Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 798 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2021 (Tweede incidentele suppletoire begroting inzake kwijtschelding publieke schulden toeslagengedupeerden en diverse corona gerelateerde maatregelen)
Nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 12 mei 2021
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 22 april 2021 voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Bij brief van 11 mei 2021 zijn ze door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Peters
Adjunct-griffier van de commissie, Blom
Vraag 1
Hoeveel crisisbanen zijn er, uitgesplitst per sector, door gemeenten en andere organisaties
gerealiseerd? Welke gemeenten hebben een aanvraag gedaan?
Antwoord 1 en 2
Op dit moment is er voor de coronabanen in totaal ca. € 69 mln. van de beschikbaar
gestelde € 160 mln. uitgegeven. Dit kan nog oplopen omdat gemeenten nog tot eind juni
2021 aanvragen kunnen indienen voor coronabanen in de handhaving. De middelen staan
niet op de begroting van SZW, maar op die van VWS, OCW en JenV.
In de zorg zijn in totaal 381 aanvragen gedaan door zorginstellingen voor in totaal
3.740 coronabanen. Een nadere uitsplitsing naar deelsectoren is te vinden in het factsheet
«Coronabanen in de zorg» van Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I)1. Met deze aanvragen is in de zorg € 38 mln. van de beschikbare € 80 mln. uitgegeven.
Voor de subsidieregeling coronabanen in de zorg is de aanvraagperiode inmiddels verstreken.
In het hoger onderwijs zijn 28 aanvragen gedaan door hbo-instellingen en 16 door wo-instellingen.
Hiermee is circa € 15 mln. van de beschikbare € 20 mln. uitgegeven. Per onderwijsinstelling
is in de regeling een plafond opgenomen. Bij de aanvragen hebben de instellingen aangegeven
aan welke categorie werkzaamheden ze het budget zouden uitgeven. De onderstaande tabel
geeft de verdeling weer voor HBO en WO. Er is geen zicht op het aantal banen dat gerealiseerd
is. Ook voor het hoger onderwijs is de aanvraagperiode inmiddels verstreken.
Tabel 1: % aangevraagde subsidies per categorie werkzaamheden in het hoger onderwijs
Groepen
HBO
WO
Surveillanten en begeleiders bij bijvoorbeeld toetsing van studenten
15%
18%
Helpdesk- en servicemedewerkers
6%
11%
Student-assistenten voor begeleiding bij practica
31%
12%
ICT-ondersteuning bij online onderwijs, ondersteuning bij handhaving van de maatregelen
ten behoeve van de bestrijding van de COVID-19 etc.
35%
43%
Overige functies ter ondersteuning aan het onderwijs en onderzoek
14%
17%
Bij de coronabanen voor toezicht en handhaving hebben op dit moment 95 gemeenten een
aanvraag ingediend. Van het totaal beschikbare budget van € 60 miljoen is ca. € 15
miljoen uitgegeven. De uitgaven kunnen nog oplopen, omdat gemeenten nog tot eind juni
2021 een aanvraag kunnen indienen. Bij de aanvraag vullen gemeenten alleen het gevraagde
bedrag aan bijdrage in waardoor er op dit moment geen zicht is op het gerealiseerde
aantal banen.
De onderstaande gemeenten hebben inmiddels een aanvraag gedaan:
Almelo
Alphen aan den Rijn
Amersfoort
Assen
Beek (L.)
Beekdaelen
Beemster
Bergen (NH.)
Bergen op Zoom
Bernheze
Bladel
Blaricum
Bloemendaal
Borne
Boxmeer
Breda
Brummen
Castricum
De Fryske Marren
De Ronde Venen
Doesburg
Dordrecht
Drechterland
Dronten
Eemnes
Eindhoven
Enkhuizen
Gennep
Groningen (gemeente)
Haarlem
Haarlemmermeer
Halderberge
Heemstede
Heerde
Heerenveen
Heerlen
Heiloo
Hellevoetsluis
Hendrik-Ido-Ambacht
Het Hogeland
Hillegom
Huizen
Hulst
Kaag en Braassem
Kapelle
Landsmeer
Laren (NH.)
Lelystad
Leusden
Lisse
Oirschot
Stede Broec
Waalre
Maasdriel
Oostzaan
Súdwest-Fryslân
Waalwijk
Maasgouw
Oude IJsselstreek
Texel
Weesp
Medemblik
Papendrecht
Teylingen
Westerwolde
Meppel
Pekela
Tholen
Wijdemeren
Midden-Groningen
Purmerend
Uden
Wormerland
Molenlanden
Raalte
Uitgeest
Woudenberg
Montferland
Roermond
Utrecht (gemeente)
Zandvoort
Neder-Betuwe
Roosendaal
Valkenswaard
Zeist
Nijkerk
Rucphen
Veendam
Zundert
Nissewaard
Rucphen
Veldhoven
Zwartewaterland
Noord-Beveland
Staphorst
Vijfheerenlanden
Vraag 2
Hoeveel is er al uitgegeven aan de crisisbanen?
Antwoord 2
Zie het antwoord bij vraag 1.
Vraag 3
Wat zijn de uitgaven tot nu toe bij de Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten
(TONK)-regeling?
Antwoord 3
De middelen voor TONK worden ter beschikking gesteld via de algemene uitkering van
het gemeentefonds. Dat betekent dat gemeenten geen verantwoording aan het Rijk hoeven
af te leggen over de besteding.
Wel monitoren Rijk en gemeenten door regelmatig overleg en via beschikbaar komende
gegevens vanuit het CBS en de Divosa benchmark hoe de implementatie en de uitvoering
verloopt.
Vraag 4
Hoe staat het met de uitvoering van de werkgarantie?
