Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Wassenberg en Van Raan over de Rabobank die erkent dat het landbouwsysteem failliet is, maar verandering tegenwerkt,
Vragen van de leden Wassenberg en Van Raan (beiden PvdD) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Financiën over de Rabobank die erkent dat het landbouwsysteem failliet is, maar verandering tegenwerkt (ingezonden 5 februari 2021).
Antwoord van MinisterSchouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
de Minister van Financiën (ontvangen 4 mei 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2020–2021, nr. 1780.
Vraag 1
Kent u de Zembla-uitzending «Het excuus van de Boerenleenbank» van 28 januari 2021?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat de Rabobank erkent dat het medeverantwoordelijk is voor de problemen
die voortkomen uit het huidige landbouwsysteem?2
Antwoord 2
Ja, in de uitzending heeft de directeur Duurzaamheid van de Rabobank aangegeven dat
de bank medeverantwoordelijkheid voelt voor hoe het systeem nu is en voor de problemen
die daaruit voortkomen. Ik heb hiervan kennisgenomen en ik vind dat alle partijen
die deel uitmaken van het Nederlandse agrocomplex, inclusief de financiële instellingen,
een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor de landbouw zoals die zich vanuit
het verleden heeft ontwikkeld. Derhalve hebben alle partijen ook een gezamenlijke
verantwoordelijkheid voor het meewerken aan en realiseren van een structurele omslag
naar een meer vol te houden landbouwsysteem. Geen enkele partij, ook niet de financiële
instellingen, kan zich hieraan onttrekken.
Vraag 3
Erkent u dat er marktpartijen zijn die belang hebben bij het in stand houden van het
industriële landbouwsysteem, omdat zij hier hun verdienmodel op hebben gebaseerd en
erkent u dat dit ook het geval is bij de Rabobank, die de gehele agroketen in het
portfolio heeft? Zo ja, deelt u het inzicht dat deze marktpartijen op dit moment geen
(financieel) belang hebben bij de omschakeling naar een duurzaam, kleinschaliger landbouwsysteem?
Antwoord 3
Ik ben er van overtuigd dat de belangen van marktpartijen nauw samenhangen met het
toekomstperspectief van de landbouw. Dat het huidige landbouwsysteem niet langer houdbaar
is staat vast. Dit kabinet heeft de noodzaak van een omslag in de landbouw onderschreven
en heeft met de visie «Waardevol en verbonden» een structurele omslag naar een meer
volhoudbaar landbouwsysteem in gang gezet. Dit heeft dus ook gevolgen voor de belangen
van marktpartijen waar de vraagsteller op doelt. Marktpartijen die krediet verstrekken
hebben ook baat bij een gezond en duurzaam toekomstperspectief van de bedrijven die
zij financieren. Dit vergroot de kans dat deze bedrijven, ook op de lange termijn,
aan hun contractuele betalingen van rente en aflossing kunnen voldoen. Ik deel daarom
niet uw inzicht dat een financier in de land- en tuinbouw geen belang heeft bij de
omschakeling naar een duurzamer landbouwsysteem. Ik roep financiële instellingen op
om dit belang van een gezond en duurzaam bedrijfsmodel te verankeren in hun financieringsbeleid
en agrarische ondernemers daarmee te faciliteren in de omschakeling naar een duurzamer
bedrijfsmodel.
Vraag 4
Deelt u de zorg dat deze marktpartijen op dit moment niet uit zichzelf maatregelen
zullen nemen om de grootschalige vernietiging van de leefomgeving voor mens en dier,
deels veroorzaakt door het landbouwsysteem, een halt toe te roepen?
Antwoord 4
Mijn zorg met betrekking tot maatregelen die nodig zijn om de noodzakelijke transitie
naar een duurzaam landbouwsysteem te bewerkstelligen, richt zich niet op één specifieke
marktpartij binnen het gehele agrocomplex. De zorg is of we als maatschappij, met
alle betrokken sectoren, ieder in zijn rol en verantwoordelijkheden, tijdig genoeg
de juiste stappen zullen zetten om de klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit
te kunnen keren. Voor die opgave spreek ik met alle partijen, waaronder ook de financiers.
