Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Houwelingen over (deels) opgeven Nederlands veto met betrekking tot het buitenlandbeleid van de EU
Vragen van het lid Van Houwelingen (FvD) aan Minister van Buitenlandse Zaken over (deels) opgeven Nederlands veto met betrekking tot het buitenlandbeleid van de EU (ingezonden 9 april 2021).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 11 mei 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met de «Spain-Netherlands non-paper on strategic autonomy while preserving an open economy»?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Wat is de status van dit non-paper? Is het een discussiestuk? Zienswijze? Formeel
standpunt van het demissionaire kabinet? Deelt u de mening dat aard en toon van deze
beschreven samenkomst serieus zijn en het daarom vreemd is dat niet helder wordt weergegeven
welke afvaardiging welke positie innam? Zo nee, waarom niet? Is dit non-paper door
alle deelnemende lidstaten geaccordeerd? Zo nee, bestaan er andere gespreksverslagen,
opgesteld door andere lidstaten, van dit treffen? Zo ja, waar vind ik deze?
Antwoord 2
Het non-paper is een gezamenlijke bijdrage van Nederland en Spanje aan het bredere
debat in de EU over open strategische autonomie. Het non-paper heeft geen formele
status en stond niet op de agenda van de Raad Algemene Zaken. Het non-paper is daarom
ook niet geaccordeerd door andere lidstaten.
Vraag 3
Is de inhoud van dit «non-paper» voordat het aan de leden van de Raad Algemene Zaken
is voorgelegd namens Nederland op 23 maart 2021 eerst (in het Nederlands) voorgelegd
aan en besproken met de Tweede Kamer? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
De inhoud van het non-paper is gebaseerd op bestaand beleid. Zoals gebruikelijk wanneer
sprake is van staand beleid, is de Kamer na publicatie geïnformeerd over dit non-paper.
Het non-paper is in aanloop naar de Europese Raad op 23 maart 2021 aangeboden aan
de Voorzitters van de Commissie en de Raad, en het Voorzitterschap van de EU. Nederland
en Spanje hebben in hun interventies tijdens de Raad Algemene Zaken van 23 maart jl.
gewezen op de publicatie van het non-paper. De Kamer is hierover geïnformeerd via
het verslag van de Raad Algemene Zaken op 25 maart 2021.
Vraag 4
Dit non-paper eindigt met deze conclusie: «Strengthening the ability of the EU to defend its public interests and increasing
its open strategic autonomy calls for effective decision-making mechanisms. It could
therefore be useful to explore in which areas the extension of qualified majority
voting is possible, limiting – where possible and desirable – the instances where
unanimity hampers the EU’s capability to act.»; wat wordt bedoeld met «open strategic autonomy»? Wat is het verschil tussen «open
strategic autonomy», «strategic autonomy» en «autonomy»? In het non-paper wordt genoemd:
«More than ever, it is necessary to reach a consensus on how to strengthen Europe’s
open strategic autonomy in order to make Europe a global player that is resilient
and in charge of its own future. Strategic autonomy does not mean isolation or retreat,
but, rather, a reformulation of how to understand sovereignty, advancing towards operational
sovereignty, i.e. the capacity to promote an agenda of its own.»; wat wordt hier bedoeld met «strategic autonomy» en met «operational sovereignty»? Kunt u aangeven hoe de «operational sovereignty» van de Europese Unie er in de praktijk uit zou zien?2
Antwoord 4
Voor het kabinet staat de open strategische autonomie van de EU voor het vermogen
van de EU om als mondiale speler, in samenwerking met internationale partners, op
basis van eigen inzichten en keuzes haar publieke belangen te borgen en weerbaar te
zijn in een onderling verbonden wereld. In het Europese debat over open strategische
autonomie worden inderdaad soms verschillende termen naast elkaar gehanteerd. Het
kabinet geeft de voorkeur aan de term open strategische autonomie omdat dit de kabinetsvisie
het beste weerspiegelt. Uitgangspunt voor het kabinet is dat bij het streven naar
strategische autonomie, de open economie en internationale partnerschappen zoveel
mogelijk behouden blijven en dat de regels van de vrije markt worden gevolgd. Het
kabinet is daarom geen voorstander van het gebruik van sec de term autonomie omdat
dit de indruk kan wekken dat het begrip gepaard gaat met een bepaalde mate van protectionisme
en/of isolationisme.