Antwoord 4
Voor de uitvoering van de motie Gijs van Dijk/Van Kent/Smeulders (Kamerstukken II
2020/21, nr. 35 570-XV-62) wordt «werkgarantie» uitgelegd als de zekerheid van passende begeleiding bij het
zoeken naar werk (Kamerstukken II 2020/21, nr. 35 420-XV-228). Deze zekerheid wordt geboden met de verschillende maatregelen uit het aanvullend
sociaal pakket. De inzet hierbij is mensen zo veel mogelijk gericht te helpen, afhankelijk
van de behoefte. Werknemers van bedrijven die grootschalig worden gereorganiseerd
of in branches waar de werkgelegenheid sterk is teruggelopen, worden hierbij geholpen
door de werkgevers(organisaties) en vakbonden. Daarbij kan direct een beroep worden
gedaan op de maatregelen gericht op scholing en ontwikkeling, via het individu, de
(toekomstige) werkgever of via sectoraal maatwerk. Mensen die hun werk al zijn kwijtgeraakt
en WW ontvangen worden door UWV ondersteund in het vinden van nieuw werk. Mensen die
na afloop van de WW-periode geen baan hebben gevonden of mensen zonder WW-rechten
stromen door naar de bijstand uitgevoerd door gemeenten. Vanuit het aanvullend sociaal
pakket wordt extra geïnvesteerd in de begeleiding door UWV en gemeenten van deze werkzoekenden.
Werkenden en werkzoekenden die meer ondersteuning nodig hebben kunnen bij een regionaal
mobiliteitsteam terecht voor aanvullende crisisdienstverlening. De regionale mobiliteitsteams
zijn samenwerkingen tussen werkgeversorganisaties, vakbonden, gemeenten en UWV. De
aanpak richt zich op de mensen die als gevolg van de coronacrisis hun baan verliezen
of met werkloosheid worden bedreigd of zijn gebaat bij extra ondersteuning. Vanuit
de samenwerking bieden de regionale mobiliteitsteams extra ondersteuning om snel en
gericht de weg te vinden naar ander werk. De aanpak zoals afgesproken in de intentieverklaring
waar uw Kamer op 30 november 2020 over is geïnformeerd, is uitgewerkt in de Tijdelijke
Regeling Aanvullende Crisisdienstverlening COVID-19, welke 26 maart jl. in werking
is getreden.
Vraag 5:
Hoeveel budget is er al uitgekeerd om mensen zonder werk te begeleiden naar een nieuwe
baan?
Antwoord 5 en 6
Voor de opstartfase van de regionale mobiliteitsteams heeft elke centrumgemeente,
vanuit de middelen uit het aanvullend sociaal pakket, in 2020 € 480.000 ontvangen
via een decentralisatie uitkering. Daarmee hebben zij een start kunnen maken met het
regionale overleg tussen alle betrokken partijen ten behoeve van de inrichting en
uitvoering van de regionale mobiliteitsteams.
Het overige budget voor de aanvullende crisisdienstverlening door regionale mobiliteitsteams
verloopt via de Tijdelijk Regeling Aanvullende Dienstverlening COVID-19. De regeling
voorziet in de juridische kaders voor de gerichte en rechtmatige besteding van de
middelen. Op basis van de regeling werken partijen in de arbeidsmarktregio’s op dit
moment nadere samenwerkingsafspraken en begrotingen uit, sommige regio’s zijn daarin
verder dan andere regio’s. De eerste definitieve samenwerkingsafspraken zijn inmiddels
gesloten.
Vanaf 26 maart kunnen partijen, indien ze kenbaar hebben gemaakt te voldoen aan de
voorwaarden van regeling, kosten maken en vergoed krijgen vanuit de middelen uit het
aanvullend sociaal pakket. De vergoeding verloopt op declaratiebasis en loopt daarom
achter op de daadwerkelijke inzet. Declaraties hebben zich nog niet voorgedaan. Er
worden inmiddels mondjesmaat wel mensen geholpen. De vraag naar dienstverlening valt
tot nu toe nog mee vanwege de nog meevallende situatie op de arbeidsmarkt, waarschijnlijk
vanwege de steunpakketten.
Vraag 6
Hoeveel mensen zijn er al naar ander werk begeleid?
Antwoord 6
Zie het antwoord bij vraag 5.
Vraag 7
Constaterende dat in de begroting staat dat € 57,9 miljoen wordt gereserveerd voor
het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) voor het kwijtschelden van
schulden van Kinderopvangtoeslag (KOT)-gedupeerden, maar dat de derving nog hoger
zal zijn, waarom wordt in 2021 slechts € 38,6 miljoen van de gereserveerde middelen
overgeheveld van de begroting van het Ministerie van Financiën naar de begroting SZW
als de inschatting van € 57,9 miljoen naar het inzicht van de regering al te laag
is?
Antwoord 7
De derving van ontvangsten uit terugvorderingen kinderopvangtoeslag bedraagt door
het kwijtschelden van schulden van gedupeerden en hun huidige partner naar verwachting
in totaal € 81 miljoen. Deze bijstelling en de verdeling over de jaren is opgenomen
in de 2e incidentele suppletoire begroting. Voor deze derving zijn door het Kabinet
middelen beschikbaar gesteld. De eerder beschikbaar gestelde middelen voor de Toeslagenhersteloperatie
bevatten, verdeeld over 2021 en 2022, reeds cumulatief € 57,9 miljoen euro ter dekking
van derving op openstaande terugvorderingen kinderopvangtoeslag. Deze middelen zijn,
als onderdeel van bovenstaande bijstelling, overgeboekt van de begroting van Financiën.
Voor 2021 gaat het om € 38,6 miljoen en voor 2022 om de resterende € 19,3 miljoen.
Vervolgens zijn deze, als onderdeel van bovenstaande bijstelling, in het verwachte
ritme over de tijd verdeeld. Het Kabinet heeft, bovenop de reeds eerder gereserveerde
middelen (€ 57,9 miljoen), naar aanleiding van het besluit tot kwijtschelden ook middelen
beschikbaar gesteld voor de additionele ontvangstenderving kinderopvangtoeslag (€ 23
miljoen).
Vraag 8
Hoeveel schoolverlaters zijn er naar werk begeleid via de aanpak jeugdwerkloosheid?