Vraag 5
Erkent u dat Nederland in Europees verband flink achterloopt met het aandeel biologisch
landbouwareaal (3,8%) en dat er, ook gegeven de doelstellingen van de Farm to Fork-strategie
voor 25% biologisch landbouwareaal in 2030, een flinke schep bovenop moet?
Antwoord 5
De doelstelling voor 25% biologisch landbouwareaal heeft betrekking op de EU in haar
geheel en de lidstaten zullen hier gezamenlijk aan bijdragen. Gelet op het huidige
areaal van ca 3.8% is de doelstelling van de EU voor Nederland ambitieus. Het kabinet
zet in op een transitie naar kringlooplandbouw en de omschakeling naar biologische
landbouw is daar een onderdeel van. Dit wordt op verschillende wijzen ondersteund,
bijvoorbeeld via het GLB, het Omschakelprogramma duurzame landbouw en aandacht voor
duurzame voeding. De EC heeft inmiddels het «Biologisch Actieprogramma» gepresenteerd,
met hierin voorstellen voor de uitwerking van de «Boer tot bord» ambities. Uw Kamer
zal hierover langs de gebruikelijke weg via een BNC-fiche geïnformeerd worden.
Vraag 6
Denkt u dit doel voor biologische landbouw te bereiken met het Omschakelprogramma
dat u momenteel opzet? Zo ja, kunt u dit onderbouwen? Zo nee, welke aanvullende maatregelen
zijn daarvoor nodig?
Antwoord 6
De ambities van de Europese Commissie moeten eerst nog vertaald worden naar een Nederlandse
inzet. Wel zet ik nu al in op een brede omschakeling naar duurzame landbouw, waaronder
ook biologische landbouw, waarvoor ik onder andere het Omschakelprogramma ontwikkel.
De financiering van land- en tuinbouwondernemers die een omschakelplan naar biologisch
produceren voorbereiden, kan ik daar naar verwachting op korte termijn al mee ondersteunen.
Vraag 7
Deelt u de mening dat ook de financiers van de agrosector een proactieve rol moeten
spelen in de grote omslag waar de landbouw voor staat? Zo ja, op welke manier gaat
u daarvoor zorgen?
Antwoord 7
Ja, ik ben het met u eens dat banken een proactieve rol moeten spelen in de omslag
waar de landbouw voor staat, en dat de banken daarin ook een eigenstandige verantwoordelijkheid
hebben. Daarom spreek ik financiële instellingen die actief zijn in de agrosector
aan op voldoende ambitie om hun rol in de financiering van de omschakeling naar een
duurzamere landbouw op zich te nemen en die verder uit te bouwen.
In het kader van de uitwerking van het Omschakelprogramma spreek ik daarnaast ook
met financiers om samen met hen de financiering van omschakeling verder te brengen.
Ik reken erop dat de banken, aansluitend op een stuk risico-financiering vanuit het
aangekondigde Investeringsfonds, omschakelplannen zullen gaan co-financieren, waardoor
investeren in duurzamere bedrijfsmodellen gebruikelijker zal worden.
Vraag 8
Zou bindende wet- en regelgeving hier volgens u bij kunnen ondersteunen? Zo ja, op
welke manier? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Ik reken er in eerste instantie op dat de financiële sector zijn verantwoordelijkheid
neemt in de omslag naar een meer duurzaam landbouwsysteem. Ik zie momenteel al wel
ontwikkelingen in de financiële sector die bij kunnen dragen aan verduurzaming, onder
andere van de landbouwsector. Zo heeft een groep van financiële instellingen, waaronder
veertien uit Nederland, in december de Finance for Biodiversity Pledge ondertekend.
