Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Laan ‘over matchfixing en het Instituut Sportrechtspraak (ISR)’
Vragen van het lid Van der Laan (D66) aan de Minister voor Medische Zorg over matchfixing en het Instituut Sportrechtspraak (ISR) (ingezonden 2 april 2021).
Antwoord van Minister Van Ark (Medische Zorg) (ontvangen 10 mei 2021).
Vraag 1
Hoe beoordeelt u het bericht «Matchfixing in het basketbal: spelers verdacht van opzettelijk
verliezen vier wedstrijden»?1
Antwoord 1
Het manipuleren van sportwedstrijden is een bedreiging voor eerlijke sportbeoefening
en schaadt het vertrouwen en het plezier van de sportliefhebber.
Vraag 2
Wat vindt u van het bericht dat het Instituut Sportrechtspraak (ISR) heeft besloten
de zaak stil te leggen, omdat het aangeeft te weinig geld en bevoegdheden te hebben
voor verder onderzoek?
Antwoord 2
De betreffende zaak werd stil gelegd vanwege doodlopende sporen in het buitenland
en niet vanwege gebrek aan middelen of bevoegdheden.
Vraag 3
Bent u het eens met stelling van het ISR dat zij te weinig bevoegdheden hebben voor
verder onderzoek naar matchfixing? Zo ja, waar kunnen deze bevoegdheden worden uitgebreid?
Antwoord 3
Onderzoek naar matchfixing is zeer complex, is veelal grensoverschrijdend en vergt
veel inzet en middelen. Het ISR is een private organisatie en heeft derhalve niet
de beschikking over de opsporingsmiddelen die zijn voorbehouden aan onze opsporingsinstanties.
Het is ook niet de bedoeling van de wetgever dat private organisaties zich over dergelijke
onderzoeken buigen en over voor burgers ingrijpende middelen kunnen beschikken.
Het ISR kan wel binnen de kaders van het tuchtrecht onderzoek doen en sporters die
zich schuldig maken aan matchfixing tuchtrechtelijk vervolgen. De aanpak van matchfixing
is erbij gebaat om met opsporingsinstanties, kansspelaanbieders én de sport dit probleem
gezamenlijk aan te pakken, waarbij de onderlinge taken gescheiden, maar in overleg
worden uitgevoerd.
Vraag 4
Kunt u in het bestrijden van matchfixing de relatie beschrijven tussen het Openbaar
Ministerie (OM), de politie en het ISR? Zo ja, kunt u hierbij aangeven wat ieders
bevoegdheden zijn?
Antwoord 4
De opsporing en vervolging binnen het strafrecht is de bevoegdheid van politie en
Justitie (FP). Ook voor matchfixing. Politie en Justitie beschikken over de opsporingsmiddelen
die zijn benoemd in het wetboek van Strafvordering, voor het opsporen en vervolgen
van strafbare feiten. Het ISR kan wel binnen de kaders van het tuchtrecht onderzoek
doen en sporters die zich schuldig maken aan matchfixing tuchtrechtelijk vervolgen.
Daarbij wil ik benadrukken dat de Stichting ISR een private partij is die zich niet
begeeft op het terrein van opsporing van strafbare feiten, maar verantwoordelijk is
voor het tuchtrechtelijk onderzoek en de sanctionering van overtreders voor de aangesloten
sportbonden.
Voor een effectieve preventie, signalering en aanpak van matchfixing is samenwerking
tussen alle betrokken partners zowel vanuit de sport als de opsporing noodzakelijk.
In Nederland wordt deze samenwerking vormgegeven in het signalenoverleg sportfraude
(operationeel), Nationaal Platform Matchfixing (beleidsmatig) en Strategisch Beraad
Matchfixing (strategisch).
Vraag 5
Kunt u een beknopt overzicht geven van hoe matchfixing wordt aangepakt in andere landen
binnen de Europese Unie en daarbij aangeven hoe deze landen hun taken en bevoegdheden
tussen sportrechtspraak, OM en politie hebben geregeld?
Antwoord 5
Momenteel wordt in het kader van het herijken van de structuur rond de bestrijding
van matchfixing naar andere landen gekeken hoe die dit georganiseerd hebben. Vooruitlopend
op de definitieve uitkomsten hiervan kan aan worden gegeven dat er geen eenduidige
wijze is waarop dit in andere landen is geregeld.
Vraag 6
Ziet u een verband tussen deze uitspraak van het ISR en het bericht «Sportrechtbank
kraakt door machtsmisbruikzaken», waarin wordt gesteld dat zaken te lang duren en
procedures niet optimaal verlopen vanwege beperkt budget?2
Antwoord 6
Nee, de mededeling van het ISR heeft specifiek betrekking op de matchfixingonderzoeken
en de beperking in opsporingsmiddelen en gegevensuitwisseling.
Vraag 7
Zijn de extra financiële middelen voor het ISR, waarover u eerder berichtte, ook bedoeld
voor extra capaciteit in onderzoek naar matchfixing? Zo ja, om hoeveel extra geld
gaat het in totaal en is dit voldoende voor het uitbreiden van de capaciteit van het
ISR voor onderzoek naar matchfixing? Zo nee, waarom niet?3
Antwoord 7
Ja. De extra financiële steun voor het ISR heeft als doel om ook in de toekomst bij
een stijging van het aantal meldingen adequate opvolging te kunnen blijven geven aan
grensoverschrijdend gedrag. Hier valt (onderzoek naar) matchfixing ook onder, met
daarbij dus de kanttekening dat indien zicht wordt gekregen op een strafbaar feit
de zaak overgaat naar opsporing en OM. Met de extra financiële steun gaat de financiering
van het ISR richting een structurele 1 miljoen per jaar.
Vraag 8
Heeft er na het onderzoek van de Tilburg Universiteit in 2013 nog vervolgonderzoek
van vergelijkbare grootte plaatsgevonden over de mate van matchfixing in Nederland?
Zo nee, zijn er plannen om een vervolgonderzoek te starten? Zo ja, welk(e) onderzoek(en)
betreft dit?4
Antwoord 8
Er vindt op dit moment een grootschalig Europees onderzoek naar sport-gerelateerde
matchfixing plaats: EPOSM, Evidence-based Prevention Of Sporting-related Match-fixing5. Uitgevoerd door Universiteit Gent en Utrecht, co-gefinancierd door het Erasmus+
programma van de Europese Unie. Het onderzoek loopt nog, het deelrapport over Nederland
wordt volgende maand verwacht.
Dat is bij mijn weten het eerste grootschalige en min of meer
vergelijkbare onderzoek naar matchfixing dat is uitgevoerd sinds het onderzoek van
Spapens en Olfers in 2013.
Vraag 9
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 9
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.