Antwoord 8
Op dit moment is deze vraag nog niet met concrete cijfers te beantwoorden. Voor het
ondersteunen naar vervolgonderwijs en werk van drie groepen schoolverlaters zijn extra
middelen verstrekt aan scholen en gemeenten in het kader van de aanpak jeugdwerkloosheid.
De wijze waarop de financiële middelen zijn verstrekt, bepaalt tevens in hoeverre
inzicht bestaat over de inzet ervan. Onderstaand wordt dit nader toegelicht. In aanvulling
hierop zullen de ministeries van SZW en OCW nog voorzien in een onderzoek naar de
uitvoering. Daarnaast zal inzicht worden verkregen in de uitvoeringspraktijk door
de ondersteuning die geboden zal worden aan partijen in de regio door de ministeries
van SZW en OCW, en de landelijke partners, zoals de Programmaraad Regionale Arbeidsmarkt,
Ingrado, SBB, de VNG, de Sectorraad Praktijkonderwijs, de Sectorraad Gespecialiseerd
Onderwijs, de MBO Raad en het Expertisepunt LOB.
Voor nazorg en ondersteuning naar werk van schoolverlaters uit het mbo van afgelopen
schooljaar met een grote kans op werkloosheid hebben de centrumgemeenten van de 35
arbeidsmarktregio’s extra geld gekregen. Het geld is verstrekt via een decentralisatie-uitkering
met de decembercirculaire gemeentefonds 2020. Over de inzet van deze middelen leggen
gemeenten verantwoording af aan de gemeenteraad.
Om aankomende schoolverlaters uit het mbo met een grote kans op werkloosheid te ondersteunen
heeft het Ministerie van OCW subsidie verstrekt aan 54 mbo-instellingen. Met deze
middelen verwachten de scholen aan 29.004 studenten extra begeleiding te bieden en
aan 16.215 schoolverlaters nazorg te leveren. In de jaarverslaglegging leggen de scholen
verantwoording af over de inzet van de middelen. Om voorts de mbo-gediplomeerden die
dat nodig hebben te ondersteunen naar werk hebben de centrumgemeenten extra geld gekregen
via een decentralisatie-uitkering met de decembercirculaire gemeentefonds 2020.
Voor het ondersteunen van jongeren uit het praktijkonderwijs en voortgezet speciaal
onderwijs van afgelopen en aankomend schooljaar ontvangen de scholen van het Ministerie
van OCW aanvullende bekostiging. Verantwoording over deze middelen gaat via de reguliere
verantwoording. Gemeenten kunnen gebruik maken van het budget gekoppeld aan hun wettelijke
taak op grond van de Participatiewet, van ESF-middelen en van de extra € 17 miljoen
die via een decentralisatie-uitkering met de meicirculaire gemeentefonds 2020 beschikbaar
is gesteld.
Voor het ondersteunen van voortijdig schoolverlaters heeft het Ministerie van OCW
een specifieke uitkering verstrekt aan de RMC-contactgemeenten. Zij leggen verantwoording af in de SiSa-bijlage bij de jaarrekening over de besteding
van de specifieke uitkering. Om voorts de voortijdig schoolverlaters die dat nodig
hebben te ondersteunen naar werk hebben de centrumgemeenten extra geld gekregen via
een decentralisatie-uitkering met de decembercirculaire gemeentefonds 2020.
Vraag 9
Hoe staat het met de oprichting van het Waarborgfonds?
Antwoord 9
De oprichting van het Waarborgfonds vordert gestaag. In overleg met o.a. de NVVK en
kredietbanken wordt de juridische vormgeving en structuur van het fonds uitgewerkt.
Onderdeel daarvan is ook de wijze van financiering van een dergelijk fonds. Zoals
reeds in de brief aan de Kamer van 11 maart 2021 is gemeld, is het streven is dat
het Waarborgfonds medio 2021 beschikbaar komt[1]
2.
Het waarborgfonds dient breed toegankelijk zijn, zodat ook mensen waarvoor de Wet
gemeentelijke schuldhulpverlening onvoldoende mogelijkheden biedt gebruik kunnen maken
van saneringskredieten. Om dat te bewerkstelligen hebben het Jongeren Perspectieffonds
en Schuldhulpmaatje recent voor de vormgeving van pilots subsidieaanvragen ingediend
bij het Ministerie van SZW.
Vraag 10:
Hoeveel budget is er nog beschikbaar voor NL leert door?
Antwoord vraag 10 en 27
Hieronder een toelichting per regeling van het pakket NL leert door:
A. NL leert door met inzet van ontwikkeladvies
Met deze regeling zijn circa 70.000 gratis ontwikkeladviestrajecten beschikbaar gesteld
voor € 51 miljoen. Via een registratieportaal konden loopbaanadviseurs de ontwikkeladviestrajecten
aanmelden, die vervolgens bevestigd werden door de deelnemers. Nadat een deelnemer
het ontwikkeladviestraject heeft afgerond, kan de loopbaanadviseur een aanvraag indienen
bij Uitvoering van Beleid (UVB) en wordt de subsidie aan de loopbaanadviseur uitbetaald.
Op dit moment zijn er al ruim 17.000 aanvragen ingediend én beschikt voor ruim 32.000
trajecten. Dit omvat een bedrag van bijna € 23 miljoen. Ik verwacht dat in 2021 de
resterende declaraties worden ingediend en uitbetaald. Binnen deze regeling is dus
geen budget meer beschikbaar.
B. NL leert door met inzet van scholing
Met deze regeling is in 2020 € 34 miljoen beschikbaar gesteld voor kosteloze scholingstrajecten
via opleiders/opleiderscollectieven en samenwerkingsverbanden. Het eerste aanvraagtijdvak
stond in oktober 2020 open voor opleiders/opleiderscollectieven. In totaal zijn hier
90 aanvragen ingediend en uiteindelijk konden met het beschikbare budget 14 aanvragen
in 2020 worden toegekend. Het tweede aanvraagtijdvak stond in november 2020 open voor
samenwerkingsverbanden. In dit aanvraagtijdvak zijn 30 aanvragen ingediend en 11 aanvragen
zijn in januari 2021 toegekend. Vanaf het derde kwartaal 2021 wordt er wederom een
aanvraagtijdvak beschikbaar gesteld voor aanvragen van opleiders en opleiderscollectieven.