Ook zijn er ontwikkelingen in de sector op het gebied van biodiversity accounting,
waarbij voor leningen en investeringen de impact op en afhankelijkheid van biodiversiteit
in kaart wordt gebracht
De risico’s van biodiversiteitsverlies spelen een steeds grotere rol in het risicomanagement
van financiële instellingen en het toezicht. In het rapport «Biodiversiteit en de
financiële sector: een kruisbestuiving?» beveelt De Nederlandsche Bank (DNB) financiële
instellingen dan ook aan om fysieke, transitie- en reputatierisico’s als gevolg van
biodiversiteitsverlies beter in kaart te brengen en te analyseren of deze leiden tot
financiële risico’s en hoe deze risico’s bijdragen aan het totale risicoprofiel. Hiervoor
beveelt DNB onder andere scenario-analyse en stresstesten aan, evenals duidelijke
standaarden voor het meten en rapporteren van deze risico’s. Een raamwerk om deze
risico’s te kunnen meten zal worden ontwikkeld door de internationale Taskforce Nature
related Financial Disclosure (TNFD). Vanuit de Nederlandse overheid zijn we actief
betrokken bij de voorbereiding van de TNFD die naar verwachting de tweede helft van
dit jaar wordt gelanceerd. Daarnaast ontwikkel ik ook het Omschakelprogramma, waarbij
de financiële sector actief betrokken wordt.
Gelet op het bovenstaande zie ik op dit moment geen noodzaak voor aanvullende wet-
of regelgeving, maar blijf ik uiteraard de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten
houden.
Vraag 9
Wat is uw reactie op het feit dat de klanten van de Rabobank en ABN AMRO die over
willen stappen op duurzamere vormen van landbouw, de financiering niet rond kunnen
krijgen vanwege schaalverkleining, wat de transitie naar kringlooplandbouw in de weg
staat?
Antwoord 9
Ik betreur het zeer wanneer ondernemers die willen omschakelen naar een meer duurzame
vorm van landbouw, daarvoor niet de benodigde financiering rond kunnen krijgen. In
algemene zin is het aan de financier om te beoordelen of de ondernemingsplannen die
zij voor financiering voorgelegd krijgen op basis van continuïteitsperspectief financierbaar
zijn. Echter, ondernemers die willen verduurzamen en wel een gezond bedrijfsplan met
continuïteitsperspectief hebben, moeten in staat worden gesteld de benodigde investeringen
te kunnen financieren. Ik vind het zorgelijk wanneer er bedrijven zijn die hun financiering
ondanks veel inspanning niet via hun bank geregeld krijgen, maar via andere financiering
wel rendabel geëxploiteerd blijken te kunnen worden. Ik roep financiële instellingen
op hun verantwoordelijkheid te nemen om deze problematiek te voorkomen.
Met het Investeringsfonds onder het omschakelprogramma wil ik achtergestelde leningen
(risicodragend kapitaal) verstrekken, om deze beweging te stimuleren. Omdat een achtergestelde
lening banken meer zekerheid kan bieden, wordt het voor hen aantrekkelijker om toch
investeringen in verduurzaming die ze aanvankelijk in een (te) hoog risicoprofiel
classificeren, te (mede)financieren. En zo wordt bovendien steeds meer ervaring in
het financieren van duurzame omschakelingen opgebouwd.
Vraag 10
Wat is uw reactie op het feit dat de zogeheten groenfinanciering, een speciale regeling
voor duurzame investeringen waarbij minder rente betaald wordt, voor veel boeren niet
beschikbaar is?3
Antwoord 10
Groenfinanciering is vanuit de overheid voor alle boeren en tuinders die biologisch
produceren of willen gaan produceren in principe beschikbaar. In 2019 zijn er voor
biologische landbouw 85 groenverklaringen afgegeven voor een bedrag van
€ 36.828.015 en in 2020 (voorlopige cijfers) 99 groenverklaringen voor een bedrag
van € 39.962.728. Het is aan de groenfondsen om te beoordelen of de ondernemingsplannen
die zij voor financiering voorgelegd krijgen op basis van continuïteitsperspectief
financierbaar zijn.