Uiteindelijk gaat het niet zozeer om de terminologie, maar om de invulling ervan en
de beleidskeuzes die hieraan verbonden worden. De passage over operational sovereignty gaat voor het kabinet dan ook over de noodzaak om als Europese Unie te bepalen hoe
we het Europese handelingsvermogen kunnen versterken. Het Spaans/Nederlandse non-paper
schetst voor een aantal beleidsterreinen hoe dit er uit zou kunnen zien.
Vraag 5
Op welke terreinen zou het volgens u «useful» kunnen zijn om over te stappen op «qualified majority voting»? Kunt u aangeven of en hoe u denkt dat het mogelijk is om de soevereiniteit van lidstaten
te waarborgen terwijl er wordt afgestapt van een model van unanimiteit?
Antwoord 5
Het kabinet is er voorstander van te onderzoeken wanneer gebruik zou kunnen worden
gemaakt van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming (QMV) in plaats van unanimiteitsbesluitvorming,
waar dat de slagkracht van de EU in de wereld vergroot en waar dat in het directe
belang van Nederland is. Zoals eerder met uw kamer gedeeld ziet het kabinet die mogelijkheden
vooral op deelgebieden van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid
(GBVB). Specifiek kijkt het kabinet dan naar mensenrechtenverklaringen en sancties.
Het kabinet heeft hier tijdens recente bijeenkomsten van de Raad Buitenlandse Zaken
en de Europese Raad ook oproepen toe gedaan. Het verdrag betreffende de EU en het
verdrag betreffende de werking van de EU bieden de ruimte om onder voorwaarden over
te stappen van unanimiteitsbesluitvorming naar QMV. Zie hiertoe het BNC fiche dat
uw Kamer in oktober 2018 ontving over efficiëntere besluitvorming binnen het GBVB.3
Het kabinet zet er niet op in ook op andere beleidsterreinen over te stappen van unanimiteitsbesluitvorming
naar QMV. Zoals reeds met uw Kamer gedeeld in BNC fiches wenst het kabinet vast te
houden aan unanimiteitsbesluitvorming op het vlak van belastingheffing, sociaal beleid
en energiebelasting. Inzake belastingheffing zijn de aangenomen moties Omtzigt/Bosman4, Leijten/Lodders5 en Maeijer c.s.6 voor het kabinet leidend. De moties zijn in lijn met de door het kabinet gewenste
en binnen de EU verankerde wijze van unanimiteitsbesluitvorming op fiscaal terrein.
Voor een nadere toelichting op de mogelijkheden voor besluitvorming per QMV binnen
de verdragen verwijs ik graag naar de brief die uw Kamer zal toekomen in reactie op
de toezegging gedaan tijdens het Commissiedebat Raad Algemene Zaken van 15 april jl.
om de Kamer te informeren over de mogelijkheid over te stappen van unanimiteits- naar
gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming, zonder verdragswijziging.
Vraag 6, 7 en 8
Bent u, in het algemeen, van mening dat het ongewenst en onrechtvaardig is iets weg
te geven dat het eigendom is van iemand anders zonder dat deze persoon hiervoor expliciet
zijn of haar toestemming heeft gegeven? Zo nee, waarom niet?
Bent u van mening dat de Nederlandse soevereiniteit ligt bij (en dus eigendom is van)
de Nederlandse bevolking? Zo nee, waarom niet?