In dit aanvraagtijdvak is een aanvullende € 30 miljoen beschikbaar.
C. NL leert door met inzet van sectoraal maatwerk
Op 26 april jl. is het aanvraagtijdvak van deze regeling gesloten. In totaal zijn
er 35 aanvragen ingediend voor in totaal bijna € 74 miljoen. Voor de regeling is € 70
miljoen beschikbaar. Deze aanvragen worden momenteel beoordeeld op volgorde van binnenkomst.
Na beoordeling van alle aanvragen zal duidelijk worden in hoeverre de regeling volledig
wordt uitgeput
Vraag 11
Hoeveel scholingstrajecten zijn er gevolgd?
Antwoord 11
Voor de regeling Nederland leert door met inzet van scholing loopt momenteel een monitor
naar de financiële realisatie van de regeling. Deze monitor geeft inzicht in het aantal
scholingstrajecten dat is gevolgd dan wel is afgerond. Van de 14 opleiders hebben
momenteel 11 opleiders een eerste tussenstand gegeven. Ruim 41.000 deelnemers hebben
zich bij deze opleiders ingeschreven en circa 28.000 deelnemers zijn al gestart met
het traject. Bijna 11.000 deelnemers hebben tot nu toe het traject ook afgerond. De
trajecten kunnen nog door lopen tot het einde van dit jaar. Rond de zomer wordt de
definitieve rapportage van deze monitor verwacht, die ook aan uw Kamer wordt gestuurd.
Vraag 12
Wat is de reden dat bij de actualisatie van de middellangetermijnverkenning (MLT)
in maart het Economische en Monetaire Unie (EMU)-saldo structureel (Europese Commissie
(EC)-methode) zo is verslechtert ten opzichte van november?
Antwoord 12, 13, 14
Deze vragen gaan over overheidsfinanciën in den brede en vallen daarmee onder de eerste
verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën. Mijn voorstel is dat uw Kamer
deze vragen betrekt bij de Kamerbehandeling van de Voorjaarsnota.
Vraag 13
Welke invloed heeft de nieuwe prognose van het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS)
van het arbeidsaanbod precies op de schuld in 2060 in de actualisatie van de MLT van
maart en welk deel van de bijstelling wordt door het hogere arbeidsaanbod verklaard?
Antwoord 13
Zie het antwoord bij vraag 12.
Vraag 14
Kunt u een overzicht geven van het structurele EMU-saldo (met en zonder EC-definitie)
van de MLT en de actualisaties daarvan?
Antwoord 14
Zie het antwoord bij vraag 12.
Vraag 15
Wat is de verdeelsleutel die is gehanteerd bij het verdelen van het beschikbare bedrag
voor de uitvoering van de TONK onder gemeenten? Welke verdeelsleutel is gehanteerd
voor de eerste tranche die is vrijgemaakt voor de TONK en welke verdeelsleutel is
gehanteerd voor de tweede tranche?
Antwoord 15
De eerste tranche is over gemeenten verdeeld op basis van de verdeelsleutel van het
subcluster minimabeleid, als onderdeel van het cluster inkomen en participatie. Hoe
de tweede tranche verdeeld wordt is nog niet besloten. Bezien wordt of op basis van
de eerste inzichten over het gebruik van de TONK een aanpassing van de verdeelsleutel
nodig is.
Vraag 16
Wat is de stand van zaken van het overleg met gemeenten over de wijze waarop de TONK
wordt en moet worden uitgevoerd met het oog op motie van het lid Van Weyenberg c.s.
over voldoende middelen om de TONK ruimhartig uit te voeren (Kamerstuk 35 669, nr. 34)?
Antwoord 16
Er wordt regelmatig gesproken met VNG, Divosa en G40 over de uitvoering van de TONK
en over signalen van het achterblijven van het aantal aanvragen en de mogelijkheden
om de TONK ruimhartig toe te passen. Zowel vanuit gemeenten als vanuit het Rijk is
er aandacht voor de vraag of de TONK de beoogde doelgroep ook daadwerkelijk bereikt.
Met het oog op ruimhartige toepassing is het beschikbare budget verhoogd tot € 260
miljoen.
Vraag 17
Wordt de TONK, gezien het extra beschikbare geld, uitgevoerd conform de motie van
het lid Van Weyenberg c.s. over de TONK breed onder de aandacht brengen bij ondernemers
(Kamerstuk 35 669, nr. 35) en worden gemeenten hier nogmaals op gewezen?
Antwoord 17
Zie ook het antwoord op vraag 16. Zowel vanuit het Rijk als vanuit gemeenten wordt
er over de TONK gecommuniceerd. Vanuit het Rijk vindt onder meer overleg plaats met
de sociale partners en organisaties van zelfstandigen. De komende tijd wordt de communicatie
nog verder gericht op de verschillende doelgroepen waarvoor TONK bedoeld is.
Vraag 18
Op welke manier wordt de € 5 miljoen die is vrijgemaakt voor de motie van de leden
Van Weyenberg en Smeulders (Kamerstuk 35 669, nr. 36), die verzoekt initiatieven om vitaal thuis te werken in overleg met sociale partners
te stimuleren en te ondersteunen, aangewend?
Antwoord 18, 23 en 29
Er is € 5 miljoen beschikbaar gesteld voor ondersteuning en stimulering van vitaal
thuiswerken. Hiervan wordt onder andere circa € 2 miljoen beschikbaar gesteld voor
een brede campagne die onderdeel uitmaakt van de «Alleen-samen»-campagne. Op 1 mei
jl. is de campagne gestart. De campagne moet werkenden en werkgevers stimuleren om
vanuit huis te werken en helpen om vitaal thuiswerken samen goed te organiseren en
hun daarbij handelingsperspectief bieden.