Vraag 11
Bent u, gezien de landbouwproblematiek in Nederland, bereid om met banken als de Rabobank
af te spreken dat zij vanaf nu gaan monitoren hoeveel boeren die een financieringsaanvraag
doen om te verduurzamen, daadwerkelijk de financiering rondkrijgen?
Antwoord 11
Ik ben niet voornemens naar een additionele rapportagecyclus op bedrijfsniveau toe
te werken, maar ik vind het wel heel belangrijk om goed inzicht te hebben in de ontwikkelingen
op dit terrein. Jaarlijks brengt Wageningen Economic Research dan ook voor de Rijksbegroting
het «Investeringsniveau duurzame productiemiddelen» in kaart4. Daarnaast brengt het CBS met de Financieringsmonitor ook jaarlijks een verkenning
van de vraagzijde van de markt voor financiering uit, waarin ook de landbouwsector
wordt meegenomen.
Naast deze monitoring, vind ik het van nog groter belang om in gesprek met de banken
te blijven over hoe we de financierbaarheid van de agrarische ondernemingen die willen
verduurzamen nu en in de toekomst kunnen borgen. Anderzijds blijf ik ook in gesprek
met ondernemers om in beeld te hebben wat de eventuele barrières zijn waar men in
de praktijk tegenaan loopt.
Op basis van onderzoek en expertgesprekken ontwikkel ik daarnaast nu het Omschakelprogramma
met onder andere het Investeringsfonds, zoals al genoemd ook in overleg met de banken.
De ervaringen daarmee zullen helpen om omschakelfinancieringen gebruikelijker te laten
worden.
Vraag 12
Op welke manier gaat u voorkomen dat belastinggeld dat besteed wordt aan het uitkopen
van veehouders, ten behoeve van het verlagen van de stikstofbelasting op de natuur,
deels direct doorstroomt naar banken in de vorm van afgeloste leningen, zoals bij
de Saneringsregeling varkenshouderij, waarvan naar schatting 40% van het subsidiebedrag
naar de Rabobank gaat?5
Antwoord 12
Zowel de lopende Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) als de aangekondigde
Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) zijn vrijwillige beëindigingsregelingen.
Beide regelingen zien op een subsidie aan veehouders die de productie op hun bedrijf
of op een locatie van hun bedrijf definitief en onherroepelijk willen beëindigen.
Het is aan iedere individuele veehouder om hierover zelf een besluit te nemen. Daarbij
kunnen verschillende afwegingen een rol spelen, waaronder financiële. Veehouders zullen
zelf de afweging moeten maken of de hoogte van de subsidie voldoende aantrekkelijk
is. Nog af te lossen leningen of openstaande kredieten kunnen daarbij een rol spelen.
Het is niet aan de overheid om in de afhandeling van deze financiële verplichtingen
tussen private partijen te treden.
Vraag 13
Deelt u het inzicht dat de Rabobank, gegeven diens erkenning van verantwoordelijkheid
voor de landbouwproblematiek, zijn leningen aan veehouders die door de overheid uitgekocht
worden af zou moeten schrijven, om zo een bijdrage te leveren aan de oplossing?
Antwoord 13
Het is niet aan de overheid om in de afhandeling van deze financiële verplichtingen
tussen private partijen te treden.
Vraag 14
Bent u bereid om, ten behoeve van de besluitvorming door een volgend kabinet, plannen
voor te bereiden voor een steviger inzet om financiële instellingen te laten bijdragen
aan de nodige omslag? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 14
Op 17 december jl. heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen (Kamerstuk 35 600, nr. 43) die vraagt om afspraken te maken met het oog op een langjarig economisch en ecologisch
duurzaam toekomstperspectief voor de landbouwsector. De mogelijkheid voor boeren om
te investeren in een toekomstgericht bedrijfsmodel is een van de onderwerpen uit deze
motie. In antwoord op deze motie laat ik een eerste verkenning uitvoeren door de Sociaal
Economische Raad (SER) (Kamerstuk 35 334, nr. 137). Ik vind het belangrijk dat dit onderwerp daar terugkomt en ik heb de SER dan ook
verzocht de financiers in deze verkenning te betrekken. Op basis van deze verkenning
kan een volgend kabinet de politieke kaders en randvoorwaarden vaststellen waarbinnen
afspraken kunnen worden gemaakt.