Bent u van mening dat volksvertegenwoordigers deze soevereiniteit slechts «vertegenwoordigen»
in de Staten-Generaal en dus de soevereiniteit niet zelf (kunnen) «bezitten»? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 6, 7 en 8
De volksvertegenwoordiging heeft een grondwettelijke en doorslaggevende rol bij de
vraag of Nederland zich bindt aan verdragen, waaronder de EU-verdragen, en de daaruit
voortvloeiende rechten en verplichtingen volgens de voorgeschreven procedure in de
Rijkswet goedkeuring en bekendmaking van verdragen. De regering voert die verdragen
uit en wordt gecontroleerd door de Staten-Generaal. Artikel 50 van de Grondwet geeft
aan dat de Staten-Generaal het gehele Nederlandse volk vertegenwoordigen. De Staten-Generaal
vertegenwoordigen ook de Nederlandse bevolking waar het gaat om soevereiniteit.
Vraag 9 en 10
Bent u van mening, indien de vorige drie vragen met «ja» (zouden) zijn beantwoord,
dat hier logischerwijs uit volgt dat alleen de Nederlandse bevolking zélf de bevoegdheid
heeft de Nederlandse soevereiniteit over te hevelen naar een supranationale organisatie?
Zo nee, waarom niet?
Bent u van mening dat met het opzeggen van het Nederlands vetorecht met betrekking
tot (terreinen van) het EU-buitenlandbeleid de facto sprake is van overdracht van (een deel van) de Nederlandse soevereiniteit naar de
Europese Unie? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9 en 10
Zoals gemeld in het antwoord op vraag 5 bieden de EU-Verdragen de mogelijkheid om
binnen het GBVB besluitvorming met unanimiteit in de Raad om te zetten naar besluitvorming
met gekwalificeerde meerderheid. Mocht de Raad daar op de deelterreinen mensenrechtenverklaringen
en sancties toe overgaan dan vergroot dat de slagkracht van de EU doordat besluiten
over sancties en mensenrechtenverklaringen niet langer door individuele lidstaten
kunnen worden geblokkeerd, zoals nu wel met regelmaat gebeurt. Die vergrote slagkracht
is in het belang van Nederland. Omdat Nederland op deze beleidsterreinen bijna altijd
gezamenlijk optrekt met een meerderheid van de lidstaten acht het kabinet het risico
gering dat Nederland overstemd zal worden bij gebruik van QMV.
Vraag 11
Bent u van mening, indien de vorige twee vragen met «ja» (zouden) zijn beantwoord,
dat hier logischerwijs uit volgt dat bij het de facto overdragen van soevereiniteit naar supranationale organisaties, zoals de Europese
Unie, eerst de Nederlandse bevolking zélf hier zeggenschap over moet hebben? Zo ja,
zou dit volgens u een reden kunnen zijn om de optie te onderzoeken of een referendum
hier de juiste vorm in zou kunnen bieden?
Antwoord 11
Zoals vermeld in voornoemde antwoorden voorzien de EU-verdragen in de mogelijkheid
onder voorwaarden gebruik te maken van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming
binnen het GBVB. Bij de aanvaarding door beide kamers der Staten-Generaal van het
wetsvoorstel tot goedkeuring van deze verdragen, stemde het parlement in met deze
mogelijkheid en de procedures die daartoe kunnen leiden. Bij de goedkeuring van de
EU-verdragen is op het terrein van het GBVB niet voorzien in een bijzondere nationale
procedure zoals een referendum.
Vraag 12
Bent u bereid het voorstel, standpunt of de zienswijze in het bovengenoemde non-paper
voor het opgeven van het Nederlands vetorecht op (bepaalde terreinen) van het EU-buitenland
beleid voor te leggen in een referendum aan de Nederlandse bevolking? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 12
Nee, zie ter onderbouwing het antwoord op de vorige vragen.
Vraag 13
Bent u bereid, indien het antwoord op de vorige vraag ontkennend is, op zijn minst
te laten onderzoeken of er steun is onder de Nederlandse bevolking voor het (deels)
opgeven van het Nederlands vetorecht? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Zoals blijkt uit onder andere het antwoord op vraag 11 ziet het kabinet geen reden
voor een dergelijk onderzoek.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.