Daarnaast is het voornemen dat Vitaal Bedrijf de dienstverlening verruimt om goed
aan te sluiten op de problematiek en behoeften van thuiswerkende werknemers binnen
specifieke sectoren en branches. Dit doet Vitaal Bedrijf onder meer door in scans
het onderdeel thuiswerken en de relatie met de risico-inventarisatie en evaluatie
(RI&E) uit te breiden en meer centraal te stellen. Daarnaast kan Vitaal Bedrijf de
capaciteit rond adviesgesprekken vergroten. De verwachting is dat Vitaal Bedrijf in
het tweede kwartaal van dit jaar kan starten met de aanpassingen en het uitbreiden
van hun dienstverlening. De subsidieaanvraag hiervoor zal naar verwachting circa € 2
miljoen bedragen.
Verder is op 29 april jl. een conferentie over thuiswerken georganiseerd. De conferentie
was gericht op het uitwisselen van ervaringen over leidinggeven in deze periode van
grootschalig thuiswerken. In mijn brief van 29 april jl. over thuiswerken heb ik uw
Kamer nader geïnformeerd over de zojuist genoemde initiatieven. Bij de verdere invulling
van de motie zal er nadrukkelijk aandacht zijn voor de zaken die door de sociale partners
als belangrijk zijn aangemerkt en wordt samen met hen ondersteuning van een aantal
andere initiatieven verkend. Bijvoorbeeld het bij de bron aanpakken van problemen
rondom thuiswerken en het opnemen van thuiswerken in de RI&E van werkgevers.
Vraag 19
Wanneer ontvangt de Kamer het in het mondelinge vragenuur d.d. 6 april 2021 toegezegde
overzicht van gemeenten en de aanvullende voorwaarden die zij stellen ten aanzien
van de TONK?
Antwoord 19
In het vragenuur is toegezegd dat een overzicht van een aantal gemeenten zal worden
toegezonden. Dit zal gebeuren bij een brief waarin de Kamer uitgebreider over de voortgang
van TONK wordt geïnformeerd, uiterlijk eind mei.
Vraag 20
Kan worden toegelicht wat wordt verstaan onder «crisisdienstverlening» waar het gaat
om «de kasschuif naar latere jaren voor uitvoeringskosten van het Uitvoeringsinstituut
Werknemersverzekeringen (UWV)»?
Antwoord 20
Het betreffen de uitvoeringskosten van de centrale taken van UWV in de uitvoering
van de Tijdelijke Regeling Aanvullende Crisisdienstverlening COVID-19, waaronder de
centrale kassiertaak zoals ingesteld via de regeling. De uitvoeringskosten zijn meerjarig,
en hebben ook betrekking op 2023 en 2024 voor de financiële afhandeling van de budgetten
die beschikbaar komen voor 2021 en 2022. De regionale mobiliteitsteams kunnen immers
kosten maken in 2021 en 2022 voor zowel de inzet van personeel en bedrijfsvoering
als dienstverlening. De afrekening van de budgetten loopt door in 2023 en 2024. Met
de kasschuif wordt voorzien in budget voor de uitvoeringskosten in 2023 en 2024 waarmee
de meerjarige opdracht aan UWV kan worden verleend.
Vraag 21:
Kan worden aangegeven wat tot dusver het beroep is geweest op NL leert door, indien
mogelijk uitgesplitst naar regio?
Antwoord vraag 21:
In mijn antwoord op vraag 10 en 27 ga ik in op het aantal aanvragen dat is ingediend
en hoeveel subsidies er zijn verleend. Het merendeel van de aanvragen voor de regeling
Nederland leert door met inzet van scholing is aangevraagd door landelijk opererende organisaties en in één geval is er sprake
van een duidelijke regionale oriëntatie. De aanvraag van het regionale samenwerkingsverband
het Noorden leert door is inmiddels toegekend. Aan dit samenwerkingsverband nemen regionale sociale partners
en onderwijsinstellingen deel.
Voor de regeling NL leert door met inzet van sectoraal maatwerk is op 26 april jl. het aanvraagtijdvak gesloten. De binnengekomen aanvragen worden
op dit moment beoordeeld. Na afronding van de beoordeling zullen de toegekende aanvragen
openbaar worden gemaakt.
Vraag 22
Hoe vaak is bezwaar aangetekend tegen afwijzing van een tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging
Werkgelegenheid (NOW)-aanvraag? In hoeveel gevallen heeft bezwaar in tweede instantie
alsnog geleid tot toekenning van een NOW-subsidie?
Antwoord 22
Op peildatum 28 april 2021 zijn er in totaal, berekend over alle vier de NOW-periodes,
6.019 bezwaren tegen afwijzing van een NOW-aanvraag binnengekomen, het gedeelte hiervan
dat in 2021 is ingediend is 2.085 bezwaren. Van de totale groep zijn 5.601 bezwaren
afgehandeld, waarvan er 2.236 gegrond zijn verklaard. Een gegrond bezwaar leidt in
principe (vrijwel) altijd tot een toekenning van de NOW-subsidie.
Van de bezwaren die in 2021 zijn ingediend zijn er 1.675 afgehandeld, hiervan zijn
er 693 gegrond verklaard.
Aantal bezwaren
Aantal afgehandeld
Percentage afgehandeld
Aantal gegrond verklaard
Percentage gegrond verklaard
totaal
6.019
5.601
93%
2.236
40%
2021
2.085
1.675
80%
693
41%
Vraag 23
Gezien de motie van de leden Van Weyenberg en Smeulders over steun voor initiatieven
om vitaal thuis te werken (Kamerstuk 35 669, nr. 36), door wie wordt het bedrag van € 5 miljoen uitgegeven en op welke wijze komt dit
bedrag terecht bij de juiste doelgroep?
Antwoord 23
Zie het antwoord bij vraag 18.
