Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Jasper van Dijk en Van Nispen over het bericht dat online discriminatie geen prioriteit heeft
Vragen van de leden Jasper van Dijk en Van Nispen (beiden SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht dat online discriminatie geen prioriteit heeft (ingezonden 30 maart 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 11 mei 2021).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2408.
Vraag 1
Deelt u de mening dat online discriminatie het verdient om aangepakt te worden omdat
het zeer kwalijke gevolgen heeft? Zo nee, waarom niet?1
Antwoord 1
Ja, die mening deel ik.
Vraag 2
Hoeveel aangiftes en meldingen van online discriminatie en haat zijn er geweest in
2019 en 2020? Hoeveel daarvan zijn behandeld door de politie? Hoeveel daarvan hebben
tot sancties geleid tegen de dader?
Antwoord 2
Het Meldpunt internet discriminatie (MiND) ontving in 2019 een aantal van 692 meldingen;
de cijfers over 2020 zijn nog niet bekend. Daarnaast worden veel meldingen direct
gedaan bij online platformen en providers. Voor zover platformen transparant zijn
over deze meldingen, zijn deze niet te specificeren naar online discriminatie en haat
en/of naar meldingen van Nederlandse gebruikers. Aangiftes en meldingen van discriminatie
en haat bij de politie worden niet gedifferentieerd naar online en offline.
Meldingen bij MiND en rechtstreekse meldingen bij platformen en providers zijn in
beginsel gericht op het ontoegankelijk maken («verwijderen») van content, en niet
op strafrechtelijke vervolging.
Omdat via social media in potentie (zeer) veel strafbare uitingen kunnen worden gedaan,
helpen wegingsfactoren – zoals de ernst van het feit, de mate van verspreiding ervan
en de maatschappelijke onrust die de uiting heeft veroorzaakt – het OM bij het maken
van een selectie in welke zaken tot strafvervolging wordt overgegaan. Bij de vervolgingsbeslissing
houdt het OM oog voor de brede aanpak van discriminatie; meegewogen wordt dat in sommige
gevallen andere dan strafrechtelijke middelen een meer betekenisvolle bescherming
kunnen bieden.
In de onlangs gepubliceerde jaarcijfers van het Openbaar Ministerie over 2020 geeft
het OM aan dat het coronavirus er voor zorgde dat discriminatie op een andere manier
zichtbaar werd dan voorheen; terwijl het OM in 2019 nog veel discriminatie rond de
voetbalvelden registreerde, werd in 2020 bij het OM vooral online discriminatie geregistreerd.
Er zijn geen cijfers beschikbaar die inzicht geven in het aantal strafrechtelijke
veroordelingen van online discriminatie dan wel het aantal uitingen dat door providers
en platformen ontoegankelijk is gemaakt.
Vraag 3 en 4
Hoeveel fte is beschikbaar bij de politie en de opsporing om online discriminatie
en haat tegen te gaan?
Vindt u het aantal fte voldoende? Zo nee, wat gaat u hierop ondernemen?
Antwoord 3 en 4
Bij het opmaken van een aangifte door de politie wordt geen onderscheid gemaakt of
strafbare uitingen online worden gedaan dan wel in de fysieke ruimte. Daarnaast zijn
bij de politie geen fte’s exclusief beschikbaar voor de opsporing van online discriminatie
en het online aanzetten tot haat. De aanpak van misdrijven als discriminatie en aanzetten
tot haat maken onderdeel uit van de reguliere politietaak. De inzet van de politie
is mede afhankelijk van werkaanbod, prioritering door het lokaal gezag en beschikbare
capaciteit.
Vraag 5
Nemen de online platforms op dit moment voldoende verantwoordelijkheid volgens u?
Hoe verloopt de samenwerking tussen de platforms en de politie, bijvoorbeeld als het
gaat om het delen van (persoons)gegevens?
Antwoord 5
Ik ben blij met de voortgang die op Europees en op nationaal niveau is geboekt om
afspraken te maken met de grote platformen over het melden en verwijderen (Notice and Take Down) van illegale content, waaronder hate speech. Platformen als Facebook doen zichtbaar hun best om beter inzichtelijk te maken welke
afwegingen ze maken bij het al dan niet verwijderen van content op hun platform. Toch
ben ik van mening dat platformen meer kunnen – en ook zouden moeten – doen om online
hate speech tegen te gaan, door het ontoegankelijk maken van strafbare en anderszins onrechtmatige
uitingen, maar ook door het actief beperken van de verspreiding van intolerantie,
het blootleggen van onjuiste assumpties en het organiseren van tegengeluid. Ik ben
voornemens om – waar mogelijk samen met andere landen – verdergaande afspraken te
maken om platformen ertoe te bewegen zich (nog) meer in te spannen om ongewenst online
gedrag te voorkomen.
Vraag 6
Hoe staat het in dit verband met de uitvoering van motie van het lid Jasper van Dijk
om te inventariseren op welke manier de aanpak van racisme op internet geïntensiveerd
kan worden?2
Antwoord 6
Ik realiseer mij dat deze motie al geruime tijd op verdere uitvoering wacht. De reden
daarvoor is het belang van een aanpak die aansluit bij wat andere Europese landen
doen om een goede invulling te geven aan een aanpak op nationaal niveau. Op EU-niveau
wordt momenteel onderhandeld over de Digital Services Act (DSA), waarin onder andere
de aansprakelijkheid van tussenpersonen als providers en platformen wordt geregeld.
Ook heeft de Europese Commissie het voornemen om hate speech op te nemen in de lijst van EU-delicten, waardoor een effectievere handhaving mogelijk
is. Tenslotte is een expertgroep, waarvan Nederland de vicevoorzitter levert, bezig
om een nieuwe Aanbeveling (Recommendation) op te stellen inzake de aanpak van online discriminatie.
Op 10 maart 2021 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uw
Kamer het rapport met de verkenning naar een Nationaal Coördinator tegen Discriminatie
en Racisme aangeboden. Zij zal u voor het zomerreces informeren over het vervolg.
Bij de versterking van de aanpak van discriminatie en racisme hoort ook een effectieve
aanpak van discriminatie en racisme op het internet.
Gelet op het bovenstaande ga ik ervan uit dat voor het zomerreces een hernieuwde aanpak
van online discriminatie en racisme aan uw Kamer wordt gepresenteerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.