Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Michon-Derkzen over het bericht 'Bestuurscrisis kostte Avicenna College bijna kwart miljoen euro'
Vragen van het lid Michon-Derkzen (VVD) aan de Minister voor Basis- en Voorgezet Onderwijs en Media over het bericht «Bestuurscrisis kostte Avicenna College bijna kwart miljoen euro» (ingezonden 22 april 2021).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 12 mei
2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het rapport van de Inspectie van het Onderwijs over het Avicenna
College1 en het bericht «Bestuurscrisis kostte Avicenna College bijna kwart miljoen euro»?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe is het mogelijk dat het Avicenna College in augustus en september 2020 bijna een
kwart miljoen euro heeft uitgegeven aan extra beloningen voor het vaste personeel
en aan de tijdelijke inhuur van interim-personeel, zonder dat deze uitgaven iets bijdragen
aan een oplossing van conflicten op de school of onderwijs voor leerlingen?
Antwoord 2
In 2020 maakte SIVOR, het bevoegd gezag van het Avicenna College, een roerige periode
door. De inspectie van het onderwijs (verder: de inspectie) heeft over deze periode
recent een rapport uitgebracht op basis van een bestuurlijk financieel onderzoek (zie
bijlage)3. Het rapport schetst een beeld van een bestuurlijke crisis ten tijde waarvan uitgaven
zijn gedaan die niet hebben bijgedragen aan een oplossing van de conflicten op de
instelling, en ook niet of nauwelijks aan het onderwijs voor de leerlingen.
Er zijn extra toelages voor het vaste personeel uitbetaald op basis van eerdere toekenningen
voor augustus door de voormalig bestuurder. Bij aanvang van het schooljaar bleek een
groot deel van de docenten zich ziek te melden en was een ander deel zonder afmelding
afwezig. Op dat moment heeft de interim-directeur getracht om tijdelijke docenten
in te huren. In de eerste twee weken na de zomervakantie viel echter een groot deel
van de lessen uit. De interim-directeur heeft slechts een zeer korte periode daadwerkelijk
diensten voor de instelling verricht, maar vastgehouden aan de opzegtermijn in zijn
contract.
De inspectie constateert dat achteraf op basis van voortschrijdend inzicht wellicht
andere beslissingen genomen zouden zijn. De onderwijsbekostiging kent echter een grote
mate van bestedingsvrijheid. Het is aan het bevoegd gezag om te bepalen, binnen de
grenzen der wet, waar de bekostiging aan wordt besteed. De inspectie heeft in haar
rapport niet geconstateerd dat er sprake was van onrechtmatige uitgaven.
Vraag 3
Op welke manier gaat u dit onderwijsgeld terughalen, aangezien het niet doelmatig
besteed is aan de kwaliteitsverbetering van het onderwijs?
Antwoord 3
De Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) bood in 2020 – nog – geen basis om eventuele
evident ondoelmatige uitgaven terug te vorderen. Wel is aan de WVO het nieuwe artikel
103a3 toegevoegd dat een basis vormt voor het terugvorderen van evident ondoelmatige
uitgaven.4 Dit artikel is op 1 januari 20215 in werking getreden en dient nog, naar aanleiding van het amendement van de leden
Rog, Bisschop, en Rudmer Heerema, verder uitgewerkt te worden in een algemene maatregel
van bestuur.6
Vraag 4
Zijn de problemen bij het Avicenna College sinds het aantreden van een nieuwe bestuurder,
op voordracht van de Minister, nu opgelost? Op welke manier houdt de Inspectie van
het Onderwijs hier de komende tijd toezicht op?
Antwoord 4
In reactie op het schriftelijk overleg van 18 december 2020 heb ik uw Kamer aangegeven
dat de inspectie de vinger aan de pols houdt.7 Het bestuur heeft herstelopdrachten gekregen en heeft aangegeven ermee aan de slag
te zijn gegaan.
Vraag 5
Klopt het dat het interne toezicht van het Avicenna College onvoldoende functioneerde
en dat het niet in lijn was met de Code Goed Bestuur? Is dat nu wel op orde?
Antwoord 5
De inspectie constateerde dat een interim-bestuurder op verzoek van de raad van toezicht
vanaf 1 augustus 2020 tijdelijk voorzitter van de raad van toezicht was. Daarmee waren
de rollen van bestuur en toezicht binnen SIVOR niet gescheiden. Dat is strijdig met
de WVO en met de Code Goed Onderwijsbestuur.8 Deze situatie is per 1 oktober 2020 beëindigd, toen een bestuurder en een voorzitter
van de Raad van Toezicht werden benoemd. Nu is er sprake van een dagelijks bestuurder
– inmiddels directeur-bestuurder – en een raad van toezicht die bestaat uit drie leden.
Vraag 6
Welke verantwoordelijkheid heeft de Stichting Islamitisch Voortgezet Onderwijs in
Rotterdam (SIVOR) als het gaat om het waarborgen van een goed functionerende interne
toezicht? Welke garanties kunt u geven dat SIVOR niet dezelfde fouten maakt bij de
stichting van een nieuwe school in Den Haag?
Antwoord 6
SIVOR is zoals ieder bevoegd gezag gehouden om het interne toezicht en het bestuur
in te richten in overeenstemming met de wet. De inspectie houdt toezicht op alle besturen,
waarbij de scheiding tussen intern toezicht en bestuur aan de orde komt.
Vraag 7
Welke gevolgen heeft dit inspectierapport op de stichting van een nieuwe school in
Den Haag door SIVOR?
Antwoord 7
Het is aan het bestuur van SIVOR of en wanneer de stichting een nieuwe school in Den
Haag wil stichten. Zoals bij elke nieuwe school zal de Inspectie van het Onderwijs
voor de start van de school onder meer vaststellen of het bestuur kan voldoen aan
de eisen van bekwaamheid van degene die onderwijs geven en aan de eisen met betrekking
tot onderwijstijd. Kort na de start van een nieuwe school zal de Inspectie van het
Onderwijs een risicoanalyse opstellen.
Vraag 8
Bent u het ermee eens dat onderwijsgeld besteed moet worden aan onderwijs en niet
als extra beloning voor niet functionerende bestuurders? Zo ja, welke maatregelen
gaat u op basis van het inspectierapport nemen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Onderwijsgeld dient te worden besteed aan onderwijs, maar de bekostiging kent zoals
gezegd een grote bestedingsvrijheid. Zoals ik in het antwoord op de vragen 2 en 3
heb aangegeven constateert de inspectie geen onrechtmatige uitgaven en is er voor
in 2020 gedane bestedingen geen grondslag om (evident) ondoelmatige uitgaven terug
te vorderen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.