Vraag 24
Gezien de motie van de leden Van Weyenberg en Smeulders over steun voor initiatieven
om vitaal thuis te werken (Kamerstuk 35 669, nr. 36) over vitaal thuiswerken, hoe wordt geëvalueerd op welke wijze het bedrag van € 5
miljoen heeft bijgedragen aan het beoogde doel?
Antwoord 24
Voor de evaluatie van de communicatiecampagne zal er een effectmeting uitgevoerd worden
die een compleet beeld geeft van de effectiviteit van de campagne. De effectmeting
bestaat uit een voor- tussen en nameting en deze worden met elkaar vergeleken om de
effecten van de campagne te kunnen beoordelen. Daarnaast wordt in deze evaluatie gekeken
naar de betaalde media-inzet, statistieken van eigen kanalen en (indien beschikbaar)
vrije publiciteit, zodat een volledig beeld van de effectiviteit van de campagne wordt
verkregen.
Momenteel is het voornemen de al bestaande ondersteuning aan werkgevers en werknemers
van Vitaal Bedrijf, uit te breiden met dienstverlening gericht op vitaal thuiswerken.
Mocht deze extra ondersteuning toegekend worden dan zal de voortgang van Vitaal Bedrijf
elk half jaar besproken worden aan de hand van een voortgangsrapportage. In deze voortgangsrapportage
wordt ingegaan op het aantal geholpen bedrijven en medewerkers en hiervoor bestede
middelen.
Vraag 25
Wanneer wordt de rapportage of monitor van de NL leert door-middelen verwacht? Met
welke criteria wordt de effectiviteit van deze gelden geëvalueerd?
Antwoord 25
De effectiviteit van het gehele pakket NL leert door wordt via een aparte evaluatie
onderzocht. Dit pakket bestaat uit de subsidieregeling NL leert door met inzet van
ontwikkeladvies, NL leert door met inzet van scholing en NL leert door met inzet van
sectoraal maatwerk.
De evaluatie kijkt naar hoe de coronacrisis de arbeidsmarktpositie en -perspectieven
van de deelnemers heeft beïnvloed; is er bijvoorbeeld sprake van een overgang van
werkloosheid naar werk, overgang tussen banen of tussen sectoren. Ook wordt er gekeken
of de gesubsidieerde activiteiten aansluiten bij de behoeftes die deelnemers hebben
om hun arbeidsmarktpositie en/of hun arbeidsmarktperspectieven te verbeteren. De verwachting
is dat de trajecten mogelijk niet binnen de korte looptijd van de subsidieregeling
tot grote veranderingen in de arbeidsmarktpositie leiden, maar de trajecten kunnen
hier wel aan bijdragen. Daarom wordt er ook gekeken of er veranderingen optreden in
de houding, kennis, zelfvertrouwen en inzetbaarheid van de deelnemers omdat dit de
eerste stappen kunnen zijn op weg naar daadwerkelijke loopbaanstappen. Tot slot wordt
via het programma NL leert door voor de eerste keer op grote schaal ervaring opgedaan
met het online aanbieden van ontwikkeladviezen, scholing en werk-naar-werktrajecten.
Daarom wordt er tevens gekeken naar de ervaringen van het online karakter van de regeling;
wat voor invloed heeft het online karakter op de inhoud van de activiteiten, op het
soort deelnemers dat participeert, op de uitval tijdens de trajecten, op de werkwijze
van de docenten en begeleiders, op het directe leereffect van het aanbod, op de tevredenheid
van de deelnemers en uiteindelijk het effect op de arbeidsmarktpositie en/of de houding
en zelfvertrouwen van de deelnemers.
De evaluatie heeft een looptijd van bijna twee jaar in verband met de looptijd van
de regelingen. In de eerste helft en tweede helft van 2022 zullen deelrapportages
worden opgeleverd waarbij vooral ingaan zal worden op de subsidieregeling NL leert
door met inzet van ontwikkeladvies en de regeling met inzet van scholing. Het definitieve
rapport zal in het tweede kwartaal van 2023 volgen waarbij ook de regeling met inzet
van sectoraal maatwerk wordt meegenomen. De rapportages zullen met de Kamer gedeeld
worden.
Vraag 26:
Constaterende dat het kasritme voor NL leert door is aangepast om aan te sluiten bij
de beschikkingen, kunt u aangeven hoe de oorspronkelijke reeks tot stand kwam, en
waarom er toen geen rekening is gehouden met het kasritme?
Antwoord 26:
Er heeft een kasschuif plaatsgevonden op de regeling NL leert door met inzet van scholing. Het kasritme is aangepast om aan te sluiten bij het moment van uitbetalingen. De
regeling gaat uit van een voorfinanciering van 60%. Nadat alle scholingstrajecten
worden afgerond en de volledige subsidieaanvraag is gerealiseerd, wordt de overige
40% betaald. In de huidige regeling is opgenomen dat alle scholingstrajecten op 31 juli
2021 afgerond moeten zijn. Met deze deadline zou uitbetaling in 2021 plaatsvinden.
Zowel de opleiders als samenwerkingsverbanden hebben het signaal gegeven dat deze
deadline te vroeg is om alle scholingstrajecten goed af te ronden. Daarom is besloten
om de deadline te verschuiven naar 31 december 2021. Dit betekent dat de uitbetalingen
in 2022 zullen plaatsvinden en daarom is het kasritme aangepast. De aangepaste deadline
zal worden opgenomen in de wijziging van de regeling, die naar verwachting voor de
zomer naar de Kamer wordt gestuurd.
Vraag 27:
Hoeveel beschikkingen worden er in welk jaar verwacht met NL leert door?
Antwoord 27
Zie het antwoord bij vraag 10
Vraag 28
Constaterende dat er voor € 0,8 miljoen in 2021, € 4,7 miljoen in 2022 en voor € 2,6
miljoen in 2023 aan subsidies op artikel 5 is toegevoegd voor projectsubsidies in
het kader van de crisisdienstverlening, waarvoor wordt deze subsidie ingezet en waaraan
besteden diverse partijen zoals Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), Christelijk
Nationaal Vakverbond (CNV), Verbond van Nederlandse Ondernemingen/Nederlands Christelijk
Werkgeversverbond (VNO-NCW) en Vakcentrale voor Professionals (VCP) deze subsidie?