Dat neemt niet weg dat ik nu al initiatieven zie. Zo zijn de Minister van Financiën
en de Minister van LNV in continu overleg met de financiële sector over verduurzaming
en duurzame financiering in het algemeen. Ten aanzien van de mondiale en nationale
klimaatambities, is de financiële sector binnen het klimaatakkoord een commitment
aangegaan. Over de voortgang hiervan heeft de Minister van Financiën u recent per
brief6 geïnformeerd. Zoals in deze brief is aangegeven is als onderdeel van dit commitment
een Commissie Financiële Sector Klimaatcommitment (CFSK) opgericht. Binnen de CFSK
wordt continu gesproken over hoe de sector invulling kan geven aan haar ambities,
en waar mogelijk meer gedaan kan worden, ook voor de komende jaren.
Daarnaast werken de Ministeries van EZK en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
samen met DNB aan de aanpak van transitierisico’s in de financiële sector. De komende
jaren voorzie ik dat in nationaal en Europees verband nog verdere stappen gezet gaan
worden, waar ook een volgend kabinet bij zou kunnen aansluiten.
De uitkomsten van deze trajecten en de initiatieven die daaruit komen kunnen ook de
basis vormen voor de inzet van een volgend kabinet.
Vraag 15
Wat zijn de mogelijke financiële of juridische risico’s voor de staat en de financiële
instellingen (Rabobank, ABN Amro en ING) van de € 81 miljard die de banken hebben
geleend aan bedrijven die stikstof uitstoten en die vanwege het stikstofbeleid onder
druk komen te staan volgens De Nederlandsche Bank?7
Antwoord 15
De studie van DNB laat goed zien dat financiële instellingen in toenemende mate te
maken krijgen met duurzaamheidsrisico’s. Financiële instellingen houden voor de risico’s
die zij lopen reeds buffers aan, om in staat te zijn verliezen die zich onverhoopt
zouden voordoen op te kunnen vangen. Deze buffers zijn afgelopen jaren reeds fors
verhoogd. Van belang is dat financiële instellingen en hun toezichthouders met duurzaamheidsrisico’s
rekening houden en hierop anticiperen. Het kabinet zet daarom bijvoorbeeld in op het
meenemen van duurzaamheidsrisico’s in het kapitaaleisenraamwerk Hiervoor pleit het
kabinet bij de EBA om lopend onderzoek hiernaar sneller af te ronden. Daarnaast zet
het kabinet erop in om al in de aankomende herziening van het Europese kapitaaleisenraamwerk,
de implementatie van Bazel 3,5, stappen te zetten ten aanzien van duurzaamheidsrisico’s,
bijvoorbeeld in de vorm van de inrichting van risicomodellen.
Vraag 16
Bent u ermee bekend dat de Rabobank, die naast € 30 miljard in de Nederlandse landbouw,
nog € 70 miljard heeft geïnvesteerd in de landbouw elders op de wereld, waardoor de
Rabobank één van de grootste financiers van de landbouw is wereldwijd?8
Antwoord 16
Ja, daarmee ben ik bekend.
Vraag 17
Bent u het ermee eens dat wanneer de bijdrage van Rabobank aan de Nederlandse landbouwproblematiek
erkend wordt, ook geconcludeerd kan worden dat de Rabobank bijdraagt aan de landbouwproblematiek
in het buitenland, bijvoorbeeld omdat de Rabobank investeert in bedrijven als voedselgigant
en sojahandelaar Cargill en het Braziliaanse vleesbedrijf JBS, die de Amazone ontbossen
voor de productie van soja (voor de landbouw) en vlees, wat gepaard gaat met mensenrechtenschendingen,
klimaatverandering, biodiversiteitsverlies en grootschalig dierenleed?9, 10, 11
Antwoord 17
Zie antwoord vraag 2.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.