Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Dik-Faber en Van Eijs over recht op reparatie van apparatuur
Vragen van de leden Dik-Faber (ChristenUnie) en Van Eijs (D66) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over recht op reparatie van apparatuur (ingezonden 10 maart 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer (Infrastructuur en Waterstaat)
(ontvangen 11 mei 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr.
2297.
Vraag 1
Kent u het bericht «Recht op reparatie van apparatuur komt steeds dichterbij»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u ervan op de hoogte dat de aanschaf van «spullen»,conform onderzoek van CE Delft,
op nummer één staat in de klimaatimpact van de gemiddelde consument? Deelt u het standpunt
dat reparatie een veel prominentere plek moet krijgen in de circulaire economie en
de trits «reduce-reuse-recycle» altijd moet worden aangevuld met «repair»?
Antwoord 2
Ik ben mij bewust van de impact van de aanschaf, het gebruik en het wegwerpen van
producten op klimaat en milieu, in termen van CO2-emissies, verbruik van materiaal en energie, en afvalproductie. Gebruiksduurverlenging
door goed onderhoud en reparatie van producten is dan ook een belangrijke schakel
in een circulaire economie en reparatie is een belangrijke sport op de zogenaamde
R-ladder2.
Vraag 3
Deelt u het beeld van reparateurs van het Repair Café dat repareren duur en onaantrekkelijk
blijft, ondanks de verschillende aanpassingen in de op 1 maart 2021 van kracht geworden
Europese verordening uit de Ecodesign-richtlijn?
Antwoord 3
De uitvoeringsverordeningen onder de Ecodesign-richtlijn die op 1 maart jl. van kracht
zijn geworden, zijn een grote stap in de goede richting voor de producten die ze betreffen.
Maar er is in bredere zin werk aan de winkel om reparatie aantrekkelijker te maken.
Zoals aangegeven in mijn antwoorden op eerdere vragen over dit onderwerp3 blijkt uit het PBL-rapport «Circulaire Economie in Kaart» (2019) dat er op het gebied
van reparatie al het nodige gebeurt, maar ook dat reparatie in de hoek van consumentenelektronica
minder ontwikkeld is ten opzichte van diverse andere productgroepen. Dit wordt meegenomen
in een lopend breder onderzoek naar de verdere professionalisering van de reparatiesector,
dat binnenkort wordt afgerond. Over de resultaten van het onderzoek zal ik uw Kamer
informeren.
Vraag 4
Klopt het dat vrijwillige reparateurs minder toegang hebben tot informatie en reserveonderdelen
om apparaten te repareren? Bent u bereid om vrijwillige reparateurs niet te beperken
in informatievoorziening en toegang tot reserveonderdelen om de door u genoemde onevenredige
belemmeringen te voorkomen?4
Antwoord 4
In de Europese uitvoeringsverordeningen wordt inderdaad onderscheid gemaakt tussen
onderdelen en informatie die voor alle consumenten beschikbaar moeten worden gemaakt
(voor relatief eenvoudige reparaties) en onderdelen en informatie die alleen aan professionele
reparateurs beschikbaar hoeven te worden gesteld (voor complexere en mogelijk gevaarlijke
reparaties). Zoals in mijn eerdere antwoorden aangegeven, ben ik van mening dat onevenredige
belemmeringen voor reparateurs moeten worden voorkomen. Als onderdeel van bovengenoemd
onderzoek (zie antwoord 3) kijk ik of reparateurs bijvoorbeeld laagdrempelig als «professioneel»
kunnen worden geregistreerd om toegang tot onderdelen te krijgen. Wel ben ik gebonden
aan de beperkingen die volgen uit de Europese regels.
Vraag 5 en 6
Klopt het dat de stichting Repair Café, ondanks het aangenomen amendement-Dik-Faber/Van
Eijs (Kamerstuk 35 300 XII, nr. 10) waarin gehint wordt op langjarige, structurele financiering, niet jaarlijks gefinancierd
wordt?
Kunt u onderzoeken hoe de reparatiecafés als onderdeel van de essentiële reparatie-infrastructuur
kunnen worden ondersteund zonder dat Europese regels betreffende staatssteun worden
overtreden? Zo nee, kunt u in overleg treden met de Europese instanties om ervoor
te zorgen dat stichtingen ten behoeve van reparatie blijvend ondersteund kunnen worden?
Antwoord 5 en 6
De stichting Repair Café heeft in 2020 en 2021 een incidentele subsidie ontvangen
voor onder andere het ondersteunen van bestaande en nieuwe repair cafés, brede promotie
van repareren en het bijdragen aan de uitrol van circulaire ambachtscentra met een
structurele repareercomponent. Daarmee zijn de grenzen bereikt waarbinnen conform
het toepasselijke Europese staatssteunkader (en het nationale recht) incidentele of
structurele subsidie verleend kan worden aan een individuele stichting zoals deze.
Voor specifieke projecten kan uiteraard een beroep worden gedaan op bestaande subsidieregelingen die open staan voor alle partijen, mits deze projecten aan de eisen van
die regelingen voldoen.
Ik merk op dat de reparatie-infrastructuur volop in ontwikkeling is. Het eerdergenoemd
onderzoek (zie antwoord 3) naar de kansen en belemmeringen als het gaat om het stimuleren
van het repareren van producten zal ik ook in Europees kader onder de aandacht brengen
en ik zal blijven pleiten voor prioriteit voor reparatie en repareerbaarheid van producten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.