Antwoord 28
De projectsubsidies zien op het organiserend vermogen van werkgevers- en werknemersorganisaties
om mee te doen met de aanpak voor de aanvullende crisisdienstverlening door regionale
mobiliteitsteams. Met de subsidies bieden de werkgevers- en werknemersorganisaties
met name landelijke aansturing en ondersteuning aan de desbetreffende organisaties
die deelnemen aan de regionale mobiliteitsteams in de regio’s. Om de subsidies meerjarig
te kunnen toekennen is in 2021 de volledige verplichtingen ruimte nodig. De kaseffecten
zijn voor de jaren 2021, 2022 en 2023 en daarvoor is het wenselijk de budgetten al
op de juiste plek te hebben staan.
Vraag 29
Hoe staat het met de uitvoering van de motie van de leden Van Weyenberg en Smeulders
over vitaal thuiswerken (Kamerstuk 35 669, nr. 36)?
Antwoord 29
Zie het antwoord bij vraag 18.
Vraag 30
Is het bedrag van € 74 miljoen toereikend ten behoeve van de eigen bijdrage voor ouders
met kinderopvangtoeslag voor de buitenschoolse opvang?
Antwoord 30
Ja, naar de huidige inzichten is het bedrag van € 74 miljoen toereikend. Alle ouders
krijgen de tegemoetkoming waar zij recht op hebben. Het begrootte bedrag is daarvoor
niet limiterend.
Vraag 31
Op welke manier is het bedrag van € 74 miljoen ten behoeve van de vergoeding eigen
bijdrage kinderopvang (KO) opgebouwd?
Antwoord 31
Het bedrag van € 74 miljoen is opgebouwd uit twee delen. Voor de tegemoetkoming voor
ouders die kinderopvangtoeslag ontvangen, is € 71 miljoen geraamd. Voor de tegemoetkoming
voor ouders die geen overheidsvergoeding ontvangen voor kinderopvang, is € 3 miljoen
geraamd.
Vraag 32
Op welke wijze kunnen de betrokken ouders de vergoeding eigen bijdrage KO daadwerkelijk
ontvangen?
Antwoord 32
Personen die gebruik maken van kinderopvang, die gedurende de sluitingsperioden van
kinderopvang de rekening hebben doorbetaald kunnen voor één van de drie tegemoetkomingsregelingen
in aanmerking komen: tegemoetkoming voor ouders met kinderopvangtoeslag, tegemoetkoming
voor ouders die via de gemeente een vergoeding ontvangen, of een tegemoetkoming voor
personen die de kinderopvang zelf betalen. De wijze waarop men de tegemoetkoming ontvangt
is als volgt:
Ouders die kinderopvangtoeslag hebben ontvangen in de sluitingsperiode ontvangen ambtshalve
een tegemoetkoming; de tijdelijke tegemoetkomingsregeling kinderopvang (TTKO). Zij
hoeven geen aanvraag te doen hiervoor. SVB en Toeslagen voeren de regeling uit. Op
basis van de gegevens die bij Toeslagen bekend zijn, zal de SVB de tegemoetkoming
uitkeren.
Ouders die gebruik maken van kinderopvang die gesubsidieerd is door de gemeente (voorschoolse
educatie, sociaal medische indicatie, peuteraanbod) en de rekening voor een eigen
bijdrage tijdens de kinderopvangsluitingen door betaalden, krijgen een tegemoetkoming
van hun gemeente of van de kinderopvang. Gemeenten hebben € 5,1 mln. aan middelen
gekregen van het Rijk om de eigen bijdrage voor de twee sluiting te (laten) vergoeden.
Deze middelen staan niet op de begroting SZW, maar zijn toegevoegd aan het Gemeentefonds.
Personen die de kosten van kinderopvang zelf dragen en geen kinderopvangtoeslag of
gemeentelijke bijdrage krijgen voor kinderopvang, kunnen vanaf 15 mei aanstaande t/m
15 juli 2021 een tegemoetkoming bij de SVB aanvragen voor het doorbetalen van de kinderopvangfacturen.
Dit kan via de website van de SVB. Deze personen dienen bij hun aanvraag ook hun betaalde
kinderopvangfacturen en een Verklaring Kinderopvang, die ondertekend is door hun kinderopvangorganisatie,
aan te leveren bij de SVB. De SVB besluit binnen uiterlijk acht weken na ontvangst
van de aanvraag over de tegemoetkoming. Daarna wordt deze uitbetaald.
Vraag 33
Constaterende dat de uitgaven van artikel 96 Apparaat kerndepartement in 2021 worden
verlaagd met € 1,5 miljoen, kunt u aangeven wat de reden is dat deze apparaat investering
niet heeft plaatsgevonden in dit jaar terwijl de NOW-regeling wel is uitgevoerd? Betekent
dit dat de extra taken door het huidige apparaat zijn opgevangen en dat ander werk
is blijven liggen? Kunt u aangeven welke dossiers het meest aan capaciteit hebben
ingeleverd?
Antwoord 33
Op basis van actuele inzichten is een inschatting gemaakt van de uitvoeringskosten
voor onder andere de nacontroles op de NOW-verstrekkingen voor de komende jaren. Hierbij
is gebleken dat in 2021 aanvankelijk teveel middelen waren gereserveerd omdat werkzaamheden
(deels) later in de tijd zullen plaatsvinden. Ook staat het tijdvak voor vaststellingen
NOW 1 nu langer open waardoor werk verschuift naar 2022. Dit heeft geleid tot een
neerwaartse bijstelling in 2021 met de genoemde € 1,5 miljoen en opwaartse bijstellingen
in 2022 en 2023. Het is niet zo dat de extra taken voor de NOW op een andere manier
zijn ingevuld en dat er ander werk is blijven liggen met mindere inzet op andere dossiers.
