedaan bij de Inspectie van het Onderwijs? Hoe vaak heeft dit tot aangiftes
geleid?
Antwoord 8
Ik wil voorop stellen dat elk geval van seksuele intimidatie er een teveel is. Ieder
jaar rapporteert de inspectie over de aantallen meldingen bij de vertrouwensinspecteurs
en de trends die er uit af te leiden zijn. In het schooljaar 2019–2020 zijn de scholen
en onderwijsinstellingen deels gesloten geweest door de coronapandemie. Een vergelijking
met eerdere schooljaren is daardoor niet te maken. In de onderstaande figuur kunt
u zien hoeveel meldingen van seksueel misbruik en seksuele intimidatie bij de Inspectie
van het Onderwijs zijn gedaan.
Als er door schoolbestuur en vertrouwensinspecteur gezamenlijk of alleen door de vertrouwensinspecteur
geconcludeerd wordt dat er sprake is van een redelijk vermoeden van een zedenmisdrijf,
dan is het schoolbestuur verplicht hiervan direct aangifte te doen bij de politie.
De politie bepaalt uiteindelijk of de melding/aangifte aangiftewaardig en onderzoek
waardig is. In 2017/2018 is 45 keer de aangifteplicht opgelegd door de vertrouwensinspectie.
In 2018/2019 39 keer en in 2019/2020 49 keer. Hoe vaak dat tot daadwerkelijke aangifte
heeft geleid, is niet bekend.
Vraag 9
Op welke manier gaat uw aangekondigde wetswijziging zorgen voor het vergroten van
de naleving van de meldplicht en wanneer kan de Kamer deze verwachten?
Antwoord 9
De wetswijziging betreft het opnemen van seksuele intimidatie en grensoverschrijdend
gedrag voor wat betreft de overlegplicht. De overlegplicht met de inspectie geldt
nu enkel in geval van een mogelijk strafbaar feit, een zedenmisdrijf. De overlegplicht
zal gepaard gaan met een concreet handelingsprotocol voor schoolbesturen en schoolleiders.
Ik ben hierover nu in overleg met de sectorraden, de Inspectie van het Onderwijs en
de Stichting School & Veiligheid. Ik zal uw Kamer te zijner tijd verder informeren
over de stand van zaken van de uitwerking van het handelingsprotocol voor de overlegplicht
en de wetswijziging. Aanscherping van de wet op dit punt in combinatie met een concreter
handelingsprotocol, kan scholen helpen bij het handelen in geval van seksuele intimidatie
en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Zoals ik verder in het antwoord op vraag 4
heb aangegeven, is het daarnaast van groot belang dat er op scholen een open en veilige
schoolcultuur is, waarbinnen het gesprek over seksuele integriteit en seksueel grensoverschrijdend
gedrag gevoerd kan worden. Samen met de raden, de inspectie en Stichting School &
Veiligheid ondersteun ik scholen daartoe.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.