Vraag 34
Wat is de reden dat de uitvoeringskosten NOW van het kerndepartement SZW hoger zijn
uitvallen dan in eerste instantie geraamd, wegens een hoger beroep op de regeling
dan waar in de eerdere raming rekening mee is gehouden? Hoe komt het dat de raming
te laag is ingeschat?
Antwoord 34
In augustus 2020 zijn middelen op de SZW-begroting gereserveerd voor onder andere
de uitvoering van de nacontroles op NOW-verstrekkingen. Door de langere duur van de
Corona beperkingen (lockdown) is door meer werkgevers gebruik gemaakt van de NOW,
waarmee het aantal uit te voeren nacontroles ook hoger ligt dan eerder verwacht. Hier
was geen rekening mee gehouden in de raming.
Vraag 35
Hoeveel fte is op het Ministerie van SZW bezig met de NOW-regeling, gezien de uitvoeringskosten
NOW?
Antwoord 35
Per 1 mei 2021 zijn circa 55 fte direct te relateren aan de uitvoeringskosten NOW
op de begroting van SZW.
Vraag 36
Hoeveel fte is bij het UWV bezig met de NOW-regeling, gezien de uitvoeringskosten
NOW?
Antwoord 36
Het aantal FTE op de uitvoering van alle NOW-regelingen bij het UWV wordt geschat
op circa 450 fte in 2021.
Vraag 37
Wat is de verwachte hoeveelheid benodigde fte bij het Ministerie van SZW en het UWV
de komende jaren 2021 en 2022, gezien de uitvoeringskosten NOW?
Antwoord 37
Op dit moment zijn circa 55 fte direct te relateren aan de uitvoeringskosten NOW op
de begroting van SZW. Dit groeit naar circa 72 fte in 2022. Bij het UWV wordt het
aantal fte geschat op 450 (zie ook antwoord 36). Voor 2022 is er nog geen inzicht
in de kosten en de benodigde capaciteit. Dit is mede sterk afhankelijk van de mogelijke
verlenging van de regeling na 1 juli 2021.
Vraag 38
Kunt u aangeven hoe het bedrag van € 260 miljoen voor de TONK tot stand is gekomen?
Welke rol hebben gemeenten, Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en Divosa gespeeld?
Kunt u de onderbouwing toelichten?
Antwoord 38
Op voorhand was het moeilijk in te schatten hoeveel aanvragen TONK er zouden worden
gedaan en voor welke bedragen. Bij de lokale invulling van de TONK kwamen er signalen
dat het oorspronkelijk beschikbare budget van € 130 miljoen mogelijk niet toereikend
zou zijn voor de beoogde ruimhartige toepassing. In overleg met VNG en Divosa heeft
het kabinet het beschikbare budget verdubbeld tot € 260 miljoen.
Vraag 39
Hoe wordt het budget van € 5 miljoen in het kader van het steunpakket sociaal en mentaal
welzijn besteed? Kunnen hiervan voorbeelden gegeven worden?
Antwoord 39
Met dit budget worden acties ondersteund om de mentale gezondheid van (thuis)werkenden
die het in deze crisis mentaal zwaar hebben, te bevorderen. Deze acties worden in
samenwerking met het Ministerie van VWS – die hier eveneens € 5 miljoen voor op de
begroting heeft – uitgewerkt. Voorts wordt gesproken met werkgevers- en werknemersorganisaties
en andere relevante partijen over hoe deze middelen effectief en efficiënt kunnen
worden ingezet. Daarbij wordt o.a. gekeken naar het versterken van bestaande initiatieven
zoals het Meerjarenprogramma Depressiepreventie, het programma Vitaal Bedrijf dat
zich richt op ondersteuning van werkgevers en werkenden om een gezonde levensstijl
te bevorderen en de Brede Maatschappelijke Samenwerking burn-outklachten. Tevens wordt
een programma van de Stichting C-support en de Stichting Centrum Werk Gezondheid gesteund
gericht op het verspreiden en ontwikkelen van informatie en kennis over de fysieke
impact en mentale gevolgen van langdurige Covid-19 klachten en werk. Met de sociale
partners wordt het versterken van een aantal andere initiatieven verkend.
Vraag 40
Wat is de reden dat voor de Leerwerkloketten € 1,5 miljoen wordt geschoven van 2021
naar 2022?
Antwoord 40
Sinds de zomer van 2020 bemerken de Leerwerkloketten een (forse) stijging in het aantal
loopbaanadvies-vragen van burgers. Vanwege de toenemende vraag naar van werk(loosheid)
naar werk dienstverlening is er vanuit het totale steunpakket naast het budget voor
de mobiliteitsteams € 3 miljoen extra beschikbaar voor de Leerwerkloketten. De werkzaamheden
en daarmee ook het budget worden verdeeld over 2021 en 2022. Deze kasschuif stelt
het geld voor de extra werkzaamheden in 2022 beschikbaar.
Vraag 41
Kunt u de kasschuiven en overboekingen crisisdienstverlening specifieker toelichten,
en specifiek welke projectsubsidies het betreft?
Antwoord 41
De projectsubsidies en de betreffende kasschuif zijn toegelicht bij vraag 28. Daarnaast
komt er voor werkgevers- en werknemersorganisaties via de Tijdelijke regeling aanvullende
crisisdienstverlening € 9,2 miljoen beschikbaar voor de inzet van in de regionale
mobiliteitsteams. Voor deze financiering is 0,9 miljoen overgeboekt van artikel 99
naar artikel 5, binnen de beschikbare middelen voor 2021.
Vraag 42
Kunt u toelichten waarom een kasschuif nodig is voor Leerwerkloketten naar 2023?
Antwoord 42
Voor de leerwerkloketten vindt er enkel een kasschuif plaats naar 2022, zie hiervoor
vraag 40.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.P.H.J. Peters, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
L.B. Blom, adjunct-griffier